Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | nr. 106, pagina 7712-7714 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | nr. 106, pagina 7712-7714 |
Vragen van het lid Griffith aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het buiten functie stellen van de korpschef en de vertrouwensbreuk binnen het politiekorps Zeeland.
Mevrouw Griffith (VVD):
Voorzitter. Al weken staan de kranten bol van de vertrouwenscrisis binnen het politiekorps Zeeland. De onduidelijkheid duurt voort. De korpschef is uit zijn functie gezet naar aanleiding van een rapport van de AIVD. Bij de benoeming van de korpschef is eerder geen veiligheidsonderzoek verricht. Deze korpschef is overigens niet de enige. In totaal zijn er nog acht andere personen bij de politie in de meest kwetsbare vertrouwensfunctie benoemd zonder het vereiste veiligheidsonderzoek. Het gaat hierbij om kroonbenoemingen. Mijn fractie vraagt zich af welke mate van zorgvuldigheid door het ministerie in acht wordt genomen bij deze benoemingen. Op het ministerie moet er toch iemand alert zijn die, voordat de benoeming aan de Koningin wordt voorgelegd, checkt of aan alle formaliteiten zijn voldaan?
Mijn volgende punt betreft de reden van het buiten functie stellen van de korpschef. De minister heeft naar aanleiding van het advies van de AIVD er bij de korpsbeheerder op aangedrongen om de korpschef buitengewoon verlof te verlenen. De minister is dus op de hoogte van de inhoud en de achtergrond van het advies. Mijn fractie verneemt graag van de minister wat haar overwegingen hierbij zijn geweest, ook welke stappen zij destijds heeft genomen richting het korps en de korpsbeheerder om de zaak in goede banen te leiden.
De sfeer binnen het korps Zeeland blijkt een sfeer te zijn van onderling wantrouwen, verwijten en integriteitsperikelen. De ondernemingsraad verwijt de korpsbeheerder signalen te negeren, terwijl de korpsbeheerder ontkent signalen te hebben ontvangen. Wie spreekt nu de waarheid? Hoe kan het dat de problemen noch bij de korpsleiding, noch bij de korpsbeheerder bekend zijn? Waarom heeft het zo lang geduurd voordat de minister het besluit heeft genomen om de heer Boele Staal een onafhankelijk onderzoek te laten instellen, terwijl deze zaak al enige tijd loopt?
Het kan niet zo zijn dat burgers dagelijks in de krant moeten lezen dat de politie in Zeeland meer met zichzelf bezig is dan met de aangiften van burgers en het oppakken van boeven. Veiligheid en criminaliteitsbestrijding moeten topprioriteit zijn.
Minister Ter Horst:
Voorzitter. De situatie in het korps Zeeland baart mij ook zorgen. Dit is ook de reden dat ik aan de heer Staal heb gevraagd om een onderzoek te doen naar de gang van zaken bij het korps. Er zijn signalen dat een aantal zaken niet goed is. Staal zal de opdracht krijgen om de stand van zaken bij het korps daadwerkelijk te onderzoeken. Een aantal vragen dat mevrouw Griffith stelt, met name de laatste reeks vragen, kan ik moeilijk beantwoorden, omdat ze juist de reden vormen voor een onafhankelijk onderzoek. Als ik de antwoorden op deze vragen zou weten, zou ik een dergelijk onderzoek misschien niet laten doen. Ik heb de heer Staal gevraagd om voor eind december te rapporteren. Ik denk dat mevrouw Griffith nog enig geduld zal moeten betrachten voordat ik antwoord kan geven op de vraag wat er binnen het korps Zeeland aan de hand is en hoe het kan dat de ondernemingsraad zegt dat hij al langer tekenen van onrust en ontevredenheid meldt, terwijl de korpsleiding zegt dat dergelijke signalen haar pas in een heel laat stadium hebben bereikt.
Dan het punt van het doen van veiligheidsonderzoeken door de AIVD. Op 28 augustus heb ik vragen beantwoord van de Kamer. Ik neem aan dat de antwoorden de Kamer bereikt hebben voor vandaag. Hierin wordt uitgebreid ingegaan op het verstrekken van veiligheidsonderzoeken. Ook wordt duidelijk aangegeven waar de verantwoordelijkheid ligt van de korpsbeheerder enerzijds en de minister anderzijds om een veiligheidsonderzoek daadwerkelijk aan te vragen. In de beantwoording van deze vragen heb ik tevens gemeld dat er bij de politie nog drie personen zijn in de functie van korpschef of adjunct-korpschef die geen verklaring van geen bezwaar hebben. Er is nu snel actie ondernomen om ervoor te zorgen dat dit toch nog voor elkaar komt. Daarnaast zijn er nog vijf mensen bij de politie met een kroonbenoeming die nog geen veiligheidsonderzoek hebben gehad. Het zal duidelijk zijn dat hierin zo snel mogelijk zal worden voorzien. Verder zijn er bij de politie nog anderen, niet-kroonbenoemden, die geen veiligheidsonderzoek hebben gehad. De Kamer is erover geïnformeerd dat wij bezig zijn om dit zo snel mogelijk in te halen. De achterstand in deze onderzoeken zal per 31 december 2010 zijn weggewerkt.
Daarmee heb ik naar beste eer en geweten de vragen van mevrouw Griffith beantwoord.
Mevrouw Griffith (VVD):
Voorzitter. De minister is niet ingegaan op een drietal vragen. Ten eerste heb ik een vraag gesteld over de rol van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bij de kroonbenoemingen. De minister legt natuurlijk de benoemingen voor aan de Koningin. Slaapt het ministerie? Zijn er geen ambtenaren die naar de formaliteiten kijken?
De tweede vraag ging over de beweegredenen van de minister om buitengewoon verlof te verlenen. Zij ziet het advies van de AIVD in en vraagt vervolgens aan de korpsbeheerder om actie te ondernemen. Wat waren nu de beweegredenen van de minister zelf?
Ten derde vind ik het jammer dat ik van de minister eigenlijk helemaal geen reactie krijg op de constatering dat het toch vervelend is dat mensen in kwetsbare functies worden benoemd, terwijl naar hen gewoon geen vertrouwensonderzoeken worden ingesteld. De minister vindt dat blijkbaar normaal, maar ik niet.
Minister Ter Horst:
Voorzitter. Ik vind dat helemaal niet normaal, maar het is ook weer niet overal gemeengoed. De Kamer weet dat sinds kort is afgesproken dat mensen die werkzaam zijn bij het Openbaar Ministerie onderhevig zijn aan een veiligheidsonderzoek en dat er nu een discussie gaande is of dat ook bij rechters het geval zou moeten zijn. Het is dus in Nederland niet gebruikelijk dat personen die vertrouwelijke informatie krijgen, ook aan een veiligheidsonderzoek worden onderworpen.
Ik ben er overigens zeer voor. Dat is ook voor mij reden geweest de AIVD te vragen om met zo veel mogelijk prioriteit aan die veiligheidsonderzoeken te werken. De achterstand daarin is overigens niet de schuld van de AIVD. Ik vind dat wij het bij de politie snel op orde moeten hebben. Dat geldt ook voor het Openbaar Ministerie. De discussie of rechters aan een onderzoek moeten worden onderworpen, zal nog wel worden gevoerd. Er is ook over gesproken of dit niet evenzeer voor burgemeesters moet gelden. Ik ben het met mevrouw Griffith eens dat het laten verrichten van zo'n veiligheidsonderzoek van groot belang is.
Over de rol van het ministerie kan ik het volgende melden. Vanaf 2005 wordt standaard getoetst of, als dat vereist is, een veiligheidsonderzoek is verricht naar een persoon. Dat ontslaat de korpsbeheerder niet van zijn verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat een veiligheidsonderzoek wordt aangevraagd als iemand wordt voorgedragen voor een kroonbenoeming bij de politie. De verantwoordelijkheid is als volgt verdeeld: de korpsbeheerder moet aanvragen, de AIVD is uitvoerder en het ministerie moet toetsen. Deze kwestie is voor mij wel reden de korpsbeheerders er opnieuw op te wijzen dat zij verantwoordelijk zijn voor het doen van die aanvragen. Het leert ons ook weer om een en ander volgens de gemaakte afspraken te laten verlopen.
Mevrouw Griffith heeft mij gevraagd naar mijn beweegredenen ten aanzien van de betrokken korpschef. Uiteraard ben ik op de hoogte van de inhoud van het AIVD-rapport. Ik heb dezelfde afweging gemaakt als de AIVD en dat was voor mij aanleiding er bij de korpsbeheerder op aan te dringen dat de korpschef met buitengewoon verlof zou gaan.
De heer Van Raak (SP):
Voorzitter. Ik wil even verder gaan met het laatste punt. Bij een AIVD-onderzoek worden ook familieleden en vrienden – misschien niet zo heel goede vrienden – ondervraagd. Als vervolgens een negatieve conclusie wordt getrokken, heeft de onderzochte persoon geen mogelijkheid dat rapport in te zien. Zo'n persoon kan zich dan dus ook niet verdedigen. Is de minister bereid om mensen die worden onderzocht, inzage te geven in het rapport? Daarbij hoeven wellicht niet alle namen van personen met wie is gesproken, aan de orde te komen, maar wel alle onderwerpen die aan bod zijn gekomen, alsmede de vraag op welke wijze de conclusies zijn getrokken.
Minister Ter Horst:
In de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten is vastgelegd dat de onderzochte persoon geen inzage krijgt in het dossier. De heer Van Raak zal begrijpen waarom dat zo is, want op het moment dat bronnen niet langer kunnen worden beschermd, kan er geen veiligheidsonderzoek worden verricht.
Daarmee is de betrokkene niet rechteloos. Hij kan bezwaar indienen. Het bezwaarschrift wordt door een onafhankelijke commissie, bestaande uit medewerkers van de departementen, bekeken. Die commissie geeft advies aan de AIVD, die vervolgens beslist op het bezwaar. Als de AIVD zou willen afwijken van dat advies, wordt de zaak aan mij voorgelegd. Indien de betrokkene ook met die uitkomst niet tevreden is, kan hij in beroep gaan bij de rechter. De rechter heeft de mogelijkheid om met instemming van de betrokkene inzage te krijgen in het totale dossier. Bij die rechter vindt dan de uiteindelijke afweging plaats. Uiteraard is er daarna nog hoger beroep mogelijk. Op het moment dat de betrokkene inzage krijgt, kan het onderzoek niet het huidige niveau hebben. Dan zouden de onderzoeken aan waarde inboeten. Mijn antwoord op de vraag of ik bereid ben de betrokkene inzage te geven, moet dan ook "nee" luiden.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Voorzitter. Het is duidelijk dat het zowel voor de bewoners als voor de politie van Zeeland belangrijk is dat deze kwestie snel en kordaat wordt opgelost. Het moet geen slepende zaak worden. Wordt het een breed onderzoek, zodat voorkomen wordt dat er onderzoek op onderzoek wordt gestapeld? Zowel integriteit als cultuur als leiderschap moet worden meegenomen in het onderzoek. Op welke termijn kan de Kamer de resultaten van het onderzoek tegemoet zien? Snelle actie is nu geboden, zodat wij dit achter ons kunnen laten en verder kunnen kijken.
Minister Ter Horst:
Ik ben het met mevrouw Kuiken eens dat er geprobeerd moet worden de kwestie snel en kordaat op te lossen. Het wordt inderdaad een breed onderzoek, maar niet zo breed dat er maanden aan besteed moeten worden. Dat zou strijdig zijn met de wens voor "snel en kordaat". De onderzoeksopdracht is nog niet verleend. Deze zal met de betrokken partijen worden besproken. Ik ben dan wel de opdrachtgever, maar ik vind het belangrijk dat het onderzoek zodanig wordt uitgevoerd dat andere partijen zich kunnen vinden in de aspecten die onderzocht worden. Deze aspecten zullen naar mijn verwachting breder zijn dan integriteit. Het zal zeker ook gaan over de cultuur en het andere aspect dat mevrouw Kuiken in haar vraag noemde. Ik verwacht dat het onderzoek eind december gereed zal zijn. Ik heb er geen bezwaar tegen om de Kamer de bevindingen uit het onderzoek en de maatregelen waartoe die zullen leiden ter kennis te brengen.
De heer Çörüz (CDA):
Voorzitter. Precies over dat punt gaat mijn vraag. Hoe langer deze situatie duurt, des te meer de politie aan gezag inboet. Is het mogelijk dat de minister bij de begrotingsbehandeling van het ministerie van BZK al met uitkomsten van het onderzoek naar buiten komt? Dan kan dit punt daarbij worden meegenomen.
Minister Ter Horst:
Als het kan, doe ik dat. Het is nog niet zeker wanneer de begroting van mijn ministerie behandeld zal worden. Ik dacht ergens in november.
De voorzitter:
Medio november.
Minister Ter Horst:
Dan verwacht ik niet dat het mogelijk is. Zoals ik al zei, zal aan de heer Staal worden gevraagd om eind december het onderzoek af te ronden. Als ik een datum rond half november toezeg, betekent dit dat hij erg onder druk wordt gezet. De vraag is of de zorgvuldigheid van het onderzoek daarmee is gediend. Mocht het mogelijk zijn om in de tussentijd bij de begrotingsbehandeling al iets te zeggen, dan zal ik dat natuurlijk niet nalaten. Maar dat is echt conditioneel.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Voorzitter. Wij spreken over veiligheidsonderzoeken. De minister heeft het over integriteit. Dit zijn erg belangrijke onderwerpen. De minister is bezig met de AIVD, met het wegwerken van achterstanden in de veiligheidsonderzoeken, met het nogmaals kijken naar de doelgroepen van de veiligheidsonderzoeken en naar wie er een veiligheidsonderzoek moet hebben. Is het een goed idee om een goed veiligheidsonderzoek uit te voeren naar leden van de Tweede Kamer, voordat zij aantreden?
Minister Ter Horst:
Ik zal mevrouw Verdonk niet vragen wat haar overwegingen zijn om tot deze vraag te komen.
Politici behoren niet tot de groepen die door de AIVD worden onderzocht, omdat er dan een situatie zou kunnen ontstaan waarbij ambtenaren – de leden van de AIVD zijn ambtenaren – een oordeel moeten uitspreken over hun politieke bazen. Dat is de belangrijkste reden om politici van een onderzoek uit te zonderen. Afgezien daarvan worden politici natuurlijk ook door anderen beoordeeld, namelijk de kiezer zelf, nog los van de journalisten die daar soms ook een rol in vervullen. Het eerste argument dat ik noemde, is echter het belangrijkste.
De heer Brinkman (PVV):
Ik zou bijna zeggen dat staatssecretarissen en ministers erbij gevoegd moeten worden.
Het is een beetje moeilijk dat wij het over personen hebben. Daar heb ik altijd moeite mee. Er wordt in de pers en ook daarbuiten echter heel veel gesproken over de reden dat de AIVD dit negatieve advies heeft gegeven. Ik denk dat ik redelijk goed weet wat die reden is. Toen die reden zich voordeed, ging de AIVD dat onderzoek doen. Maar stel nu, dat die reden zich voordoet in de periode waarin iemand korpschef is. Hoe monitort u dat en hoe onderzoekt u dat? En kunt u mij ervan verzekeren dat diezelfde reden zich nu niet al voordoet bij die andere 25 korpschefs?
Minister Ter Horst:
Ik waardeer het dat u terughoudend wilt zijn als het gaat om personen. Dat geldt ook voor mij. Ik ben ook blij dat u terughoudend bent als u spreekt over de reden. Ik hecht er wel aan om te zeggen dat de reden niet door de AIVD of anderszins, door mensen die onder mijn verantwoordelijkheid werken, naar buiten is gebracht; ik denk dat het belangrijk is om dat even te stipuleren. Ik kan nu verder niet spreken over precieze aanleidingen en over wanneer wat heeft plaatsgevonden. U zult ook wel begrijpen dat u het mij erg moeilijk maakt om uw vraag te beantwoorden. Een dienst als de AIVD baseert zijn oordeel op een bepaalde constellatie.
De voorzitter:
De heer Brinkman had ook nog een vraag over het monitoren. Hoe volgt u mogelijke veranderingen in de loop van de tijd?
Minister Ter Horst:
Als het om de algemene vraag gaat hoe wij monitoren of iemand in de loop van de tijd aan de vereisten blijft voldoen, kan ik zeggen dat er in ieder geval een mogelijkheid is om na vijf jaar opnieuw veiligheidsonderzoeken te doen, maar ook daarvoor al kunnen er redenen of signalen zijn die aanleiding geven tot een veiligheidsonderzoek; dan zal daarvan ook niet worden afgezien.
De voorzitter:
Dan zijn wij hiermee gekomen aan het einde van de tweede set vragen. Ik dank de minister.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20072008-7712-7714.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.