Aan de orde is de voortzetting van het verantwoordingsdebat over de jaarverslagen over het jaar 2007 en de rapporten van de Algemene Rekenkamer bij de jaarverslagen (31444,31445,31472) en de Verantwoordingsbrief 2007.

De heer Wilders (PVV):

Voorzitter. Maandag zijn de eindexamens begonnen. De Partij voor de Vrijheid wenst alle scholieren enorm veel succes. Sommigen hebben al een cijfer gekregen. Dit kabinet bijvoorbeeld. Vorige maand gaven meer dan 41.000 lezers van De Telegraaf dit kabinet een cijfer. Dat was een 4 min. Uit een recent onderzoek van de Universiteit van Twente blijkt dat slechts 13% van de Nederlanders tevreden is over dit beleid. Dat is het laagste percentage sinds 1971.

Al die mensen hebben groot gelijk. Dit kabinet faalt namelijk op alle fronten. Het heeft geen enkele uitstraling en het lost geen enkel probleem voor de burgers op. Het hangt alleen nog aan elkaar door enorm verlies in de peilingen en angst voor verkiezingen. Dit kabinet zorgt ervoor dat het leven voor de mensen steeds duurder wordt, terwijl het kabinet zonder enige schaamte de eigen zakken vult door de salarissen van ministers en staatssecretarissen met maar liefst 10% te verhogen.

Volgens de Algemene Rekenkamer zijn de doelen van het kabinet over 2007 weinig specifiek, inconsistent en onhaalbaar. In normaal Nederlands: het is vaak een zootje. De Kamer kan dus onvoldoende controleren of er aan de voorafgestelde doelen, voor zover die al helder zijn, is voldaan. In de verantwoordingsbrief van de minister-president staan evenmin concrete resultaten. Het is een brief van niks. De minister-president heeft niks te melden. Dat is ook logisch. Er is weinig tot niks gedaan het afgelopen jaar.

Dit is het kabinet van de achteruitgang. De heer Balkenende is de premier van de achteruitgang. In 2007 stond ons land er in financieel opzicht weliswaar redelijk goed voor, maar dat lag niet aan dit kabinet. Dat kwam door de harde inspanningen van de burgers en de bedrijven. Die zorgden, door hard te werken, te consumeren en te investeren, voor zo'n 4 mld. aan extra belastinginkomsten. Diezelfde burger werd door dit kabinet beloond met een ware stortvloed aan lastenverzwaringen. Van hogere accijnzen op diesel, lpg en alcohol tot de vliegtaks, de verpakkingstaks, de slurptaks, de komende btw-verhogingen en ga zo maar door.

Intussen kalft de economische groei gestaag af. Ten opzichte van een kwartaal eerder groeide de economie in het eerste kwartaal van het jaar nog maar met 0,2%. Dat is de laagste groei sinds begin 2005. Ook het consumentenvertrouwen, het vertrouwen van de burger in de economie en eigenlijk dus ook in het kabinet, bereikte vorige maand het laagste punt in vijf jaar tijd. De president van De Nederlandsche Bank, de heer Wellink, geeft aan dat in Nederland de inflatie nu al oploopt en door de komende btw-verhoging in 2009 verder dreigt te stijgen. De koopkracht van de burger zal opnieuw een deuk oplopen omdat die opnieuw minder te besteden krijgt. In plaats dat het kabinet deze problemen inziet, verstandig beleid voert en de lasten verlaagt, gaat er olie op het vuur. De heren Balkenende en Bos komen met schaamteloze lastenverzwaringen. Ik zei het al: dit kabinet biedt geen vooruitgang, maar achteruitgang, geen lastenverlichting, maar lastenverzwaring.

Mijn partij, de Partij voor de Vrijheid, is de partij voor de gewone man en vrouw. Die mensen voor wie wij opkomen, krijgen niets in dit leven cadeau. Zij werken hard voor hun geld en zij hopen op een betere toekomst voor hun kinderen. Voor al die hardwerkende mensen wil ook mijn partij de belastingen verlagen. Lagere belastingen zorgen ervoor dat mensen meer te besteden krijgen en dat mensen meer in hun portemonnee hebben. Om dat te bereiken, moet je als politicus, politieke partij en kabinet keuzes maken. Onze keuzes zijn: stoppen met linkse hobby's, stoppen met nutteloze ontwikkelingshulp, stoppen met die miljardenafdrachten aan dat grote, afschuwelijke Europa en Brussel, stoppen met de Vogelaarwijken, stoppen met het kolossale ambtenarenapparaat en al die peperdure adviseurs, stoppen met het pesten van automobilisten en last but not least, stoppen met het mislukte multiculturele experiment. In 2007 ging er veel te veel geld naar al die linkse hobby's en veel te weinig geld naar de gewone mensen in Nederland.

Ondanks het feit dat al die gewone mensen keihard hebben gewerkt in 2007 moeten de burgers nu nog meer belasting gaan betalen vanwege het milieufundamentalisme van de linkse kabinetten, zoals de verpakkingentaks, de slurptaks en die onzinnige vliegtaks. Dergelijke maatregelen maken het voor gewone mensen duurder om bijvoorbeeld op vakantie te gaan, alleen omdat wereldvreemde milieufreaks ervan overtuigd zijn dat de aarde opwarmt als je met je gezin naar Kreta vliegt. De mensen zijn het spuugzat, mijnheer Balkenende. Niet de aarde warmt op door het vliegverkeer, maar de Nederlandse burgers worden witheet van dit kabinet.

Dit kabinet knijpt de burger niet alleen uit, maar het tast ook zijn vrijheid op ongekende wijze aan. Het bestrijdt niet alleen het sigaretje in de kroeg en de koopzondagen, maar het laat zelfs onderzoeken of een film op voorhand verboden kan worden. Een cartoonist wordt om zijn tekeningen door tien man politie in een cel gezet. Onze vrijheid is bij dit kabinet in uitermate slechte handen. Dit kabinet verdedigt niet de vrijheid maar is juist een gevaar voor de vrijheid en zou zich daarvoor diep moeten schamen.

Dit kabinet zat in 2007 gevangen in besluiteloosheid, in eindeloos overleg en in bureaucratie. De Belastingdienst met zijn tienduizenden regels en formulieren is inmiddels volledig vastgelopen. Nederlanders worden er gek van. Ook het doel van 25% minder administratieve lasten voor het bedrijfsleven zal, als het kabinet zo doorgaat, in 2011 niet worden gehaald. De bureaucratie loopt de spuitgaten uit. Het aantal ambtenaren is niet minder maar juist meer geworden. Het aantal externe adviseurs is geëxplodeerd. Om het minder druk te maken bij de koffieautomaten op al die ministeries moet het aantal ambtenaren fors worden teruggebracht. Het kabinet zegt dat ook te willen, maar het tegenovergestelde gebeurt.

De Partij voor de Vrijheid is het net als heel veel burgers van Nederland zat dat het grotendeels corrupte boevennest op de Antillen, zoals mijn collega Brinkman altijd prachtig zegt, dat al decennia teert op de zakken van de hardwerkende Nederlanders omdat het geheel failliet is, geld erbij krijgt. Over de komende vier jaar krijgt het maar liefst 2,2 mld. keiharde euro's uitgekeerd. In 2007 is er volgens de stukken 410 mln. gereserveerd – gelukkig nog niet helemaal uitbetaald – voor die eilanden. Sinterklaas weet die schurkeneilanden dus nog steeds te vinden. Mijn partij is helder: investeer dat geld in Nederland, bijvoorbeeld in de zorg. Investeer die 2 mld. in de zorg om te voorkomen dat hier derdewereldpraktijken ontstaan.

Het jaar 2007 was ook het jaar van het generaal pardon. Het kabinet kent geen pardon voor de belastingbetaler maar wel voor herhaaldelijk afgewezen asielzoekers die het vertikten om uit Nederland te vertrekken. Voor hen werd de rode loper uitgelegd.

De heer Pechtold (D66):

Ik probeer na uw wat beschuldigende opmerkingen tegen een deel van ons Koninkrijk uw geopolitiek te achterhalen. U hebt van de zes Caribische eilanden gezegd dat ze op Marktplaats gezet kunnen worden, dus dat wij er vanaf moeten. Ik neem aan dat u dat wijt aan de bestuurders, niet aan alle 250.000 mensen die daar wonen. Hoe verhoudt zich dat tot uw pleidooi voor toetreding van Vlaanderen tot ons Koninkrijk?

De heer Wilders (PVV):

Vlaanderen is allesbehalve een grotendeels corrupt boevennest. Vlaanderen heeft veel gemeen met Nederland. Wij delen de cultuur en de taal en er zijn economische voordelen vanwege de havens en luchthavens die wij met elkaar kunnen delen. Vlaanderen is overigens het gebiedsdeel van België dat zijn tekorten op de begroting helemaal heeft weggewerkt. Het is nu een van de meest florissante regio's van Europa in economisch opzicht. Ik denk dat wij van een soort nieuwe unie, waar mijn fractie inderdaad voorstander van is, tussen Vlaanderen en Nederland alleen maar profijt zullen kunnen hebben, terwijl wij met het grotendeels corrupte boevennest van de Antillen alleen maar ellende hebben gehad en alleen maar ellende zullen krijgen. Hoe eerder wij daarvan af zijn en hoe eerder de Antillen onafhankelijk zijn, des te beter.

De heer Pechtold (D66):

Dit gaat een beetje buiten de orde van dit debat, maar ik vind dat dit niet onweersproken kan blijven. Ik snap het niet precies. U richt zich toch op de hele bevolkingsgroep? Kennelijk kan alleen een regio waar wij "met z'n allen", wat dat ook is – dat is niet helemaal duidelijk – baat bij kunnen hebben tot Nederland behoren. Als wij die gedachte vroeger nou hadden gehad. Het Venlo waar u vandaan komt, hoort pas een krappe 200 jaar bij wat u "ons" noemt, terwijl de Antillen al twee keer zo lang bij "ons" horen. Hoe gaan wij met Oost-Groningen om op het moment dat het daar een tijdje wat minder is? Kortom, dit gaat te ver. Ik zou het belangrijk vinden dat wij in dit huis altijd weerwoord bieden aan dit soort waanzinnige ideeën.

De heer Wilders (PVV):

Het is een prachtig idee van ons, zoals de meeste ideeën van ons, niet allemaal, prachtig zijn.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik aarzelde even of ik zou interrumperen. De heer Wilders gebruikt wel heel zware woorden over mensen: corrupt en boevennest. Ik vind dat eigenlijk een taalgebruik dat niet bij deze Kamer past. Ik wil u een vraag stellen. U hebt vast een reden waarmee u al deze zware woorden kunt onderbouwen. Doet u dat dan ook.

De heer Wilders (PVV):

Wij hebben dat telkenmale gedaan. Zelf heb ik dat ongeveer een jaar geleden gedaan. Mijn collega Brinkman heeft dat in wel tien overleggen gedaan. Binnenkort komen wij met een corruptienotitie over de Antillen. Als u, mevrouw Hamer, nog steeds niet ziet dat de Antillen corrupt zijn, hebt u een bril van min 8 nodig. Ik hoop ook niet dat u dat nodig hebt, want dat gun ik u niet. Een blind paard ziet nog dat het fout gaat op de Antillen.

Mevrouw Hamer (PvdA):

In schelden bent u echt geweldig.

De heer Wilders (PVV):

Dat was geen schelden.

Mevrouw Hamer (PvdA):

U hebt het nu weer over mijn kijkvermogen. Dat kunt u als de beste, dus die prijs hebt u hier allang gewonnen. Ik wil hier echter graag een waardig debat kunnen voeren. U noemt niet alleen de corruptie, maar u noemt ook alle mensen daar. U staat hier dus al die mensen te beledigen. Ik vraag u daarom, een onderbouwing te geven voor de belediging van al die mensen.

De heer Wilders (PVV):

Ik zal mijn grap over de bril niet herhalen, maar, nogmaals, wie dat niet ziet, is blind. Wij hebben het al honderd keer aangetoond. Nog voor het POK, als dat al doorgaat, maar liever niet, zal mijn collega Brinkman onze bevindingen laten zien. Dat het corrupt is, staat, nogmaals, buiten kijf.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

U hebt al meermalen gezegd dat u het bestuur corrupt vindt, maar u spreekt nu ook over schurkeneilanden. Bedoelt u daarmee de hele bevolking?

De heer Wilders (PVV):

Nee, zeker niet. Wij hebben het ook nooit over alle bestuurders gehad, maar steeds over het grotendeels corrupte boevennest. Ja, het zijn schurkeneilanden, want ze worden grotendeels bestuurd door schurken en boeven. Dat is heel jammer, maar dat is helaas zo. Als u de maatschappij daar een beetje kent, weet u dat de corruptie van bestuurders en politici vaak verweven is met het maatschappelijke middenveld, de mensen op straat. Dat geldt niet voor allemaal, maar wel voor velen. Het is een zieke, verziekte, corrupte cultuur en daar moeten wij van af, letterlijk en figuurlijk.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Over het algemeen is het zo dat, wanneer er problemen zijn in een bestuur vanwege corruptie of anderszins, je de inwoners daar niet de dupe van maakt. Overigens is het nog maar te bezien of u daar gelijk in hebt; ik bestrijd dat in ieder geval. Met wat u zegt, maakt u de inwoners daar eigenlijk de dupe van. Zij moeten het maar uitzoeken. Je hebt dus een probleem met het bestuur en de inwoners mogen het lekker zelf gaan uitzoeken. Het gaat dan vaak om mensen die niet bepaald veel geld hebben, weinig opleidingsmogelijkheden hebben en daardoor ook kwetsbaar zijn. U zegt eigenlijk: zout op, zoekt u het maar lekker uit en u bent zelf de dupe van uw bestuur.

De heer Wilders (PVV):

De tranen springen mij nog net niet in de ogen, maar ik kom toch op voor de Nederlandse belastingbetaler. Die betaalt al jaren miljarden en die gaat de komende jaren weer miljarden betalen aan een organisatie, een land en een gebiedsdeel die tot op het bot corrupt zijn. Dat geld draagt op geen enkele manier bij aan een fatsoenlijker bestuur. Dat vertrouwen hebben wij niet. Wij hebben alleen maar ellende van de Antillen gehad. Dat hebben wij nog. Dat zullen wij ook houden. Wij zeggen: word onafhankelijk of sluit je aan bij een ander land. Voor die 2,2 mld. zou mijn fractie een veel betere besteding weten. Ik heb al gesproken over de gezondheidszorg. Ik zou dolgraag willen dat wij die 2,2 mld. of een groot deel daarvan aan de verzorgingshuizen en de verpleeghuizen met alle wantoestanden daar besteden, liever dan een grote bak met geld naar een corrupt boeveneiland te brengen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Het woordgebruik stuit ook mij op dit punt tegen de borst. Ik begrijp de bezorgdheid over de bestuurscultuur op de Antillen, waarmee wij al jaren van doen hebben, maar ik wil toch de vinger leggen bij het morele punt als zouden wij in vrijheid te beslissen hebben "zoek het zelf maar uit, daar is het gat van de deur". Dat is wat de heer Wilders zegt. Dat vind ik de morele grenzen niet alleen raken, maar ook overschrijden. Graag krijg ik een reactie van de heer Wilders.

De heer Wilders (PVV):

Ik ben dat hartgrondig met u oneens. Dat is mijn reactie.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik vind niet dat de heer Wilders zijn ogen kan sluiten voor het perspectief van koninkrijksdelen waarmee wij jarenlang in een bestuurlijk verband hebben geopereerd. Wij kunnen dus niet doen alsof wij niet een zekere medeverantwoordelijkheid dragen. Ik betwist de heer Wilders zijn kritiek niet, die heb ik ook. Het gaat mij om het morele punt. Wij weten heel goed dat deze eenheden nergens onderdak kunnen krijgen zonder voortzetting van misère.

De heer Wilders (PVV):

Mijn antwoord is het antwoord dat ik heb gegeven. De keuze van mijn fractie is dat wij die verantwoordelijkheid daarvoor niet meer willen dragen. De miljarden die wij daar al hebben besteed, kunnen wij helaas niet terug krijgen, maar de 2,2 mld. die dit kabinet als Sinterklaas de komende paar jaar naar die schurkeneilanden wil brengen, kunnen wij beter besteden in de verpleeg- en verzorgingshuizen in Nederland. Zij hebben dat harder nodig en wij weten ook zeker dat het geld goed terechtkomt en niet ergens in de binnenzak van een of andere corrupte bestuurder op de Antillen.

Het generaal pardon is ook een kostenpost van honderden miljoenen euro's. Dan zwijg ik nog over alle bijstandsuitkeringen die hiermee ook verband houden en die het kabinet niet geheel heeft willen uitsluiten van het generaal pardon voor criminelen en leugenaars. Dit is een financiële ramp, die nog erger wordt als ik bijna dagelijks in mijn mailbox e-mails vind van mensen die zich afvragen hoe het mogelijk is dat zij al jaren op de wachtlijst staan voor een huurwoning, die zij niet krijgen omdat anderen voorgaan. Dat zijn de onrechtvaardigheden die mensen in Nederland mateloos irriteren. Je staat jaren op een wachtlijst en je wordt naar achteren geschoven omdat er mensen zoals met een generaal pardon voorgaan. Ik kan dat aan niemand uitleggen.

Dit multikulkabinet houdt helaas de sluizen open. De gezinsmigratie uit landen als Turkije en Marokko gaat gewoon door, maar er is ook een forse immigratiestroom uit Midden- en Oost-Europa, vooral uit Polen. Dat betekent problemen. Wij hebben hier al vaak gesproken over huisvesting, overlast en banen die worden ingepikt. Wij hebben in 2006 de toenmalige staatssecretaris Van Hoof al gewaarschuwd voor die oncontroleerbare stroom Oost-Europeanen. Het kabinet zei toen dat het er 50.000 of 60.000 waren. Het blijkt dat er sprake is van meer dan 100.000 mensen. Het kabinet sluit ook hier zijn ogen voor de werkelijkheid.

De heer Pechtold (D66):

De heer Wilders gaat door met zijn ronkende taalgebruik en zegt dat hier banen worden ingepikt. Heeft hij de afgelopen dagen de beelden uit Johannesburg in Zuid-Afrika gezien? Heeft hij gezien dat het tot wantoestanden zoals in Zuid-Afrika kan leiden wanneer politici niet goed voorlichten en dit soort taal bezigen?

De heer Wilders (PVV):

Ik zie geen enkel verband tussen hier en Zuid-Afrika. Laat ik hierop maar niet ingaan, behalve met de opmerking dat dit zeker banen kost, ondanks alle mooie rapporten en SER-studies waarop minister Donner ons trakteert. Er zijn mensen, vrachtwagenchauffeurs en anderen, in sectoren waar Polen, Roemen en Bulgaren het werk mogen doen. Dat kost banen van mensen in Nederland die nu dat werk doen. Ik wil dat niet. Ik roep geen verschrikkelijke beelden van elders op de wereld op. Ik zeg gewoon dat wij in Nederland nog honderdduizenden mensen met een uitkering hebben, hoewel het niveau wel eens hoger is geweest. Wij hebben ook banen. Laten wij ervoor zorgen dat de mensen die deze banen hebben, deze ook houden. Laten wij ervoor zorgen dat mensen die een uitkering hebben desnoods worden omgeschoold om de vacatures te kunnen vervullen. Maar laten wij geen honderdduizenden Polen naar Nederland halen om het werk te doen.

De heer Pechtold (D66):

Ik dank de heer Wilders dat hij zijn taalgebruik heeft aangepast. Hij geeft nu een sociaaleconomische visie waarmee ik het niet eens ben, maar "banen kosten" is iets anders dan "banen inpikken". Dat laatste suggereert een soort actie waarop je dan ook weer tegenacties zou krijgen. Ik ben blij dat wij sociaaleconomisch van mening verschillen en dat de heer Wilders zijn wereldbeeld wat heeft bijgesteld.

De voorzitter:

De heer Wilders vervolgt zijn betoog.

De heer Wilders (PVV):

Ik ben blij dat ik de heer Pechtold heb kunnen plezieren.

Integratie was in 2007 opnieuw een rampdossier. Het is nog steeds een bodemloze put. Henk en Truus blijven betalen voor Achmed en Ali. Het kabinet investeert honderden miljoenen euro's in integratie terwijl de inburgeringsklassen leeg blijven. De afgelopen dagen mochten wij opnieuw vernemen dat het grotendeels weggegooid geld is. Vandaag werd bekend dat schilderijen van een kunstenares zijn verwijderd uit het gemeentehuis te Huizen omdat moslimmannen klaagden over het bloot op de schilderijen. Ik meen dat collega Rutte hierover al heeft gesproken. De gemeente Huizen capituleerde lafhartig. De schilderijen werden uit het gemeentehuis weggehaald. Toen een paar weken geleden de mussen dood van het dak vielen en enkele bouwvakkers in Almere hun werk deden in een korte broek en een T-shirt, kwamen er ook klachten binnen van moslims die aanstoot namen aan deze schaamteloze naaktloperij. Dat is Nederland anno 2008. Wij verkwanselen langzaam maar zeker onze vrijheden. Wij verkwanselen onze cultuur. Ik vraag mij overigens af waarom die moslims thuis zaten te klagen over deze bouwvakkers. Waarom waren zij niet naar een inburgeringscursus? Of gewoon aan het werk?

Het kabinet, de heer Balkenende voorop, staat erbij en kijkt ernaar. Het doet helemaal niets. Ik heb het al eerder gezegd: dit is het kabinet van de stilstand. Kijk maar naar de files. De filedruk is in 2007 met maar liefst 11% toegenomen. Het is triest dat de ambities van CDA-minister Eurlings zo laag zijn dat de komende jaren een verdergaande toename van de files wordt verwacht. Het is triest dat er nagenoeg geen kilometer aan snelwegen is bijgekomen. Nog los van alle economische schade, is de burger dat vanzelfsprekend zat.

In de zorg is het niet veel beter. De feiten liegen er niet om. Drie kwart van de ouderen in verzorgingstehuizen loopt ernstige risico's op ondervoeding. Een oudere in ons land heeft drie maal zo veel kans op doorligwonden als bijvoorbeeld in Duitsland. Hoogbejaarden krijgen doorzitwonden omdat zij dagen moeten doorbrengen in aftandse rolstoelen. Thuiszorghulpen worden hen afgepakt. Pyamadagen. Toiletronden in verpleeghuizen. Ouderen die vervuild rondlopen. Dergelijke zaken zijn een land als Nederland onwaardig. Aan de zorgmedewerkers ligt het niet. Die werken hard, maar zij hebben veel te weinig collega's. De zorgmedewerkers bepleiten zelf vaak dat er wat minder managers en minder bureaucratie komen en dat zij meer invloed en verantwoordelijkheid krijgen. Een vermindering van het aantal managers in de zorg, bijvoorbeeld met een derde, zou ervoor kunnen zorgen dat er meer handen aan het bed komen en wij de mensen in de zorg bovendien wellicht ook nog wat beter kunnen betalen.

Ik kan mij niet voorstellen dat ik nog maar tien seconden spreektijd heb.

De voorzitter:

Ik stel voor dat u uw betoog gaat afronden.

De heer Wilders (PVV):

Ik ben zo klaar.

De aardgasbaten lopen op door de hoge olieprijzen. Dit jaar gaat het om ruim 9 mld. Voor volgend jaar wordt zelfs 10 mld. opbrengst voorspeld uit aardgasbaten. 2 mld. daarvan gaat naar het FES-fonds. Dat is inmiddels een vast bedrag. De rest gaat naar de staatsschuld. De fractie van de PVV is van mening dat wij in 2009 een deel van de aardgasbaten naast de verdergaande staatsschuldreductie moeten besteden aan lagere lasten voor de burgers door het verlagen van de accijnzen op brandstoffen. Dan hoeven wij minder te betalen aan de pomp. De Nederlandse burger betaalt zich daar nu scheel. De benzineprijs stijgt sneller dan de PvdA daalt in de peilingen. De files zijn ook alleen maar langer geworden. Vicepremier Bos heeft de arrogantie om te zeggen dat Nederlanders maar moeten wennen aan de hoge benzineprijs, terwijl het door zijn partij van de burgers gestolen kwartje van Kok nog steeds niet is terugbetaald. Wij willen dat de benzineprijs daalt en dat kan door de lagere accijns te financieren uit een deel van de aardgasbaten; terug met dat kwartje van Kok.

Mijn partij kiest niet voor achteruitgang maar voor vooruitgang, voor belastingverlaging. Dit kan als het kabinet betere keuzes maakt: een immigratiestop, inburgeringscursussen door inburgeraars zelf laten betalen, geen geld aan de Antillen, geen geld voor deze knettergekke Vogelaarwijken, minder ontwikkelingshulp, minder bijdragen aan de Europese Unie en ga zo maar door. Geef Nederlanders de lucht, geef Nederlanders de vrijheid om over hun eigen geld te beschikken. Dat is vrijheid en wij kiezen voor deze vrijheid.

De heer Pechtold (D66):

Er bestaat een misverstand over de wijken. Je kunt het geld aan mensen geven, maar er is ook zoiets als publieke ruimte. In de 40 geselecteerde wijken – je kunt erover praten welke wijken dat moeten zijn – is veel nodig om zaken in de publieke ruimte te verbeteren, om brede scholen neer te zetten, om van alles te doen aan verlichting en aan zaken die de heer Wilders ook belangrijk vindt, zoals veiligheid. De heer Wilders zegt tegen de bewoners van deze 40 wijken: dat geld krijgt u niet.

De heer Wilders (PVV):

Dat geld krijgen zij toch al niet. Mijnheer Pechtold, u vroeg zelf aan de collega van het CDA of het geld er zou komen. Laat ik echter niet flauw zijn, wij vinden inderdaad dat het geld er sowieso niet moet komen. Wij vinden dat dit geld op een andere manier moet worden besteed. Wij vinden ook dat je wijken inderdaad niet veiliger maakt door geld te pompen in bakstenen, zoals collega Rutte zei, maar door ervoor te zorgen dat er strenger wordt opgetreden tegen overlast. Ik heb zelf tien jaar gewoond in Kanaleneiland-Zuid, een van de moeilijkste wijken van Utrecht en misschien wel van Nederland. Ik heb er tien jaar tussen gezeten en ik heb gemerkt dat het niet gaat over een verloederd gebouw. Natuurlijk vindt verloedering plaats en dat vindt niet iedereen prettig, maar het gaat erom dat die politieagent niet kan, wil of durft op te treden tegen criminelen die van de wijk maken wat zij is, doordat zij mensen in elkaar slaan, uitschelden en bedreigen en de politie niets durft te zien. Daarom, mijnheer Pechtold, gaan mensen uit deze wijken weg. Daarom worden het probleemwijken. Je maakt van deze probleemwijken geen krachtwijken door er een zak geld naar toe te brengen, maar door dat tuig eindelijk een keer aan te pakken, zodat ook andere mensen in deze wijken gaan wonen of blijven wonen. Dat is de oplossing voor het probleem en een bak geld van mevrouw Vogelaar maakt het alleen maar erger.

De voorzitter:

Ik geef u de gelegenheid voor een laatste interruptie, mijnheer Pechtold.

De heer Pechtold (D66):

De heer Wilders had de kans om uit deze wijk weg te gaan. Vele anderen hebben dat niet en wij proberen nu juist het geld naar de wijken te brengen. Ik heb dezelfde kritiek ten aanzien van de vraag of het geld er wel komt. Mijnheer Wilders, u doet net of dat geld alleen maar wordt besteed aan de welzijnssector. Weet u dat zo'n wijk die ik geadopteerd heb, het geld vooral ook investeert in buurtagenten, juist in veiligheid dus? Uw signaal naar deze wijk is dat men ook qua veiligheid kan barsten.

De heer Wilders (PVV):

Het tegendeel is het geval. Wij pleiten voor strenger optreden en voor minimumstraffen. Ik zal de hele lijst nu niet noemen, hoewel het wel aanlokkelijk is. Strenger straffen en optreden tegen overlast in die wijken maakt er prachtwijken van en niet een bak geld en een mevrouw Vogelaar die op bezoek komt.

In Nederland regeert de onwil, de angst, de onkunde en niet het kabinet-Balkenende IV. Minister-president, u bent geen leider. Laten wij eerlijk zijn, de puf is er bij u uit. Het lukt u niet en het gaat u niet meer lukken met dit kabinet. Het was niets, het is niets en het zal nooit iets worden. Mijnheer Balkenende, pak die telefoon, bel het paleis en zeg: majesteit, ik zie het niet meer zitten. Het lukt mij niet, zoek maar iemand anders.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Afspraken maken is één ding, maar afspraken tot resultaat brengen is vaak toch wel wat lastiger. Zo maakte de 31ste president van de Verenigde Staten, Herbert Clark Hoover, ooit een afspraak met zijn bevolking. Hij beloofde ze een kip in de pan en twee auto's in de garage. Toen kwam de beurskrach van 1929. Hoover is uiteindelijk de boeken ingegaan als een van de minst begrepen en meest verketterde presidenten uit de geschiedenis van de VS.

Controle op gemaakte afspraken is ook van groot belang. Alleen daarom al is het goed dat het Nederlandse parlement serieus werk wil maken van Verantwoordingsdag. Ik ben het met de heer Marijnissen eens dat deze dag nog niet helemaal uit de verf is gekomen, maar volgens mij is dat geen reden om er dan maar mee te stoppen. Is bereikt wat wij wilden bereiken? Is gedaan wat is beloofd? Heeft het gekost wat wij dachten? Het stellen en beantwoorden van deze in iets andere bewoordingen geformuleerde VBTB-vragen is van groot belang voor de democratische legitimiteit. Zo kan de Tweede Kamer haar controlerende functie uitoefenen. Burgers hebben er ook recht op om te weten wat de overheid bereikt en met welke middelen.

Nu heeft dit kabinet geen kippen in de pan en auto's in de garage beloofd, maar het heeft wel in begrotingen en beleidsprogramma's aangegeven wat de inzet is. Het is goed dat wij er van tijd tot tijd bij stilstaan wat daarvan bereikt is. Wij zullen dat in de komende weken uiteraard ook in commissieverband met de verschillende departementen doen.

Wat is de staat van ons land? Financieel-economisch is er een heel mooie lijst te geven. Vanmorgen is daarover al gesproken. Over bijvoorbeeld de economische groei hadden wij echt zorgen, ook vorig jaar. Wij zien nu dat die groei in 2007 3,5% was. Dat is echt een mooi resultaat. Over de inflatiecijfers heb ik zonet een interruptiedebatje gehad met de heer Rutte. De inflatie was in 2007 laag en zij loopt nog steeds niet hard op. Op dit moment is de inflatie zelfs 2%; in de eurozone is dat bijna het dubbele. Het is geen reden om achterover te leunen, maar het is een mooi resultaat voor dit moment. Het aantal mensen zonder baan is ook in absolute getallen verder aan het dalen. Wij zijn er nog niet, maar ook op het gebied van de werkloosheid is over 2007 een mooi resultaat behaald.

Dit geldt eveneens voor het begrotingsoverschot van 0,4%. Daarover hebben wij in de afgelopen maanden een aantal keer gedebatteerd, mede naar aanleiding van de boedelbrief die wij meegekregen hadden van het vorige kabinet. Toen leek het er zelfs op dat wij in de min terecht zouden komen. Uiteindelijk is ingezet op 0,2% en nu is het dus 0,4% geworden. Ik vind het een knappe prestatie om van een negatief saldo een fors positief saldo te maken. Doordat de staatsschuld met 2 mld. is afgenomen, staan wij beter voorgesorteerd als het gaat om de houdbaarheidsopgave. Dit is een goede uitgangspositie om in 2011 een structureel overschot van 1,1% te realiseren. Daar koersen wij met elkaar vol op af.

In financieel-economisch opzicht is er dus, ook in internationaal perspectief gezien, reden voor dankbaarheid. Wij leven immers in ongekende weelde in dit land.

De heer Rutte (VVD):

Kent de heer Slob het cijfer van de economische groei over het eerste kwartaal van dit jaar?

De heer Slob (ChristenUnie):

Als wij met elkaar terugkijken, maken wij de balans op over 2007. De economische groei is in dat jaar in totaliteit 3,5% geworden. Voor het eerste kwartaal zitten wij daaronder. Natuurlijk is dat reden voor alertheid en aandacht. Als wij terugkijken naar vorig jaar en naar de inzet van het kabinet, dat op 3% heeft afgekoerst, dan kunnen wij niet anders doen dan vaststellen dat het kabinet zelfs beter heeft gepresteerd dan het had toegezegd en dan het percentage waarop het had ingezet.

De heer Rutte (VVD):

De heer Slob zei terecht dat wij vandaag ook terugkijken om uit het verleden lessen te trekken voor de toekomst. Ik vraag hem nog een keer: hoe hoog is de economische groei in het eerste kwartaal van 2008?

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik heb het exacte percentage niet voor mij, maar ik weet dat het onder de 3% ligt.

De heer Rutte (VVD):

Die is 0,2%. Bijna geen groei. Tel uit je winst.

De heer Slob (ChristenUnie):

Nu doet de heer Rutte hetzelfde als wat hij in zijn eigen bijdrage deed. Vorig jaar zei hij tegen dit kabinet dat hij een beoordeling van een jaar zou geven, ook met betrekking tot dit soort percentages. Toen de cijfers goed waren, verwees hij naar het jaar daarna en zei hij dat ze slechter zouden worden. Nu wij een jaar verder zijn, blijken de cijfers goed te zijn. Nu kijkt hij alweer vooruit en roept dat het slecht gaat, waarbij hij wijst op een eerste resultaat, dat zeker reden geeft tot alertheid. Ik vraag mij overigens af of dit het exacte percentage is, maar laten wij daarover maar een andere keer verder met elkaar spreken. Ik vind dat een heel gemakkelijke manier van debatteren. Dit doet trouwens ook geen recht aan het verantwoordingsdebat.

Zoals ik al aangaf, is er sprake van een solide financieel beleid. In deze periode hadden en hebben wij de nodige zorgen over de gevolgen van de internationale kredietcrisis voor ons land. Daarom is alertheid op haar plaats, zeker ook gezien de CBS-cijfers van het eerste kwartaal, die aangeven dat de groei nog wel doorzet, maar toch iets lager ligt dan gemiddeld in 2007. Daarom zei minister Bos gisteren terecht dat de economie afkoelt. Ik vraag hem om straks in te gaan op zijn verwachting dat de nu gepresenteerde uitgangspositie van 2007 een buffer vormt voor wat ons mogelijk in dit kalenderjaar in financieel-economisch opzicht nog te wachten staat.

Vandaag vormen wij ons een oordeel over de resultaten die geboekt zijn op de diverse beleidsterreinen en de wijze waarop dat is gebeurd. Wij hebben vorig jaar het kabinet expliciet gevraagd meer aandacht te besteden aan de wijze van verantwoording. Ik zie dat dit ter harte is genomen, maar ook daarvan moeten wij constateren dat wij er nog niet zijn. De Algemene Rekenkamer constateert dat er bij de Belastingdienst, Defensie en VROM nog behoorlijke problemen zijn. Kan het kabinet toezeggen dat in 2008 prioriteit wordt gegeven aan het wegwerken van de problemen rondom toeslagen en munitiebeheer – de urgentie is groot – zodat wij de volgende keer een positief oordeel van de Algemene Rekenkamer krijgen op deze onderwerpen?

Het zijn mooie cijfers, waar mijn fractie blij mee is en dankbaar voor is. Afgaande op de financieel-economische situatie van dit moment kunnen wij niet anders dan stellen dat het goed tot zeer goed gaat met ons land. Tegelijkertijd zien wij wantrouwen en onvrede in de samenleving. Het kabinet heeft nog niet in alles het vertrouwen gewonnen en nog niet de hearts and minds van alle Nederlanders veroverd. Nu is dat een heel hoge doelstelling, maar het streven van het kabinet moet er wel op gericht zijn een bredere vertrouwensbasis te leggen in de Nederlandse samenleving. Hoe taxeert de minister-president zelf het maatschappelijk en politiek klimaat waarin zijn kabinet functioneert? Welk antwoord heeft hij op het wantrouwen in de samenleving? Juist van een kabinet dat zo actief de dialoog met de samenleving zoekt, mag je op dit punt reflectie en zelfreflectie verwachten. Ik wil daar straks nog wat meer over zeggen, maar wijs er nu al op dat naar mijn overtuiging het coalitieakkoord handvatten biedt om op dit soort vragen ook concrete antwoorden te geven.

De voorzitter:

Mijnheer Pechtold, hebt u op dit punt een vraag?

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Op dit punt. De heer Slob heeft zich het afgelopen jaar gekarakteriseerd als toch een van de meest verfrissende coalitiefractievoorzitters, door zo nu en dan toch ook tegen het kabinet – permitteer mij dat ik het even in mijn woorden zeg – te zeggen: kom op, wat sneller, wat meer actie en wat meer resultaat. Nu heeft de heer Slob gisteren gehoord dat de premier zegt dat het toch aan het geklaag in de maatschappij ligt; een paar weken geleden zei de premier dat het aan de hyperigheid van de Kamer ligt. De heer Slob vraagt nu aan de premier hoe dat te taxeren, maar ik vraag aan de heer Slob wat hij van de uitspraken van de premier vindt.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik heb net al aangegeven dat ik zo meteen nog wat uitgebreider inga op dat wantrouwen in de samenleving. Ik denk dat als het gaat om onvrede die bij mensen heerst, er een categorie is die heel moeilijk te overtuigen zal zijn omdat zij vindt "het was niks, het is niks en het zal nooit wat worden", de trits die de heer Wilders zojuist in de mond nam. Zelfs als je in jouw ogen met de goede dingen bezig bent en dat ook kunt laten zien, dan nog is die categorie moeilijk te overtuigen. Daarnaast zul je het wantrouwen en de onrust bij mensen over hun leefsituatie serieus moeten nemen, zul je daarachter moeten kijken en zul je vanuit de verantwoordelijkheid die je draagt – ik weet dat die begrensd is – moeten bezien naar welke oplossingen je moet zoeken.

De heer Pechtold (D66):

Maar mijn concrete vraag was of u de premier serieus neemt als hij zegt dat de Kamer hyperig doet en de bevolking een stelletje zeurpieten zijn. Wij "klagen".

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik vraag mij af of u de minister-president op een goede wijze citeert bij de manier waarop u zijn woorden samenvat. Maar als wij terugkijken naar de wijze waarop wij ook het afgelopen jaar in deze Kamer onze debatten hebben gevoerd en welke kanten dat allemaal is uitgeschoten, dan denk ik dat wij ook nog wel eens serieus mogen kijken naar de vraag of wij dan ook met elkaar voldoende ruimte creëren bij het aan de orde stellen van de problemen.

De voorzitter:

Ik stel voor dat u uw betoog vervolgt.

De heer Slob (ChristenUnie):

Het valt mij op dat het kabinet het in de verantwoordingsbrief vooral heeft over de uitvoering van het beleidsprogramma. Mag ik ervan uitgaan dat het volledige coalitieakkoord nog steeds centraal staat in het denken en handelen van het kabinet? Niet alles daaruit heeft een plek gekregen in het beleidsprogramma. Ik zeg nadrukkelijk dat het coalitieakkoord nog steeds het spoorboekje van mijn fractie is. Kan dat bevestigd worden?

Terugkijkend op het eerste jaar van dit kabinet maakt de verantwoordingsbrief, maar ook vooral onze eigen analyse van wat in het coalitieakkoord en het beleidsprogramma is afgesproken en inmiddels in de vorm van wetgeving, plannen en nota's door het kabinet aan de Tweede Kamer is aangeboden, duidelijk dat er langzaam maar zeker vaart begint te komen in de uitvoering van de plannen. Ook grote onderwerpen zijn aangepakt. Mijn fractie vindt nog steeds de snelle en zorgvuldige besluitvorming over het generaal pardon bijzonder, alsmede het met veel inspanning bereikte extra geld voor de lerarensalarissen; over de besteding daarvan zijn inmiddels al afspraken gemaakt met de onderwijsorganisaties. Ik denk ook aan het door de fractie van de ChristenUnie bepleite deltaplan voor het Nederlands landschap, waarmee een begin is gemaakt. Hoe gaat het daar nu verder mee? Ik denk vervolgens aan de door het kabinet ontwikkelde Watervisie. Het bijzondere daarvan is dat alle beleidsterreinen op het gebied van waterveiligheid, waterbeheersing en waterkwaliteit gebundeld zijn. Het is nu belangrijk dat in de verdere uitvoering snel duidelijk wordt wat dit concreet gaat betekenen. Ik denk ook aan de maatregelen die het kabinet voorstaat op het gebied van jeugd en gezin, met name het deze week door de Tweede Kamer aanvaarde kindgebonden budget. Verder denk ik aan de voorgestelde aanpak van de topsalarissen in de publieke en semipublieke sector, en ook aan de eerste aanzet op het terrein van de medische ethiek. Wel wil mijn fractie snel meer duidelijkheid hebben over het onder de WAZ brengen van de overtijdbehandeling, zoals bekend een afspraak uit het coalitieakkoord.

Er heeft ook besluitvorming plaatsgehad over belangrijke onderwerpen, zoals de verlenging van de missie in Uruzgan, die niet in dit coalitieakkoord waren afgesproken. De inzet op de buitenlandse missies vraagt overigens veel van Defensie. Uit de verantwoording blijkt de krapte in de operationele inzetbaarheid. Ik neem aan dat het kabinet daar aandacht voor heeft. Mijn fractie is ook blij met het Verdrag van Lissabon dat, hoewel ook wij bij de schriftelijke inbreng nog veel kritische vragen hebben gesteld, voor een belangrijk deel tegemoet gekomen is aan onze bezwaren tegen het eerder verworpen grondwettelijk verdrag. Straks, na de ratificatie, moet wel de vraag centraal komen te staan hoe wij verder gaan met de Europese Unie.

Zoals bekend zijn er ook onderwerpen waarover de besluitvorming en zelfs de voorbereiding van besluitvorming veel moeizamer tot stand komt. Ik denk onder meer aan de discussies over het ontslagrecht. Zoiets kan een keer gebeuren, maar liever niet te vaak. Dat een kabinet op onderdelen overigens wat minder snel op gang komt, vind ik niet zo vreemd. Er zijn weinig kabinetten in nieuwe samenstelling die als een Justin Gatlin, de huidige wereldrecordhouder op de 100 meter outdoor, uit de startblokken komen. Afspraken zijn gemaakt om te worden uitgevoerd over een periode van vier jaar. Een eerste jaar is vaak bedoeld om daarvoor de eerste beleidsaanzetten te geven, maar daarna moeten wij doorgaan. Dat vraagt om een actieve houding. Ik constateer dat het kabinet die heeft. Ik blijf nog even in de atletieksferen: het vraagt om een Boebkamentaliteit. Sergej Boebka, de wereldrecordhouder polsstokhoogspringen, zowel indoor als outdoor, wist in vier jaar tijd – een kabinetsperiode – het wereldrecord met 21 centimeter te verhogen. Iedere keer legde hij de lat weer wat hoger, nooit bleef hij hangen bij wat hij bereikt had, steeds keek hij weer naar de volgende centimeter. Om voortdurend te blijven streven naar hoge kwaliteit zijn gedrevenheid en passie nodig. Je moet er vol voor gaan. Je moet je niet laten afleiden door zaken die geen bijdrage leveren aan het bereiken van je doelen. Je moet beseffen dat de herinneringen die je later wilt hebben, nu gemaakt moeten worden.

Terugkijkend naar het eerste jaar van het kabinet, maar ook vooruitkijkend naar de tijd die deo volente nog komen gaat, constateer ik dat het kabinet volop aandacht heeft gegeven aan het "samen werken" uit zijn adagium. Dat is terecht. Versterken van de arbeidsparticipatie, ook van kwetsbare groepen, is een belangrijke doelstelling van het kabinet. Het gaat de goede kant op: meer mensen dan ooit zijn aan het werk. Als de commissie-Bakker haar advies heeft uitgebracht, zullen wij hierover verder spreken en tot besluitvorming moeten komen.

Het tweede deel van het adagium, het samen leven, is in de beleving van mijn fractie tot nu toe minder uit de verf gekomen. Niet dat er op dat front niets is gebeurd, maar het lukt nog onvoldoende om dit belangrijke deel van het coalitieakkoord voor het voetlicht te krijgen. Er is geen reden voor paniek, maar er is wel alertheid geboden, en een Boebkamentaliteit om daarin verandering te brengen. Deelt de minister-president mijn analyse op dit punt en, zo ja, wat zijn de plannen om hierin verandering aan te brengen?

De heer Pechtold (D66):

Ik ben niet zo thuis in de atletiek. De heer Slob doet alsof het kabinet aan het hoogspringen is. Ik heb meer het idee dat het het afgelopen jaar hordenlopen en kogelslingeren naar elkaar is. Wij moeten misschien uit de symboliek en gewoon naar de daadkracht waartoe de heer Slob het kabinet nu al een jaar oproept. De heer Slob heeft een paar heel scherpe interviews gegeven, maar ik hoor nu een fractievoorzitter van de ChristenUnie die boogt op het generaal pardon. Hij weet het nog: dat hebben wij hier op de eerste dag van de nieuwe Kamer geregeld, tegen de wil van het CDA in. Dat lijkt mij dus geen verdienste van het kabinet. De heer Slob sprak van een jaar van aanlopen. Gelukkig sprak hij niet van "zuur", maar wanneer gaat het kabinet nu springen. En waar legt de heer Slob de lat?

De heer Slob (ChristenUnie):

Het lukt de heer Pechtold weer aardig om een behoorlijke vertekening van de werkelijkheid te geven. Ik heb het generaal pardon genoemd, maar ik heb ook een lijst van zes, zeven onderwerpen gegeven waarop dit kabinet in het afgelopen jaar ook echt vooruitgang heeft geboekt. Sterker nog, over een aantal onderwerpen heeft al besluitvorming in de Kamer plaatsgevonden. Van enkele onderwerpen is de eerste uitvoering al in de samenleving zichtbaar. Maar als je met een kabinet begint in een nieuwe samenstelling, staat nog niet alles op de rol. Daarom verwijs ik nu met name naar het tweede deel van het adagium dat een groot deel van het coalitieakkoord beslaat, namelijk het samen leven. Daarvoor zal nog heel wat moeten gebeuren, wat het kabinet ook niet ontkent. Het is een opgave voor het kabinet, waarvoor alles uit de kast moet worden gehaald, om te proberen daarin voortgang te houden en te proberen die mooie dingen die zo goed voor Nederland zijn, in de praktijk te brengen.

De heer Pechtold (D66):

Het generaal pardon is niet van dit kabinet. Gratis schoolboeken zijn leuk, maar als dat ten koste gaat van het museumbezoek van kinderen, is dat heel erg. Maar ik zou graag willen dat u als verantwoordelijk politicus eens kijkt naar de woningmarkt, de arbeidsmarkt, de integratie, de infrastructuur enzovoorts. Ik hoor u over de kleine, kabbelende dingen, maar niet over de uitgewoonde woningmarkt. Er wordt niets gedaan aan de betaalbaarheid van een starterswoning. U zit in de commissie-Bakker maar te wachten op de arbeidsmarkt, maar dat zijn toch de thema's waar het echt om draait?

De heer Slob (ChristenUnie):

Opnieuw een bewijs dat de heer Pechtold de werkelijkheid behoorlijk kan vertekenen. Volgens mij is hij om dat generaal pardon uit het kabinet gestapt, omdat hij op dat punt geen voortgang kon boeken en jarenlang op zijn handen moest zitten. Dat punt is nu geregeld! Een beetje royaler, graag, ook naar het CDA toe, dat daaraan heeft meegewerkt! Ik noem de lerarensalarissen: meer dan 1 mld.! Dat is u nooit gelukt, terwijl D66 altijd heel veel aandacht had voor onderwijs, wat ik hier royaal erken. Maar het is ze nooit gelukt om die salarissen omhoog te krijgen, wat nu wel gaat gebeuren. Daarover zijn zelfs afspraken gemaakt met de bonden. Wat de schoolboeken betreft, wil ik straks graag met de ouders spreken die nu eindelijk dat geld gaan krijgen en dat als een enorme verlichting zien voor de zware lasten die zij dragen voor schoolgaande kinderen. Daarbij hebt u meer uit te leggen dan ik. Laten wij niet net doen alsof er niets gebeurd is, maar wij moeten ook niet ontkennen dat er grote opdrachten liggen voor dit kabinet. Ik vertel u graag een eerlijk verhaal. Trekt u mij niet naar één kant, want het verhaal is breder.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik heb een stuk minder verstand van sport dan de heren Slob en Pechtold, wat ik overigens van de laatste verrassend vond. Ik vond de heer Slob eerlijk gezegd nogal kritisch. Eigenlijk zegt hij met zoveel woorden: het is wel mooi, maar die sporters daar – zie ze zitten – zijn op de startblokken blijven plakken.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ook dit is een versimpeling van wat ik hier zeg. De kiezers vragen dat wij voortdurend streven naar hoge kwaliteit, dat wij de vaart erin houden en dat wij niet zo snel tevreden zijn met wat wij hebben bereikt. Dat is iets wat wij allemaal moeten hebben, als 150 Kamerleden en ook als regering. Het is niet vreemd dat een Kamer – dat had ik ook gedaan als ik in de oppositie had gezeten – tegen het kabinet zegt eruit te halen wat erin zit. Ik heb altijd een latent gevoel van onrust in mij als ik zie dat er zoveel vraagstukken liggen en dat wij zoveel mooie dingen willen doen, maar het kost altijd even tijd voordat dat daadwerkelijk in de praktijk kan worden gebracht. Dat moeten wij gewoon tegen elkaar kunnen zeggen, zonder dat dat gelijk in de sfeer van verdachtmakingen wordt getrokken. Ze staan niet stil, ze bewegen en nemen hun verantwoordelijkheid! Maar dat wil niet zeggen dat wij dan meteen alles hebben bereikt.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het gaat mij niet om verdachtmakingen, en die latente onrust deel ik volledig met u. Ik wilde alleen even de schijnwerpers richten op wat u wel hebt gezegd. Uw betoog heeft namelijk een andere toon dan dat van het CDA en de Partij van de Arbeid. U probeert namelijk te rechtvaardigen waarom er naar uw idee toch te weinig is gedaan in het afgelopen jaar. U vond dat daarvoor begrip moet zijn, maar u bent niet tevreden.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik heb gezegd dat er wel veel gedaan is, maar dat met name op het onderdeel samen leven nog een heel grote opgave ligt. Verder vindt mijn fractie dat dit mede een antwoord kan zijn op veel onvrede die in de samenleving leeft. Dit kabinet staat namelijk voor een dienstbare overheid, die oog heeft voor de problemen waarmee mensen te maken hebben, en die probeert door middel van concreet beleid daarin verandering te brengen. Deze week hebben wij in de Kamer nog gesproken over de aanpak van verloedering en overlast. Ik doel onder andere op de aanpak van criminaliteit, de extra wijkagenten, de versterking van de wijkaanpak, de hulp aan tienermoeders, het vrijwilligerswerk in de mantelzorg. Wanneer de hiervoor geformuleerde beleidsdoelstellingen daadwerkelijk in de volle breedte worden opgepakt en uitgevoerd, zullen mensen ervaren dat de overheid er voor hen wil zijn. Ik vind dat het kabinet ook een appel mag doen aan de samenleving. Ook van burgers mogen wij namelijk verwachten dat zij een bijdrage leveren aan de samenleving. Een dienstbare overheid en een dienstbare samenleving horen elkaars tegenhanger te zijn en elkaar te versterken. In dit verband heb ik aandacht gevraagd voor een handvest voor verantwoordelijk burgerschap. Dat lijkt mij een goed middel om wederzijdse verplichtingen van overheid en samenleving als het gaat om grondrechten en burgerplichten, vrijheden en verantwoordelijkheden met elkaar in balans te brengen. Ik ben benieuwd hoe het staat met de uitvoering van deze coalitieafspraak.

Mijnheer de voorzitter. Ik kom tot een afronding. Het coalitieakkoord spreekt uit dat wij samen willen werken aan groei, duurzaamheid, respect en solidariteit, aan een samenleving waarin mensen oog hebben voor elkaar en waarin recht gedaan wordt aan ieders mogelijkheden en talenten. Een samenleving waarin de overheid duidelijk grenzen stelt aan wat wel en niet kan, die haar eigen kracht benut, die creativiteit inspireert en eigen initiatieven ondersteunt. Het coalitieakkoord stelt ook dat wij willen werken aan een samenleving waarin mensen zich duurzaam met elkaar verbonden weten. Het is onze ambitie, zo lezen wij, mensen het daarvoor benodigde vertrouwen in elkaar en de toekomst te geven door in mensen te investeren en door mensen als bondgenoot tegemoet te treden vanuit het besef dat wij samen sterker staan; zo willen wij werken aan een beter Nederland. Ik ga ervan uit dat deze tekst uit het coalitieakkoord – ik vind het nog steeds een pareltje als het gaat om de inzet van dit kabinet – boven het bureau van iedere bewindspersoon hangt. Als dit goed tussen de oren zit en het handelen van de bewindspersonen in positieve zin beïnvloedt, kunnen wij ook in de komende jaren nog heel mooie Verantwoordingsdagen tegemoet zien. Ik wens en bid ook de regering bij het uitvoeren van haar grote verantwoordelijkheden Gods onmisbare zegen toe.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Op deze laatste woorden kan ik mooi aansluiten. Eén van de belangrijkste wapenfeiten van de ChristenUnie was in het kabinet rentmeesterschap deel uit te laten maken van het beleid: rentmeesterschap, zorg voor dieren, natuur en milieu. Kan de heer Slob een aantal concrete resultaten van het kabinetsbeleid uit 2007 opsommen op het gebied van dierenwelzijn?

De heer Slob (ChristenUnie):

Mevrouw Thieme heeft gelijk, het rentmeesterschap is voor ons een belangrijke waarde. Tot onze vreugde is die waarde goed vertaald in het coalitieakkoord. Er is in het eerste jaar al het een en ander uitgevoerd. Ik noem "Schoon en Zuinig". Ik ga ervan uit dat daar bij de departementale begrotingsbehandeling met minister Cramer verder over gesproken zal worden. Ik ben blij met de eerste beleidsaanzet op dat punt, maar wij zullen de komende jaren nog heel veel moeten doen, zeker ook omdat onze doelstelling de kabinetsperiode overstijgt en de lat heel hoog ligt. Daar zou zelfs Boebka niet in één keer overheen zijn gesprongen. Mijn fractie heeft meteen aan het begin van deze kabinetsperiode het initiatief genomen, samen met de fractie van D66, voor de Nota Dierenwelzijn. Het heeft even geduurd, maar die nota is verschenen. Dat heeft geleid tot een brede bespreking in deze Kamer. Uiteindelijk heeft het ook tot besluitvorming geleid. Ik weet ook dat dit niet in elk opzicht naar de zin van mevrouw Thieme is, maar ik vind dat zij daarin erg heeft overvraagd. Los daarvan is mijn fractie heel erg blij – dat zie ik als een wapenfeit uit het afgelopen jaar – dat er uiteindelijk een alternatief is gekomen voor de verrijkte kooi. Ik weet dat mevrouw Thieme nog verder wilde gaan. Daarmee zijn wij af van een kwestie waar wij ons altijd tegen verzet hebben en waar ons verkiezingsprogramma zich tegen had uitgesproken.

Mevrouw Thieme (PvdD):

De heer Slob moet niet zeggen dat een nota een prestatie is van het kabinet als het gaat om verbetering van het dierenwelzijn. Mensen hebben genoeg van al die nota's. Zij willen concrete resultaten. De Algemene Rekenkamer heeft ook gezegd dat die er niet zijn en dat er geen verantwoording kan worden afgelegd over dierenwelzijn. De heer Slob heeft het over de zogenaamde resultaten die de ChristenUnie heeft geboekt. Helaas moet ik hem dan teleurstellen, want ik heb hier een lijstje voor mij over 2007 dat ik graag voorlees. De ChristenUnie heeft ervoor gestemd om bedreigde diersoorten op het menu te laten staan. Het brandmerken van koeien mag van de ChristenUnie gewoon weer worden toegestaan. De 100%-klepcontrole bij veewagens was wat de ChristenUnie betreft meteen van de baan. De drijfjacht op zwijnen mocht gewoon doorgang vinden van de ChristenUnie. Op initiatief van de ChristenUnie is een volledig verbod op de verrijkte kooi, waar de fractie in 2006 eerst voor had gestemd, teruggedraaid en is er een legbatterijsysteem gekomen dat net zo erg is. De fractie van de ChristenUnie stelt de kiezer teleur wat betreft de resultaten die met het dierenwelzijn te maken hebben. Zij vindt het kennelijk ook normaal dat het kabinet weg kan komen zonder dat het verantwoording aflegt over echte dierenwelzijnsresultaten.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik vind dat mevrouw Thieme de kiezer zelf moet laten spreken, ook op dit punt. Zij hoeft niet de stem van de kiezer te vertolken.

Mevrouw Thieme (PvdD):

De fractie van de ChristenUnie heeft zich gepresenteerd als "groene partij".

De heer Slob (ChristenUnie):

Mevrouw Thieme kan zich wel verzetten tegen beleidsnota's, maar het is ontzettend belangrijk dat je, als je op een beleidsterrein bezig bent, met elkaar goed de kaders aangeeft waarbinnen je de jaren daarna tot uitvoering wilt komen. Voor dierenwelzijn is dat voor het eerst op deze manier gebeurd. Ik vind dat mevrouw Thieme haar zegeningen moet tellen. Bij de uitwerking krijg je soms niet alles wat je wilt. Dat doet wel eens pijn, maar dat is soms de realiteit waarmee je te maken hebt. Discussies verlopen soms ook anders dan je denkt. Mevrouw Thieme spreekt over de zwijnenjacht. Wij wisten dat er op de Veluwe sprake was van een megaprobleem. Dat probleem had zelfs met veiligheid te maken. Mevrouw Thieme moet ervoor oppassen dat zij discussies die in de breedte zijn gevoerd te gemakkelijk versimpelt. Ik geef overigens toe dat er uiteindelijk keuzes moeten worden gemaakt.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik wil graag op de woorden van de heer Slob reageren. Ik interrumpeer niet vaak en vind dan ook dat ik dat best nog een keer mag doen.

De voorzitter:

De mening van mevrouw Thieme is op zichzelf zeer relevant...

Mevrouw Thieme (PvdD):

De voorzitter laat andere Kamerleden ook eindeloos interrumperen. Ik vind dat ik het recht heb om een laatste opmerking te maken.

De voorzitter:

Mevrouw Thieme, ik sta u dat niet toe.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Het kabinet-Balkenende IV bestaat nu 65 weken. Voor die tijd is er 92 dagen onderhandeld over een regeerakkoord. Daarna is er 100 dagen geluisterd en onderhandeld over een beleidsprogramma en er is 173 dagen geruzied over het ontslagrecht. Vandaag wachten wij exact zes maanden op het advies van de commissie-Bakker. Wat is er waargemaakt van de belofte aan 200.000 langdurig werklozen om snel aan werk te worden geholpen? Niets.

Op deze harde toon kan ik gerust een kwartier doorgaan en me daarmee voegen in het koor van voorgaande sprekers. Daarin heb ik eerlijk gezegd niet veel trek. De premier heeft ons daartoe echter wel geïnspireerd. Waarom was hij zo dom om Nederland een negatief zelfbeeld te verwijten? Waarom moest de premier het "opeenhopen van chagrijn en ontevredenheid" hekelen? De vraag is vooral tot wie hij zich richt. Richt hij zich tot alle Nederlanders, alleen tot zijn eigen kiezers die ook niet heel veel vertrouwen hebben in het kabinet, of was het een "pre-emptive strike"; een preventieve aanval. Het lijkt op het laatste. De premier richt zich vooral tot de Nederlanders die vertegenwoordigd zijn in de oppositiepartijen ter linker en rechter zijde van dit kabinet die moeite hebben met het kabinetsbeleid. Hij verwijt hun chagrijn en ontevredenheid. Ook ons, politici van die oppositiepartijen, verwijt hij dat. Dat is toch de VOC-mentaliteit"all over again"?

Eerlijk gezegd, voel ik mij als politicus en burger geprovoceerd door een premier die, nota bene op de dag dat hij zich moet verantwoorden, de samenleving de maat neemt. Als de premier op die wijze wil debatteren, moet hij mij eens uitleggen waarover een langdurig werkloze positief moet zijn. Moet hij positief zijn over zijn lagere huurtoeslag, de Belastingdienst die een fout maakte bij de verwerking van zijn zorgtoeslag, het mislopen van de no-claimkorting of over de stijgende voedsel- en energieprijzen? Het getuigt van weinig inlevingsvermogen als ook de meest kwetsbare mensen worden getrakteerd op de jijbak van een negatief zelfbeeld. Ik zou het dan ook op prijs stellen als de premier zich hernam.

De GroenLinksfractie heeft wel degelijk oog voor de goede stappen die het kabinet zet. De pardonregeling waarvoor de fractie van GroenLinks vanaf 2000 hard heeft gevochten, lijkt bijna voltooid. Daarmee zal een grove onrechtvaardigheid tegenover meer dan 26000 mensen hersteld zijn, zonder dat er sprake is van een aanzuigende werking. Dat verdient een compliment. Maar het overheersende gevoel bij het doorworstelen van het beleidsproza is: "Is dit alles?"

Ik had scherpe conclusies verwacht over de maatschappelijke resultaten in 2007, evenals over bijvoorbeeld de stand van zaken op het terrein van het milieu en de bestrijding van de armoede. In plaats daarvan verliest het kabinet zich in retoriek. Dat heeft de Algemene Rekenkamer gisteren terecht gesteld. De verantwoordingsbrief die er op verzoek van de GroenLinksfractie is gekomen, is een onleesbaar knutselwerkje.

Alleen binnen het ministerie van Financiën heerst helderheid over de economische balans: de economie draait goed, de schatkist bevat een mooi overschot ondanks de stijgende hypotheekrenteaftrek. Er is zelfs een onderbesteding van 1,1 mld. Als de tegenvaller van de kinderopvang er niet was geweest, zou het 1,6 mld. zijn geweest. Daarmee zouden alle Kamerleden die bij voorbaat bezuinigingen omhelzen, gewaarschuwd moeten zijn. Maar de minister van Financiën waakt terecht voor optimisme en wil vasthouden aan de financiële kaders.

Ja, de economie draaide goed: nu het kabinet nog. Dat staat nog steeds verlamd aan de start, gevangen in een ongekende vertrouwenscrisis met zijn burgers. Waardoor komt dat toch? Dat wordt echt niet veroorzaakt door negativisme. Dat zou veel te gemakkelijk zijn. Daarvoor zijn drie betere verklaringen te geven: de eerste is dat het het kabinet – de premier voorop – ontbreekt aan daadkracht en leiderschap. De tweede verklaring is dat het kabinet een verstandshuwelijk is, zonder chemie en gezamenlijk elan. Het wordt bijeengehouden door slechte peilingen. De derde verklaring is dat het kabinet uit vernieuwingsangst niet gepassioneerd durft te kiezen voor een echte toekomstvisie op de grote maatschappelijke uitdagingen. Het kabinet weet al langer dat ik de eerste twee verklaringen ietwat te "plat" vind. Dat neemt niet weg dat die wel degelijk een rol spelen. De derde verklaring is de meest overtuigende. De GroenLinksfractie mist bij het kabinet passie, visie en daadkracht, vooral op drie sleutelprojecten.

In de eerste plaats noem ik de ambitie om de klimaatcrisis te keren. Dat is dé noodzakelijke voorwaarde voor het behoud van onze welvaart en ons welzijn. Maatregelen dienen een breekijzer te zijn om van Nederland een echt duurzame economie te maken: het innovatieve gidsland dat internationaal koploper is op de punten milieubeleid en technologie. Maar de kans dat Nederland voldoet aan de Kyoto-eis van 20% vermindering van de CO2-uitstoot, is in 2007 gedaald tot 43%. In dit geval is vrijblijvendheid onverantwoord. En het is vrijblijvendheid troef. Het milieubeleid drijft op het convenant dat is afgesloten met het bedrijfsleven. Harde afspraken over resultaten ontbreken daarin. Er lag een conceptakkoord met de vervoerssector, maar dat is in de prullenmand beland.

Ook voor duurzame elektriciteit was 2007 een verloren jaar. Het aandeel duurzame elektriciteit is afgenomen van 6,5% naar 6% en er is geen enkele reden voor de optimistische gedachte dat dit de komende jaren alsnog zal stijgen tot het kabinetsdoel van 10%. De regeling in 2008 voor zonnepanelen was in twee weken uitgeput. Het marktaandeel van biologische producten was in 2007 2%, terwijl een aandeel van 5% was beoogd.

De uitstoot van broeikasgassen is met 2% gestegen, terwijl die in 2007 met 2% moest dalen. Ondertussen zijn 18 van de geplande 25 projecten op het terrein van het openbaar vervoer vertraagd. Het is mode om te zeggen dat dat door de regels en de procedures komt. Bij asfalt kan dat kloppen. Daarvoor geldt dat in 2007 een bedrag van 600 mln. op de plank bleef liggen. De minister van Verkeer en Waterstaat wijt dat aan de uitspraak van de Raad van State over de verbreding van de A4 bij Leiderdorp, waardoor 38 projecten opnieuw onderbouwd moeten worden. Volgens minister Eurlings zijn de regels over de luchtkwaliteit de grote boosdoeners. Je zou bijna vergeten dat die regels er niet voor niets zijn. Die zijn bedoeld voor het beschermen van de gezondheid van mensen die langs een weg wonen. Tegen de heer Rutte zeg ik dat dat ook hardwerkende Nederlanders zijn. Bij het openbaar vervoer gaat die vlieger niet op. Projecten op het terrein van het openbaar vervoer hebben immers geen last van luchtkwaliteitsnormen. De enige conclusie is dus dat het kabinet veel te weinig doet. Het neuzelt en treuzelt en stelt verkeerde prioriteiten. De minister van Verkeer en Waterstaat wil iets wat niet mag: asfalt aanleggen terwijl de luchtkwaliteit voor omwonenden beneden peil is. En hij laat na wat hoognodig moet gebeuren: het verbeteren en uitbreiden van het openbaar vervoer.

De heer Rutte (VVD):

Hoe zou mevrouw Halsema het vinden om te wonen in Leiderdorp, waar tienduizenden mensen in de stank wonen van files die iedere dag 's morgens naar het noorden en 's middags naar het zuiden staan? Dat zijn kilometerslange files. Het hele dorp snakt nu naar de ondertunneling en de verbreding van de A4, zodat het dorp weer leefbaar wordt.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Als ik in Leiderdorp zou wonen, zou ik smeken om invoering van de kilometerheffing en op dat punt niet zwabberen, zoals u dat doet.

De heer Rutte (VVD):

U wacht op een of andere vogel in de lucht, de kilometerheffing die technisch nog niet eens rond is, en u gaat niet akkoord met ondertunneling en verbreding van de A4. U laat de mensen die massaal vragen om doorvoering van deze verbreding, volledig in de stank zitten.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Nee, dat doet u door af te zien van de kilometerheffing en op dat punt te zwabberen. De VVD is daar immers weinig betrouwbaar in. Bovendien suggereert u onterecht dat asfalt morgen is aangelegd. Dat is ook niet bepaald zo. Dus u laat die mensen twee keer in de steek.

Voorzitter. Het woord "duurzaam" wordt door het kabinet te pas en te onpas gebruikt. Langzaam maar zeker wordt het een loze reclamekreet. Dan klinkt het net zoals autofabrikanten die hun auto's aanprijzen als "groen", terwijl het milieu hun weinig kan schelen zolang zij maar kunnen verkopen en de auto's rijden.

Een tweede sleutelproject voor een welvarende toekomst is een moderne en solidaire verzorgingsstaat die bestendig is tegen de vergrijzing. Het kabinet weigert hierover na te denken. Wij betalen daarmee de rekening voor de hardvochtige hervormingen van de afgelopen jaren. Die hervormingen joegen mensen inderdaad angst aan, vooral omdat zij niet leidden tot een eerlijke spreiding van welvaart en een vermindering van sociale tegenstellingen. Zij versterkten eerder de ongelijke verdeling van kansen en inkomen. Nu denkt het kabinet, na die jaren: wij zitten stil en wij doen mooi niks, want hervorming geeft onzekerheid en angst en als de samenleving niet in opstand komt, hebben wij in de eigen gelederen nog het duo donder & bliksem: minister Donner en mevrouw Hamer. Sociale en rechtvaardige hervormingen zijn echter broodnodig.

Onze economie draaide goed in 2007, maar daarvan was voor al die verplegers en leraren veel te weinig te merken. Ondanks dat veel mensen, gelukkig, werk hebben kunnen vinden, was en bleef de armoede in 2007 een hardnekkig probleem. Tegenover een welvarende groep insiders op de arbeidsmarkt staat een uitdijende groep outsiders die nauwelijks toegang heeft tot arbeid en tot de nationale rijkdom. De kansarmoede zit bij laag opgeleide jongeren en ouderen, vrouwen en arbeidsgehandicapten die geen werk hebben of overgeleverd zijn aan tijdelijke contracten.

De vergrijzing dwingt ons tot een rechtvaardiger verdeling van de kosten die mensen hebben en de lasten die zij dragen. Het kabinet heeft zichzelf opgezadeld met een hopeloos plan voor de AOW. Verder komt het kabinet niet. Wanneer komt er een progressief, sociaal en steekhoudend plan om mensen naar draagkracht te laten meebetalen aan de AOW? De AOW kan bijvoorbeeld worden verbonden aan een arbeidsduur van 40 jaar.

De hypotheekrenteaftrek is de grootste financiële molensteen om de nek van Nederland. Hij loopt op tot 11 mld. per jaar. Dat bedrag wordt zo over de balk gesmeten en komt ten goede van de hoogste inkomens. De hypotheekrenteaftrek is in deze vorm onhoudbaar, dat weet ook de premier. Hij veroorzaakt grote spanningen op de woningmarkt en blokkeert de toegang voor starters. Dit onderwerp schreeuwt om ingrijpen en moet niet langer een taboe zijn.

Tegelijkertijd wachten 200.000 langdurig werklozen nog altijd op concrete maatregelen. Het beter functioneren van de arbeidsmarkt is ge-outsourced naar de commissie-Bakker. Het kabinet werkt wel aan verlaging van de Wajong-uitkering en wil de toegang tot deze uitkering minimaliseren. Het startpunt moet liggen bij voldoende arbeidsplaatsen voor jonggehandicapten, eventueel door een quotum voor werkgevers. Wij overwegen daarover in tweede termijn een motie in te dienen.

Op één punt vonden wij het beleid het afgelopen jaar succesvol: de nieuwe regeling voor de kinderopvang. Wij steunden het kabinet hierin voluit, maar nu dreigt een stap te worden teruggezet, terug naar het armoedige niveau van oud-CDA-minister De Geus. De economische zelfstandigheid van vrouwen bedraagt nu 42%. Terecht is het kabinetsdoel deze te verhogen naar 60%. Maar door een streep te halen door goedkope en toegankelijke kinderopvang dreigt dit doel uit het zicht te verdwijnen. Dat leidt tot grote maatschappelijke onrust. Niet voor niets heeft GroenLinks in een paar weken tijd meer dan 50.000 handtekeningen opgehaald voor behoud van de huidige kinderopvang. Ik vraag dan ook met klem om deze bezuinigingen van tafel te halen.

Met de kinderopvang kom ik tot het derde sleutelproject voor een welvarende toekomst. Dat is het oppeppen van de belangrijke publieke voorzieningen, waardoor onze kinderen de kennis bijgebracht kan worden om vanuit eigen kracht straks te waken over en te werken aan goede zorg voor kwetsbare ouderen, de integratie van nieuwe Nederlanders en een meer veilige en respectvolle omgang in de publieke sfeer.

De premier geeft hoog op over respectvolle omgang tussen mensen. Dit vraagt vooral om een respectvol voorbeeld van de overheid en staat of valt met het vertrouwen dat overheidsoptreden ook werkt. Er is weinig reden voor dat vertrouwen. Dat wreekt zich misschien nog wel het meest bij de topinkomens. In dat opzicht was 2007 in ieder geval een topjaar. Een norm voor beloningsverhoudingen tussen top en werkvloer in de code-Tabaksblat wil het kabinet niet. En u wil meer respect? In de publieke sector verdienen 35 ambtenaren nog altijd meer dan de minister-president. In de semipublieke sector verdienen honderden functionarissen meer. Laten wij daar wat aan doen.

En dan de noodlijdende publieke voorzieningen. De inburgeringscursussen waren in 2007 een grote puinhoop door de marktwerking en de verplichte aanbestedingen. Zeker, dat is een erfenisje van het vorige kabinet, van het lid Verdonk om precies te zijn, maar wel onder de verantwoordelijkheid van dezelfde premier. Alle hevige debatten over integratie ten spijt, waaraan het lid Verdonk overigens niet deelneemt, zijn niet 60.000 mensen, zoals beoogd, maar slechts 5800 mensen een stap verder geholpen. Wij missen concrete maatregelen en wij willen nu graag harde toezeggingen van de premier.

De situatie bij de Belastingdienst is ook een erfenisje, vooral van het CDA, dat een megalomaan toeslagencircus in het leven heeft geroepen. Een goed functionerende en respectvolle dienst is de hoeksteen van onze belastingmoraal, maar er zijn aanhoudende problemen bij de loonaangifte en de toeslagen en wij hebben geen plan gezien voor verbetering. Hoe zit dat?

Bij de jeugdzorg wachten 4100 kinderen langer dan negen weken op zorg die zij keihard nodig hebben. Het is onmogelijk om daarvoor respect op te brengen. Wanneer zijn die onacceptabele wachtlijsten weggewerkt?

Minister Vogelaar zou in het najaar van 2007 voor alle 40 Vogelaarwijken actieplannen ondertekenen, maar nog altijd wacht een groot aantal steden op het startschot om te kunnen beginnen, en dan heb ik het nog niet over de financiële problemen.

Bij de rijksoverheid zelf krijgen ambtenaren te horen dat zij eruit moeten en ondertussen explodeert de inhuur van externen. Dat is funest voor de motivatie van zittend personeel. GroenLinks heeft zich hiertegen al jaren verzet. De brief van gisteravond over de inhuur van externen geeft geen duidelijkheid. Premier, wat gaat u hieraan doen?

Bij Defensie wordt wel geklaagd over geldgebrek en wordt oud-minister Zalm ingehuurd, maar heeft men het eigen financieel beheer jarenlang niet op orde.

Voorzitter. Deze premier wil respect. Respect verdien je door met passie te werken aan een duurzaam, rechtvaardig en solidair Nederland. Een beetje VOC'er was daar allang mee begonnen.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Een massa organiseert zich altijd polair, aldus Herman Wijffels. Bij het aantreden van dit kabinet heb ik aangekondigd, naast dit kabinet oppositie te voeren. De gezwollen flanken vragen om een sterk midden, maar het midden wordt uit angst voor die flanken uiteengereten. Vandaag steken wij de thermometer in dit kabinet en wij zien de gevolgen van die angst: stilstand, stagnatie, een lege agenda. Het is dan moeilijk naast het kabinet te blijven staan. Het kabinet lijkt op de vlucht voor verantwoording. Ik heb het ditmaal niet over Irak. Vorig jaar weigerde de premier op Verantwoordingsdag te komen en minister Bos verweet de Kamer cijferfetisjisme, alleen omdat de Kamer wil kunnen controleren of dit kabinet doet wat het belooft. In dit debat kunt u zich niet meer verschuilen achter vorige kabinetten. Dit kabinet begon met 6 pijlers en toen kregen wij 74 doelstellingen plus 10 projecten. En nu lees ik weer 3 hoofdthema's. Ik vraag de minister van Financiën: waar zitten die cijferfetisjisten?

Dit kabinet vindt steeds nieuwe woorden en cijfers voor steeds minder daden. Totdat er uiteindelijk maar één doel overblijft: doorgaan, doelloos doorgaan. Dit kabinet zorgt voor stilstand en dat is gevaarlijke stilstand. Op sociaaleconomisch terrein voert de helft van de coalitie oppositie tegen het kabinet, en dus komt er niets van de grond. Het doel van 200.000 nieuwe banen van het kabinet komt al een heel jaar geen stap dichterbij, want partijbelangen wegen zwaarder dan het openbreken van de arbeidsmarkt. Diezelfde belangen zorgen ervoor dat jongeren nog langer moeten wachten op een woning. U bent gestopt met hervormen, waardoor nieuwkomers op arbeidsmarkt en woningmarkt kansen worden ontnomen.

Voor het eerst sinds jaren nemen de regels voor bedrijven weer toe. Dat is een trendbreuk na een jarenlange daling. Komt dat misschien door die paternalistische staat van u, door dat kabinet van regeltjes en zegeltjes dat uitgaat van wantrouwen in plaats van vertrouwen? Er komen 3000 ambtenaren bij in plaats van de beloofde vermindering. Er is sprake van een explosieve groei van de externe inhuur: anderhalf keer zoveel als in 2006, wat neerkomt op 300 mln. extra. De kleine efficiënte overheid is daarmee nog ver weg. Alle democratiseringsvoorstellen hebt u in één jaar afgefakkeld, maar u biedt geen enkel alternatief.

Waar was u, minister-president, toen Vogelaar verdwaalde in haar wijken? Waar was u toen Plasterk zijn begroting uitwrong voor de lerarensalarissen? Die arme man kan de komende jaren alleen nog maar nee verkopen; en dan nog krijgt u dat onderwijsmiljard niet bijeen in uw periode. Waar was u toen bankpresident Wellink een gesprek vroeg over ABN? Een gesprek. Waar was u toen Huizinga gekraakt werd met haar ov-chip en vervolgens volledig de weg kwijtraakte? Waar was u toen twee keer de ministeriële verantwoordelijkheid acuut moest worden genomen, bij de identiteitsdebatten en bij de kersttoespraak? En waarom moet ik met de Algemene Rekenkamer blijven vragen om verantwoording van de kosten van het Koninklijk Huis? Waar was u toen Dijksma ten onder ging aan het succes van de kinderopvang? Waar was u?

Ik zie kinderopvang als een maatschappelijke investering in ouder en kind, een investering in emancipatie die zich decennia later nog uitbetaalt. Maar u bezuinigt op dit soort zaken. Het overkomt u, u schrikt ervan, u legt stil, u stelt uit of u bezuinigt. Maar ik vraag u ook: waar bent u, premier? Waar bent u in het debat over de grote maatschappelijke vraagstukken? De kritiek van de vicepresident van de Raad van State liet u van zich afglijden. De kritiek van de ombudsman noemde u zwart-wit. Hoe durft u uw eigen falen in de schoenen van de Kamer te schuiven? Onze open uitnodiging aan u om de grote thema's te definiëren en te agenderen, sloeg u in de wind. Belangrijke thema's, zoals de woningmarkt en de arbeidsmarkt, innovatie, de AOW, de duurzaamheid, u beroert ze en verontrust de mensen daarmee. U raakt ze aan, maar uiteindelijk pakt u ze niet aan. Is het soms politieke onmacht? Maar bovenal vraag ik u: waar bent u als het gaat om echt verantwoording afleggen? En nu heb ik het wel over Irak.

Weer een jaar voorbij en mevrouw Hamer koketteert met Klaas de Vries in de Eerste Kamer. Dat is spelen met vuur. Premier, wie bent u om de Nederlanders de maat te nemen als u ons negativisme verwijt? U trekt een leiderschapsbroek aan die u niet past, waar u na vijf jaar en vier kabinetten nog steeds niet ingegroeid bent. Als het allemaal zo goed gaat, waarom zijn mensen dan negatief? Zijn we in crisis? Nee! Verkeren we in een recessie? Nee! Of is de oppositie zo machtig dat we uw beeld zo gemakkelijk kunnen verstoren, terwijl uw kabinet meer dan ooit geld uitgeeft aan het verkopen van beleid, aan reclame? Overal blijkt uit dat mensen wel positief zijn, zeker over hun persoonlijke leven en familieleven. Uit onderzoek blijkt dat dit al helemaal voor jongeren geldt. Zou het dan toch iets te maken kunnen hebben met uw kabinet? Zou het ermee te maken hebben dat u mensen een keuze voorlegde tussen Bos en Balkenende, maar dat zij nu beiden hebben gekregen? Zou het ermee te maken hebben dat u Bos een draaikont noemde, maar dat u binnen no time een kabinet met hem vormde? Zou het ermee te maken hebben dat mensen rekenen op kinderopvang; dat u Wilders beschuldigt van leugens maar vervolgens geen openheid wilt geven; dat u een rechtszaak voert tegen een opinieblad in plaats van stelling te nemen in het debat over de vrijheid van meningsuiting? Zou het ermee te maken hebben dat u militairen naar een oorlogsgebied laat gaan, maar weigert verantwoording af te leggen over het besluit tot een oorlog? Zou het met dat alles te maken kunnen hebben? Of klagen wij Nederlanders te veel? Misschien, maar uw boude stelling van gisteren kent geen analyse; de analyse dat u een vacuüm creëert voor populisme.

Zeker, er gaan ook dingen goed. Dat geef ik u graag mee. Ja, wij zijn weer op de goede weg in Europa. Ja, het is goed dat minister Verhagen de mensenrechten centraal stelt. Jazeker, ik complimenteer staatssecretaris Albayrak met de snelle voortgang van het generaal pardon, met het loodsen van een explosieve portefeuille door een politiek en maatschappelijk mijnenveld.

Ja, minister Bos, ik ben net zo blij als u met het generaal pardon, maar dat besluit is van vóór Balkenende IV en genomen zonder Balkenende. Ik ben net zo enthousiast als u over die betere beloning van leraren. Ik gun u de slechts 1% huurverhoging. Maar uw optimisme over de houdbaarheid van ons huishoudboekje op langere termijn vind ik wat naïef. Het kabinet gedraagt zich als een pril gezin dat in een overmoedige bui een extravagante vakantie heeft geboekt, maar natuurlijk nog niet heeft betaald en blind is voor onaangename voorspellingen, een gezin dat liever de kop in het zand steekt. De meevallers van nu verhullen het dreigend gat in de portemonnee.

Bij de algemene beschouwingen vroeg ik vorig jaar om een midterm review. De effecten van de kredietcrisis waren onvoorspelbaar. Dat zijn ze nog steeds. De voedselcrisis en de olieprijzen zijn daar nog bijgekomen. Ik hoorde ook u, minister Bos, gisteren suggereren: ons eerste jaar is zuur, volgend jaar wordt het zoet. U zei dat in onvervalst Balkenendiaans. Het kan verkeren! Daar geloof ik dus helemaal niks van. Wordt het geen tijd, de uitgangspunten van uw financiële beleid te herzien? Wordt het geen tijd om echt te gaan hervormen? Dat is niet altijd populair. Of houdt u het bij: wie dan leeft, wie dan zorgt? Ik geloof niet dat dat de bedoeling was van de heer Wijffels. Ik zou zeggen: bel hem eens.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik kan het verkeerd hebben, maar ik heb zitten denken hoe het met het generaal pardon is gegaan. Ik dacht dat wij daarover ook veel met elkaar hadden gesproken in het vorige kabinet en dat D66 toen juist in een moeilijke positie zat en vaak niet kon meestemmen, terwijl ik altijd heb begrepen dat ze dat eigenlijk wel had willen doen. De discussie over de uitzettingen en de stopzetting daarvan is toch tijdens de demissionaire periode gevoerd en het generaal pardon is toch wel degelijk samen met het CDA in het coalitieakkoord opgenomen en daarna uitgewerkt?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

De motie-Bos.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ja, maar na de motie-Bos moest het nog wel worden geregeld. Ik heb het bij mevrouw Halsema laten lopen, omdat ik weet hoe hard zij heeft geknokt voor het generaal pardon, maar het is mij toch iets te gemakkelijk, zoals de heer Pechtold het nu zegt. Zeker voor een partij die terwijl ze in het kabinet zat, het toch ook wel eens liet afweten.

De heer Pechtold (D66):

Ik draai de klok nog ietsje verder terug, namelijk naar Paars II. Daarin maakten wij met uw staatssecretaris Cohen de nieuwe wet. Vervolgens hebben wij aan het eind van Paars II gezegd: wij moeten wel kijken naar de oude zaken. Het was de PvdA die daarna in 2000, onderhandelend met het CDA in de hoop dat de LPF er niet zou komen, het generaal pardon heeft tegengehouden. Dat was het. Vervolgens zijn ook wij al regerend in een periode terechtgekomen waarin wij op het onderwerp vreemdelingen en integratie moeilijke tijden hebben gehad. Maar ik zeg u: de motie-Bos is ingediend op de eerste dag van de nieuwe Kamer. Er hebben 76 leden voorgestemd, en daarbij waren geen leden van het CDA. U hebt vervolgens ervoor gezorgd dat het met de CDA-fractie is uitgewerkt. Ik geef vandaag het grootste compliment aan uw staatssecretaris Albayrak, die nog steeds grote problemen heeft om het beleid maatschappelijk te loodsen, maar ik complimenteer haar voor het feit dat zij met de gemeenten en de IND heeft voorkomen dat populistisch gebrul over aanzuigende werking ons allemaal in de wielen reed. Dat klopt allemaal, maar vertelt u mij niet dat u dit geregeld hebt met de CDA-fractie. Dit was echt in de periode van het demissionaire kabinet-Balkenende III.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Het is goed om de geschiedschrijving nog eens terug te lezen. Wat u zegt over 2000, klopt niet helemaal.

De heer Pechtold (D66):

2002.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ook dat klopt niet helemaal. Mijn punt is echter dat u hier vandaag steeds iedereen aldoor verwijt een grote broek aan te trekken en probeert om alle successen van dit kabinet terug te brengen tot iets anders. Natuurlijk heeft de Kamer de motie-Bos gesteund met die 76 stemmen. Het is daarna echter wel uitgewerkt en ik ben blij dat u nu nog eens zegt dat mevrouw Albayrak dat heeft gedaan, maar zij doet dat wel namens het hele kabinet.

De heer Pechtold (D66):

Ik vind het vervelend dat als ik een compliment geef, er vervolgens wordt gezegd dat ik iedereen anoniem ervan beschuldig een grote broek aan te trekken. Dan wil ik gewoon feiten. Ik wil zo met u een debat aangaan over de woningmarkt, de arbeidsmarkt, de kinderopvang of een van de andere vele dossiers waarover ik terechte verwijten heb gemaakt, ook naar u. Ik wil daarop graag dieper ingaan, maar u moet mij niet in zijn algemeenheid verwijten dat ik hier maar wat zeg. Ik draag bij aan dit debat en als iemand een goed antwoord heeft, dan geef ik dat toe. U kunt mij niet zeggen dat ik alleen maar kritiek geef. Ik heb hier tien minuten onderbouwd staan vertellen waarom ik vind dat dit eerste jaar nog niet veel voorstelt.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Gisteren is de minister bij de aanbieding van de verantwoordingsrapporten zoals gewoonlijk begonnen met een heel verhaal over hoe het er financieel-economisch voorstaat in Nederland. De minister sprak over een afkoeling van de economie. Wij hebben te maken met een afkoeling van de economie en een opwarming van de aarde. Nicholas Stern van de Wereldbank heeft gezegd dat substantieel niets doen aan de klimaatopwarming leidt tot een economische recessie van jaarlijks 5% tot 20% van het bnp. Dus ook uit puur economische logica is het juist erg zinvol om over te gaan tot die ecologische omslag.

Mij valt op dat de brief van het kabinet een hoog single-issuegehalte heeft. Voor dit kabinet zijn vooral de belangen van de westerse mens doorslaggevend en het zwaartepunt ligt bij de eigen kortetermijnbelangen van die mens als sterkste soort. Belangen van andere levende wezens lijken er niet toe te doen en ook de belangen van komende generaties komen er bekaaid af.

De Algemene Rekenkamer heeft een vernietigend oordeel op belangrijke onderdelen van het jaarverslag van het ministerie van LNV. Het ministerie is er heel wel in geslaagd om precies aan te geven wat alles kost in termen van geld en economische belangen, maar tegelijkertijd worden er voor de kabinetsdoelstellingen op het gebied van duurzaamheid en dierenwelzijn geen concrete, afrekenbare instrumenten of effectindicatoren geboden. Volgens de Algemene Rekenkamer biedt de begroting van het Koninklijk Huis op specifieke onderdelen, zoals het Koninklijk Jachtdepartement, geen controleerbare helderheid. Er zijn dus geen concrete cijfers beschikbaar waarmee ik dit kabinet kan confronteren. En dan hebben wij het nota bene over twee belangrijke beleidsdoelstellingen van dit kabinet! Duurzaamheid is een mooi woord, maar mooie woorden alleen leiden nog niet tot duurzaamheid. Alleen al de voornemens voor een duurzamer inkoopbeleid van de overheid blijken aan alle kanten te rammelen.

2007 was het jaar waarin het IPCC met alarmerende berichten kwam over de klimaatverandering. Wij kennen de negatieve effecten van onze consumptie op onze leefomgeving inmiddels al een beetje. Toch zijn wij niet bereid, echt drastische maatregelen te nemen om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen. Ook dit debat ging weer niet over het klimaat, hoewel dat toch wel urgentie nr. 1 is. De verantwoordingsbrief van de minister-president bevat dan wel drie klimaatspeerpunten, maar het is de vraag of deze voor de komende jaren wel worden vertaald in afrekenbare en concrete doelstellingen. Op dit moment vraagt het kabinet een carte blanche en is het niet bereid enige narekenbare verantwoording af te leggen, en dat is zwak, vindt ook de Algemene Rekenkamer.

Voorzitter. Wij moeten ons realiseren dat ook Nederland parasiteert op de voedselvoorraden, de milieuruimte en het grondgebied van arme landen. Wij laten een dramatisch veel grotere ecologische voetafdruk achter dan ons logischerwijs toekomt. Het aanpakken van de grote voet waarop wij leven, zag ik niet terug in de kabinetsplannen van 2007, en ook nu lijkt de VOC-mentaliteit weer boven te komen drijven. Wij proberen onze schuld af te kopen met emissiehandel, daarmee de indruk wekkend dat voor geld alles te koop is. Hoe lang moet het nog duren voordat wij niet alleen maar uitstoot besparen door afkoop en technische hoogstandjes, of door de rekening te laten betalen door de volgende generatie? Hoe lang nog tot wij op minder grote voet gaan leven? Graag een reactie.

Als wij op zo grote voet blijven leven, zullen opkomende economieën zoals India en China ervoor zorgen dat onze toegang tot voedsel en schaarse middelen drastisch gaat veranderen. Het kabinet wil echter op geen enkele wijze daarop anticiperen. Integendeel, het ministerie van LNV promoot de zuivelconsumptie in China op grote schaal. Alle Chinese kinderen moeten dagelijks een halve liter melk drinken, terwijl hetzelfde kabinet onlangs aangaf, de vermindering van de vlees- en zuivelconsumptie in Nederland op kleine schaal na te streven. Hoe geloofwaardig zijn zulke plannen dan, ook als wij tegelijkertijd onze legbatterijsystemen exporteren naar China en bont produceren voor de Chinese nieuwe rijken, met steun van het ministerie dat zegt oog te hebben voor duurzaamheid en dierenwelzijn? Graag een reactie.

De aarde biedt genoeg voor ieders behoefte, maar niet voor ieders hebzucht. Deze gedachte is actueler dan ooit, gezien de wereldvoedselcrisis. Wij leven in een wereld waarin één miljard mensen lijden aan ernstig overgewicht, en waar tegelijkertijd meer dan één miljard mensen elke dag met honger naar bed gaan. Er is een samenhang tussen beide problemen. Volgens Louise Fresco biedt het huidige landbouwareaal voldoende mogelijkheden om 40 miljard mensen te voeden, maar dan zullen wij die mensen – aldus Fresco – moeten voeden met bonen en graan, en niet met vlees.

De wereldvoedselcrisis dwingt ons, verder te kijken dan ons eigen bord groot is, maar dit huis komt niet verder dan kijken naar biobrandstoffen als de vermeende boosdoener. Wij moeten voor de mond produceren en niet voor de motor, zei onze landbouwminister, en anderen haastten zich om biobrandstoffen als onethisch te bestempelen. Wij kijken de verkeerde richting op. Nog geen 2% van het wereldlandbouwareaal wordt gebruikt voor biobrandstoffen. 80% van het landbouwareaal wordt gebruikt voor de zeer milieubelastende en inefficiënte veehouderij, waar Nederland een cruciale rol in speelt.

Het is de veehouderij die mensen in arme landen letterlijk het brood uit de mond stoot. Bijna de helft van de wereldgraanoogst wordt opgeslokt door landbouwhuisdieren. Voor soja is dat zelfs 75%. De Partij voor de Dieren heeft sinds haar entree in de Kamer keer op keer ervoor gepleit, meer aandacht te schenken aan al deze negatieve effecten van de dierlijke-eiwitconsumptie. Ik ben dan ook verheugd dat het kabinet in de brief van Cramer en Koenders van vorige week laat blijken dat eindelijk in te zien.

Ook de minister-president spreekt in de verantwoordingsbrief over het belang van duurzame productie en consumptie van plantaardige en dierlijke eiwitten. Dat is mooi, in een brief waar zoveel andere onderwerpen in terugkomen. Toch bekijk ik deze ambitie met enig wantrouwen, omdat uit de brief van de minister-president noch uit de brief van de andere bewindslieden blijkt welke inzet, afrekenbare doelen en indicatoren hiermee gepaard zullen gaan. Wat is eigenlijk de ambitie? Heeft het kabinet het voornemen om plantaardige en dus diervriendelijke daden te stimuleren of blijft het bij wat mooie woorden en bij het wachten op marktmechanismen die van zichzelf geen ethiek kennen? Graag een reactie.

In het regeerakkoord van 2007 heeft ook dierenwelzijn voor het eerst in de parlementaire geschiedenis een plekje verworven. Ik wil vandaag daarom ook stilstaan bij wat 2007 heeft betekend voor de dieren. Twee jaar geleden zou het nog ondenkbaar zijn dat er vele debatten worden gevoerd over de misstanden bij veetransporten, de situatie in slachthuizen, varkensflats, het welzijn van gezelschapsdieren en de door de mens gecreëerde overpopulaties van zwijnen, kortom over onderwerpen die wel de allerzwakste wezens in onze samenleving betreffen. Het kabinet lijkt echter dierenwelzijn als diervriendelijke vlag te gebruiken om dieronvriendelijk beleid te dekken. Bovendien blijkt uit de bevindingen van de Algemene Rekenkamer dat het hiervoor verantwoordelijke ministerie zijn zaken niet op orde heeft. De minister is er niet in geslaagd om haar doelstelling van naleving van 70% van de bestaande dierenwelzijnsnormen te meten. Een indicator van wat er wordt verstaan onder de doelstelling van 5% integraal diervriendelijke stallen blijkt ook te ontbreken. De relatie tussen beide is al helemaal onduidelijk. Graag krijg ik antwoord op de vraag hoe dit kan en welke verbeteringen wij mogen verwachten. Dit kabinet ziet het maken van een nota Dierenwelzijn als een prestatie op het gebied van dierenwelzijn, maar de mensen hebben er genoeg van dat de politiek eindeloos nota's zit te maken. Dit doet mij denken aan een student die vele schema's zit te maken over de manier waarop hij zijn tentamen gaat voorbereiden en dan gaat slapen. De Partij voor de Dieren is hevig teleurgesteld dat in deze nota de conceptwet Dieren, wat stalconceptjes en een Informatiecentrum Gezelschapsdieren worden gepresenteerd als resultaten die geboekt zijn ter bevordering van het dierenwelzijn. Dit tekent het ambitieniveau van dit kabinet. Dieren worden na 2007 niet of nauwelijks beter behandeld. Eerder voorgestelde diervriendelijke maatregelen zijn zelfs op de lange baan geschoven. Eens te meer is duidelijkheid nodig over de vraag wat wordt verstaan onder verbetering van dierenwelzijn en over de vraag waar het kabinet op kan worden afgerekend. Nog steeds is dierenwelzijn letterlijk geen cent waard voor dit kabinet, gerekend per productiedier. Graag krijg ik daarop een reactie.

Voorzitter. Ik rond af. In 2007 is 0,6 mln. vanuit de toch al schamele pot voor dierenwelzijn overgeheveld naar de kennispot, om daaruit onderzoek te financieren naar verdoofd castreren, het welzijn van circusdieren en groepshuisvesting voor zeugen; € 600.000 voor onderzoek dat alleen maar vertragend werkt om het welzijn van dieren in Nederland echt naar een hoger niveau te tillen. Wij weten toch al, dat varkens helemaal niet meer gecastreerd hoeven te worden, dat circusdieren hun natuurlijk gedrag niet kunnen uitoefenen en dat zeugen natuurlijk liever samen op stro liggen dan ingeklemd tussen vier ijzeren stangen, zoals nu het geval is?

Dit debat heeft in de loop der tijd de naam gehaktdag gekregen. Misschien zou het een goede eerste stap zijn naar een meer plantaardige samenleving om van die benaming af te stappen. Zorg ervoor, dat er meer "geen gehakt"-dagen komen. Daarmee kunnen grote maatschappelijke problemen eindelijk serieus worden aangepakt, zoals klimaatschade, landdegradatie, dierziektecrises, voedselcrises, dierenwelzijnsproblemen, volksgezondheidsproblemen, ontbossing, verschraling van de biodiversiteit en verspilling van schaars drinkwater.

En voorts ben ik van mening dat er een einde moet komen aan de bio-industrie.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Vandaag houden wij een verantwoordingsdebat-nieuwe stijl, naar aanleiding van de vorig jaar gevoerde discussie. Ook ik deed toen voorstellen om meer kwaliteit, emotie, politiek en bevlogenheid in het verantwoordingsdebat te krijgen. Ik ben blij dat dit lijkt te zijn gelukt. Dat mag aan het eind van de dag tot nu toe wel een beetje de conclusie zijn. Ook het kabinet, de Commissie voor de Rijksuitgaven uit ons midden en de Algemene Rekenkamer hebben hun bijdrage geleverd om tot een vernieuwende aanpak te komen. Wij voeren vandaag een meer thematisch politiek debat met een accent op drie belangrijke thema's: duurzaamheid, ondernemerschap en respect. Daarnaast komt de voortgang aan de orde van de tien projecten uit het beleidsprogramma.

Mijn fractie vindt dit debat belangrijk. Het gaat over een van de twee kerntaken van het parlement, te weten de controletaak. Wij moeten wel een zekere bescheidenheid weten op te brengen; de beste stuurlui staan spreekwoordelijk gesproken altijd aan de wal. Als de koers verkeerd gaat, is er echter beslistheid nodig vanaf de wal. Hoewel de Kamer het kabinet het hele jaar zo goed mogelijk probeert te controleren, is het goed om het functioneren van het kabinet nog eens over de hele linie kritisch onder de loep te nemen. Dan zijn er gelukkig hier en daar resultaten; mijn fractie ziet deze. Als ik de gehele linie bekijk, moet ik echter constateren dat de resultaten, zeker ook in de beeldvorming en in de beleving van de burgers, nog tegenvallen. Goed, financieel en economisch ging het Nederland goed in 2007. Dat kan gelukkig worden vastgesteld, maar als de aardgasbaten – en dat zijn toch geen stabiele en duurzame inkomstenbronnen – daarbij niet hadden geholpen, zou het er minder positief hebben uitgezien. Wat te denken van de positie van de Nederlandse economie op dit moment, die volgens de minister van Financiën aan het afkoelen is? Wij weten dat resultaten uit 2007 positief zijn op financieel-economisch gebied, maar dat die geen garanties bieden voor de toekomst. Het is dus oppassen geblazen.

De materiële punten zijn uiteraard belangrijk. Daar gaat de verantwoording vooral over. De voortgang van het kabinetsbeleid moet echter ook worden getoetst op de immateriële thema's. Wanneer worden deze ambities uit het regeerakkoord omgezet in klinkende munt? Er zijn hier en daar wel wat aanzetten gegeven, maar er zijn nog geen oogsten binnengehaald.

Wanneer wordt er op de probleemdossiers nu eens doorgepakt? Ik noem enkele voorbeelden. Defensie kampt met overschrijdingen. De problemen bij de Belastingdienst zijn hardnekkig, vooral waar het gaat om de toeslagen. Het aantal ambtenaren is, ondanks de stevige doelstelling op dat terrein, niet geslonken, maar sterk uitgebreid, inclusief het inhuren van externen. De voortgang van de veertig prachtwijken is gestagneerd. De fileproblematiek duurt voort. De wachtlijstproblematiek is nog steeds actueel. Zo kunnen wij nog wel een poosje doorgaan. Er is dus werk aan de winkel.

De Algemene Rekenkamer meldde gisteren terecht dat veel van de 74 doelen zo algemeen zijn geformuleerd dat het onmogelijk is om te controleren of de regering ook werkelijk iets heeft bereikt. Ik verzoek de regering daarom dringend deze boodschap te verwerken en dus de doelen daar waar nodig en mogelijk te actualiseren en vooral ook te concretiseren. Men leert studenten leerdoelen altijd SMART te formuleren, dus Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden. Voor een kabinet dat goed onderwijs hoog in het vaandel heeft, overigens terecht, is dit een uitgelezen kans om het goede voorbeeld te geven.

Dit kabinet gaat er prat op dat het het thema duurzaamheid hoog op de politieke agenda zet. Voor een deel is dat gewoon terecht. Zo zijn in het werkprogramma Schoon en Zuinig ambitieuze doelstellingen voor het jaar 2020 geformuleerd. Het komt er nu wel op aan om aan de mooie woorden de daden toe te gaan voegen. Daar wringt tot nu toe de schoen, want met de huidige beleidsmaatregelen worden de ambitieuze doelstellingen bijlange na niet gehaald in de tijd die ervoor staat. Ik noem alleen het voorbeeld van de nieuwe Stimuleringsregeling Duurzame Energie. Het hiervoor beschikbare budget is helaas te laag, belangrijke beslissingen worden doorgeschoven en het extra faciliteren van juist ook de kleinere ondernemers, zoals toegezegd in het coalitieakkoord, komt in de praktijk veel te weinig aan bod. Kan het kabinet toezeggen dat daar vanaf nu een positieve wending aan wordt gegeven?

Plannen kunnen veel potentie hebben, maar ook 2007 heeft laten zien dat bestaande wet- en regelgeving nog altijd voor veel stroperigheid zorgt. Bedrijven die willen investeren in windmolenparken op zee, stuiten op ruimtelijkeordeningsprocedures en haken daarom te vaak af. Er blijft geld onbesteed en er blijven kansen onbenut. Welke maatregelen gaat het kabinet extra nemen om dit probleem nu eindelijk eens grondig en definitief aan te pakken? Ten slotte bij het thema duurzaamheid de hete aardappel: het uitbreiden van kernenergie is opnieuw vooruitgeschoven. Wij komen op deze manier onszelf onvermijdelijk een keer tegen bij de energiebalans.

Het volgende thema is ondernemerschap. Ondanks de door het kabinet gepresenteerde resultaten wordt steeds duidelijker dat het investeringsklimaat in Nederland ter discussie staat. Nederland verliest zijn voorsprong op andere Europese landen. Dat moet dus veranderen. Daarop is, mij dunkt, het beleid ook gericht. Ik zie dat wel, maar het blijft altijd de vraag of hier nog meer aan te doen is.

De uitvoerbaarheid van wat wij hier met elkaar verzinnen, pakt in de praktijk nogal eens anders uit dan wij vooraf denken. Dat zorgt niet zelden voor flinke administratievelastenverzwaring voor ondernemers. Uit de brief van de minister-president en de onderliggende stukken in het verantwoordingsdossier blijkt dat het kabinet zich dat ook realiseert. In de praktijk is daar echter nog te weinig van te merken. Waarom kwam het kabinet anders met de verpakkingenbelasting in de huidige uitvoeringsvormgeving? Mijn fractie roept het kabinet met klem op deze belastingmaatregel kritisch onder de loep te nemen en daar consequenties aan te verbinden.

Mijn fractie betreurt het dat de verhoudingen rondom het ontslagrecht binnen het kabinet op scherp zijn komen te staan. Door de in beton gegoten houding van de PvdA-fractie konden de regeringspartijen geen enkel alternatief meer aanvaarden, terwijl er een heel mooi compromis op tafel ligt waarmee het ontslagrecht niet wordt versoepeld, maar wel fors wordt vereenvoudigd. Wij hopen dat het er toch snel van komt.

Ten aanzien van het thema "respect" merk ik allereerst op dat de SGP-fractie steeds vaker moeite heeft met de toon van het politieke debat. Deze is onmiskenbaar harder dan gewenst is. Discussies gaan niet zelden gepaard met grof en ondermaats taalgebruik. Dat betreur ik. Ik meen dat het mogelijk is om dingen duidelijk te zeggen zonder dat de waardigheid van het debat onder druk komt te staan. Ik houd van heldere en duidelijke taal, maar niet van taalvergroving.

Mijn fractie betreurt het dat in de samenleving steeds minder ruimte lijkt over te blijven voor minderheden en minderheidsstandpunten. Groepen komen daardoor steeds meer tegenover elkaar te staan. In het voorbije jaar hebben wij daarvan verschillende voorbeelden gezien, zoals de felle discussie over de ruimte voor gewetensbezwaarde ambtenaren. Dat is jammer.

Mijn fractie acht het terugdringen van ongewenste media-uitingen een belangrijke verantwoordelijkheid van de overheid. Dat zullen wij blijven zeggen. In de nota Waarden, normen en media heeft mijn fractie voorstellen gedaan voor een model van coregulering dat recht doet aan de rol van de media en het belang van gebruikers. In zijn brief over mediawijsheid kiest het kabinet nog altijd voor een eenzijdige nadruk op zelfregulering door de media. Door deze werkwijze komt een wezenlijke bestrijding van ongewenste media-invloeden niet van de grond. Ik kan het daarom niet nalaten om het kabinet andermaal, en met klem, op te roepen om zich in te zetten voor de totstandkoming van een mediacode. Afgelopen week is deze oplossing helaas extra urgent geworden. De publieke omroep zal binnenkort tien pornofilms uitzenden. Wat ons betreft, moet het niet gekker worden.

Ten slotte wil ik het respect voor het leven aansnijden. In het coalitieakkoord zijn afspraken gemaakt over de medisch-ethische thema's. Wij hadden weliswaar gehoopt op verdergaande maatregelen, maar het was in ieder geval een stap in de goede richting. De vorderingen vallen tot nu toe tegen. Het onderzoek naar de psychosociale effecten van abortus op moeders leidt pas na deze kabinetsperiode tot conclusies en er wordt nog gestudeerd op het preciseren van de definitie van een noodsituatie. De overtijdbehandeling moet nog onder de WAZ worden gebracht. Ik doe daarom een klemmend beroep op de regering om de aandacht voor deze thema's niet te laten verslappen.

Er wacht nog een hele taak. Bij de vervulling daarvan wenst mijn fractie de regering Gods onmisbare zegen toe.

De voorzitter:

Als laatste spreker in de eerste termijn van de Kamer is het woord aan mevrouw Verdonk.

Omdat bij mij de vraag opkwam of u uw maidenspeech hield, heb ik mij daarvan nog even vergewist. Het blijkt niet het geval te zijn.

(hilariteit)

De voorzitter:

Het is de taak van de voorzitter om in het vizier te hebben of het een maidenspeech betreft. Dat is helder.

Het woord is aan mevrouw Verdonk.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Dit is een kabinet van veel woorden maar zeer weinig daden. Er zijn allerlei plannen opgesteld, ambities uitgebroken, commissies benoemd, bustours door het land gemaakt. Er zijn zelfs twee extra ministersposten verzonnen. Het is de vraag of het kabinet daarmee de echte problemen van de mensen in het land oplost. Het antwoord op die vraag luidt "neen". Van alle plannen die dit kabinet heeft opgesteld, is zeer weinig terecht gekomen. Een voorbeeld hiervan is het plan voor de vernieuwing van de rijksdienst. Op geen enkel ministerie is de moeite genomen om dit proces echt in gang te zetten. Integendeel: er komen niet minder ambtenaren, maar meer externe adviseurs. De kosten daarvan bedragen anderhalf keer zoveel als in 2006. Kan de minister-president uitleggen waarom zoveel ambtenaren vinden dat zij een externe adviseur nodig hebben om hun werk goed te doen? Is dit een soort levensverzekering? Wordt dit verschijnsel wellicht veroorzaakt door de cultuur van wantrouwen die op een aantal departementen heerst?

Zoals de minister van Financiën gisteren bij het aanbieden van de verantwoordingsstukken verwoordde, is het generaal pardon een project waarop deze minister in ieder geval erg trots is. Het is een openeinderegeling. Het CDA, dat vroeger op dit onderwerp zo betrouwbaar was, is kennelijk geïnfecteerd met het Wouter Bosvirus van de draaikonterij. De minister-president is waarschijnlijk wat minder trots, want hij maakt aan het generaal pardon geen woord vuil in zijn verantwoordingsbrief. Schaamt hij zich misschien? Het generaal pardon levert immers een enorm financieel probleem op. De kosten van deze maatregel lopen totaal uit de hand. Ik herinner mij de eerste schatting van onze minister van Financiën, de heer Bos. Toen ging het om een bedrag van 55 mln. Daar kwam eerst 35 mln. bij. O nee, dat bleek toch 66 mln. te zijn voor de bijstandsuitkeringen, genoemd door staatssecretaris Aboutaleb. De volgende schatting ontvingen wij in april 2007 van staatssecretaris Albayrak. Die schatting ging ineens over een bedrag tussen 500 mln. en 800 mln., want men was vergeten om rekening te houden met de kosten van huisvesting, scholing, uitkeringen en de ziektekosten. Bij de verantwoording waarover wij het vandaag hebben, komt hier nog eens 200 mln. bij die extra nodig zijn voor de verhoogde instroom bij het COA. De azc's moesten 24.600 asielzoekers opvangen. Dat is 10.000 personen meer dan was gedacht, dus bijna de dubbele hoeveelheid. Voor het COA was 22 mln. begroot. De werkelijke kosten waren 202 mln. In totaal komen wij zo op bijna 1 mld. uit.

Er zijn in ieder geval twee openeinderegelingen, namelijk het generaal pardon en de kinderopvang. Ik vraag de premier waarom ervoor is gekozen om wel bij de kinderopvang in te grijpen en niet bij het generaal pardon? Waarom wordt er wel bezuinigd op de emancipatie van vrouwen in Nederland en het feit dat veel meer vrouwen aan het werk zijn gegaan? Waarom wordt deze goede ontwikkelingen een halt toegeroepen omdat er een generaal pardon met een openeinderekening moet worden uitgevoerd?

Een andere belangrijke doelstelling van dit kabinet is het terugdringen van bureaucratie en de vermindering van de hoeveelheid regels. Dat is prachtig en een belangrijke doelstelling. Dit betekent echter niet dat er in het wilde weg regels moeten worden afgeschaft, en zeker geen regels die een functie hebben. Ik denk bijvoorbeeld aan de regel dat bij een huwelijksaangifte stukken als een uittreksel uit het geboorteregister moeten worden overlegd. Als dat niet meer hoeft, zal de daling van de huwelijksmigratie – waarover de heer Balkenende in een interview in De Telegraaf nog opschepte – helemaal worden tenietgedaan. Er is dan immers geen controle meer. Dit komt wederom neer op een uitnodigend toelatingsbeleid.

Ook is het duidelijk dat onder dit kabinet de inburgering stilligt. Dat kan ook niet anders, wetend dat de ambitie van het kabinet in het volgende citaat kan worden samengevat. "Om inburgering hoog op de lokale politieke agenda te zetten, wetend dat hiermee soms tegen de stroom van het integratiedebat wordt opgeroeid." Wat staat hier? Waarover gaat dit? Wat is die stroom van het integratiedebat? Ik vraag de minister-president luid en duidelijk of hij het belangrijk vindt dat immigranten verplicht Nederlands leren. Gaat hij daadkrachtig ingrijpen nu de resultaten zo bedroevend zijn?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Wilt u zeggen dat uw inburgeringsbeleid tijdens het vorige kabinet-Balkenende een succes was?

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Zoals mevrouw Halsema misschien nog wel weet, ben ik bezig geweest met het vormgeven van de Wet inburgering, in nauwe samenwerking met de gemeenten. Hierover hebben een aantal debatten in de Kamer plaatsgevonden. De Kamer vroeg daarin steeds om meer details. Uiteindelijk is deze wet aangenomen. Zo snel mogelijk daarna kon hij worden ingevoerd, namelijk op 1 januari 2007.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het is fijn dat u dit nog even in herinnering brengt. Inderdaad bent u vier jaar lang bezig geweest met nota's, wetgeving, het terughalen van wetgeving, praten met de Raad van State en praten met anderen. Er is echter in deze periode helemaal niets gebeurd.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Mevrouw Halsema, u bent erg kort van memorie. De Wet inburgering buitenland is ruim op tijd ingevoerd en was allang operationeel voor mijn aftreden als minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. Verder zijn op het punt van vreemdelingenbeleid de huwelijksmigratie en de toestroom van mensen naar Nederland gedaald en zijn de 26.000 mensen die terug moesten, bijna allemaal teruggegaan. Zal ik nog even doorgaan of zal ik maar stoppen?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het niet sterk om naar andere beleidsterreinen te vluchten als je wordt gevraagd naar het succes op een terrein. Dat is namelijk wat u nu doet. Laten wij er maar eerlijk over zijn. Het was geen succes. Er is helemaal niets gebeurd. Dat het nu een puinhoop is, ligt in een belangrijke mate aan uw beleid in de jaren ervoor.

De voorzitter:

Dat was geen vraag, maar een constatering.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik was blij met de combinatie van vreemdelingenbeleid en integratie. Die had vastgehouden moeten worden. Dan hadden wij het soort non-praktijken dat er nu is niet gekend.

Voorzitter. Verder ben ik teleurgesteld in de resultaten van de minister voor Jeugd en Gezin. Pas in 2011 worden de eerste Centra voor Jeugd en Gezin gevestigd. Wat heeft de heer Rouvoet verder eigenlijk bereikt? Als ik de verantwoordingsbrief van de minister-president lees, staat daarin dat een programmaminister als die voor Jeugd en Gezin een duidelijker profiel moet hebben dan andere ministers. De heer Rouvoet heeft helemaal geen profiel. Wat zijn nu de prestaties van de heer Rouvoet, behalve dat hij heeft laten weten zich graag te bemoeien met het aantal kinderen dan wij moeten krijgen?

In de verantwoordingsbrief staat geen enkele concrete duiding van de problemen in het onderwijs en de zorg. De doelstellingen zijn geformuleerd voor de periode na 2011. Verder durft het kabinet niet kritisch naar zijn uitgavenpatroon te kijken. Als er geld tekort is, is er altijd nog de burger om te plukken. Het kabinet heeft echt veel moeite gestoken in het verzinnen van telkens nieuwe belastingen en belastingverhogingen om zijn plannetjes te kunnen betalen. Een gevolg hiervan is dat hard werkende mensen zien dat hun geld als sneeuw voor de zon verdwijnt. Voorzitter, u weet hoe het is met een kale kip: daar kun je helemaal niet meer van plukken.

Schiphol, onze nationale trots, verliest op dit moment steeds meer klanten, en waarom? Omdat de Nederlandse burger slim is en calculeert. Hij rijdt honderd kilometer verder. Hij rijdt even naar België of Duitsland, om vandaar te vliegen, om de vliegtaks te ontduiken.

Op één punt is het kabinet uitermate daadkrachtig. Ik hoop dat het mijn collega's ook is opgevallen dat een regenboogroute is aangelegd op de A12. Voor ongeveer € 150.000 zijn er stickers geplakt op alle lantaarnpalen langs de A12, rood, geel, groen en blauw. Kan de minister-president mij vertellen wie dit geniale plan heeft bedacht, wie het heeft betaald, wat de reden is waarom de lantaarnpalen zijn beplakt en welke ambtenaren dit hebben mogen doen?

Het kabinet slaagt er niet in het karakter van Nederland te bewaren. Denk aan de voortdurende aantastingen van de vrijheid van meningsuiting. Heeft de minister-president of misschien iemand anders uit het kabinet contact opgenomen met de gemeente Huizen, om te zeggen dat het toch niet helemaal de bedoeling is dat je een schilderij verwijdert als een paar moslims daarover klagen? De vrijheid van meningsuiting is een grondrecht, bevochten door onze voorouders. Dat wordt door dit kabinet verkwanseld. Het kabinet lost geen problemen op. Er is geen sprake van een imagoprobleem, er is sprake van een gebrek aan daadkracht. Als de burgers terecht klagen over het onderwijs, over de zorg, over de files, over immigratie, noem maar op, worden zij door hun eigen minister-president, hun leider, neergezet als zeurpieten. Verder commentaar overbodig!

De heer Pechtold (D66):

Daarnet viel de naam A12. Daar rijd ik zelf vaak over. Omdat je er nog wel eens stilstaat, heb je alle tijd om het kunstwerk te zien. De kleur geel zit er overigens niet in. Het is rood, paars, groen en nog een kleur daartussenin.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Bent u misschien kleurenblind?

De voorzitter:

Ik zou die persoonlijke dingen maar vermijden in het debat.

De heer Pechtold (D66):

Het gaat om een campagne. Volgens mij heeft mevrouw Verdonk ook wel eens een campagne gevoerd. Zij weet dat dit heel veel geld kost en niet altijd tot succes leidt. Hier houden wij in ieder geval nog kunst aan over. Mevrouw Verdonk noemde de A12. Ik dacht: nu komt het. Nu komt het idee over de files. Toen zij de VVD uit werd gezet, liep zij voor Netwerk door een prieeltje en werd haar gevraagd wat haar volgende punt werd: de files.

De voorzitter:

Het is voldoende toegelicht, denk ik.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik zat er al op te wachten, mijnheer Pechtold. Ik ben blij dat u de kans gegrepen hebt om dit onderwerp aan de orde te stellen.

Trots op Nederland heeft gekozen voor een heel andere manier van politiek maken. Wij proberen de kloof tussen de burgers in het land en Den Haag te overbruggen. Hoe doen wij dat? Door over allerlei onderwerpen van burgers de oplossing te vragen. Dat geldt ook voor de file. Ik neem daar de tijd voor. Op het moment dat ik het oplossingenpakket voor de files klaar heb, is de heer Pechtold de eerste die het hoort.

De heer Pechtold (D66):

Dat is dan een uitzonderlijk grote eer.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Graag gedaan!

De heer Pechtold (D66):

Het is voor mij een serieus punt, want als je als oppositiepartij klaagt over het kabinet, omdat het geen oplossingen biedt, moet je zelf zakelijk zijn. U moet zo langzamerhand een tipje van de sluier oplichten en zeggen wat uw ideeën zijn. U moet op zijn minst een datum noemen waarop alle ideeën bekend zijn en u met uw visie komt. U zegt namelijk nadrukkelijk van daadkracht te houden. Dan moet je iets doen aan een problematiek die al decennialang in het hele Westen niet is opgelost. Dat is de problematiek van de files. Misschien mag ik enkele randvoorwaarden noemen...

De voorzitter:

U vroeg naar de datum waarop alles concreet wordt, maar als u dan ook randvoorwaarden...

De heer Pechtold (D66):

Maar mag ik een concrete vraag stellen?

De voorzitter:

Maar daarna rondt u af.

De heer Pechtold (D66):

Mevrouw Verdonk, bent u voor kilometerbeprijzing?

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Aan invoering daarvan zijn zoveel voorwaarden verbonden dat ik daarover nu geen uitspraak doe. Houd het er maar op dat ik daar tegen ben. Nogmaals, laten wij het er op dit moment maar op houden dat ik tegen ben.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Ik vind toch dat mevrouw Verdonk iets meer ruimte verdient in dit debat. Zij zei dat zij deze vraag van mij had verwacht. Dat betekent dat zij er op voorbereid was. Over die kilometerbeprijzing moeten wij allemaal een uitspraak doen, misschien met het mes op de keel, en soms moeten wij niet zo populair zijn. Wij kunnen zeggen: die belasting op stilstaande auto's bouwen wij af tot nul, de bpm schaffen wij af, en daarvoor in de plaats wordt het rijden van de auto belast. Wilders komt zelfs met een idee. Hij wil het kwartje van Kok weer invoeren, maar wat zijn uw ideeën, mevrouw Verdonk? Wat zijn de hoofdlijnen van uw plan voor de filebestrijding?

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Dit valt mij toch tegen van de heer Pechtold. De heer Pechtold weet dat ik bezig ben met de bouw van Trots op Nederland, een hele nieuwe beweging. Die beweging komt met oplossingen voor alle problemen in Nederland. En ik zeg erbij: onze plannen gaan wij ook nog uitvoeren. Dat is een heel groot verschil met dit kabinet. Als u tot Trots op Nederland in de politieke arena is verschenen, uw pijlen richt op het kabinet, kunnen wij misschien opschieten.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ondertussen groeien de files wel, die groeien elke dag. Ik weet niet hoe lang Trots op Nederland wil wachten, maar ik vind het een beetje flauw je zo uit te laten als je het kabinet de maat neemt. Dat doe ik ook, maar ik heb een eigen plan en een eigen programma. Iemand die zich voor laat staan op daadkracht, zou toch in ieder geval moeten kunnen zeggen wanneer hij begint met het oplossen van de files. Dat zou u dus ook moeten kunnen zeggen. U zou dus moeten kunnen zeggen wanneer u alles rond heeft. Is dat na de zomer, is dat voor de zomer? Of kunnen wij tot sint-juttemis wachten? Moeten wij wachten tot u een Wikipediapagina over de files heeft?

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik wil mijn woorden nog wel een aantal keren herhalen: als de oplossingen van Trots op Nederland er zijn, dan hoort u dat.

De heer Van Geel (CDA):

Ik probeer enige logica in uw betoog te ontdekken, maar vind die helaas niet, want als u op geen enkele vraag een antwoord heeft, niet kunt zeggen welke visie u hebt en welke oplossing voor de problemen, hoe is het dan mogelijk dat alle oplossingen van het kabinet niet deugen? Dat kan ik totaal niet plaatsen. Ik zou zeggen: gaat u bij uw achterban eens vragen wat de oplossingen van het kabinet zijn. Dan hebt u een antwoord. Nu zegt u dat alles wat het kabinet bedenkt niet deugt, maar als onze collega's u een vraag stellen, zegt u dat u in het land navraag gaat doen. Dat kan toch niet. Dat is toch onlogisch.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Het is jammer dat de heer Van Geel zo slecht luistert. Ik heb helemaal niet gezegd dat hetgeen het kabinet wil niet deugt. Ik heb gezegd dat het feit dat het kabinet niet doet wat het wil niet deugt. Het kabinet "doet" niet. Dat is mijn kritiek.

De heer Van Geel (CDA):

Zo wordt het een mooie discussie, want of het nu om het generaal pardon gaat of om de wijze waarop de inburgering tot stand komt, u hebt wel degelijk over de inhoud gesproken en gezegd dat die niet deugde. Dat had niets te maken met de snelheid van handelen. Is dat het enige waar het u om gaat? Om de snelheid en niet om de richting die door dit kabinet is gekozen en die met het regeerakkoord vastligt?

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik heb op een aantal punten aangegeven waarin ik mij niet kan vinden. Tot die punten heb ik mij moeten beperken, want ik heb maar vijf minuten spreektijd. In mijn eentje vertegenwoordig ik namelijk de fractie-Verdonk.

Mevrouw Hamer (PvdA):

U beroept u steeds op het feit dat u in uw eentje bent. Er zijn echter wel meer Kamerleden in hun eentje begonnen en zij deden toch aan bijna alle debatten mee.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Ik hoor nu geroffel op de bankjes van de fractie van de PVV. Het was een compliment. Geniet ervan mijnheer Wilders. Geniet ervan!

Mevrouw Hamer (PvdA):

Eerlijk is eerlijk, zo ben ik.

Mevrouw Verdonk, ik heb een vraag aan u. U zegt vaak dat u zich niet overal in kunt verdiepen, maar gisteravond werd een debat gevoerd over uw Inburgeringswet en wat daar allemaal aan gerepareerd moest worden. Was u daarbij?

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Nee.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Vond u dat niet nodig?

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Nee.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Nee?

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Nee.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Want die wet vindt u niet belangrijk.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Niet meer.

Mevrouw Hamer (PvdA):

O. Nou, dan weet Nederland dat, oké.

De voorzitter:

Hiermee zijn wij aan het einde gekomen van de eerste termijn van de kant van de Kamer. Het kabinet zal om 19.20 uur antwoorden.

De vergadering wordt van 17.50 uur tot 19.20 uur geschorst.

Minister Balkenende:

Mijnheer de voorzitter. Ik dank de leden van de Kamer voor hun inbreng in dit deel van de Staten-Generaal in eerste termijn. Voor een flink deel bevat de inbreng van allen in eerste termijn algemene beschouwingen en er zijn onderlinge debatten geweest. Daarop heb ik mijn bijdrage toegesneden.

Mijn bijdrage in eerste termijn zal ik als volgt opbouwen. Ik begin met een korte opmerking over de nieuwe opzet van de verantwoording en ik sta stil bij de bevindingen van de Algemene Rekenkamer. De minister van Financiën zal na mij op deze thema's uitgebreider ingaan. Hij zal ook op de meer financieel-economische en beheersmatige vragen ingaan. Vervolgens zal ik uitgebreid spreken over de inspanningen van het kabinet om de doelstellingen uit het beleidsprogramma te realiseren in samenwerking met alle betrokkenen. Zowel de visie van het kabinet als een aantal concrete resultaten stel ik daarbij aan de orde. Ik zal afsluiten met een aantal concrete losse antwoorden op gestelde vragen.

Ik zal ingaan op vragen omtrent zorg, jeugd, sociale zekerheid, ondernemerschap, criminaliteit, duurzaamheid en dierenwelzijn. De minister van Financiën zal daarna de vragen beantwoorden over de economische situatie, de koopkracht en de lastendruk en de verschillende vragen over de rijksdienst.

De heer Pechtold (D66):

Vorig jaar begon dit kabinet met de 74 doelstellingen en 10 projecten. In de inleiding van de desbetreffende prospectus staat dat het kabinet daarop aangesproken en afgerekend wil worden. Ik heb mijn uiterste best gedaan, maar sommige van die 74 zijn niet te vinden. Ik heb de minister op Prinsjesdag gevraagd of hij daarover systematisch verantwoording wil afleggen. Gisteren, toen ik zijn brief ontving, heb ik gevraagd dat alsnog te doen. De minister doet dat niet. Trekt hij de belofte in om op die manier systematisch te werken – van het 200.000 banenplan tot het 200.000 fietsenplan – of stuurt hij mij met een kluitje in het riet? Ik zou het heel prettig vinden om samen met hem met die 74 doelstellingen te werken.

Minister Balkenende:

Dat laatste is niet de bedoeling. In de brief die ik op instigatie van de heer Pechtold naar de Kamer heb gestuurd, heb ik aangegeven dat ik zal ingaan op de algemene hoofdlijnen van het beleid van het kabinet. Ik heb in de brief uitgelegd dat wij bij 10 projecten expliciet hebben stilgestaan en dat informatie over de 74 beleidsdoelstellingen kan worden gevonden in de afzonderlijke beleidsverslagen.

Hier komt nog iets anders bij. De beleidsverslagen zijn in juni vorig jaar voor het eerst neergelegd in het beleidsprogramma. Daar is een vervolg aan gegeven in de begrotingsstukken die in september aan de orde zijn geweest. De echte verantwoording komt meer naar voren wanneer alles ver op de rails is gezet. Ik meen dat in de verschillende beleidsverslagen al heel wat informatie te vinden is. Wij hoeven overigens niet alles vandaag te bespreken. Er vinden ook nog overleggen plaats met de vakministers over de afzonderlijke beleidsverslagen. Dat lijkt mij het moment om alles in detail te bespreken. Vandaag is veel aan de orde geweest, maar ik meen niet dat het de bedoeling van de Pechtold is om op dit moment de 74 doelstellingen expliciet langs te lopen.

De heer Pechtold (D66):

Dat is het zeker niet, maar ik wil graag de systematiek volgen. Als het kabinet elk jaar een nieuwe systematiek heeft, kan ik mijn taak als controleur moeilijk vervullen. Er zijn vele doelen in het programma voor die 100 dagen geschetst. Ik moet echt zoeken naar informatie. Ik moet die uit schriftelijke vragen en uit stukken halen. Vandaag krijg ik bijvoorbeeld van mevrouw Vogelaar antwoord op mijn vraag over de extra agenten. Dat is nadat ik gerappelleerd heb dat de 500 extra agenten, ook een van de delen van de 74 doelstellingen, er op 31 december 2011 zullen zijn. Dat is een halfjaar na de regeerperiode van dit kabinet. Dat wil ik hier allemaal niet en detail bespreken, maar ik vraag de minister als leider van het kabinet of ik de systematiek kan volgen waar het kabinet mee begonnen is. Dan is het kabinet afrekenbaar op 74 doelen en 8 jaarschijven.

De voorzitter:

Ik denk dat het punt helder is. Het gaat om de consistentie van de systematiek.

Minister Balkenende:

Ik zeg de heer Pechtold het volgende toe. Wij zullen bij de nieuwe begrotingsvoorbereiding opnieuw terugkomen op de 74 doelen. Wanneer wij het volle eerste jaar hebben gehad – dat is dit begrotingsjaar – zullen wij bezien hoe wij daar volgend jaar recht aan kunnen doen. Dat lijkt mij de beste methode. Wel zal de minister van Financiën nog contact hebben met de commissie voor de Rijksuitgaven om precies te bezien hoe dat het beste vorm en inhoud kan krijgen. Dat raakt namelijk ook de vraag of wij in die zin opnieuw een verantwoordingsbrief zullen uitbrengen. Dat is onder andere afhankelijk van de wensen van de Kamer.

De heer Rutte:

Wij kennen inderdaad die drie doelstellingen, die tien projecten, alsmede die 74 projecten en die zes pijlers. Het lijkt mij verstandig dat de minister-president ons een zo kort mogelijke brief stuurt waarin hij uiteenzet hoe hij in de toekomst over de voortgang van die 74 projecten meent te moeten rapporteren. De Kamer heeft altijd nog een andere keuze: een groot project maken van die prospectus. Dan dwingen wij de minister-president om per kwartaal te rapporteren. Dat wil hij echter niet en wij misschien ook niet.

Minister Balkenende:

Ik meende dat ik zojuist een goed voorstel had gedaan. Tijdens de eerstvolgende begrotingsbespreking zullen wij ingaan op de stukken die in september worden gepresenteerd. Wij komen tijdens de begrotingsvoorbereiding opnieuw terug op de 74 beleidsdoelstellingen. De minister van Financiën zal in overleg met de commissie voor de Rijksuitgaven bepalen wat de beste methode is. Laten wij dan gezamenlijk een gesprek voeren over de vraag of de Kamer die 74 beleidsdoelstellingen in afzonderlijke beleidsverslagen wil ontvangen, of dat zij de voorkeur geeft aan een verantwoordingsbrief daarover. Dat lijkt mij de meest praktische weg. Ik sta open voor de suggesties van de Kamer. Zij heeft namelijk gelijk dat het om transparantie gaat.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik sluit mij graag aan bij de woorden van de heren Pechtold en Rutte. Ik ben van mening dat het kabinet straks niet moet komen met een doosje met aparte beleidsstukken. Zoals de heer Pechtold zei, willen wij een overzichtelijke spreadsheet waaruit wij precies kunnen opmaken wat er al dan niet is gebeurd. Wij vragen dus niet om zeer uitgebreide informatie, maar die moet wel duidelijk zijn.

Heeft de minister-president de indruk dat hij de motie-Vendrik over de verantwoordingsbrief heeft uitgevoerd?

Minister Balkenende:

Er is overleg gevoerd met de commissie voor de Rijksuitgaven. De bedoeling was dat wij met een algemeen stuk kwamen, naast alle stukken die wij jaarlijks produceren, dat aanleiding kon geven tot een debat op hoofdlijnen met de Kamer. Ik meen dat wij daaraan hebben voldaan. Wij hebben immers iets gezegd over de bestuursfilosofie van het kabinet. Wij zijn ingegaan op een aantal hoofdaspecten, waaronder duurzaamheid, respect en ondernemerschap. Die aspecten zijn ook besproken met de commissie voor de Rijksuitgaven. Daarnaast hebben wij informatie gegeven over de tien projecten. Bovendien hebben wij gesproken over een evaluatie van de systematiek die wij nu kennen in de vorm van een pijlerstructuur. Naar mijn idee hebben wij, na het overleg met de commissie voor de Rijksuitgaven, een poging ondernomen om antwoord te geven op de vragen van de Kamer.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik bestrijd dat. Anders dan de heer Marijnissen ben ik niet heel negatief over de Verantwoordingsdag. Ik wil juist graag dat die uitgroeit tot iets wat serieus is. De verantwoordingsbrief is een uitvloeisel van de motie-Vendrik. Daarin wordt gevraagd om beleidsmatige conclusies per departement en een rijksbrede conclusie over het gevoerde beleid. De verantwoordingsbrief is een aaneenschakeling van intenties en ambities die wij natuurlijk al kenden uit het regeerakkoord en het beleidsprogramma. Het kabinet trekt echter geen heldere conclusies per departement en het doet dat evenmin rijksbreed over de stand van zaken in 2007. Die hebben wij echter wel nodig om het kabinet te controleren.

Minister Balkenende:

Ik betwist die conclusie. Ik ben altijd bereid om een discussie te voeren over de vraag of wij voldoende hebben gedaan of dat er meer mogelijk is. Mevrouw Halsema kent de systematiek. Die houdt in dat tijdens het eerste zittingsjaar van het kabinet zaken op de rails worden gezet. Ik doel dan op de beleidsdoelen. Het kabinet is in dat jaar bezig met het etaleren van plannen. Tevens worden wetsvoorstellen voorbereid, nota's opgesteld en ministers aan het werk gezet. Dat is elke kabinetsperiode het geval.

Wij hebben een poging gedaan om in deze verantwoordingsbrief aan te geven wat bijvoorbeeld in het kader van die tien projecten is gedaan en wat wij op de rails hebben gezet. Dat kunnen wij in dit stadium doen. Volgend jaar zal er ongetwijfeld sprake zijn van verdieping. Uiteraard luister ik ook naar het oordeel van de Kamer.

Mevrouw Halsema:

Ik vraag de premier alleen om ons ter wille te zijn. Ik ben het met de voorzitter eens dat wij dit punt niet eindeloos hoeven uit te melken. Ik begrijp direct dat de premier zijn best heeft gedaan. Ook is mij duidelijk dat het in het eerste jaar niet gemakkelijk is om alle resultaten van dit kabinet helder uiteen te zetten. Daarvoor kan ik begrip opbrengen. Ik vraag de premier om in de volgende verantwoordingsbrief in ieder geval de motie-Vendrik naar de letter uit te voeren. Daarmee zou ik heel blij zijn.

De voorzitter:

Dat is een suggestie. De minister-president heeft gezegd dat er overleg zal worden gevoerd met de commissie voor de Rijksuitgaven. Ik stel voor dat hij zijn betoog vervolgt.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik stel een vraag aan de premier en niet aan de voorzitter.

De voorzitter:

Ik geef dan ook geen antwoord.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat deed u wel. U heeft immers terugverwezen naar de commissie voor de Rijksuitgaven. De motie van de fractie van GroenLinks is uitgevoerd op een wijze waarover zij niet helemaal tevreden is. Zij wil graag dat die motie beter wordt uitgevoerd.

Minister Balkenende:

Ik dacht dat ik al was ingegaan op aard en wezen van dit stuk. Ik heb goed geluisterd naar wat u hebt gezegd over de motie van de heer Vendrik. Daar komt iets anders bij. Wij hebben geprobeerd, in dit stuk aan te geven hoe wij op hoofdlijnen tegen de zaak aankijken bij de onderwerpen die waren afgesproken. U vindt van ons ook een oordeel daarover. Dat is punt een. Punt twee is dat wij verantwoorden wat wij bij de tien projecten hebben gedaan. Ik denk dat ik daarmee ook in de geest heb gehandeld van de motie van de heer Vendrik. Zijn er nadere wensen, dan zullen wij dat graag met de commissie voor de Rijksuitgaven bespreken, dat heb ik net aangegeven.

De voorzitter:

Ik stel voor dat u uw betoog vervolgt.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Het was gisteren de derde woensdag in mei, zeg ik nu voor de derde keer. Traditiegetrouw, inmiddels al acht jaar, is dit de dag waarop het kabinet verantwoording aflegt over het afgelopen begrotingsjaar. Over de opzet van de Verantwoordingsdag, dit jaar, heeft uw Kamer met de minister van Financiën uitgebreid en intensief overlegd. Een van die afspraken was dat het kabinet een algemene verantwoordingsbrief zou sturen, met daarin een drietal thema's. Die opzet en die thema's zijn besproken met de vaste commissie voor de Rijksuitgaven. Op deze wijze krijgt het verantwoordingsproces politiek-beleidsmatig verbreding en verdieping.

Het financieel management blijft evenwel belangrijk. Hierover maak ik een korte opmerking. Ik haal in dit verband graag de woorden aan van de president van de Algemene Rekenkamer gisteren, tijdens haar persconferentie, over het financieel management: Nederland presteert top of the bill. Er is sprake van grote verschillen tussen landen. In Nederland worden de stukken volledig op tijd aangeleverd, is de rechtmatigheid onveranderd hoog en wordt inzicht gegeven in de bedrijfsvoering en de problemen daarbij. Dit laatste gebeurt niet in alle landen. Samen met een beperkt aantal andere landen, waaronder het Verenigd Koninkrijk, Australië, Canada en de Scandinavische landen, is Nederland al zo ver dat over dat soort zaken niet meer hoeft te worden gesproken. Dit allemaal volgens de Algemene Rekenkamer.

De Algemene Rekenkamer houdt ons scherp. Naar de mening van de Algemene Rekenkamer heeft de Kamer betere informatie nodig over de samenhang tussen doelen, prestaties en uitgaven. Tegelijkertijd ondervinden wij dat politiek handelen zich niet altijd laat vangen in cijfers. Overheidsingrijpen gaat om meer dan ontvangen en uitgeven van geld en om meer dan streefgetallen.

De doelstellingen waarmee dit kabinet werkt, zijn zo veel mogelijk kwantitatief en kwalitatief van aard. Voor dit laatste is een van de meest expliciete voorbeelden het bijdragen aan vrede in het Midden-Oosten. Bij deze categorie kwalitatieve doelstellingen zijn de prestaties, inzet en uitgaven van het Rijk niet een-op-een te vertalen naar het geformuleerde doel. Bij deze kwalitatieve doelstelling is veeleer sprake van gezamenlijke inspanningen en prestaties om het doel dichterbij te brengen en het daarmee beoogde maatschappelijk effect te bereiken. Dit past bij het karakter van het beleidsprogramma en de sturingsfilosofie van het kabinet, waarbij veelal een beroep wordt gedaan op de inzet van medeoverheden, burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en instellingen. Een voorbeeld daarvan is de wijkaanpak. Dan laat politiek-bestuurlijk handelen zich niet altijd meer goed vangen in cijfers en objectiveerbare, meetbare termen.

Kortom, de Algemene Rekenkamer mag het kabinet scherp houden als het gaat om het faciliteren van de controlerende rol van de Kamer en het aanspreekbaar zijn, maar het is ook uw Kamer, en niet te vergeten de Algemene Rekenkamer zelf, die graag ziet dat het kabinet uitstijgt boven de cijfers, om meer politieke verantwoording af te leggen. De Rekenkamer is hierover ook positief.

Mevrouw de voorzitter. Daarmee kom ik dan op de visie en resultaten van het beleidsprogramma en het kabinetsbeleid. Woensdag was het Verantwoordingsdag.

De voorzitter:

Met uw goedvinden, mijnheer de minister-president, het is in dit geval mijnheer de voorzitter.

Minister Balkenende:

Zei ik mevrouw de voorzitter?

De voorzitter:

Ja, maar goed.

Minister Balkenende:

Dat is niet best. Ik bied u mijn nederige excuses aan.

De voorzitter:

Ik wist niet precies voor wie het niet best was.

Minister Balkenende:

Ik ben nog een beetje gefocust op mevrouw Kant. Die herinnering blijft je enigszins bij. Vandaar.

De voorzitter:

Akkoord, dat is klaar. Nu geef ik het woord aan de heer Pechtold.

De heer Pechtold (D66):

Ik zou zeggen: laat u niet te veel afleiden.

De voorzitter:

Ik ben niet zo aantrekkelijk, dus gaat uw gang.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Jawel hoor, ik ben helemaal afgeleid.

Minister Balkenende:

Vindt u het goed dat ik mij buiten deze discussie houd, voorzitter?

De heer Pechtold (D66):

Er werd mij zojuist verweten dat ik met mijn rug naar de maatschappij sta...

Voorzitter. De systematiek begrijp ik voor een deel, maar ik vind dat wel belangrijk, omdat wij nu het eerste echte jaar van het kabinet achter de rug hebben. De minister-president zegt: de Algemene Rekenkamer spreekt ons erop aan, maar cijfers zijn cijfers; vang de vrede in het Midden-Oosten maar eens in cijfers; soms ben ik afhankelijk van andere overheden en partners, et cetera. Maar nu bijvoorbeeld het scherpe punt van kritiek van de Algemene Rekenkamer over de vormgeving van het ministerie voor Jeugd en Gezin, waarvan men zegt dat dertien delen binnen alle portefeuilles onder dat ministerie vallen, dat het om vier departementen gaat en dat eigenlijk maar 17% van dat beleid op die manier te verantwoorden is. De kritiek is dat 83% niet te verantwoorden is. Van tevoren wisten wij met de rijkscommissaris Van Eijck – een functionaris, die u zelf hebt aangesteld in vorige kabinetten – dat je als je jeugd tot een speerpunt wil maken, de ambtenaren, het geld enzovoorts bij de politieke macht, het mandaat, de doorzettingsmacht zoals wij dat hier noemen, moet zetten. Hoe kijkt u daarop terug, en bent u van plan – als u met Jeugd en Gezin door wilt gaan – om dat op de een of andere manier te gaan bijstellen?

Minister Balkenende:

Dat is een goed punt, mijnheer Pechtold. Wij hebben nadrukkelijk gekozen voor een minister die een bepaald programma te behartigen heeft, in dit geval Jeugd en Gezin. Dat is een. Twee is, dat wij daarvoor een apart begrotingshoofdstuk hebben gemaakt. Wij hebben in de ministerraad tegen elkaar gezegd dat wij nu een eerste jaar hebben. Dat betekent dat de systematiek in dit verband nog wat onvolkomen is. Er zal nog verder aan gewerkt moeten worden. Een zelfstandige situatie, wat ook betekent dat wij de verantwoording nader onder ogen zullen zien. De opmerking van de Algemene Rekenkamer nemen wij serieus. Wij zullen haar betrekken bij de voorbereiding voor de verantwoording van volgend jaar. Ik begrijp natuurlijk in algemene zin de opmerking van de Algemene Rekenkamer wel, dat je, als je de departementen hebt en een aparte situatie voor een minister die is belast met een programma, er ook voor moet zorgen dat die verantwoording zo adequaat mogelijk is. Wij zullen ons daarop beraden, om te bezien hoe wij volgend jaar recht kunnen doen aan deze opmerkingen van de Algemene Rekenkamer.

De heer Pechtold (D66):

Dat betekent concreet bij Jeugd en Gezin dat wij niet meer een minister krijgen die alleen in algemeenheden spreekt over meer kinderen krijgen en langer aan de borst – want ja, hoe gaan wij dat meten? – maar die als er een probleem is bij kinderopvang ook aan tafel zit. Want ik zie geen minister voor Jeugd en Gezin in het debat; ik zie geen handtekening onder de brief. Dus gaat u, heel concreet, doorzettingsmacht voor deze minister regelen, opdat er in de komende jaren op die dertien beleidsdoelstellingen en vier ministeries voor deze minister wat te doen valt?

Minister Balkenende:

Daar moet u even mee oppassen. U hebt het over doorzettingsmacht. Ik maak nu even een onderscheid tussen het wezen van een minister die een programma te behartigen heeft, het feit dat er ook een apart begrotingsstuk voor is dat zich ook leent voor verantwoording en het feit dat er soms sprake is van contact tussen de verschillende departementen. Dat is afhankelijk van de situatie; ik kan geen concrete voorbeelden noemen. De afgelopen week had ik nog een discussie met minister Rouvoet over wie de eerste verantwoordelijkheid had in een bepaalde zaak. In vele gevallen is er sprake van overlappende verantwoordelijkheden. Je kunt dus niet zomaar zeggen dat er in algemene zin een doorzettingsmacht is. Feit is wel, dat waar de minister voor Jeugd en Gezin een eerste verantwoordelijkheid heeft – wat ook blijkt uit het begrotingshoofdstuk – hij ook de eerstverantwoordelijke is voor die punten die onder zijn of haar verantwoordelijkheid vallen. Zo werkt het. Waar sprake is van samenwerking met andere departementen, zal die gezocht moeten worden. Wanneer hij een eerste verantwoordelijkheid heeft, is hij ook als eerste aanspreekbaar. Dat is volgens mij de methodiek die gewoon goed werkt.

De voorzitter:

De laatste keer, mijnheer Pechtold.

De heer Pechtold (D66):

Kunnen wij dat van de minister voor Jeugd en Gezin voor de behandeling in de commissie – ik vind het te detaillistisch worden voor dit hoofdlijnendebat – op papier krijgen? Ik vind het namelijk van groot belang voor de komende drie jaar.

Minister Balkenende:

Ik zal het er met mijn collega Rouvoet over hebben, dat wanneer er een overleg plaatsvindt die informatie kan worden geboden.

Voorzitter. Ik zei het al, dan kom ik op de visie en resultaten van het beleidsprogramma en het kabinetsbeleid. Vorig jaar vonden de coalitiepartijen elkaar in de overtuiging dat wij geen talent onbenut mogen laten voor een sterk Nederland. Wij vonden elkaar in ons streven, Nederland naar een hoger plan te brengen, door de fundamenten te verstevigen voor een financieel en sociaaleconomisch solide land. Een land dat zekerheid biedt voor burgers en bedrijven en tegelijkertijd alle ruimte biedt voor dynamiek, innovatie en ontwikkeling. Een land ook, met een solide, stabiele samenleving en een volwassen democratie waar mensen elkaar de ruimte gunnen om te leven zonder hun onderlinge betrokkenheid te verliezen. Wij willen samenwerken aan vertrouwen in de toekomst. Deze opdracht pakken wij aan uitgaande van een duidelijke richting waarin onze samenleving zich zal moeten bewegen. Een actieve internationale Europese rol, opdat Nederland een relevante en constructieve partner blijft in de wereld en in Europa. Een innovatieve, concurrerende en ondernemende economie, om ook bij toenemende internationale concurrentie welvaart te waarborgen. Een duurzame leefomgeving, om de wereld beter achter te laten dan wij hem aantroffen. Sociale samenhang, omdat ieder mens telt en wij iedereen nodig hebben. Veiligheid, stabiliteit en respect, omdat die de basis zijn voor vertrouwen tussen mensen. En een slagvaardige en verbindende overheid die een bondgenoot is voor burgers, en een dienstbare publieke sector.

Ambities tonen houdt onvermijdelijk in, dat wij tegen grenzen zullen aanbotsen. Ambities tonen houdt ook in afwegingen maken, soms moeilijke afwegingen, en kiezen, want niet alles kan en zeker niet tegelijk. Dit moeten wij dan ook samen willen erkennen. Evenzo moeten wij erkennen dat het kabinet en de landelijke politiek niet alleen richting geven aan de samenleving. Den Haag gaat niet over alles. Medeoverheden, maar ook burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en instellingen hebben hun eigen verantwoordelijkheden en onmisbare functies in onze samenleving. Zo hebben de drie coalitiepartijen de maatschappelijke opgave waarvoor wij staan, nu ruim een jaar geleden verwoord, politiek verankerd in het coalitieakkoord – zeg ik tegen de heer Slob – en vastgelegd in ons spoorboekje: het beleidsprogramma.

Gelukkig kunnen wij al de eerste resultaten laten zien. Ik noem de mensen die het afgelopen jaar en de eerste maanden van dit jaar aan de slag zijn geraakt. Ik noem enkele feiten. De instroom in de WIA is gedaald tot circa 22.000. Een aantal jaren geleden lag de jaarlijkse groei nog boven de 100.000. Het aantal werklozen is vorig jaar met zo'n 100.000 gedaald en het aantal mensen dat een beroep op de bijstand doet, daalde met zo'n 8%. Ruim de helft van de WAO'ers werkt na herbeoordeling, zo meldde het UWV onlangs. Nog meer resultaten: de afspraken die met gemeenten zijn gemaakt voor gericht armoedebeleid – extra geld en extra vrijheid om voorzieningen in natura te geven – het terugdringen van de wachtlijsten voor schuldhulpverlening en het bestrijden van armoede onder kinderen. Voorts noem ik de bundeling van een aantal geldstromen in de jeugdzorg die een samenhangende aanpak op regionaal en lokaal niveau beter mogelijk maakt.

Ook op de drie in de verantwoordingsbrief genoemde thema's zijn eerste resultaten te noemen. Eerst doe ik dat wat betreft duurzaamheid. In internationaal verband hebben wij mede dankzij de Nederlandse inzet het afgelopen jaar de nodige doorbraken weten te bereiken: de klimaattop op Bali in december 2007, een gezamenlijke roadmap voor een nieuw mondiaal akkoord over klimaatverandering, biodiversiteit en armoedebestrijding. Op nationaal niveau is met het project Schoon en Zuinig een maatregelenpakket in uitvoering genomen en reeds gesloten zijn een duurzaamheidsakkoord, akkoorden over de gebouwde omgeving, een Energieakkoord Noord-Nederland en een Klimaatakkoord gemeenten en Rijk 2007-2011. Voor ondernemers die willen investeren in duurzame energie door strategische investeringsbeslissingen met een verder weg liggende horizon, is 1,4 mld. beschikbaar tot 2015. Het kabinet zelf koopt duurzamer in. In 2010 zal duurzaam inkomen over de gehele linie ingevoerd zijn. Het gaat dan om een bedrag van zo'n 40 mld.

Dan dynamiek en ondernemerschap. Ik noem de opschoning van het aantal milieuvergunningen en de versoepeling van de milieuvergunningsplicht waardoor voor 37.000 bedrijven de milieuvergunningsplicht is komen te vervallen. Ik noem het terugdringen van de rompslomp rond het ziekmelden van personeel. Als je als ondernemer je nieuwe bedrijf aanmeldt bij de Kamer van Koophandel, hoef je je sinds kort niet meer nog eens apart te melden bij de Belastingsdienst. Ik noem ook de mogelijkheid van betaald zwangerschapsverlof voor zelfstandige ondernemers. Ik denk aan kredieten voor uitkeringsgerechtigden die een eigen bedrijf willen starten. Er wordt 200 mln. extra gegeven voor de aanpak van het ergste fileleed. Het Innovatieplatform Zorg is gestart. Er is een voortgezette daling van het aantal voortijdig schoolverlaters met 3500 en het kabinet neemt maatregelen om het aantal uitvallers verder te doen dalen. Voor de heer Marijnissen wijs ik erop dat de SP-fractie in het algemeen overleg in maart jongstleden steun heeft gegeven aan de aanpak van het kabinet. Dan is er ook nog het Actieplan leraren waarover inmiddels een akkoord is gesloten. Ik noem dit als voorbeelden van zaken die zijn gerealiseerd op het gebied van dynamiek en ondernemerschap.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Wat u vertelt, vertoont grote overeenkomst met wat ik in de verantwoordingsbrief heb gelezen. Ik wil u nog een vraag stellen over duurzaamheid. Die passages hebben mij namelijk erg verbaasd, omdat u beschrijft wat u doet. Er is een klimaattop waar u een afvaardiging naar toe stuurt. U bent bezig met een pakket over duurzaamheid en u bent – en daarover weidt u nu weer het meest uitgebreid uit – zelf als rijksoverheid duurzaam aan het inkopen. Hoe belangrijk ook, dat is natuurlijk niet het belangrijkste in ons milieubeleid. Ik vraag verantwoording over wat met het milieubeleid is bereikt in het afgelopen jaar. Ik heb een groot aantal cijfers genoemd waarmee ik heb laten zien dat bijna alles in neerwaartse richting afbuigt en dus niet de goede kant opgaat. Ik wil graag dat u zich daarover verantwoord, bijvoorbeeld over duurzame elektriciteit, de plannen voor zonne-energie en het verkeer; daarbij gaat het gewoon de verkeerde kant op.

Minister Balkenende:

Ik kom later nog op een aantal zaken terug. Dit is echter wel een debat op hoofdlijnen. Ik heb betoogd dat wij duurzaamheid hoog in het vaandel voeren. Vorig jaar hebben wij in het coalitieakkoord en het beleidsprogramma allerlei zaken afgesproken. Ook in internationaal verband zijn wij hier druk mee. Vorige week was ik nog bij de top van Latijns-Amerikaanse en Europese landen. Daar heb ik een sessie over duurzaamheid voorgezeten en erop aangedrongen om zwaar in te zetten op dit thema bij de voorbereiding van de bijeenkomst in Kopenhagen van volgend jaar. De precieze cijfers heb ik op dit moment niet. Natuurlijk mag de Kamer minister Bos en mij op van alles aanspreken, maar komende week zijn er ook nog de nodige overleggen met de vakbewindslieden.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Verwijzen naar de beleidsdepartementen is toch echt te makkelijk. Niet voor niets noemt u dit onderwerp in de verantwoordingsbrief als een van de drie hoofdpunten. In 2007 is de kans dat de Kyotodoelen worden gehaald, gedaald tot minder dan de helft: 43%. De CO2-uitstoot van het verkeer is met 2% toegenomen terwijl een afname van 2% was beoogd. U kijkt dus terug op een slecht milieujaar. U bent verder van uw eigen doelstellingen af geraakt, en daarover moet u zich verantwoorden.

Minister Balkenende:

De extra CO2-uitstoot kan zeer wel samenhangen met de extra economische activiteiten; 2007 was een druk economisch jaar. Die stijging is dus verklaarbaar. Ik begrijp zeer goed dat u vragen stelt over 2007, maar het gaat ook om onze voornemens op terreinen als hernieuwbare energie. Ik heb onder andere gewezen op zonne-energie en de nationale en internationale criteria voor 2020. Wij zitten in een proces. Ik verantwoord mij graag over het afgelopen jaar, maar dingen gaan niet vanzelf. Het goed draaien van de economie kan voor problemen hebben gezorgd bij het realiseren van milieudoelstellingen. Dit neemt niet weg dat de door het kabinet uitgezette lijn in de richting gaat van CO2-uitstootreductie, hernieuwbare energiebronnen en internationale afspraken. Ook daarop mag u ons aanspreken.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Wij kunnen u daar alleen op aanspreken als u bereid bent om zich jaarlijks te verantwoorden over de wijze waarop u in de buurt komt van uw eigen doelstellingen. Ik stel vast dat u daar het afgelopen jaar verder vandaan bent geraakt. U verklaart dat met de hogere economische activiteit, terwijl het loskoppelen van de economische groei van een stijgende milieudruk juist een belangrijk uitgangspunt van het beleid is. U spreekt te pas en te onpas van "groene groei". In De Telegraaf en elders maakt u reclame voor duurzaamheid. Dat hebt u echter niet waargemaakt, want de vervuiling is vorig jaar toegenomen.

Minister Balkenende:

Het realiseren van milieudoelen heeft geen lineair verloop. Nieuwe technologische innovaties maken het later in de periode tot 2020 makkelijker om zaken te bereiken. Die discussie hebben wij al een keer met elkaar gevoerd.

De heer Rutte (VVD):

Noemde de premier met volle ernst op zijn lijstje met successen dat het kabinet een paar honderd miljoen extra voor files heeft uitgetrokken?

Minister Balkenende:

200 mln. extra om het ergste fileleed aan te pakken.

De heer Rutte (VVD):

Hoe gaat de minister-president dit absurde feit uitleggen aan de mensen op straat die 's morgens opstaan en vervolgens in de file staan? Zij kunnen in de regeringsstukken lezen dat 0,75 mld. op de plank is blijven liggen. Alle grote projecten voor het aanpakken van de files liggen stil en slechts de helft van de spitsstroken is aangepakt. Dit kan toch niet in het rijtje met successen staan?

Minister Balkenende:

Ik heb uitgelegd wat wij nu doen om zaken op het gebied van dynamiek in beweging te krijgen. In dat kader ben ik gekomen met een lijstje: het heeft te maken met vergunningen, het heeft te maken met...

De heer Rutte (VVD):

200 mln. voor files!

Minister Balkenende:

Ja, 200 mln. extra voor de aanpak van files.

De heer Rutte (VVD):

Minister-president...

De voorzitter:

Mijnheer Rutte, ik waardeer uw interrupties, maar ik denk dat wij de minister-president nu even moeten laten uitspreken.

Minister Balkenende:

Wij voeren een debat op hoofdlijnen. U vraagt mij welke instrumenten ik inzet om recht te doen aan een thema als dynamiek en ondernemerschap. Daarvan heb ik een aantal voorbeelden gegeven. Aspecten als de precieze effecten, de vraag hoe het geld wordt ingezet en hoe een en ander technisch wordt aangepakt, lenen zich meer voor het overleg met de minister van Verkeer en Waterstaat. Ik geef een voorbeeld van een aspect van een hoofdonderdeel.

De heer Rutte (VVD):

In de stukken voor dit debat staat dat het kabinet erin is geslaagd om 0,75 mld. voor filebestrijding op de plank te laten liggen. Dat komt omdat u niets doet om procedures te versnellen. Het gevolg is dat alle knooppunten in Nederland vastlopen. Er wordt niet geïnvesteerd in het oplossen van de files. U kunt nu niet met droge ogen beweren dat dit wel zo is en dat u ook nog eens 200 mln. extra zult uitgeven voor filebestrijding. Dat is klinkklare nonsens! Ik verwacht van u dat u uitlegt hoe u die twee feiten met elkaar weet te combineren: 0,75 mld. op de plank laten liggen en tegelijkertijd goede sier maken met 200 mln. extra.

Minister Balkenende:

Dat betreft het thema onderuitputting bij de infrastructuur. Ik zal mijn aantekeningen erbij pakken.

De heer Rutte (VVD):

Ik zal het u precies uitleggen. U hebt 0,75 mld. op de plank laten liggen. Dat is een feit. U geeft precies aan waardoor dat komt, namelijk doordat u de procedures niet versnelt, zodat wegen niet kunnen worden aangelegd, zoals de A4 bij Leiderdorp, en alle andere projecten die nu stilliggen. Het aantal spitsstroken is maar met de helft uitgebreid, namelijk met 25. De ambitie was 51. Dit betekent dat hardwerkend Nederland iedere dag onnodig lang in de file staat. U kunt niet serieus beweren, mijnheer de minister-president, dat u daarnaast een paar honderd miljoen extra uittrekt, als u al 0,75 mld. op de plank hebt liggen. Het is van tweeën een, maar dit is onzin!

Minister Balkenende:

Wij zijn in 2007 niet gekomen tot besteding van deze middelen. In de Voorjaarsnota is gemeld dat deze middelen nog steeds zijn bedoeld voor de infrastructuur. Het geld is niet weg, het kan gewoon worden besteed. Het is echter vorig jaar niet gelukt om het te besteden.

De heer Rutte (VVD):

Oh, wacht even! Dus het kabinet is er niet in geslaagd om wegen aan te leggen omdat het alle procedures in het slop laat zitten. Tegen de kiezer zegt u dan doodleuk: u staat wel in de file, maar de pot geld waarmee wij de files zouden moeten oplossen, is met 200 mln. gegroeid. Alleen, wij kunnen het niet uitgeven, want wij slagen er niet in om de procedures te versnellen. Dit is echt een slecht verhaal, mijnheer Balkenende.

Minister Balkenende:

Ik heb aangegeven dat het bedrag van 0,75 mld. gewoon beschikbaar blijft. Als u mij vraagt wat ik doe om het ergste fileleed aan te pakken, zeg ik: daarvoor is die 200 mln. bestemd.

De voorzitter:

Mevrouw Halsema, u hebt een vraag met betrekking tot de orde?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik merk dat ik echt moeite heb met de wijze waarop het debat verloopt. Dit is een verantwoordingsdebat. De premier doet nu precies wat de Algemene Rekenkamer hem heeft verweten, namelijk dat hij vervalt in de retoriek van de verkoop van zijn beleidsdaden en -ambities. Waar het vandaag echt om gaat, is dat hij zich moet verantwoorden over wat hij vorig jaar heeft beloofd en over de vraag of hij dat heeft bereikt. Ik verzoek de voorzitter dan ook, om daarop te letten. Ik vind het echt gek dat een verantwoordingsdebat een herhaling wordt van een debat over een regeerakkoord, waarbij de minister-president steeds zegt: wij gaan dit en dat doen. Dat zei hij ook al over vorig jaar, en een deel daarvan is niet bereikt. De premier moet zich daarover willen verantwoorden.

Minister Balkenende:

Er zijn tien projecten. In de verantwoordingsbrief staan concrete getallen over resultaten die zijn geboekt. Als er wordt geïnvesteerd, wordt dat aangegeven. Als er bepaalde activiteiten zijn ondernomen, treft u dat aan. Wij geven die informatie op hoofdlijnen, maar per departement kunt u dat in het beleidsverslag nader bekijken. Als je aan het begin van de kabinetsperiode zaken in gang zet, kun je niet altijd zeggen: nu is het plotseling veranderd. Soms zijn wij nog bezig met het veranderen van wetgeving. Zo heb ik aangegeven dat het bedrag van 0,75 mld. voor filebestrijding niet is besteed. Dat blijft gewoon beschikbaar. Met de vakbewindslieden kunt u bespreken hoe dat zo is gekomen. Het is goed dat wij dit debat niet alleen voeren over concrete getallen. Het is ook een debat op hoofdlijnen, waarin het gaat om de visie van het kabinet, in de trant van: wat staat ons voor ogen en hebben wij daar een begin mee gemaakt? Op enkele onderdelen geef ik aan wat het kabinet nu feitelijk doet en welke zaken in beweging zijn gezet. Dat hoort ook bij dit debat.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dit is geen debat over wat het kabinet doet. Dit is een debat over wat het kabinet heeft gedaan en over de vraag of het heeft bereikt wat het in het afgelopen jaar wilde bereiken. Het is geen schande om af en toe te erkennen dat iets niet is gelukt. Als ik zeg dat u bij de uitstoot van CO2 verder bent afgeraakt van de Kyotodoelstelling en die nog maar voor minder dan de helft kunt behalen, moet u met mij erkennen dat u op dat punt een groot probleem hebt en dat dit probleem vorig jaar groter is geworden. U kunt niet wegvluchten en zeggen: dat moeten de vakdepartementen maar doen. Dat is gewoon niet goed en daarmee verpest u het verantwoordingsdebat.

Minister Balkenende:

Het is jammer dat u deze kwalificatie geeft. Wij zijn hier juist in debat met elkaar om zaken te bespreken. U hebt gelijk als u verwijst naar de cijfers van vorig jaar. Ik zeg u op mijn beurt dat ik ook te maken heb met de verder weg gelegen doelstellingen. Onze criteria zijn immers vastgesteld tot 2020. Wij hebben elk jaar een debat om te bezien hoe het daarmee staat, nationaal en internationaal, en wat de verplichtingen zijn van Nederland. Dan doe ik niet af aan wat u zegt over het afgelopen jaar, maar tegelijkertijd zeg ik van mijn kant: wij zijn wel bezig om die doelstelling verder te implementeren. Ook dat hoort bij een hoofdlijnendebat. Dat past bij het debat dat wij hier nu voeren, een debat op hoofdlijnen.

De voorzitter:

De opmerkingen met betrekking tot de orde zijn gemaakt. Dan gaan wij nu verder met het debat. De heer Pechtold.

De heer Pechtold (D66):

Nog even ter ondersteuning: laten wij dan maar zien of u daar in die zin op bent voorbereid. U zegt dat u ook afgerekend wilt worden op de toezeggingen. U hebt bijvoorbeeld toegezegd, de begroting van het Koninklijk Huis inzichtelijk te maken. Dat valt onder uw verantwoordelijkheid, onder de verantwoordelijkheid van AZ. Daar zijn wij niets mee opgeschoten. Ik hoor zelfs uit de wandelgangen dat u zegt daar ook niet mee verder te willen. Voorts bent u in uw rol als algemeen leider bijvoorbeeld verantwoordelijk voor de inhuur van externen. Dat kost 300 mln. extra. Ik wil vanavond deze twee onderwerpen centraal stellen. Bent u daarop voorbereid? Dat is toch nog even voortgaand, want anders sta ik inderdaad alleen maar over zaken te praten als wereldvrede in het Midden-Oosten. Dat kunnen wij niet meten en dan wordt het laat.

De voorzitter:

Uw vragen zijn helder. De minister-president.

Minister Balkenende:

Het punt van de externen heeft te maken met de rijksdienst en dat zal worden besproken door de minister van Financiën. Wat het Koninklijk Huis betreft: laten wij dat punt nu behandelen. U hebt daarover gesproken. Dat geldt ook voor de heer Marijnissen. U hebt gevraagd naar de kosten van het Koninklijk Huis en hoe het daarmee zit. De Algemene Rekenkamer heeft naar aanleiding van de bijlage bij hoofdstuk I gewezen op een andere wijze van verantwoording van de kosten van het Koninklijk Huis. Die bijlage is tot stand gekomen naar aanleiding van een motie van de Kamer uit 2004 en na overleg met de Algemene Rekenkamer. Die bijlage is gebaseerd op gegevens die worden verstrekt door verschillende ministeries en die door de ministers worden verantwoord op hun onderscheiden begrotingen, die elk een eigen systematiek kennen. Het gaat met name om diverse gegevens met betrekking tot beveiliging, personeel, paleizen en transportmiddelen die afkomstig zijn van de ministeries van BZK, Defensie, VROM en Verkeer en Waterstaat.

In 2007, vorig jaar, hebben wij de Kamer toegezegd, met ingang van de begroting 2009 meer inzicht te geven in de kosten van het Koninklijk Huis binnen de bestaande regels en de praktijk van de begrotingen. De bijlage bij hoofdstuk I zal de Kamer dan meer informatie bieden. Ik blijf het met de heer Marijnissen en thans ook met u eens dat meer transparantie op het punt van het Koninklijk Huis een goede zaak is. Daarom heb ik vorig jaar deze toezegging gedaan en daarom zal ik mijn verantwoordelijkheid voor de uitvoering ook nemen. Dat komt in september straks terug.

Het is echter zaak om dit op een zorgvuldige wijze te doen. Wij moeten hierbij in het oog houden dat het gaat om begrotingsposten die op het geheel van de rijksbegroting bescheiden zijn, onderwerpen van uiteenlopende aard bestrijken en een onderdeel vormen van verschillende administraties. Mijn reactie aan de Algemene Rekenkamer op dit punt was dus ook niet zozeer afhoudend. Ik herhaalde mijn eerdere toezegging aan de Kamer en ik legde uit dat deze toezegging in de begrotingscyclus 2009 gestalte krijgt. Ik zie de opmerking van de Algemene Rekenkamer dat het meer inzicht verschaffen in deze kosten een project is dat twee à drie jaar in beslag neemt, als een ondersteuning hiervan, met inachtneming van de zorgvuldigheid en het specifieke karakter van dit project waarop ik al heb gewezen.

Wat de kosten van het Koninklijk Huis zelf betreft, zijn er goede gronden voor de verschillen tussen de begroting en de realisatie die blijkt uit de jaarverslagen. Ik kan daar verder op ingaan. Wat doet zich voor? Ik ben helemaal niet van opvatting dat er niets hoeft te veranderen. Ik heb aangegeven dat ik, zolang wij de huidige systematiek hebben, begrotingstechnisch deze lijn volg. Ik heb aangegeven dat ik met ingang van dit jaar, dus met de begroting 2009, een bijlage zal verzorgen die juist veel meer transparantie zal kunnen bieden, maar – en dat hoort er ook bij – het is niet zo dat mijn verslaglegging zal moeten treden in de verantwoordelijkheid die de vakministers hebben voor verschillende onderdelen. De Kamer verzocht mij om meer transparantie en die heb ik toegezegd. Daar kom ik op terug bij de begrotingsstukken in september, en dat zal dan zijn vervolg kunnen krijgen in de verantwoording daarna.

De heer Pechtold (D66):

Een enorme lap tekst van de minister-president. De Algemene Rekenkamer schrijft: "uit de reactie van de minister-president blijkt dat hij geen aanleiding ziet om de in de bijlage gepresenteerde uitgaven op een andere manier aan de Tweede Kamer bekend te maken, noch om de kwaliteit van de geboden informatie te verbeteren. Dit stelt ons teleur, mede gezien het afgelopen tijd gevoerde overleg". Dat betekent dus dat er tussen Algemene Zaken en de Algemene Rekenkamer uitgebreid is overlegd, en dat men teleurgesteld is. Dat zijn nogal scherpe bewoordingen voor een van deze organen. Dan vind ik het uw verantwoordelijkheid om hier te zeggen hoe dit misverstand in de wereld is gekomen. Nog belangrijker dan het proces vind ik de inhoud. De Rekenkamer zegt in het verleden te hebben ingestemd met de bijlagen en uitgaven omdat men – ik vertaal het nu even vrij – dacht dat het wel goed zou komen, "maar wij moeten" – zo schrijft de Algemene Rekenkamer letterlijk – "constateren dat dit ook na een aantal jaren niet het geval is". Ik vind dat zo ernstig, dat voor mij Prinsjesdag te laat is. Wij gaan de verantwoording van Algemene Zaken apart behandelen. Ik wil graag dat die cijfers klip en klaar zijn, met uiteraard inachtneming van de verantwoordelijkheid van iedere vakminister voor eventuele deelportefeuilles. Ik vind dat u als leider dit gewoon helder moet maken en niet deze kritiek van de Algemene Rekenkamer zo moet laten. Ik heb dus een vraag over het proces en een over de inhoud.

Minister Balkenende:

Ik ga eerst in op de vraag over de inhoud. Ik heb vorig jaar toegezegd dat er een bijlage komt met meer transparantie. Er staan nu bepaalde gegevens bij het betreffende hoofdstuk waar ik voor verantwoordelijk ben. Die zullen verder worden uitgebreid op verzoek van de Kamer. Dat hangt samen met de wens van meer transparantie. Als die transparantie wordt geboden, kan die daarna haar vervolg krijgen in de manier waarop wij verantwoording afleggen. Er worden dus in september zaken gepresenteerd en het vervolg zal op de zojuist geschetste wijze plaatsvinden.

Nu zitten de gegevens in de verschillende begrotingshoofdstukken. Dat is de procedure die wij tot nu toe hebben gevolgd. Daarom was ik wat terughoudend in mijn reactie op de opmerking van de Algemene Rekenkamer. Wij hebben immers nu een bepaalde systematiek die raakt aan de verschillende verantwoordelijkheden.

Ik heb van tijd tot tijd contact met de president van de Algemene Rekenkamer. Het lijkt mij goed om daarin op dit punt helderheid te krijgen. In september krijgt de Kamer een verder uitgewerkte bijlage conform de toezegging van vorig jaar. Bij de behandeling van de begroting van Algemene Zaken kunnen wij vervolgens terugkomen op de vragen die u nu naar voren hebt gebracht en kunnen wij het debat hierover voortzetten. Daarmee heb ik volgens mij recht gedaan aan de opmerkingen van u en de heer Marijnissen. Het punt spreekt mij aan. Er mag geen schimmigheid ontstaan. Transparantie is van belang, ook voor de verantwoording hier. Daarover bestaat volgens mij geen verschil van opvatting.

Laten wij langs deze lijn opereren. Ik zal mij nader verstaan met de president met de Algemene Rekenkamer over dit onderwerp. Ik zal aangeven welke toezeggingen ik hier in de Kamer heb gedaan. In september komt er een andere bijlage. Bij de begroting van Algemene Zaken kunnen wij er verder op terugkomen.

De heer Pechtold (D66):

Voor dit moment ben ik redelijk tevreden. Ik heb nog wel twee vragen. Kunnen wij een brief krijgen met een verslag van het overleg dat u met de president hebt? Met betrekking tot verantwoording blijf ik nog wel zitten over een onderwerp waarover wij nu schriftelijk met een paar fracties maar over bezig blijven, namelijk een onverklaarbaar deel van meer van € 100.000 bij de Groene Draeck. Ik vind dat u, nu u verantwoording aflegt, dat soort zaken moet verhelderen. De systematiek voor de toekomst vind ik goed, mits wij een verslag krijgen van uw overleg met de president van de Algemene Rekenkamer. Ik wil echter wel graag dat u de verantwoordelijkheid blijft nemen voor de pijnlijke dingen waarover wij nu maar schriftelijke vragen moeten blijven stellen.

Minister Balkenende:

Ik moet even kijken wat het beste is met betrekking tot het contact met de president van de Algemene Rekenkamer. Ik weet niet precies wanneer dat overleg kan plaatsvinden. Ik zal de Kamer daar op enig moment over informeren. Ik moet even zien of ik dat bij de begrotingsstukken doe of eerder. Er zijn Kamervragen gesteld over de Groene Draeck en die zullen, zo heb ik begrepen van mijn ambtenaren, heel binnenkort kunnen worden beantwoord. Ik weet dat u op deze antwoorden zit te wachten.

Mevrouw Thieme (PvdD):

In aanvulling op de leden Halsema en Pechtold, wil ik het nog hebben over het gebrek aan effectiviteitsindicatoren en instrumenten om te bekijken welke resultaten de beleidsdoelstellingen hebben opgeleverd met betrekking tot duurzaamheid, waaronder dierenwelzijn, natuur en milieu horen. De kritiek van de Algemene Rekenkamer is helder. Ik hoor alleen maar van de ministers, bijvoorbeeld die van EZ en LNV, dat de Algemene Rekenkamer niet zo vervelend moet doen, "want het is zo vervelend om negatieve kritiek te horen omdat dit niet motiverend is voor de medewerkers van de ministeries". Dat lijkt mij toch een vreemde reactie op dergelijke kritiek van de Algemene Rekenkamer. Ik mis van u een echt inhoudelijke reactie op de kritiek dat zulke indicatoren niet bestaan.

Minister Balkenende:

Vindt u het goed dat ik op dit punt later terugkom? Ik heb nog een aantal afzonderlijke onderwerpen te bespreken en daarbij wil ik ook ingaan op de vragen die u hebt eerder hebt gesteld. Deze vragen raken namelijk aan de vragen die eerder zijn gesteld.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Dat heb ik vorig jaar ook meegemaakt, dat u dat zei. Toen kon ik er vervolgens aan het eind van het debat vanwege de tijd niet meer op terugkomen. Ik zou het toch prettig vinden als u daar nu op reageert.

Minister Balkenende:

Dan gaat alles een beetje door elkaar lopen. Ik had eigenlijk gehoopt dat wij eerst een meer algemeen deel zouden kunnen hebben en dat ik vervolgens de afzonderlijke vragen zou kunnen nalopen.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Dat spijt mij. Maar goed, u hebt net ook de heer Pechtold en mevrouw Halsema gelukkig te woord kunnen staan. Dat kunt u dus voor mij ook doen.

Minister Balkenende:

Dan krijgt u nu antwoord.

Mevrouw Thieme heeft vragen gesteld over doelen ten aanzien van het klimaat en dierenwelzijn. Die zouden niet afrekenbaar zijn. Zij heeft gesproken over biobrandstoffen en gezegd dat wij naar de verkeerde kant kijken. Het zou over vleesreductie moeten gaan. Verder heeft zij de vraag gesteld waarom LNV melkproductie in China zou steunen.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik verzoek de minister-president niet om nu al mijn vragen te gaan beantwoorden. Ik verzoek hem om in te gaan op de kritiek van de Algemene Rekenkamer dat er geen effectindicatoren zijn voor de onderwerpen duurzaamheid, waartoe dierenwelzijn behoort, terwijl dat een van de speerpunten is van het beleid van het kabinet. Dat staat nog eens in de verantwoordingsbrief.

Minister Balkenende:

Dan komen wij in een heel technische discussie. De doelen op het gebied van dierenwelzijn zijn opgenomen in het werkprogramma bij de nota Dierenwelzijn. Daarvan maken meetbare en afrekenbare doelen deel uit. Via een jaarlijkse voortgangsrapportage wordt de Tweede Kamer hierover geïnformeerd. Dat geef ik graag als reactie op de opmerkingen van de Algemene Rekenkamer. Als mevrouw Thieme het werkprogramma bij de nota Dierenwelzijn erop naslaat, zal zij deze doelen kunnen vinden. Zij kan deze goed vinden of niet, maar men kan niet zeggen dat deze doelen er niet zijn of dat er geen sprake zou zijn van afrekenbaarheid.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Dat is geen antwoord op mijn vraag. Ik heb het niet over de nota Dierenwelzijn, want die betreft de jaren 2008 en verder. Ik wil een verantwoording voor het beleid dat in 2007 is gevoerd en de doelstellingen die toen zijn geformuleerd. Deze maken onderdeel uit van een van de speerpunten van het kabinet. Ik vraag op hoofdlijnen naar de effectindicatoren en de instrumenten om het kabinet ter verantwoording te kunnen roepen over dit onderwerp.

Minister Balkenende:

Zojuist heb ik begrepen dat mevrouw Thieme betoogde dat de kritiek van de Algemene Rekenkamer luidt dat er geen afrekenbare doelen zouden zijn. Ik heb uitgelegd dat deze voorkomen in de nota Dierenwelzijn. Ik meen dat dit geen hoofdlijn meer is, maar dat dit aan de orde kan komen wanneer mevrouw Verburg met de Kamer van gedachten wisselt over wat het afgelopen jaar is gebeurd. Ik wil hier in ieder geval graag gezegd hebben dat een antwoord op de kritiek van de Algemene Rekenkamer kan worden gevonden in het feit dat meetbare en afrekenbare doelen zijn opgenomen in het werkprogramma van de nota Dierenwelzijn.

De heer Marijnissen (SP):

Ik ben de minister-president erkentelijk voor zijn toezegging. Ik heb er begrip voor dat hij betoogt dat de systematiek nu eenmaal zo is gevolgd maar dat het vanaf de begroting voor 2009 allemaal transparant op papier zal komen te staan.

De voorzitter:

Ik neem aan dat u het nu weer over het vorige onderwerp, het Koninklijk Huis, heeft.

De heer Marijnissen (SP):

Ik kom terug op waar de heer Pechtold het zojuist over had.

De voorzitter:

Het loopt een beetje door elkaar, maar wij keren nu dus weer terug naar het Koninklijk Huis.

De heer Marijnissen (SP):

Ja. Dit wilde ik even zeggen. Ik ben het met de heer Pechtold eens. Ik ben blij met de toezegging van de minister-president dat er opheldering komt over de Groene Draeck, of Gouden Draeck, wat is het...

Minister Balkenende:

De Groene.

De heer Marijnissen (SP):

Gouden Koets, Groene Draeck. De minister-president zei "onverlet de verantwoordelijkheid van de verschillende vakministers".

Minister Balkenende:

Dat is juist.

De heer Marijnissen (SP):

Ik neem aan dat de minister-president als primus inter pares spreekt voor de hele club en dat hij ervoor zal zorg dragen dat de vakministers er daadwerkelijk voor zullen zorgen dat het deel van de kosten dat op hun begroting drukt, expliciet in de rapportage zal worden opgenomen.

Minister Balkenende:

Dit sluit aan bij de discussie die wij vorig jaar hebben gevoerd. Toen is gezegd dat diverse bewindslieden hiermee te maken hebben, de een met het regeringsvliegtuig en de ander bijvoorbeeld met veiligheid. Ikzelf heb weer een andere verantwoordelijkheid. Wij moeten de verschillende verantwoordelijkheden respecteren. Het is een zaak van de departementen. Het punt van kritiek is dat de informatie verbrokkeld is. Wij moeten ervoor zorg dragen dat de informatie op een geaggregeerd niveau transparant wordt gemaakt. Die toezegging heb ik vorig jaar gedaan.

In onze verantwoordingsbrief hebben wij aandacht besteed aan het thema "respect". Voor het kabinet is dit een wezenlijk onderdeel van het beleid en een invulling van het onderdeel "samen leven". De heer Slob is daarop ingegaan. Ook de heer Van Geel heeft het thema "respect" aangesneden. Het kabinet doet bijvoorbeeld het volgende: de invoering van de maatschappelijke stage, het ter beschikking stellen van de handreiking Gedragscodes, het opzetten van pilots Jongerenbemiddeling in een aantal WWI-wijken en het subsidiëren van vrijwilligersinitiatieven zoals de Dag van respect. Dit zijn enkele van de ontwikkelingen en resultaten die wij zien: het CBS heeft vorige maand bekend gemaakt dat het gevoel van onveiligheid in de Nederlandse samenleving vorig jaar voor het derde achtereenvolgende jaar is afgenomen, het aantal slachtoffers van veel voorkomende criminaliteit daalt de laatste jaren, er is sprake van een terugdringing van het aantal fietsendiefstallen, vanaf dit jaar zijn er meer politieagenten in de wijken, in nauwe samenspraak met de G4 is een actieplan voor de aanpak overlast en verloedering opgesteld, er zijn veiligheidshuizen voor een samenhangende lokale aanpak van criminaliteit en overlast, er is een opzet gemaakt voor een aantal pilotprojecten voor campussen waarop ik later nog even zal terugkomen en er is sprake van versterking van de regionale aanpak van kindermishandeling. Veel resultaten die wij willen bereiken, zijn een zaak van lange adem. Het is dus geen kortebaanwerk. De koers moet evenwel nu al worden verlegd, willen op langere termijn zichtbare resultaten kunnen worden geboekt. Maatschappelijke veranderingen vergen en verdienen tijd en zorgvuldigheid.

Deze resultaten tonen aan dat al het nodige in beweging is gezet. Het kabinet heeft er alle vertrouwen in dat met het beleid dat in de steigers is gezet, de beleidsdoelen uit het beleidsprogramma zullen kunnen en worden gerealiseerd. Daarover zullen wij elk jaar met elkaar van gedachten kunnen wisselen.

Hierna zal ik een aantal afzonderlijke onderwerpen aan de orde stellen. Eerst zal ik ingaan op het thema zorg. Op de lastenkant van dit thema zal de minister van Financiën straks ingaan. De heer Marijnissen heeft gevraagd wat het kabinet gaat doen aan het gegeven dat in 2007 een kleiner dan geraamd aantal mensen het zogeheten mantelzorgcompliment heeft gekregen. Tijdens twee AO's is al uitgebreid stilgestaan bij dit onderwerp. Oorzaken van het relatief lage aantal aanvragen zijn het ontwerp van de regeling, de relatieve onbekendheid ervan en onvolkomenheden in de uitvoering. Bovendien koos een deel van de doelgroep ervoor om geen aanvraag in te dienen. Het definitieve eindrapport over de evaluatie van de regeling verschijnt binnenkort. Mede op grond hiervan zal het kabinet besluiten of en, zo ja, hoe de regeling wordt aangepast.

De heer Marijnissen heeft ook gevraagd of er geld is blijven liggen dat was bestemd voor de verpleeghuizen en wie hiervoor verantwoordelijk is. In het kader van het Convenant AWBZ 2005-2007 zijn met de brancheorganisaties afspraken gemaakt over het stimuleren van innovatie in de AWBZ. Dit heeft geleid tot een drietal programma's. Het laatste programma voor de langdurige zorg is pas in 2007 gestart, maar zal wel langer doorlopen. De gereserveerde middelen voor 2007 van 15 mln. konden in dat jaar niet volledig effectief worden ingezet. Het overleg met het veld over de meest effectieve opzet van het programma heeft langer geduurd dan gedacht. Het overgebleven bedrag van 9 mln. is vrijgevallen in de premie- en begrotingsmiddelen. Vanaf 2008 is weer jaarlijks 15 mln. beschikbaar.

De heer Slob vroeg in het kader van de Wet afbreking zwangerschap om duidelijkheid over de overtijdbehandeling. Staatssecretaris Bussemaker heeft tijdens het algemeen overleg over abortus stilgestaan bij dit onderwerp. Zij heeft toen aangegeven dat juristen bij de betrokken ministeries in overleg zijn over de vraag of wetswijziging dan wel een andere maatregel de juiste weg is. Binnenkort, waarschijnlijk nog voor de zomer, ontvangt de Kamer in een brief informatie over de manier waarop het kabinet uitvoering zal geven aan de afspraak hierover uit het coalitieakkoord.

De heer Marijnissen vroeg naar de wachtlijsten in de jeugdzorg en door de SP-fractie zijn opmerkingen gemaakt over het aantal jongeren dat op jeugdzorg wacht. Op 1 april jongstleden heeft minister Rouvoet de Kamer per brief geïnformeerd over de voortgang van de aanpak van wachtlijsten in de provinciale jeugdzorg. In deze brief is de Kamer meegedeeld dat de eerder door provincies geleverde cijfers niet overeenkomstig de gehanteerde definitie zijn. Inmiddels is voor eind juni een algemeen overleg over de jeugdzorg en de jeugd-ggz gepland. Minister Rouvoet zal de Kamer vóór dit algemeen overleg informeren over deze cijfers en over andere gegevens waarnaar is gevraagd door de Kamer. Tot dat moment is het niet mogelijk om uitspraken te doen over de wijze waarop de provincies het geld besteden. Wel kan ik in algemene zin opmerken dat minister Rouvoet in overleg is met het IPO over implementatie van het door het kabinet overgenomen advies voor een nieuwe financiering in de jeugdzorg. Als invoeringsdatum wordt 1 januari 2009 voorzien.

De heer Marijnissen heeft gevraagd waarom de wachtlijstinformatie over de zorg in het jaarverslag ontbreekt. Ik merk op dat deze informatie ook in het vorige jaarverslag niet was opgenomen, maar op een later moment in een afzonderlijke brief naar de Kamer is gestuurd. De gegevens zijn dit jaar niet meer opgenomen in het jaarverslag vanwege de nieuwe opzet ervan. De wachtlijstinformatie van bijvoorbeeld de verpleeghuizen zal de Kamer in afzonderlijke wachtlijstbrieven ontvangen zodra die beschikbaar is. Medio 2008 zal naar verwachting nieuwe wachtlijstinformatie over de stand van zaken in de AWBZ op 1 januari 2008 beschikbaar komen.

Verder heeft de heer Marijnissen gezegd dat wij de besteding van 1,5 mld. re-integratiegeld kritisch moeten bezien. Commerciële re-integratiebureaus zetten volgens hem geen zoden aan de dijk. De bewindspersonen van het ministerie van SZW hebben de re-integratie recent doorgelicht. Deze doorlichting is met de Kamer besproken. Uit de evaluatie komt inderdaad naar voren dat de effectiviteit van de re-integratie kan worden verbeterd. Het kabinet heeft zich voorgenomen om maatregelen te treffen. Het gaat het CWI en het UWV samenvoegen en samenwerking van de werkvloer met gemeenten stevig bevorderen. Behalve de gemeenten krijgt ook het UWV de beschikking over loonkostensubsidies. Verder komen er participatieplaatsen. Tegelijkertijd zullen de minister en de staatssecretaris van SZW in overleg treden met de VNG, Divosa en het UWV. Dit mede naar aanleiding van de bespreking van dit onderwerp met de Kamer. Dit overleg heeft als inzet om te komen tot selectiever en vraaggerichter inzetten van re-integratie-instrumenten en een uniform inzicht in de effectiviteit van re-integratie. In de begroting over 2009 zal de uitkomst hiervan worden gepresenteerd.

De heer Marijnissen (SP):

Dit duurt wel lang. Er is ooit marktwerking bij de re-integratie geïntroduceerd. Er kwam een commerciële impuls op de markt voor re-integratiebedrijven. Zij leveren gewoon geen goede arbeid. Zoals ook de Algemene Rekenkamer heel fijntjes heeft opgemerkt, worden de cijfers enigszins gemanipuleerd door het kabinet, wanneer er gesteld wordt dat de effectiviteit op 50% ligt. Vervolgens blijkt dat het percentage op 67 ligt bij de normale werklozen, die altijd wel binnen korte tijd normaal werk vinden, terwijl de effectiviteit bij de bijstandtrekkers naar ik meen 19% is. Dat is buitengewoon laag. De vraag is dus of er niet radicaal een einde moet worden gemaakt aan het bekende thema van de marktwerking en aan de commerciële impulsen en of arbeidsbemiddeling en re-integratie niet moeten worden voorbehouden aan publieke of semipublieke instellingen die gewoon direct door de overheid gecontroleerd en aangestuurd worden.

Minister Balkenende:

Ik begrijp de opmerking van de heer Marijnissen. Deze zaak is echter met de Kamer besproken. Ook wij zijn van oordeel dat de re-integratie moet worden versterkt, vandaar de verschillende instrumenten die ik heb genoemd. Bij de begroting van 2009 zal een en ander nader worden gepresenteerd. Dat lijkt mij ook het moment om nader in te gaan op dit onderwerp. Ik heb alvast kennis genomen van de opvatting van de heer Marijnissen en zal deze uiteraard overbrengen aan de betrokken bewindslieden.

Van verschillende zijden is gesproken over de wijkaanpak. De financiering en uitvoering ervan heeft vertraging opgelopen. De uitwerking van het onderhandelingsakkoord met Aedes heeft langer geduurd omdat na diverse plannen van Aedes bleek dat het investeringsfonds te weinig zou opleveren. De minister voor WWI heeft daarom in overleg met de Kamer besloten om de extra financiële ruimte zelf te regelen. De start van de wijkaanpak was jammer genoeg weerbarstig. De realiteit leert dat een jarenlange krachtsinspanning moet worden geleverd om de weg naar structurele verbeteringen in te zetten, een weg die gericht is op het doorbreken van de schotten tussen wonen, werken, leren, opgroeien, integreren en veiligheid. Die extra krachtsinspanning komt overigens nadrukkelijk bovenop de reguliere inspanningen en investeringen in de wijken door corporaties en gemeenten. Het is bepaald niet zo dat alle activiteiten in de wijken stilliggen in afwachting van de handtekening onder de charters. Het is de overtuiging van het kabinet dat de resultaten zullen komen door extra financiële middelen – de Kamer hoort hier binnenkort over – en met de inzet van corporaties, gemeenten, ondernemers en vooral de mensen in de wijken zelf. Onderdeel daarvan zijn verbetering op de korte termijn, brede scholen, de eerste tranche wijkagenten, trapveldjes, gezinscoaches en speelplaatsen. Ook zullen wij zorg dragen voor extra ruimte voor bewonersinitiatief.

De heer Pechtold (D66):

Ik wil het nog even over de wijken hebben. Ik vind de minister-president aan de ene kant redelijk openhartig met zijn uitspraak dat het onderwerp weerbarstig was. Aan de andere kant snap ik dat niet, omdat er al tientallen jaren beleid op dit punt wordt gevoerd. Het enige verschil is dat het toen anders genoemd werd, bijvoorbeeld grotestedenbeleid, sociale vernieuwing, en iemand noemde er zojuist nog een term voor. Kortom, wij wisten hoe wij het moesten doen. Ik heb de minister-president heel scherp gevraagd waar hij was toen minister Vogelaar in haar wijken verdwaalde. Ik wil van hem weten hoe hij daarop terugkijkt. Is eerst met een bus zo vaak de wijken bezoeken en suggesties wekken eigenlijk het verstandigste als je een jaar later nog niet een euro hebt kunnen spenderen? Ik volg één zo'n wijk om concreet te kunnen zien wat er gebeurt. Tijdens de regeling van werkzaamheden vroeg ik vanmiddag naar 500 agenten. Vanmiddag lees ik dat de peildatum 31 december 2011 is. Dat is een halfjaar nadat de minister-president in het uiterste geval weg is! Ik vind het heel teleurstellend als er op die manier met die wijken wordt omgegaan, als er eerst 100 dagen beloofd wordt dat er van alles aankomt, terwijl het pas tegen het moment dat de bus helemaal is uitgereden, naar de wijken toekomt. Wat is de rol van de minister-president bij het mislopen van het plan met de 40 wijken en bij minister Vogelaar die nu 200 mln. moet krijgen om nog een beetje het gezicht te redden? Hoe gaat het zo meteen met de concrete afspraken?

Minister Balkenende:

Ik behandel eerst het proces van vorig jaar. Natuurlijk zijn de leden van het kabinet en ikzelf intensief betrokken geweest bij het tot stand komen van de overeenkomst met Aedes. Dat had een hele voorgeschiedenis, want ook de bewindspersoon die er destijds bij betrokken was, had al contacten met Aedes. Het leek toen een bepaalde kant uit te kunnen gaan. Vervolgens zijn er verkiezingen geweest, en toen was het moment daar om de wens uit te spreken het thema wijken naar een hoger plan te tillen. Dat was het begin. Vervolgens is er lange tijd gesproken, daar heeft minister Vogelaar een verantwoordelijkheid in, om te bekijken of er tot overeenstemming gekomen kon worden met Aedes. Toen is er iets gebeurd en dat weet de Kamer ook. Gelukkig was er overeenstemming met Aedes zelf, totdat de achterban van Aedes op een gegeven moment niet tevreden was met het akkoord. Dat heeft vervolgens weer geleid tot vertraging. Dat is pijnlijk en vervelend, maar op het ogenblik moeten wij wel zaken in beweging krijgen. Ik vind het daarom goed dat het kabinet middelen ter beschikking heeft gesteld om de zaken in beweging te krijgen. Ik hoop dat hetgeen de afgelopen tijd is gebeurd, niet zal leiden tot verdere vertraging in de uitwerking van de plannen. Ik heb zojuist al voorbeelden genoemd van wat nodig is: brede scholen, wijkagenten, trapveldjes enzovoorts. Ik hoop dat na de afgelopen episode nu snel kan worden gewerkt aan de charters, afspraken en activiteiten, in het belang van de mensen.

De heer Pechtold vroeg wanneer een bepaalde wijk het geld krijgt. Dat moet ik echt laten navragen. Ik zal bezien of hij die informatie zo spoedig mogelijk kan krijgen.

De heer Pechtold (D66):

Ik sprak heel concreet over 500 wijkagenten voor heel Nederland, c.q. 17 voor Gelderland-midden. Dan staat er: 31 december 2011. Dat regel ik wel met minister Vogelaar.

Nu even de rol van de heer Balkenende. Zijn kabinet begon met de 40 wijken. Vervolgens deed het een greep van 250 mln. uit het spaarbankboekje van de corporaties, die jaren geleden op afstand waren gezet. Het wilde hun ook vennootschapsbelasting in rekening brengen, door ze als bedrijf te belasten. Was dat niet de kiem van de ruzies met de corporaties? Beleven wij nu de naweeën daarvan? De minister-president spreekt over het kabinet. Is dit nu niet het moment waarop de leider van de club de minister en de corporaties aan tafel roept, om ze te zeggen hoe het zal worden gedaan? Of de corporaties zijn bedrijven of zij beheren maatschappelijk kapitaal, maar het kan niet allebei.

Minister Balkenende:

De heer Pechtold heeft vanmiddag al in alle duidelijkheid gevraagd waar de premier was bij dit onderwerp. Het is een goed gebruik dat in een regering zoals wij die in Nederland kennen, de vakministers een eigen verantwoordelijkheid hebben. Bij de contacten met Aedes is mevrouw Vogelaar aan zet. Zij heeft mij regelmatig op de hoogte gehouden van wat er gebeurde. Dat gebeurde soms in kabinetsverband, soms in een gesprek in het Torentje, soms telefonisch en soms anderszins. Ik ben behoorlijk op de hoogte van wat er allemaal is gebeurd. Woorden als "afwezig" hoor ik eerlijk gezegd liever niet.

De heer Pechtold gaf het voorbeeld van de wijken, maar er zijn ook bewindslieden die onderhandelen met het onderwijsveld, met gemeenten of provincies, met sociale partners enzovoorts. In de Nederlandse systematiek bemoeit de premier zich niet met de onderhandelingen over alle dossiers. De heer Pechtold moet niet de suggestie wekken dat ik mij niet verbonden voel met de vraag hoe wij met de corporaties omgaan. De eerste verantwoordelijkheid voor onderhandelingen ligt echter bij de vakminister. Dat weet de heer Pechtold als oud-bewindspersoon zelf ook.

De heer Pechtold (D66):

Ja, daarom! Daarom vraag ik waar de minister-president was. Natuurlijk wordt er door een vakminister onderhandeld, maar wij hebben het over een volledig vastgelopen ministerie, waar nu een of andere goeroe moet worden ingevlogen voor de woordvoering. Minister Bos moet 200 mln. bij elkaar schrapen om het gezicht te redden. Als zoiets vastloopt, vraag ik van de premier om in te grijpen. Nu heeft de vicepremier het een jaar later moeten goedmaken en zijn wij kostbare tijd kwijt. Ik zeg de minister-president als pars pro toto, als deel van het geheel, dat ik hem wil zien als het zo misloopt dat corporaties in de gordijnen zitten, gemeenteraden boos zijn en alle wethouders vragen waar het geld blijft. Het volgend jaar zal ik op de Verantwoordingsdag wederom kijken of hij daaraan gevolg geeft.

Minister Balkenende:

Dan zien wij de rol van de minister-president wat de vakverantwoordelijkheden betreft toch anders. Aanvankelijk, toen er naar overeenstemming werd gewerkt, ging het goed. Nadat die overeenstemming er was, gebeurde er iets anders, door de interne verhoudingen bij Aedes. Daar ging het mis. Daar verandert mijn aan- of afwezigheid niets aan. Ik steun de minister volop. Het was voor mij en voor de andere bewindslieden een groot goed toen er overeenstemming was. Wij hebben de achterban van Aedes niet in de hand.

Er komt iets anders bij. Aedes wist heel goed uit alle verkiezingsprogramma's dat er werd gekeken naar het vermogen van de corporaties. Daarom is er met de heer Winsemius over gesproken. Ik vond het zeer teleurstellend dat de overeenkomst plotseling niet op voldoende draagvlak kon rekenen.

De voorzitter:

Uiterst kort!

De heer Pechtold (D66):

Uiterst kort! Laatst vroeg mevrouw Halsema aan de heer Bos, wanneer die een keer zou zeggen: Vogelaar is PvdA, Vogelaar is van ons. De minister-president had ook een keer kunnen zeggen: Vogelaar is van mij; afblijven!

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

De minister-president wil niet in de onderhandelingen door vakdepartementen treden. Vandaag is er een verantwoordingsdebat. Ik hoorde net een rijtje: gezinscoaches, trapveldjes en meer van dat soort geweldig belangrijke dingen. Volgens mij is dat juist het gebied van de vakminister. Ik heb in de verantwoordingsbrief helemaal niets over dit soort resultaten gezien. Misschien kan hij nog eens uitleggen bij welke onderwerpen die hij net noemde in 2007 resultaten zijn bereikt.

Minister Balkenende:

Het fenomeen brede scholen kennen wij allang. Dat weet u ook, maar het beleid waarmee het gestalte krijgt, kunnen wij intensiveren. Verder komen er extra wijkagenten. Ik heb al aangegeven dat de eerste 125 worden aangesteld. Het creëren van trapveldjes gebeurt nu en het aanstellen van gezinscoaches wordt geïntensiveerd met het jeugdbeleid. Verder kan het beleid voor de speelplaatsen worden geïntensiveerd. De extra middelen maken deze intensiveringen in de probleemwijken mogelijk en de aanstelling van de wijkagenten is dan een duidelijk voorbeeld dat deze intensiveringen deze wijken ten goede kunnen komen.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. In feite zegt de minister-president: oké, dit is het beleid dat al jaren bestond. Wij hebben er in 2007 iets meer geld ingepompt, maar in feite is dit oud nieuws.

Minister Balkenende:

Nee, het is geen oud nieuws.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

U doet oude wijn in nieuwe zakken.

Minister Balkenende:

Nee, wij hebben op basis van vastgestelde criteria 40 wijken uitgekozen. Voor die 40 wijken leveren wij een extra impuls. Het leveren van die extra impuls is een taak van de minister en daarvoor sluit zij charters met de 18 gemeenten die te maken hebben met deze 40 wijken. Kortom, er wordt een extra impuls geleverd voor verbetering van de meest kwetsbare wijken en ik ben blij dat de charters nu tot stand komen.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

De activiteiten die u noemt zijn er al jaren. Daarmee is men lang geleden begonnen. Er zijn allang trapveldjes en er zijn allang brede scholen. Waarom wordt er dan überhaupt extra geld voor deze wijken uitgetrokken? Wat u noemde, gebeurde al.

Minister Balkenende:

Maar u weet toch ook dat in bepaalde wijken de situatie van dien aard is dat daar echt meer moet gebeuren. U weet ook aan de hand van welke criteria de wijken zijn gekozen die voor een intensivering in aanmerking komen. Dat zijn de wijken waarvoor echt een impuls nodig is. Het belang van onze wijkaanpak is dat een versnelling ontstaat van hetgeen wat nodig is om de leefbaarheid in de wijken te verbeteren.

Voorzitter. De heer Van Geel vroeg hoe het staat met de invoering van de werkleerplicht. De invoering van die plicht ligt op schema. Eind vorig jaar heeft het kabinet een beleidsnotitie verstuurd die medio april in deze Kamer is besproken en het streven is om het wetsvoorstel in het najaar naar de Kamer te sturen, zodat het nog in de loop van volgend jaar in werking kan treden.

Dan heeft de heer Van Geel nog een vraag gesteld over de campussen. Het kabinet vindt het onderwerp van de campussen belangrijk. Het streeft naar een landelijk dekkend netwerk van campussen voor probleemjongeren. Er worden thans pilots voor het werken met campussen uitgevoerd. Die zullen worden geëvalueerd om te bezien wat wel en wat niet werkt. Momenteel zijn nog geen tussenresultaten bekend. Minister Rouvoet heeft eerder toegezegd dat hij over dit onderwerp de Kamer voor de zomer een brief zal sturen.

De heer Van Geel heeft verder gevraagd hoe het staat met het verminderen van de regeldruk bij ondernemers. De heer Rutte en anderen hebben hier ook over gesproken. Het streven naar een merkbare afname van de regeldruk bij ondernemers heeft bij dit kabinet en bij mij zelf prioriteit. De staatssecretarissen van Economische Zaken en van Financiën coördineren de aanpak van vermindering van de regeldruk bij ondernemers. Zij hebben afgelopen dinsdag de Kamer de integrale voortgangsrapportage aangeboden. Op 5 juni aanstaande voert de Kamer een algemeen overleg. Misschien is het goed om nu enkele voorbeelden te geven, opdat mijn opmerking niet abstract blijft. 1. Met de invoering van het activiteitenbesluit zijn 37.000 bedrijven niet meer milieuvergunningsplichtig. 2. Sinds maart 2008 is het niet langer nodig om een vergunning aan te vragen voor het gebruik van een marifoon. Met de afschaffing van de vergunningseisen zijn bijna 66.000 vergunningen niet meer nodig. 3. Voor horecaondernemers is er één inspectieloket gekomen. Sinds 1 januari 2008 zijn vier verschillende inspectiebezoeken geïntegreerd, waardoor de horecabedrijven te maken hebben met één basisinspectie per jaar. 4. Apothekers kunnen sinds medio 2007 recepten langs de elektronische weg ontvangen. Dit scheelt een hoop papierwerk. 5. Voor een bepaalde groep ondernemers geldt dat de inschrijving bij de Kamer van Koophandel aanmelding bij de Belastingdienst betekent. Dat is ook weer een voordeel.

De heer Rutte (VVD):

Dat zijn allemaal mooie maatregelen, maar per saldo stijgt sinds het aantreden van uw laatste kabinet de regeldruk bij de ondernemers. Actal, de club die dat bijhoudt, spreekt zelfs van een trendbreuk. Hoe verklaart u dat en wat gaat u hieraan doen? Die regeldruk moet omlaag en niet omhoog, en hij gaat nu wel omhoog.

Minister Balkenende:

Daar hebt u gelijk in. Ik heb de eerstverantwoordelijke bij Actal, de heer Linschoten, hierover gesproken. Het kabinet heeft vorig jaar de regeldruk met ongeveer 4% kunnen beperken. Dat is nog niet genoeg. Daarom zeg ik ook: u hebt gelijk. Bepaalde zaken gaan gepaard met administratieve lasten, dat is gewoon waar, maar aan het algemene doel, een vermindering van 25% in één periode, hebben wij ons gecommitteerd. U wijst op de resultaten van het afgelopen jaar, maar die zijn natuurlijk niet maatgevend voor de rest van de periode. De Kamer weet ook dat, zeker als er een nieuw kabinet komt, dergelijke zaken weer op stoom moeten komen. Er starten dan onder andere implementatietrajecten. Ook wij zullen ons ervoor inzetten dat wij die doelstelling realiseren.

Er is geen verschil van opvatting tussen de heer Rutte, de heer Van Geel en mij over de noodzaak van het aantrekkelijker maken van het ondernemerschap. Daarvoor zullen wij ons dus inzetten. Ik heb daarom intensief contact met de staatssecretaris. Regelmatig vraag ik haar naar de stand van zaken en of er contact is met alle bewindspersonen. Wij nemen deze kwestie buitengewoon serieus.

De heer Rutte (VVD):

Het is toch een buitengewoon ernstige zaak. Het is mogelijk dat er even geen daling optreedt en dat die vervolgens weer doorzet als gevolg van het aantreden van het kabinet-Balkenende IV. Toch stijgt de lastendruk. Blijkbaar doet het kabinet iets wat tot gevolg heeft dat er meer regels komen. Ik maak mij daarover grote zorgen. Ik ben er namelijk van overtuigd dat het kabinet die doelstelling niet haalt als het op deze manier doorgaat. De premier hield zojuist een lang betoog tegen de heer Pechtold over zijn rol als minister-president. Ik heb al eerder gezegd dat de premier persoonlijk de leiding over dit project zou moeten nemen. Dat project is namelijk zodanig ingrijpend voor de verschillende ministeries dat het alleen werkt als de minister-president bereid is om de leiding daarover op zich te nemen. Als dat bij de twee staatssecretarissen blijft liggen, voorspel ik dat zij worden vermorzeld in de interne politieke processen van de coalitie. De minister-president heeft de kans om te laten zien dat hij ook bereid is aan het front te vechten door de leiding over het project te nemen.

Minister Balkenende:

Ik begrijp de opmerking van de heer Rutte goed. De afgelopen maanden heb ik dan ook verschillende malen met de drie betrokken bewindspersonen gesproken over de contacten en het verloop van zaken. Die gesprekken vinden dus onder mijn leiding plaats.

Zodra er een overzicht is, komt dat in de ministerraad aan de orde. Dan draag ik dus mijn verantwoordelijkheid als voorzitter van de ministerraad. Ik hoef naar mijn oordeel niet bij alle vakbewindslieden langs te gaan om na te gaan wat er gebeurt. Het is goed dat de staatssecretarissen dit werk doen, maar de heer Rutte weet dat dit thema ook mij bezighoudt. Ik weet dat het voor ondernemend Nederland een punt is om zich te profileren en dat er veel van dit kabinet wordt verwacht. Ik zal dus ook mijn steentje bijdragen. Dat wil niet zeggen dat ik de verantwoordelijkheid van de staatssecretarissen overneem.

De heer Rutte (VVD):

In Vlaanderen is er een minister die belast is met de administratievelastendruk. Er is een rechtstreekse lijn tussen die persoon en de minister-president. Van hem kunnen wij leren. Ik ben zo bezorgd omdat in de cijfers niet eens de administratievelastenstijging van de verpakkingenbelasting is verwerkt. De premier weet dat die "jampot" onder drie verschillende tarieven valt. Hij kan dus wel nagaan wat dat voor extra gedoe zal geven, los van de betekenis van die belasting voor hardwerkende Nederlanders. Ik verzoek de minister-president nogmaals om zelf de verantwoordelijkheid te nemen.

Minister Balkenende:

Ik heb duidelijk gezegd dat ik mij verantwoordelijk voel. De heer Rutte heeft gezegd dat er in Vlaanderen rechtstreeks contact is tussen een minister en de minister-president. Ik heb zojuist opgemerkt dat ik dat soort contacten ook heb. De heer Rutte spreekt het kabinet terecht aan op het belang van het realiseren van de doelstelling. Ik weet hoe hij ons op dat punt zal beoordelen.

De heer Van Geel heeft gezegd dat hij van het kabinet verwacht dat het advies van de commissie-Elverding wordt overgenomen en dat het daarmee iets doet. Hij heeft al eerder over dat onderwerp gesproken. Het is noodzakelijk om op korte termijn knopen door te hakken over hangende infrastructurele projecten. Op korte termijn komt het kabinet met een reactie op dat advies. Het zal dan ook ingaan op het relativiteitsprincipe. Op korte termijn zullen inderdaad knopen worden doorgehakt over de hangende infrastructurele projecten. Ik noem de A10, de Coentunnel, de A5 Westrandweg, A2 Everdingen-Deil, A50 Valburg-Grijsoord, A2 spitsstrook Sint Joost-Urmond en A2 Holendrecht-Oudenrijn.

Een belangrijke doelstelling in het kabinetsbeleid is de criminaliteit waarvan het bedrijfsleven slachtoffer wordt, te laten dalen. Uit de Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven blijkt dat voor vrijwel alle vormen van criminaliteit geldt dat er een substantiële daling zichtbaar is. Overvallen op de detailhandel en de horeca vormen helaas een uitzondering op die trend. Het kabinet is zich bewust van de grote impact van dit soort ernstige vormen van misdaad op de veiligheid en het veiligheidsgevoel van ondernemers. Rotterdam en Amsterdam lieten zien wat het goede antwoord is op de stijging van het aantal overvallen. De politie, gemeenten en het bedrijfsleven moeten gezamenlijk aan de slag met gerichte maatregelen. Ik noem de oprichting van het kernteam STOP overvallen, in Amsterdam. Er wordt in de twee genoemde grote steden met een helikopter geobserveerd. Verder wordt er een overvaltraining voor ondernemers georganiseerd. Tevens komen er camera's in winkels met een verbinding naar de politie. Denk verder aan gerichte fouillering, lik-op-stukbeleid en het toepassen van volwassenenstrafrecht. Dat gebeurt in Rotterdam. In beide steden heeft dit inmiddels geleid tot aanhouding van een fors aantal verdachten. De ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zullen de korpsbeheerders, korpschefs en hoofdofficieren in de politieregio's waarin sprake is van een sterke stijging van het aantal overvallen, oproepen om te kiezen voor een vergelijkbare aanpak. Landelijk wordt deze aanpak ondersteund door de landelijke overvalcoördinator die voor politie en bedrijfsleven analyses maakt van de problematiek. De politie heeft het voornemen om de regionale overvalcoördinatie te versterken in aanvulling op de activiteiten van de landelijke overvalcoördinator. De staatssecretaris van Economische Zaken zal overigens binnenkort de Kamer informeren over de manier waarop hij invulling zal geven aan het amendement van de heer Ten Hoopen over de preventieve maatregelen bij kleine bedrijven.

De heer Rutte (VVD):

Dan zijn twee dingen echt van belang. 1. In het proza dat de minister naar de Kamer stuurt, moet hij veel aandacht besteden aan repressie en niet proberen om alles uit preventie te halen. Ook zijn brief van gisteren gaat bijna alleen over preventie en nauwelijks over repressie. Repressie moet een veel belangrijker onderdeel zijn van het kabinetsbeleid. 2. Als de minister het echt meent, zou hij ook steun moeten geven aan het initiatiefwetsontwerp dat mijn collega's Teeven en Griffith voorbereiden over de mogelijkheden voor noodweer in de gevallen waarin een particulier of een ondernemer wordt overvallen.

Minister Balkenende:

Vindt de heer Rutte het goed als ik over het laatste nog contact heb met de minister van Justitie?

Ik ben het met de heer Rutte eens over repressie: het is niet alleen preventie. Natuurlijk heb je tegelijkertijd te maken met repressie. Om die reden heb ik ook gesproken over lik-op-stuk en het toepassen van het volwassenenstrafrecht. Ik geef maar enkele voorbeelden.

De heer Rutte heeft gevraagd wat het kabinet doet aan de positie van het slachtoffer. Waarom is het verhalen van de schade op de dader nog steeds niet gerealiseerd? Het kabinet neemt initiatieven op allerlei aspecten van het slachtofferschap. Bij de Eerste Kamer ligt op dit moment een wetsvoorstel ter versterking van de positie van het slachtoffer. Daarmee krijgt het slachtoffer voor het eerst een eigenstandige positie in het Wetboek van Strafrecht. Het slachtoffer krijgt in dit wetsvoorstel het recht op informatie, inclusief het recht op processtukken. Vooruitlopend daarop is de minister van Justitie in april 2007 het project "Slachtoffer centraal" gestart. Politie, OM en Slachtofferhulp Nederland coördineren in dit project de dienstverlening en de informatieverstrekking aan het slachtoffer. In dit kader wordt ook geëxperimenteerd met het nieuwe slachtofferloket. Een casemanager voor nabestaanden is gedurende de gehele strafrechtelijke procedure beschikbaar voor informatie en hulp.

Verder is een voorschotregeling in voorbereiding voor door de rechter opgelegde schadevergoedingen. Hierbij keert de Staat alvast de schadevergoeding uit aan het slachtoffer, waarmee het slachtoffer wordt verlost van moeilijke inningsproblemen. Deze regeling treedt in werking in de loop van 2009, zodra het wetsvoorstel Versterking positie slachtoffers in werking is getreden en de noodzakelijke voorbereidingen zijn getroffen door het Openbaar Ministerie en het Centraal Justitieel Incassobureau.

Een andere vraag van de heer Rutte is wat het kabinet doet aan vermindering van recidive bij jeugdigen. Hij heeft gelijk: de recidive bij jeugdigen is te hoog. Laten wij dat duidelijk tegen elkaar zeggen. Het is ernstig, want het gaat maar door en het leidt tot een hoop overlast. De jongeren zelf verliezen hun perspectief. Het kabinet zet stevig in op de aanpak van jeugdcriminaliteit. De speerpunten van het beleid zijn: vroegtijdig ingrijpen door de politie via het gericht doorverwijzen naar de Bureaus Jeugdzorg en/of Centra voor Jeugd en Gezin. Dit betreft vooral jongeren die dreigen af te glijden naar een criminele carrière. Ook 12-minners worden ge­screend op het recidiverisico. De persoonsgerichte aanpak wordt versterkt door middel van het toepassen van beproefde interventies. De persoonsgerichte aanpak wordt eveneens toegepast via maatregelen die mogelijk zijn geworden sinds de invoering op 1 februari jongstleden van de Wet gedragsbeïnvloeding jongeren. Op basis van die wet kan de rechter effectiever straftrajecten en zorgtrajecten combineren. Verder zet het kabinet in op verbetering van de doorlooptijden en informatie-uitwisseling in de jeugdketen. Ten slotte is de nazorg belangrijk. De staatssecretaris van Justitie heeft aangekondigd dat vanaf april 2009 alle jongeren die de jeugdinrichting verlaten, een dwingend aanbod voor begeleiding en nazorg krijgen. Nog dit jaar start de voorbereiding. Het kabinet stelt zich een vermindering van de jeugdrecidive van 10% in 2011 ten doel.

Onder anderen de heren Van Geel en Slob, maar ook anderen hebben gevraagd hoe het zit met een stevige basis voor een slagvaardig en democratisch Europa. Het Verdrag van Lissabon is een belangrijke stap in de richting van meer democratische controle door het Europees Parlement én de nationale parlementen en het is een stap in de richting van een betere bevoegdheidsverdeling, zodat duidelijk is wat de EU niet regelt. Binnenkort praten wij met de Kamer over de goedkeuring ervan. De heer Slob wees in zijn interventie op de noodzaak om de blik nu weer vooruit te richten. Het kabinet is het eens met de heer Slob. Het verdrag is belangrijk, maar uiteindelijk is het slechts een middel om onze inhoudelijke ambities waar te maken. Het kabinet werkt aan een steviger basis door het publieke draagvlak voor Europa te versterken, maar de allerbeste manier om steun voor het Europees project te behouden is ervoor te zorgen dat de Europese Unie de juiste dingen doet. Daden spreken luider dan woorden. Concrete zaken die ons direct raken, zoals klimaatverandering, goedkoper bellen in het buitenland, werkgelegenheid en economische groei. Dat spreekt ook uit de beleidsvisie die wij in de Staat van de Unie neerleggen. Mede naar aanleiding van de motie van de heer Pechtold zullen wij in het kader van de werkzaamheden van de Europese reflectiegroep 2020-2030 uitgebreid ingaan op de langere termijn.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter. Een vraagje. De minister-president zei net heel trots dat elke keer weer blijkt dat de rechtmatigheid van de bestedingen van de Nederlandse overheid uitmuntend is. Over de doelmatigheid zullen wij het nu maar even niet hebben. Heel anders is dat binnen Europa. De minister van Financiën heeft hierover bij de aanbieding het een en ander gezegd. Hoe kijkt de minister-president ertegenaan dat dit jaar in, jaar uit bijna schaamteloos gebeurt? Ik bedoel dat als je dat een keer doet en op je vingers wordt getikt, je de volgende keer zorgt dat het op orde is.

Minister Balkenende:

Als ik zeg: buitengewoon teleurstellend, is dat veel te zwak. Ik geloof dat u en ik er hetzelfde over denken. Het is iets wat slecht is voor de reputatie en de geloofwaardigheid van Europa. Het is misschien beter als de minister van Financiën er nader op ingaat, maar er moet op een goede manier worden omgegaan met publiek geld dat via de lidstaten binnenkomt. Ik zeg ronduit dat ik dat een onderdeel vind van de geloofwaardigheid van het Europese project. Ik vind het heel goed dat Europa gelden besteedt, maar dat moet op een goede manier gebeuren. Als er op een gegeven moment nog te veel vragen of lacunes zijn, als het te lang duurt voordat verantwoording kan worden afgelegd, of als stukken niet gereed of onvolkomen zijn, dan is dat absoluut niet goed te keuren en dan moet er actie worden ondernomen. Maar goed, het is misschien het beste dat de minister van Financiën er straks nader op ingaat, maar ik geloof dat u en ik hierover hetzelfde denken.

De heer Slob informeerde naar de watervisie. Daarmee is een start gegeven voor de opstelling van een nationaal waterplan dat concrete acties zal bevatten voor 2009-2015 en een doorkijk voor de lange termijn. Het concept wordt eind 2008 in de inspraak gebracht en de definitieve vaststelling is voorzien in december 2009. De uitvoering van versterkingsmaatregelen is in volle gang. De versterking van de eerste twee zwakke schakels van de kustverdediging is gestart. Voor 2011 is overal de schop in de grond. In 2015 zijn alle zwakke schakels versterkt. De deltacommissie komt in september 2008 met een advies. De uitvoering van de Europese kaderrichtlijn water ligt op schema en de verkenning van de Afsluitdijk is gestart.

De heer Slob heeft ook een vraag gesteld over het deltaplan voor het Nederlandse landschap. Daarmee zijn goede vorderingen gemaakt. Op vier locaties in Nederland zijn pilots gestart om het landschap te verbeteren. Er ligt nog een aantal beslispunten. Ik kan toezeggen dat de uitwerking van het deltaplan landschap na de zomer door de minister van LNV aan de Kamer zal worden gestuurd.

De heer Van der Vlies heeft gesteld dat het beschikbare budget voor SDE te laag is, dat beslissingen worden overgelaten aan toekomstige kabinetten en dat het extra faciliteren van kleinere ondernemers in de praktijk achterblijft. Hij vraagt om een toezegging dat hieraan een positieve wending wordt gegeven.

In het voorjaar hebben wij uitgebreid met de Tweede Kamer gesproken over de SDE-regeling en de beschikbare budgetten. Op onderdelen vindt nog overleg plaats met de Tweede Kamer over de hoogte van de stimuleringsbijdrage. Minister Van der Hoeven zal de Kamer hierover nog deze maand met een brief informeren. Natuurlijk liggen er nog grote uitdagingen voor toekomstige kabinetten, maar met de SDE-regeling en de afspraken over de stimulering zet dit kabinet in op een trendverschuiving naar een daadwerkelijk duurzamer energiebeleid. In 2010 wordt de SDE-regeling geëvalueerd en kan worden bezien of het beleid moet worden bijgesteld.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Het is prima dat dit nog aan de orde komt. Dat was trouwens in het overleg met minister Van der Hoeven al toegezegd aan de Kamer. Het ging mij om het volgende. In het regeerakkoord staat dat het midden- en kleinbedrijf, de regio, het kleinere bedrijf, het agrarische bedrijf zullen meedelen uit de pot, even populair gezegd, van de SDE-regeling. Dat blijkt nu door de tarieven achter te blijven. Er is zelfs een keuze gemaakt voor rendement op een gesubsidieerde euro. Die lijn van redeneren begrijp ik volstrekt, maar als je die consequent toepast, hebben die kleine bedrijven het nakijken, want daar is het rendement natuurlijk veel moeilijker te halen dan bij de grotere eenheden. Er is dus een beleidsmatig aspect aan de orde dat de behandeling van EZ sec overstijgt. Vandaar dat ik er nog een keer over begin. Het gaat om een belangrijke bepaling in het coalitieakoord over de vitaliteit van het platteland.

Minister Balkenende:

Voorzitter, laten wij het zo doen. Ik stel mevrouw Van der Hoeven op de hoogte van de opmerkingen die de heer Van der Vlies nu maakt. Er zal nog een brief over het onderwerp komen; dat is misschien het beste moment om er nader op in te gaan. Dan zal ik het signaal overbrengen. Zullen wij het zo doen?

De voorzitter:

Akkoord. De minister-president.

Minister Balkenende:

Voorzitter. De heer Van der Vlies heeft een opmerking gemaakt over de vorming van een mediacode. Hij heeft andermaal opgeroepen om tot een dergelijke code te komen. De heer Van der Vlies refereert terecht aan de brief Mediawijsheid, die onlangs aan uw Kamer is gezonden en waarover volgende week wordt gedebatteerd. De wet en de Grondwet regelen dat de overheid niet kan interveniëren in de inhoud van de programma's. Minister Plasterk zal wel de gesprekken met de omroepen voortzetten over een veiliger media-aanbod. Hij zal hen onder andere aansporen om beter publiekelijk verantwoording af te leggen over de regels die de omroepen zelf opstellen. Zodra bekend is welke spelregels de individuele media-aanbieders hanteren voor een verantwoord en veilig media-aanbod, kan worden vastgesteld welke gemeenschappelijke waarden en spelregels hieruit voortvloeien en of wij die voldoende achten.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik ben best bereid ook dat door te schuiven naar het overleg, maar zo kan dat met alle dingen. Alle thema's die hier aan de orde zijn komen ergens in een overleg wel weer aan de orde. Ik ken de wetgeving op dit punt; ik ken ook de praktijk en de wissel van de zelfregulering waarvoor gegaan is. Alleen, het resultaat blijft achter, omdat er geen dwang bij zit. Dat begrijp ik; je moet daarmee ook wachten tot het bittere eind, maar ik zou wel een interventie van de overheid en de betreffende minister willen hebben, dat men er bovenop zit en dat de code er nu gaat komen. U herinnert zich wel dat er al jaren over gesproken wordt. Intussen nemen de incidenten toe.

Minister Balkenende:

Ik begrijp het signaal van de heer Van der Vlies heel goed. Het is niet de eerste keer dat wij hierover spreken. De heer Van der Vlies zegt zelf ook dat hij weet hoe het zit met de wet en de Grondwet en het niet kunnen interveniëren in programma's. Hij kent alles wel. Maar tegelijkertijd zegt de heer Van der Vlies – dat is zijn aansporing – dat ervoor moet worden gezorgd dat zelfregulering op een goede manier tot stand komt. Op dit moment kan ik dit antwoord geven. Ik denkt dat ik het nu daarbij moet laten, maar het signaal van de heer Van der Vlies is heel duidelijk naar voren gekomen.

Voorzitter. De heer Slob heeft gevraagd naar de stand van zaken inzake het Handvest burgerschap. Het kabinet werkt daar hard aan. Wil een handvest het gewenste effect hebben, dan moet het wel aansluiten bij de levende behoefte en ideeën in de samenleving. De minister van BZK heeft eerst onderzoek laten doen onder deskundigen, maar ook onder burgers over aanpak en thema's die in dit verband zouden aanslaan. Het kabinet zal op korte termijn het actieplan Handvest burgerschap vaststellen. Het is ons streven het nog voor de zomer aan de Tweede Kamer voor te leggen.

Mevrouw Verdonk vroeg naar de prestaties – zij ging er al een beetje op in – van de minister voor Jeugd en Gezin. Anders dan mevrouw Verdonk stelt, zijn er in sommige plaatsen nu al centra voor Jeugd en Gezin. In 2011 zal er sprake zijn van een landelijke dekking. Voorbereidingen zijn gaande voor het wetsvoorstel, waarin wordt geregeld hoe de activiteiten van de centra wettelijk worden geborgd en de regie wordt belegd. Maar er is meer. Zoals ik in mijn inleiding vertelde, is er inmiddels een aantal regelingen, zoals voor opvoedondersteuning en preventief jeugdbeleid, gebundeld in een brede doeluitkering. Dit zorgt voor een vermindering van bureaucratie en meer samenhang. Daarnaast is de gesloten jeugdzorg ingevoerd. Het kabinet gaat verder met uitbreiding en verbetering. Het wetsvoorstel Kindgebonden budget heeft onlangs uw Kamer gepasseerd. De Verwijsindex risicojongeren wordt al in een groot aantal gemeenten toegepast en dit jaar gaat de wettelijke regeling naar de Kamer. De verwijsindex zorgt ervoor dat partijen eerder contact met elkaar opnemen als er signalen zijn dat er iets niet goed gaat met een jongere. Het laatste dat ik hier nu noem is dat er inmiddels een plan van aanpak Kindermishandeling opgesteld is. De succesvolle regionale RAAK-methode wordt uitgerold en een stuurgroep onder leiding van de heer Opstelten ziet toe op een snelle implementatie.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik heb een vraagje. In 2011 moet er tenminste één centrum voor Jeugd en Gezin functioneren in alle gemeenten die in 2007 een consultatiebureau hebben. Dat is dus iets minder dan u suggereert. Wij praten volgend jaar hier weer met elkaar. Dan hebben wij weer gehaktdag, of hoe het tegen die tijd ook mag heten. Kunt u nu niet zeggen; als wij in 2011 dit willen realiseren, betekent dit dat wij in 2008 op dit punt zitten, in 2009 op dat aantal et cetera? Dat zou deze dag volgens mij een stuk interessanter maken.

Minister Balkenende:

Ik kan mij dat voorstellen. Dat zult u in dit geval dan met de vakminister moeten bespreken. Ik heb aangegeven dat er in 2011 een landelijke dekking is van centra voor Jeugd en Gezin en dat die centra in gemeenten verschillend zullen worden vormgegeven. Dat is een beetje afhankelijk van de schaal van gemeenten. Ook dat is aangegeven. Het lijkt mij het beste dat u het gesprek heeft met minister Rouvoet over het precieze traject, van wat op welk moment kan worden gerealiseerd.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Laat ik het dan wat verbreden, want wij hebben het nu over maar één punt, maar dit is, zoals de heer Pechtold en anderen al zeiden, een soort gedragslijn van het kabinet voor heel veel onderwerpen. Heel vaak staan doelen en uiteindelijk te behalen resultaten gepland voor 2011 of nog later. Waarom wordt niet een aantal stappen genoemd en wordt niet van deelresultaten gerept?

Minister Balkenende:

Ik zei al dat ik vind dat dit een zaak is die ligt op het niveau van de vakminister. U vraagt naar mogelijkheden op de korte, middellange en langere termijn.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik bedoel de hele systematiek en dus alle vakministers.

Minister Balkenende:

U vroeg specifiek naar de ontwikkelingen op het gebied van Jeugd en Gezin. Als het mogelijk is om aan te geven wat je per jaar kunt realiseren, moet je dat doen. Dat is afhankelijk van de feitelijke omstandigheden. Ik vind het lastig om daarop in algemene zin een sluitend antwoord te geven. Dat het lastig is, weet u zelf ook.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Het zou mij wat waard zijn als de minister-president zei: dat vind ik niet zo'n gek idee, want ik wil ook graag per jaar sturen, daar ben ik tenslotte minister-president voor, dus ik zeg u toe daarover te gaan praten met de vakministers.

Minister Balkenende:

Ik begrijp het wel, maar wijs op het karakter van deze discussie. Wij hebben te maken met een verantwoordingsdebat. Terecht zegt u dat het idee bestaat van de Centra voor Jeugd en Gezin. Wij praten nu echter vooral over wat er de komende jaren gaat gebeuren. Ik kan mij heel goed voorstellen dat wij uw vraagstelling hernemen bij de begrotingsstukken die in september aan de orde komen. Ik zal de leden van het kabinet op de hoogte stellen van wat u hebt gezegd. Wij zullen kijken wat wij daarmee kunnen doen bij de voorbereiding van de stukken voor volgend jaar.

De voorzitter:

Akkoord, de minister-president vervolgt zijn betoog.

Minister Balkenende:

Ik had al iets gezegd over enkele vragen die door mevrouw Thieme zijn gesteld. Ik heb al een opmerking gemaakt op het punt van het dierenwelzijn. De doelen voor het klimaat zijn opgenomen in het programma Schoon en Zuinig: 2% energiebesparing, 2% duurzame energie in 2020. Het kabinet zal de bestaande hoeveelheden duurzaam vermogen windenergie op land, windenergie op zee, zonnestroom en sommige biomassaopties verdubbelen. Voor 2011 wil het kabinet 100.000 daken met duurzame energie. De doelen met betrekking tot de kabinetsbrede aanpak Duurzaamheid zijn afgelopen vrijdag aan uw Kamer verzonden.

Wat de vleesproductie betreft, is het langetermijndoel van dit kabinet een productie en consumptie van eiwitten die bijdraagt aan mondiale welvaart en voedselzekerheid. De productie van plantaardige eiwitten is effectiever dan de productie van dierlijke eiwitten. Er zijn echter meer sporen die moeten worden benut om bij te dragen aan voedselzekerheid. De minister van LNV gaat hierover binnenkort een dialoog aan met belanghebbende partijen. Daarnaast laat het kabinet onderzoek doen naar de milieueffecten en de maatschappelijke effecten van de strategieën tot vervanging van vlees. De agrosector produceert wat de samenleving vraagt. Dat zijn naast vlees en zuivel inmiddels ook vleesvervangers. Vlees eten is een eigen verantwoordelijkheid en keuze van de consument. Het kabinet wil bijvoorbeeld via de Kies bewustcampagne van het Voedingscentrum ervoor zorgen dat consumenten zich meer bewust worden van de aard en productiewijze van hun voedsel, opdat zij bewuster keuzen kunnen maken.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Wat een vreemde redenering om te zeggen dat vlees eten een eigen keuze is, als het gaat om het milieu. Daarover moeten de consumenten dan kennelijk maar zelf nadenken, terwijl u wel aangeeft dat het autogebruik moet verminderen. Uit wetenschappelijke onderzoeken is gebleken dat de veehouderij en de vleesconsumptie mondiaal gezien vele malen milieu- en klimaatonvriendelijker zijn dan verkeer en vervoer samen!

Minister Balkenende:

Ik begrijp uw interventie niet helemaal. Ik heb net gezegd dat wij via voorlichting willen bijdragen aan een groter bewustzijn van de consument van wat je wel en wat je niet eet. En als producenten ook nog overgaan tot een andere productie, dan ligt dit toch in het verlengde van wat u feitelijk voor ogen hebt? Tenzij u wilt zeggen, dat mensen geen vlees mogen eten. Dat kunt u zeggen, maar dat doen wij niet.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Dat zeg ik helemaal niet. Het gaat erom dat dit kabinet kiest voor het principe "de vervuiler betaalt". Daartoe is een aantal taksen ingesteld, onder meer op het gebied van het gebruik van de auto. Dat gebeurt allemaal vanuit het principe dat de manier waarop wij op dit moment auto's gebruiken, niet langer kan. Nu blijkt uit onderzoek dat de veehouderij en de consumptie van vlees en zuivel vele malen milieuonvriendelijker zijn en een grotere impact hebben op het klimaat en op de voedselvoorziening in de hele wereld dan autogebruik. Ik vraag mij dan af waarom u dat principe "de vervuiler betaalt" niet ook op dat gebied toepast en waarom u ervan uitgaat dat het marktmechanisme het wel uitzoekt.

Minister Balkenende:

Dit betreft een algemenere discussie over de instrumenten. U trekt soms andere discussies dan het kabinet. Deze vraag is volgens mij vorig jaar ook al aan de orde geweest bij de algemene politieke beschouwingen. U hebt op sommige punten andere opvattingen dan het kabinet. Daarbij verwijs ik naar wat eerder is besproken. U kunt bepaalde voorstellen doen en dan wordt daarover gesproken, maar u moet mij niet vragen om iets te doen wat anders is dan het kabinet tot nu toe naar voren heeft gebracht.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Het is niet meer alleen mijn standpunt, het is ook úw standpunt geworden. Dit blijkt uit de brief van de ministers Cramer en Koenders waarin zij pleiten voor een transitie van dierlijke naar plantaardige eiwitten. Hoe gaat u dat doen? Er wordt wel actief ingegrepen op alles wat met het verkeer te maken heeft, maar dit onderwerp wordt aan de markt overgelaten.

Minister Balkenende:

U moet de mogelijkheden van de markt niet onderschatten. Producenten gaan in bepaalde gevallen zelf al over tot een andere productie. De algemene lijn is dat de productie van plantaardige eiwitten efficiënter is dan de productie van dierlijke eiwitten. Verder heb ik al gezegd dat de agrosector bezig is met veranderingen. De markt zelf pakt zaken dus al op. Is dat wel of niet genoeg? Het debat daarover kunnen wij later nog wel eens voortzetten.

Er is gevraagd waarom LNV de melkproductie in China steunt. Zuivelconsumptie in China wordt niet door LNV gepromoot. In het verleden heeft Nederland geholpen met het opzetten van een informatiecentrum, maar dat is inmiddels twee jaar geleden geheel overgedragen aan China.

Dit waren de inhoudelijke punten die ik naar voren wilde brengen. Ik heb een hele lijst aan onderwerpen gehad. De minister van Financiën zal eenzelfde lijst bespreken. Ik wil mijn beantwoording daarom op dit moment overdragen aan de minister van Financiën.

De voorzitter:

Ik zie nog een paar woordmeldingen, sommige met een kleine sprint. Ik geef eerst het woord aan de heer Rutte.

De heer Rutte (VVD):

Ik heb u vanmorgen uitgedaagd. U sprak gisteren over een negatief zelfbeeld van de Nederlander. Ik heb gezegd: neem de hardwerkende Nederlander in gedachte, de man of vrouw die 's morgens opstaat, in de file staat, naar het werk gaat, 's avonds opnieuw door de file gaat en zo laat thuiskomt dat de kinderen al naar bed zijn, die wordt beknot bij de kinderopvang en die in de portemonnee merkt dat de koopkracht daalt. Kunt u die hardwerkende Nederlander uitleggen waarom hij optimistisch moet zijn, waarom dit kabinet zo goed voor hem is?

Minister Balkenende:

Het lijkt mij goed dat ik eerst in algemene zin nog iets zeg over mijn uitspraken en hoe daarop is gereageerd. Ik dacht: eens even kijken hoe de reacties zijn. Die stellen mij niet teleur.

Het beeld in de media heeft mij wel een beetje verrast na wat ik zelf heb gezegd. Ik heb genoteerd wat de Kamer vandaag zei over wat ik heb gezegd. De heer Rutte: wat zijn jullie toch allemaal ondankbaar. De heer Pechtold: de bevolking is een stelletje zeurpieten. Wat heb ik nu bij mijn persconferentie naar voren gebracht?

De heer Rutte (VVD):

Het gaat mij ook om De Telegraaf van afgelopen zaterdag.

De voorzitter:

De minister-president gaat het toelichten.

Minister Balkenende:

Ik zal straks nog op het artikel in De Telegraaf – Weg met negativisme – ingaan. Eerst ga ik in op wat ik heb gezegd over klagerigheid. Ik stel het zeer op prijs dat de Kamer dit thema aan de orde stelt. Bij de persconferentie wilde ik een signaal geven over ons zelfbeeld. Wij focussen ons in debatten vaak op dingen die niet goed gaan. Mijn boodschap was: er zijn zoveel dingen die wel goed gaan. De journalist Slotboom vroeg mij: waarin komt dat negatieve zelfbeeld tot uitdrukking, wie klaagt er dan? Mijn reactie daarop: als je de kranten openslaat, zie je dat wij geneigd zijn de nadruk te leggen op dingen die moeilijk liggen. Die worden breed uitgemeten, maar daardoor ontstaat een beeld dat op gespannen voet staat met de werkelijkheid in Nederland. De heer De Jong van RTL vroeg mij vervolgens: zijn Nederlanders cynisch? Toen zei ik: dat zeg ik niet. In debatten zit vaak veel klagerigheid, maar dat geldt niet voor alle Nederlanders. Ik heb de fantastische voorbeelden genoemd van de mantelzorgers, vrijwilligers, medewerkers van ngo's, ondernemers, gemotiveerde leerkrachten. Mijn punt is dat je als land het beste uit jezelf moet willen halen. Daar moet je dan op koersen, waarbij je niet moet proberen om elkaar te vangen in een sfeer van negativisme, van het deugt niet. Ik heb helemaal niet gezegd: wat zijn jullie allemaal ondankbaar. Ik heb wel gezegd dat het debat soms zo geweldig negatief is gekleurd. Mijn kritiek betreft wat je vaak in de media ziet: goed nieuws is geen nieuws. Wij moeten het debat voeren over zaken die niet goed gaan en waarmee er problemen zijn, maar laten wij ervoor oppassen dat wij in de debatten een sfeer krijgen van: het deugt niet, het is niet goed en Nederland staat er zo slecht voor. Daarom heb ik gezegd dat wij ook eens moeten bekijken hoe Nederland op het ogenblik functioneert. Wij hebben de laagste werkloosheid in Europa. Het inkomensniveau in Nederland is mondiaal en Europees gezien gewoon hoog. De kwaliteit van de voorzieningen is goed. Als je vraagt hoe het met het geluk van mensen gesteld is, dan scoren wij na IJsland vaak het hoogst. Als ik die indicatoren op mij laat inwerken, zeg ik: ik vind het opvallend dat het debat soms zo geweldig negatief wordt gekleurd. Daarmee heb ik niets gezegd over de Nederlanders. Ik heb ontkend dat Nederlanders cynisch zijn. Ik heb er juist op gewezen dat zoveel mensen op een positieve manier bijdragen aan ontwikkelingen in dit land. Daarom vind ik het onbegrijpelijk dat u zegt dat mijn beeld zou zijn: wat zijn jullie toch allemaal ondankbaar, en dat de heer Pechtold zegt dat ik zou vinden dat de bevolking uit een stelletje zeurpieten bestaat. Dat heb ik helemaal niet gezegd. U moet mijn woorden niet verdraaien, om er vervolgens op in te hakken!

De heer Rutte (VVD):

De hardwerkende Nederlander ziet dat de economische groei op dit moment is stilgevallen. De hardwerkende Nederlander ziet op dit moment dat het consumentenvertrouwen met 12 punten is gedaald. Hij ziet dat de inflatie kruipt naar het hoogste niveau in Europa. Hij ziet in zijn portemonnee dat de koopkracht daalt, omdat de inflatie toeneemt en u de belastingen verhoogt. Ik daag u opnieuw uit. Stel dat deze hardwerkende Nederlander in Barneveld woont. Hij woont dan dus op de plek waar al drie jaar lang een spitsstrook dicht is, die open had kunnen zijn. Legt u nu eens aan die hardwerkende Nederlander uit waarom hij optimistisch moet zijn. U hebt het daarover wel degelijk in het artikel in de Telegraaf. U hebt het daarover wel degelijk gehad gisteren bij RTL4 en naar ik meen ook in NOVA en het NOS-Journaal. U was volstrekt duidelijk. Probeer u even op mij te richten en stel u voor dat ik die hardwerkende Nederlander ben. Zegt u dan: beste HWN'er, wees optimistisch, want dat kan wel degelijk in dit land!

Minister Balkenende:

Mijn centrale boodschap is dat wij het beste uit onszelf moeten halen. Wij moeten talenten benutten. Dat is de reden waarom ik heb gezegd dat ik trots ben op vrijwilligers, mantelzorgers, mensen die bij niet-gouvernementele organisaties werken en op ondernemers die het beste uit zichzelf halen. Mijn boodschap is dat zij een positieve instelling hebben om dit land verder te brengen. Als er een sfeer heerst van negativisme, in de trant van: het deugt niet en het kan niet, dan vind ik dat voor de toekomst van Nederland het meest rampzalige wat je kunt hebben. Die algemene oriëntatie, het negativisme dat wij vaak zien in debatten of in berichten in de media, vind ik maar een deel van de werkelijkheid.

Eergisteren heb ik gezegd dat ik niets afdoe aan het feit dat er mensen in achterstandssituaties zijn. Ik doe niets af aan het feit dat ondernemers zich soms onveilig voelen. Ik doe niets af aan het feit dat sommige mensen niet de kansen hebben die zij zouden moeten krijgen. Maar wat een land verder brengt, is een positieve opstelling. Dat is mijn boodschap geweest in de Telegraaf, en gisteren heb ik het ook nog eens gezegd. U zegt: de mensen worden geconfronteerd met files. Natuurlijk is dat een probleem, en dat is ook de reden waarom wij nu bezig zijn met de commissie-Elverding. Dat is ook een reden waarom wij investeren. Als mensen nog niet kunnen meedoen, moeten wij maximaal werken aan het integreren en re-integreren van mensen. Dat doet het kabinet ook. Wij zetten ons juist ervoor in om de economie goed te laten draaien en mensen mee te laten doen. Mij ging het om de boodschap dat een land verder komt met een positieve instelling. Ik vind soms dat er in debatten die worden gevoerd, een zekere klagerigheid is, omdat wij ons alleen focussen op de dingen die niet goed gaan. Natuurlijk gaat niet alles goed in dit land en natuurlijk is niet alles volkomen. Natuurlijk kun je kritiek hebben op een kabinet. Het ging mij echter om de oriëntatie: als wij ons laten vangen in een sfeer van negativisme en cynisme, komen wij niet verder. Daarom vind ik het ook jammer dat u mijn woorden duidt in de trant van: wat zijn jullie ondankbaar. De heer Pechtold duidde ze zelfs als: Nederlanders zijn zeurpieten.

De heer Pechtold (D66):

Dat is nu al de derde keer!

Minister Balkenende:

Ik maak graag gebruik van de gelegenheid om op te merken dat dit helemaal niet aan de orde is. Die positieve uitstraling zou u moeten aanspreken.

De heer Rutte (VVD):

U blijft hangen in algemeenheden en vaagheden! Ik daagde u zojuist uit. Ik maakte het persoonlijk en zei: leg het nu eens uit aan de hardwerkende Nederlander die elke dag te maken heeft met de gevolgen van uw kabinetsbeleid en die in portemonnee, in filedruk, in kinderopvang en in alles voelt dat u de verkeerde beslissingen neemt. U pakt die uitdaging niet op en ik weet waarom u dat niet doet. U doet dat niet, omdat u er geen antwoord op hebt. En dus blijft u steken in die algemene theoretische beschouwingen. Daar kopen wij helemaal niets voor.

Minister Balkenende:

Tegen de groep die u met enige regelmaat noemt, zeg ik: wij hebben de commissie-Elverding om de zaak in beweging te krijgen door snellere procedures. Er is geld dat wij aan infrastructuur besteden. Wij doen het nodige aan innovatie.

De heer Rutte (VVD):

Commissies, commissies, commissies!

Minister Balkenende:

Neen, neen. Er komen honderden miljoenen bij voor kinderopvang. Dat is het verhaal. Dan vind ik het eerlijk gezegd een beetje jammer, mijnheer Rutte, dat u het gevoel dat wij met elkaar nodig hebben om zaken vooruit te brengen, alleen maar zo negatief duidt. U kunt kritiek hebben op kabinetsmaatregelen, maar ik heb niet voor niets zojuist het punt van ondernemerschap en dynamiek genoemd. Ik heb de voorbeelden genoemd. Ik heb het gehad over de versterking van respect en waarden in de samenleving. Dat helpt mensen verder. Of het nu gaat om de hardwerkende Nederlander of om de Nederlander die niet kan werken: dat maakt Nederland sterker. Als u praat over dit kabinetsbeleid, dan is mijn boodschap dat dit kabinet wil inzetten op een dynamische economie waarin mensen mee kunnen doen. Wij willen meer duurzaamheid, sociale samenhang, veiligheid. Ik heb u de voorbeelden vanavond genoemd. Dat zijn ook zaken, voorzitter, die te maken hebben met die positieve instelling.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter. Dit was een staaltje van De Positivo's van Van Kooten en De Bie. Deze keer is het niet "de VOC-mentaliteit, toch?". Het zijn de De Positivo's. Mijn persoonlijke analyse is dat de premier na zes jaar premierschap een beetje ongeduldig wordt. Hij ziet natuurlijk ook dat het vertrouwen van de bevolking in dit kabinet historisch laag is en hij heeft denk ik op een onbewaakt moment gedacht: weet je wat, ik sla eens terug. Ik ga eens zeggen dat het best goed gaat met het land, zie de macro-economische cijfers, en dat al die anderen die wijzen op maatschappelijke, culturele en interetnische problemen negatief doen. Dat vind ik negativisme. Ook met het cynisme van de mensen die zeggen niet meer in de politiek te geloven, heb ik niets. Stop de klagerigheid, stop het klagen.

Er zijn geen bezweringsformules waarmee men een volk tot de orde kan roepen. Zo zit het niet in elkaar, gelukkig, in een democratie. Het gaat hierbij om reële problemen, waar dit kabinet klaarblijkelijk te weinig naar gekeken heeft en waar het in ieder geval geen geloofwaardig antwoord op heeft. Dat is waarom mensen afhaken. Dat is niet alleen u persoonlijk te verwijten, minister-president, misschien wel helemaal niet. Het is het politieke systeem en het politieke rendement van de laatste tien à vijftien jaar te verwijten dat er zo'n verwijdering heeft kunnen optreden tussen enerzijds de bevolking en anderzijds de overheid respectievelijk de regering, en misschien ook wel deels de Tweede Kamer.

Dat zou moeten aanzetten tot reflectie. Waar komt dat vandaan? Hoe kunnen wij die kern raken, opdat die mensen wel geloof hebben in uw positieve bedoelingen? Dat gaat toch echt verder dan hier drie, vier keer een bezweringsformule herhalen die niet onder de oppervlakte komt, die geen diepgang kent. Er is namelijk sprake van een verwijdering tussen de bevolking en de overheid, doordat het vertrouwen is weggevallen. Waarom is dat vertrouwen weggevallen? Misschien wel omdat dingen beloofd zijn die niet zijn nagekomen. Misschien wel omdat men de indruk heeft – ik laat verder in het midden of dat waar is of niet, u kent mijn mening – dat mensen bevoordeeld worden, niet om hun kwaliteiten, maar om hun politieke komaf. Misschien wel omdat men zegt: die marktwerking, daar heeft de overheid zich teruggetrokken in plaats van op te treden.

Voorzitter. Ik zal het niet uitputtend opsommen, maar ik kan zo tien punten opnoemen die een rol spelen in dat wantrouwen dat gegroeid is, onmiskenbaar, tussen de bevolking en de overheid. Ik zou het kabinet aanraden om daar eens goed over na te denken en om er misschien bij een andere gelegenheid echt eens met de Kamer over te komen praten. Dan komen wij misschien een stap verder.

Minister Balkenende:

Misschien. Ik dacht dat het laatste punt aan de orde zou kunnen komen bij de opmerkingen die de vicepresident van de Raad van State heeft gemaakt. Ook daarover zullen wij met elkaar spreken. Dat hangt samen met het politieke debat, de verhouding tussen regering en parlement. Dat is misschien ook het moment om die discussie verder uit te diepen. Op zichzelf hebt u gewoon gelijk: wij moeten altijd nagaan hoe de verhouding tussen burger en politiek is, hoe daartussen afstand kan ontstaan, hoe politieke bewegingen zijn. Dat is allemaal waar. Daar sta ik ook bij stil. Ik constateer echter dat als u burgers vraagt of zij tevreden zijn met hun leven – u kent de uitslagen ook van het planbureau – de tevredenheid behoorlijk hoog blijkt te zijn in Nederland. Wanneer je vraagt hoe het gesteld is met de voorzieningen in Nederland, dan zie je vaak een best hoge score. Internationaal doen wij het ook helemaal niet slecht in vergelijking met andere landen. Dat duidt op een positieve ontwikkeling, en toch heeft het debat vaak een heel andere inkleuring, zeker wanneer wij in politieke zin met elkaar over zaken spreken. Ik heb het signaal willen geven – dat bedoelde ik met het woord "zelfbeeld" – dat wij goed moeten kijken hoe het werkelijk is, want het is niet allemaal kommer en kwel.

Als er wordt gezegd, zoals dat vandaag in dit debat is gebeurd, dat de ouderenzorg belabberd is, dat de kwaliteit van het onderwijs slecht is, dan vind ik dat heel algemene uitspraken, waarmee je, denk ik, geen recht doet aan de vele instellingen waar het wel goed gaat, waarin je wel de leerkrachten hebt die zeer motiverend zijn voor hun leerlingen. Ik vind dat wij moeten oppassen voor zwart-witbeelden, voor sjablonen. Dat je je bewust moet zijn van de bestaande afstand en van problemen die niet worden begrepen, was ook de les in 2002. Ik heb het van nabij meegemaakt. Toen was er een agenda bij de burger die kennelijk hier niet op die manier werd beleefd. Dat heeft toen ook geleid tot het zichtbaar maken van het verschil tussen de agenda van de bevolking en die van Den Haag. De regering moet dan zaken verbeteren. Een aantal van de problemen, zoals de wachtlijsten in de zorg en een tekort aan leerkrachten voor de klas, is ook aangepakt. Dan ben je vier jaar verder en zijn de problemen niet opgelost. Natuurlijk niet. Daar moeten wij ons van bewust zijn.

Het probleem moet worden benoemd. Er zijn mensen in achterstandsposities en er zijn reële problemen. Ik doe daar niets, maar dan ook niets, aan af. Ik vind wel dat wij het debat moeten voeren op zodanige wijze dat de kritische punten worden benoemd, maar ook de positieve. Ik wil er wel een reëel debat over hebben. Goed nieuws is geen nieuws. Als wij in het debat alleen spreken over wat er niet deugt, kan heel makkelijk een sfeer van cynisme ontstaan. Ik vind dat wij ervoor moeten zorgen dat wij denken over de toekomst van Nederland, dat mensen mee kunnen doen en dat wij kritisch zijn over het beleid. Zo wil ik graag het debat aangaan. Ik vind de handschoen die u mij hebt toegeworpen, buitengewoon relevant. U weet hoe ik daarover denk. Het lijkt mij ook goed om ook de discussie over dit vraagstuk bij het debat over het verslag van de Raad van State te hernemen. Het is een belangrijk debat, daar hebt u gewoon gelijk in.

De heer Marijnissen (SP):

U begrijpt niet hoe het kan dat mensen enerzijds aangeven, subjectief, zich als gelukkig te beschouwen. Na IJsland staan wij inderdaad op de tweede plaats. Hoe die IJslanders op een komen snap ik helemaal niet, met al die kou en ellende daar. Wij staan op twee. Dat is het subjectief ervaren geluk, een subjectieve meting. Ik denk dat het ook nog wel de moeite waard is om te onderzoeken wat dat cijfer betekent, overigens. Ik denk dat mensen niet snel zullen toegeven dat zij ongelukkig zijn. Maar goed, zij zeggen dat zij gelukkig zijn. Dat is vooral een persoonlijke verdienste van die mensen zelf. Ik geloof niet dat geluk je komt aanwaaien, daar moet je vaak keihard voor werken en dan heb je dat een split second. Over het algemeen hebben mensen ook wel respect voor onze voorzieningen, voor onze staat en voor de manier waarop wij samenleven. Dat begrijp ik.

Wat ik echter niet begrijp – ik zei dat ook al in mijn termijn – is dat u niet begrijpt dat desalniettemin heel veel mensen zich grote zorgen maken over hun toekomst, die van hun kinderen en de toekomst van Nederland, zijn cultuur enzovoorts. Dat is een heel existentiële crisis bij heel veel mensen. Zij maken zich met name zo'n zorgen omdat zij keer op keer overheden hebben gezien die beloftes deden met betrekking tot bijvoorbeeld het lerarentekort. U noemde het zelf. Jaren geleden is dat probleem gesignaleerd. Het is niet afdoende aangepakt in de afgelopen zes jaar. Wij weten dat er een vergrijzing aankomt, een verdubbeling van het aantal ouderen. Wij hebben nu al grote problemen in de verpleeghuizen. Die mensen zijn niet achterlijk. Zij denken: er komen er twee keer zoveel, waar moeten die verzorgenden vandaan komen? Dan is het uw taak en onze taak als Kamer om antwoorden te formuleren waar mensen ook echt nog in kunnen geloven en die moeten wij dan ook nog uitvoeren. Daar is een groot gebrek aan geweest en daar zijn mensen cynisch van geworden. Dat is in het onderwijs gebeurd, lees het rapport-Dijsselbloem. Geen wonder dat die mensen cynisch worden. Dit is alles wat ik erover wil zeggen. Dit is de kern waar het om draait en niet een mooi propagandaverhaal.

Minister Balkenende:

Mevrouw Hamer merkte vandaag op welke zaken in beweging zijn op het gebied van de sociale kwaliteit van de samenleving. Dat zijn antwoorden die wij geven in reactie op reële zorgen van mensen. Er is soms wat badinerend gedaan over de eerste honderd dagen van het kabinet. Even los van de kritiek, was het wel een oprechte poging van het nieuwe kabinet om zaken met elkaar te bespreken. In de verantwoordingsbrief zijn wij niets voor niets begonnen met vertellen hoe de dialoog uitwerkt. Er staan ook concrete voorbeelden in. Dat is een poging geweest om ook aan te geven dat ervoor moet worden gezorgd dat er geen schot ontstaat tussen wat er in Den Haag gebeurt en wat er bij de bevolking gebeurt. Daarom doen wij het. Het kan natuurlijk beter. Het is wel een poging om rekenschap te geven van gevoelens die bestaan.

De heer Van Geel sprak over de regeldruk. Het is heel goed om te werken met een top-10 van ergernissen. Dat gebeurt nu ook. Voor het erkennen en vergroten van de professionaliteit van werkers in de zorg en het onderwijs zijn contacten nodig. Daarom hebben wij het op deze manier opgeschreven. Dat zijn wel pogingen om die dialoog concreet te maken. Er zijn voorbeelden genoemd op het gebied van de sociale kwaliteit van de samenleving of de wijze waarop moet worden omgegaan met ondernemerschap en wat daarvoor nodig is. Een volgende keer zal het gaan over innovatie, want ook daar bestaan de nodige opvattingen over. Het kabinet moet dus weten waar het staat. Het heeft de plicht om een dialoog te voeren met groepen in de bevolking en langs deze lijnen antwoorden te geven in reactie op reële zorgen van mensen.

De laatste opmerking betreft een interessant punt: de globalisering. Dat is vandaag ook al aan de orde gekomen. Treden wij dit probleem op een defensieve manier tegemoet of beschouwen wij het als een realiteit, en hoe gaan wij in dat laatste geval zekerheden definiëren? Dat is een fascinerend vraagstuk. Het is onze taak er een antwoord op te geven. Wanneer ik zeg "weg met het negativisme", is dat een oprechte poging om een oproep te doen om op een positieve manier tegen de toekomst aan te kijken, anders om te gaan met zekerheden opdat mensen in de toekomst mee kunnen doen en de maximale potentie uit onszelf te halen. Ik meen dat dit de zaken zijn die ons voor ogen staan. Ik zie positivisme als een uitdaging voor de wijze waarop je in de samenleving kunt staan. Dat zat er achter.

De heer Pechtold (D66):

Ik ben van huis uit niet cynisch. Ik ben evenmin zwartgallig. Weet de minister-president nog hoe wij aan de honderd dagen zijn begonnen? Dat zou samen met de oppositie gebeuren. Wij hadden een uitvoerig debat gevoerd waaruit zestig moties voortvloeiden. Bij de coalitiepartijen stond daar boven: "overal tegen". Dat was de start van de wijze waarop het kabinet met ons ging samenwerken.

De reactie die de minister-president vandaag geeft, vind ik nog veel exemplarischer. De laatste 48 uur zijn alle teksten van RTL en wie dan ook door AZ uitgetikt. De woorden van Rutte en Pechtold tot in elk detail. De minister-president sprak van een sfeer van negativisme. Letterlijk gebruikte hij woorden als "het deugt niet". Daarvoor heeft hij het over hyperigheid gehad. Of hij moet doorpakken en de zaak hier analyseren en onderbouwen, of hij moet zeggen dat hij het zo niet heeft bedoeld. Met betrekking tot de hyperigheid ging het exact hetzelfde. De minister-president zei het. Ergens. Hij doet dat nooit hier. In de Kamer pakt hij niet door. Evenmin komt hij erop terug. Op precies dezelfde manier zegt de vicepremier dat hij verkeerd gerekend heeft. De volgende dag beweert hij het niet zo te hebben gezegd.

De Raad van State verwijt dit aan het kabinet, de ombudsman, Wellink, Actal, het College Bescherming Persoonsgegevens en vandaag de Algemene Rekenkamer. Wat is de reactie van de minister-president? Zij zouden het zwart/wit zien. Er zijn inmiddels zoveel clubs in het land die kritiek hebben.

De voorzitter:

Ik verzoek u om af te ronden.

De heer Pechtold (D66):

Dit is de essentie. Ik meen dat wij allemaal even mochten. Dit kwam helemaal aan het einde, terwijl het centraal staat voor de sfeer van het debat. Fractievoorzitters hebben zich erdoor laten beïnvloeden. De minister-president schiet van tevoren. Dan moet hij ofwel doorpakken en het onderbouwen, of een keer durven zeggen dat het verkeerd is gegaan.

Minister Balkenende:

Neen.

De heer Pechtold (D66):

De minister-president moet niet aankomen met de laatste 48 uur door AZ in elkaar geflanste teksten om uit te leggen dat wij een komma verkeerd hebben gezet in een citaat.

Minister Balkenende:

Neen.

De heer Pechtold (D66):

Hij heeft wel degelijk gezegd dat wij zeurpieten waren.

Minister Balkenende:

Neen.

De heer Pechtold (D66):

Dat is de sfeer.

Minister Balkenende:

Neen.

De heer Pechtold (D66):

Zo is het uitgelegd. Hij moet dan niet raar opkijken dat wij daarop reageren.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Ik vind het jammer dat de heer Pechtold het nu op deze manier verwoordt. Ik heb deze citaten doelbewust nog eens weergegeven om aan te geven wat ik heb gezegd. Ik heb het nooit gehad over zeurderigheid van de Nederlandse bevolking. Ik heb gesproken over debatten die worden gevoerd en over de wijze waarop het nieuws wordt gegenereerd. Hetzelfde overkwam minister Bos gisterenavond: "uw premier zegt dat Nederland zeurt". Dat heb ik niet gezegd. Ik kan het niet helpen als mijn woorden worden verdraaid. Ik kan het niet helpen wanneer een beeld wordt opgeroepen van iets wat ik niet heb gezegd. Het is mijn oprechte overtuiging dat wij een reële discussie moeten voeren waarin wij zowel de kritische als de positieve zaken benoemen. Ik heb hieraan nu nog toegevoegd dat het vaak zo is dat geen nieuws goed nieuws is. Dat raakt het zelfbeeld dat wij hebben, en dat komt tot uitdrukking in debatten. Dat heb ik duidelijk willen maken. Vervolgens kwam in de media een beeld naar voren dat Balkenende de Nederlandse bevolking zeurderigheid verwijt. Daar ging het helemaal niet over. Ik ben van mening dat de Kamer goed moet weten wat ik wel heb gezegd. Ik ben daarom blij dat ik heb kunnen uitleggen hoe het in elkaar zit. Ik doe niets af aan mijn woorden. Ik sta er nog vierkant achter.

De voorzitter:

De heer Pechtold interrumpeert nog een laatste maal, afrondend.

De heer Pechtold (D66):

Dat stelt mij meer teleur dan dat de minister-president het zou onderbouwen. Het gaat mis met de communicatie. De zaken worden op een bepaalde manier voorgesteld en vervolgens wordt geen daadkracht getoond. Er wordt niet doorgepakt. Ik wil nog een voorbeeld geven van iets wat gisteren de hele dag het nieuws heeft beheerst. Drie ministeries vergoeden te hard rijden. Ik zou menen dat je dan nog dezelfde minuut vanuit één ministerie laat weten dat dit niet meer zal gebeuren. Het heeft de hele dag geduurd. Aan het einde daarvan bleek dat er nog een vierde ministerie is. Ik heb moeten zoeken naar en zeuren om informatie. Er wordt laks mee om gegaan. Uiteindelijk zijn wij nu dan zo ver. Op dat moment voel ik mij mede verantwoordelijk voor de beeldvorming bij heel Nederland. Met alle afdelingen communicatie die hem ten dienste staan, moet de minister-president op zulke momenten daadkracht tonen.

Minister Balkenende:

Voorzitter. De heer Pechtold heeft het nu over een specifiek punt. Mij ging het om de meer algemene discussie. Daarop ben ik al ingegaan.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Wij kunnen nog lang stilstaan bij wat de minister-president precies heeft gezegd. Hij heeft nu aangegeven wat hij heeft bedoeld. Ik ben het echter met de heer Marijnissen eens dat wij moeten proberen om verder te kijken. Daarom heb ik deze ochtend gezegd dat ik mij grote zorgen maak over het feit dat er op dit moment een generatie is, waarin ouders ervan overtuigd zijn dat hun kinderen het minder goed zullen hebben dan zij. In Nederland bestond de mooie traditie dat mensen dachten dat hun kinderen het beter zouden hebben en dat iedereen een stapje groeide. In het interview in NRC Handelsblad, waarbij het eigenlijk alleen maar ging over de vraag of ik een beetje naar mijnheer Marijnissen had gelonkt, heb ik ook de minister-president een compliment gegeven. Ik heb gezegd dat hij voor dit kabinet staat. Ik wil echter graag weten hoe hij denkt dat het beeld kan worden teruggepakt dat bestond toen het kabinet op het bordes stond. Hoe kan hij dat beeld met zijn kabinet terugpakken? Volgens mij is het goed als hij daarover iets meer zegt. Als hij dat niet doet, blijven wij namelijk hangen bij wat hij deze week heeft gezegd maar niet heeft bedoeld. Wat is de sleutel van de harten van de mensen?

Minister Balkenende:

Ik zeg namens het hele kabinet dat het antwoord op die vraag het volgende is. Wij moeten doorgaan met wat wij aan idealen en toekomstvisie hebben geformuleerd. Ik ben ervan overtuigd dat er geen alternatief is voor de visie die wij hebben neergelegd in het coalitieakkoord. Dat is een goed verhaal, juist om de reden die mevrouw Hamer nu noemt. Als ouders in een samenleving het gevoel hebben dat hun kinderen het slechter krijgen dan zij, kan dit ten kosten gaan van toekomstperspectief en van mogelijkheden. Dan daalt de vertrouwensfactor. Het is de vraag wat ervoor nodig is om in te spelen op de samenleving van morgen. Dit is precies waarom wij zeggen dat elk talent moet worden benut. Mensen moeten kunnen meedoen en worden toegerust. Dit veronderstelt een bepaalde omgang met elkaar; iets waarop de heer Slob doelde. Dit gaat over de samenlevingcomponent. Is er plaats voor iedereen in Nederland en gaan wij voldoende respectvol met elkaar om? Hoe gaan wij met verschillen om? Hoe staat het met de dynamiek en de wil om verder te komen, met ondernemerschap en het op eigen benen durven staan? Bekommeren wij ons voldoende om degenen die dit niet kunnen? Om dit soort vragen gaat het. Zij zijn mijns inziens allemaal in het kabinetsbeleid terug te vinden.

Ik zie uiteraard ook dat er in het afgelopen jaar dingen zijn voorgevallen waardoor de aandacht werd afgeleid van deze boodschap. Er zijn lastige dossiers geweest. Uiteindelijk is het echter de vraag met welke visie een land verder komt. Het is mijn oprechte overtuiging dat het verhaal dat is neergelegd in het coalitieakkoord, het verhaal is van de toekomst. Daarvoor zet ik mij met volle kracht in. Het betekent dat er op alle terreinen, en aan de materiële en de immateriële kant nog veel te doen is. Als mevrouw Hamer mij de kans geeft om deze zaken nog eens duidelijk naar voren te brengen, doe ik dat erg graag. Ik spreek met hartstocht over deze visie. Als ik spreek over een positief gevoel, hangt dat samen met het feit dat ik geniet van mensen die zich voor anderen inzetten, van de vrijwilligers en mantelzorgers, van mensen die zeggen dat zij een bepaald product of een bepaalde dienst op de markt willen brengen. Ik ben trots op de medewerkers van onze ngo's, bijvoorbeeld in Zuid-Amerika. Ik heb recent hun werk gezien. Dat zijn de mooie dingen. Deze idealen hebben wij in het coalitieakkoord neergelegd. Daarvoor moeten wij steeds uitkomen en wij moeten ze beleggen met concrete voorstellen. Het kabinet is daarmee druk bezig.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik stel nog een vraag om het scherp te krijgen. Er werd u zojuist gevraagd hoe dit nu bijvoorbeeld in de 40 wijken gaat. Daarmee komen wij weer helemaal in het verhaal over wat Ella Vogelaar heeft gedaan. Ik heb zelf eerder gevraagd waarom wij er niet voor zorgen dat wij niet alleen spreken over de wijken van Ella Vogelaar, maar ook over de wijken van Ronald Plasterk en zijn onderwijs, van Ab Klink en zijn zorg; ik hoef het hele rijtje niet te noemen. Zijn dit nu de concrete dingen waar u en uw kabinet mee bezig zijn? Bent u met concrete plannen bezig om het beeld neer te zetten dat het hele kabinet met de mensen bezig is?

Minister Balkenende:

Uiteraard is het antwoord ja. Wij willen dat de situatie in de 40 probleemwijken duidelijk beter wordt. Laat ik wat van mijn eigen ervaringen vertellen. Ik heb een brede school in Groningen bezocht; ik noem maar iets. Het was voor mij buitengewoon goed om te horen hoe de samenwerking is tussen de school, de kinderopvang, de gemeentelijke autoriteiten, de politie enzovoorts. Hoe werkt dat? Ik ben in Rotterdam in de wijk Hoogvliet geweest. Daar kreeg ik te horen: geef ons ruimte om te experimenteren, want wij willen elkaar zien te vinden. Ik noem twee voorbeelden, maar zou er veel meer kunnen noemen. Dit zijn voorbeelden waarbij ik merk dat er dynamiek is. De instellingen weten elkaar te vinden. Ik zie bij zulke bezoeken ook concrete resultaten. Ik hoop dat het kabinet een partner kan zijn van deze instellingen die het beste met de wijken voorhebben. Als wij dit kunnen ondersteunen met bijvoorbeeld de aandacht voor de 40 wijken of met andere instrumenten, dan is dat uitstekend. Mevrouw Hamer heeft gelijk als zij zegt dat dit geen kwestie is van slechts één minister; het hangt ook samen met de vraag hoe wij met onderwijs en met andere fenomenen omgaan. De heer Rutte heeft gelijk dat het in deze wijken een kwestie is van preventie en repressie; dat zie ik ook wel.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Mag ik dan concluderen dat de minister-president vanavond in de Kamer zegt dat hij met zijn beeld over negativisme in zekere zin zijn zorg heeft willen uitdrukken over de sfeer die er heerst? Hoor ik hem ook zeggen dat hij met zijn kabinet alles op alles gaat zetten om dat beeld te veranderen en dat hij het beeld van het enthousiasme, dat er toen het kabinet begon en gedurende de 100 dagen was, de komende tijd reëel in daden en plannen gaat omzetten? Mag ik hem zo verstaan?

Minister Balkenende:

Dat mag u.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik ga even kort op dit punt door. Ik ben blij dat de minister-president in ieder geval het misverstand dat ontstaan is, dat het kabinet de problemen van de mensen niet serieus zou nemen, heeft kunnen wegnemen. Het zou vervelend zijn als dat was blijven hangen. Het zou ook geen recht doen aan de inzet van het kabinet. Ik heb hem wel in mijn eerste termijn meegegeven dat ik denk dat als je de harten van mensen wil veroveren, het van belang is om echt daadwerkelijk de problemen aan te pakken waar die mensen tegenaan lopen, soms zelfs letterlijk als zij de deur uitstappen. Het deel van het coalitieakkoord dat samen te vatten is onder het tweede deel van het adagium, namelijk "samen leven", moet daarom de komende veel steviger worden uitgewerkt. Daarin zitten heel duidelijke oplossingen voor de problemen waarmee de mensen nu te maken hebben. Ik vraag de minister-president om dit mee te nemen, nu hij zelf zegt dat hij hier met het kabinet verder over na gaat denken, om zo het vertrouwen echt te winnen.

Minister Balkenende:

Ik heb, dacht ik, al gerefereerd aan de opmerkingen van de heer Slob over samen leven. Ik heb zijn signaal goed verstaan. Wij zitten wat dat betreft op hetzelfde spoor. Het is een kwestie van hoe de kwaliteit van de samenleving op een hoger plan te tillen. Het gaat om de immateriële kant van het bestaan en hoe de mensen met elkaar omgaan. Het is goed om dat te onderstrepen. Het is niet iets van alleen het kabinet. Iedereen is ervoor nodig, ook maatschappelijke groeperingen en medeoverheden. Het is echter glas- en glashelder dat wij ons ervoor willen inzetten, op basis van ons akkoord.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik beken eerlijk dat ik als hardwerkende en zorgende Nederlander een tikkie ongeduldig word van dit debat. De minister-president heeft van "gehaktdag", "gebakdag" weten te maken, door zichzelf heel uitgebreid te feliciteren met wat hij nog van plan is te gaan doen. Bovendien worden zijn antwoorden steeds langer en vager, en wordt het later. Ik heb dus een simpele vraag. De minister-president kan, hoewel hij er nu wat voorzichtiger in is, in één zin zeggen wat er mis is met het land. Zou hij ook eens in één zin kunnen zeggen wat er mis is met het kabinet? Het vertrouwen in het kabinet is namelijk historisch laag. Kan hij dat in een of twee zinnen zeggen?

Minister Balkenende:

Ten eerste is er met het kabinet niets mis, omdat ik geloof in de missie van dit kabinet en omdat wij nog veel te doen hebben in het resterende deel van deze kabinetsperiode.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Hoor ik het goed: er is niets mis met het kabinet, omdat wij nog veel te doen hebben? De bevolking denkt hier anders over!

Minister Balkenende:

Nee, mevrouw Halsema, u moet goed luisteren. Ik zeg dat er niets mis is met het kabinet omdat wij staan voor een missie die ik noodzakelijk acht voor de toekomst van Nederland. Dat is het belangrijkste. Natuurlijk zijn er wel eens meningsverschillen, natuurlijk verloopt niet alles vlekkeloos, dat geef ik graag toe. Uiteindelijk is de vraag echter voor welk verhaal je staat. Dat is voor mij de reden om te zeggen dat er met het kabinet niets mis is. Dat is één deel van het verhaal. Het tweede deel is de vertrouwensfactor. Daarvoor zijn tal van factoren aan te wijzen. In tal van landen zie je dit fenomeen. Soms heb je moeilijke maatregelen te nemen. Het is ook de vraag wanneer je je af laat rekenen. Ik zeg dit op basis van mijn ervaring de afgelopen jaren. Ik heb zo vaak meegemaakt dat peilingen en onderzoeken een bepaalde kant uit wezen. Uiteindelijk gaat het om de vraag of je kiest voor een bestendig beleid. Het gaat erom wat je verhaal voor de toekomst is. Aan het einde van de periode word je daarop afgerekend. Ik laat mij dus helemaal niet te veel beïnvloeden door momentopnamen in de peilingen. De heer Marijnissen bracht het punt van de vertrouwensscores ook al naar voren. Uiteindelijk is het onze opdracht om de visie die wij voor dit land hebben, om te zetten in beleid. Het moment van afrekening is aan het einde van de kabinetsperiode. En daar heb ik alle vertrouwen in.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

De minister-president weet dat ik geen voorstander ben van een peilingendemocratie. Dit neemt niet weg dat duurzame, dramatische vertrouwenscijfers wel tot alertheid zouden moeten leiden. Dit geldt des temeer als je erbij optelt dat de voltallige oppositie een gelijkluidende klacht heeft, namelijk dat het kabinet eigenlijk niets doet en geen visie en duidelijke plannen heeft. De minister-president legt nu de oorzaak van het gebrek aan vertrouwen extern, in negativisme en ontwikkelingen die ook in ander landen zichtbaar zijn. Misschien is de oorzaak toch de afwezigheid van de minister-president in het publieke debat, de afwezigheid van kabinetselan en de afwezigheid van een visie op een moderne verzorgingsstaat en een duurzame economie. Ik heb op de vragen die ik daarover heb gesteld geen enkel antwoord gekregen. Ik denk dat die visie er gewoon niet is.

Minister Balkenende:

Dit krijgt misschien een beetje het karakter van een dagsluiting, althans wat betreft de eerste termijn. Het is een beetje teleurstellend dat mevrouw Halsema zegt dat het kabinet geen visie heeft. Niet voor niets heb ik aan het begin van mijn eerste termijn uiteengezet waardoor het kabinet zich laat leiden, wat ons beweegt en waarom wij het beleid voeren dat wij voeren. Niet voor niets is in de verantwoordingsbrief aangegeven wat het kabinet op hoofdonderdelen wenst te bereiken. Als dan ook nog eens wordt gezegd dat er helemaal niets gebeurt, vraag ik mij af waarom wij dit soort stukken schrijven. Waarom vertellen wij wat in gang is gezet. "Geen visie; er wordt niets gedaan" vind ik zó goedkoop! Het is een aansporing om vol overtuiging door te gaan met het realiseren van de missie die voor het kabinet geldt. Daar ben ik zeer gemotiveerd voor.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

De vraag was precies waarom het kabinet dit soort stukken schrijft. Dat heb ik mij ook afgevraagd. Visie spreekt uit daden. Kijken wij naar de daden in 2007, dan constateert GroenLinks dat wat het kabinet wil, niet is bereikt. Wat GroenLinks wil, is nog minder bereikt. Het kabinet raakt verder af van duurzaamheid. Voor 200.000 langdurig werklozen is niets gedaan. De staat van de publieke voorzieningen is slecht en wordt niet snel beter. Het kabinet hoeft niet eindeloos glanzende brochures te etaleren over wat het nog wil. Het moet zich verantwoorden voor zijn daden en zijn visie uitspreken.

Minister Balkenende:

Ik heb aangegeven dat in de verantwoordingsbrief een hoop dingen staan die zijn gerealiseerd of in gang zijn gezet. Ik heb hier een lijst met 30 punten van concrete resultaten. Ik vind het zó goedkoop om te zeggen dat er niets gebeurt en dat wij niets doen. Zo zijn de feiten niet.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dit is wel het probleem. Ik vraag gewoon antwoorden.

De voorzitter:

Nee, mevrouw Halsema. Het woord is nu aan mevrouw Verdonk.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Het is wel precies waar het om gaat. De minister-president heeft hele lijsten, maar de dingen op die lijsten zijn nog helemaal niet bereikt. Het zijn doelstellingen voor 2011. Dat is precies waar de mensen in het land genoeg van hebben. Steeds maar weer holle woorden, maar geen concrete resultaten en iedere dag weer kaalgeplukt worden! Moeten wij dan denken dat het volk vertrouwen heeft in de leider? Zo werkt dat niet, mijnheer Balkenende.

Minister Balkenende:

Ik heb aangegeven dat in het afgelopen jaar de nodige zaken in beweging zijn gezet. Ik kan de voorbeelden die zijn gegeven, nog uitbreiden. Ik vind het zo gemakkelijk om te zeggen dat er niets gebeurt. Er gebeurt heel veel. Als een kabinet begint, worden er zaken in werking gezet. De situatie in wijken verandert niet van de ene op de andere maand. Er moet worden gekeken naar wat het kabinet zich heeft voorgenomen. Wat is het verhaal voor de toekomst en wat is de afgelopen tijd gebeurd? Dan is er al heel veel naar voren gebracht. Als je zegt dat er geen visie is en niets gebeurt, voed je het cynisme. Dat is precies het negativisme dat wij niet moeten hebben in het land.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Nu doet de minister-president precies hetzelfde als hij al eerder deze week heeft gedaan. Hij kan ook eens kijken naar de stukken die hij voor het debat heeft aangeleverd. Misschien moet hij er eens over praten met zijn collega-ministers of de resultaten wel zo concreet zijn als zij voorgeschoteld worden. De Algemene Rekenkamer heeft niet voor niets dezelfde kritiek als men in de Kamer en overal in het land proeft. De minister-president kan zich dat aantrekken.

Minister Balkenende:

Ik geef een voorbeeld. De heer Marijnissen stelde een vraag over de transparantie van de kosten van het Koninklijk Huis. Ik heb gezegd dat ik mij die opmerking aantrek. Natuurlijk is het debat niet voor niets. Dat zie ik ook wel. Het kabinet is een jaar bezig. Natuurlijk willen wij dat de voornemens kunnen worden gepresenteerd en de resultaten die worden geboekt, kunnen worden geëtaleerd. Het is niet zo dat ik niet naar de Kamer luister; verre van dat. Wanneer echter het beeld wordt opgeroepen dat er geen visie is en niets gebeurt, heb ik echt een ander verhaal.

Minister Bos:

Voorzitter. Ik kreeg net een brief uit de Kamer toegespeeld met de vraag of het wel goed met me ging. Het antwoord daarop is: ja. Ik ben toeschouwer bij een buitengewoon enerverend debat. Het doet mij bij tijd en wijle, mede vanwege de laatste discussie, denken aan het verhaal van de twee mannen die uit eten gaan. Aan het eind van de avond zegt de een tegen de ander: wat was dat eten vies. De tweede man zegt daarop: en het was nog zo weinig ook. Ofte wel: er blijft toch enige inconsistentie tussen het een en het ander. Enerzijds wordt met name van de kant van de oppositie geroepen dat wij niets doen en anderzijds heeft zij er geen moeite mee om een waslijst aan maatregelen te noemen waarop men kritiek heeft. Beide is niet mogelijk. Die inconsistentie vergeef ik iedereen uiteraard graag. Ik zal proberen bij de beantwoording van een en ander alles en iedereen recht te doen.

Eerst wil ik kort stilstaan bij de economische situatie en bij alles wat daarover is gezegd. Ik heb de nodige positieve opmerkingen gehoord. Er bestaat geen misverstand over dat Nederland 2007 op een mooie manier heeft afgesloten. Dat blijkt uit de cijfers voor de groei, de inflatie, de werkloosheid en de staatsschuld. Die zijn beter dan wij geraamd hadden en beter dan in de landen elders in Europa. Tegelijkertijd ziet iedereen dat er economisch gezien meer barre tijden zijn aangebroken. In dat licht is het wel prettig dat wij 2007 zo goed hebben afgesloten. Dat betekent namelijk domweg dat wij tegen een stootje kunnen.

Voor zover nodig wijs ik erop dat het kabinet zorgvuldig gewaakt heeft voor een misverstand. Het heeft de hoge groei van x% in Nederland niet helemaal als zijn verdienste willen claimen. Wij weten allemaal dat de groei in een economie als de Nederlandse in hoge mate bepaald wordt door hetgeen in de omringende landen gebeurt. Soms kun je een ontwikkeling versnellen en verstevigen, soms kun je ook remmend werken, maar Nederland is een klein land met een zeer open economie in een wereld waarin ongelooflijk veel gebeurt. Dus terugkijkend op 2007 betreffen de verdiensten niet primair alle ontwikkelingen. Op bepaalde terreinen zijn de verdiensten wel toe te schrijven aan het kabinet. Daarbij denk ik aan die onderwerpen waaraan dit kabinet nadrukkelijk aandacht heeft besteed. Vanaf het begin van ons aantreden hebben wij gestreefd naar begrotingsdiscipline. Ook toen de tegenvallers her en der duidelijk werden en vele malen groter bleken te zijn dan ten tijde van de kabinetsformatie werd verondersteld, is daar gedisciplineerd mee omgegaan. De oplossing van de problemen is niet verschoven naar latere generaties.

Een andere beslissing die echt een beslissing van dit kabinet was en die ook bijgedragen heeft aan de goede economische prestatie, betreft het volgende. Op een gegeven moment kwamen er steeds meer berichten die erop duidden dat het economisch gezien voor Nederland wel eens moeilijker zou kunnen worden. Toen hebben wij koers gehouden en ons niet gek laten maken. Er waren mensen die vonden dat de belastingen omlaag moesten en de uitgaven omhoog. Dat hebben wij niet gedaan. Anderen vonden dat geheel iets anders moest gebeuren. Zij zeiden dat de belastingen omhoog moesten en de uitgaven omlaag. Dat hebben wij ook niet gedaan. Wij hebben koers gehouden, wij zijn rustig gebleven en wij hebben daarvoor vanuit Europa complimenten gekregen. Ook dat heeft bijgedragen aan een bestendig economisch beeld en aan een succesvolle afsluiting van 2007.

Het voorgaande betekent helemaal niet dat wij onderschatten wat er de komende jaren in economisch opzicht kan gebeuren. Gelukkig zijn nu in de financiële wereld steeds meer, zij het voorzichtig, geluiden te horen die erop wijzen dat wij wat de puur financiële kant van crisis betreft wellicht het einde van die crisis naderen. Omdat de reële economie nu eenmaal vertraagd reageert op wat er in de financiële economie gebeurt, meen ik dat het te vroeg is om te zeggen wat wij er al bijna doorheen zijn. Ik denk hierbij aan hetgeen merkbaar kan zijn in termen van groei of in termen van werkloosheid. Wij kunnen dus niet zeggen dat wij er bijna doorheen zijn. Integendeel. Waarschijnlijk gaan wij nog het een en ander merken. De groeicijfers van het eerste kwartaal laten dat ook zien.

Overigens zeg ik over deze cijfers: slechts de eerste schattingen zijn gedaan. Die veranderen nog drie keer. Dat weten wil allemaal op grond van de ervaringen. Ik meen dan ook dat het heel moeilijk is om nu conclusies te trekken, maar als de lijn van het eerste kwartaal zich voortzet, komen wij op een heel rustige manier precies uit op de groei die het Centraal planbureau voor dit jaar heeft voorspeld. Op die voorspelling hebben wij het beleid gebaseerd. Er is geen enkele reden voor onderschatting. Er is geen enkele reden om de teugels te laten vieren, maar er is zeker ook geen enkele reden om in paniek te geraken, vooral niet, omdat de uitgangspositie, de manier waarop wij 2007 hebben afgesloten, ons in staat stelt om gure tijden uit te zitten. Als het inderdaad even tegenvalt, is er geen enkele reden om binnen de kortste keren tot allerlei draconische maatregelen over te gaan. Deze opmerkingen wilde ik maken over het economische beeld. Ook is er veel gezegd over koopkracht- en lastenontwikkeling. Met name de heer Rutte heeft het kabinet met grote woorden het nodige verweten. Ik zal nu een berekening voor hem maken. Kijkend naar de geraamde lastenontwikkeling onder dit kabinet, is te constateren dat er over de gehele kabinetsperiode sprake is van een stijging van de lasten met een kleine 7 mld. Dat is niet hetzelfde als belastingen. Daarin is alles opgenomen: stijgende en dalende belastingen, stijgende ziektekostenpremies enzovoorts. Per saldo gaan die 7 mld. omhoog. Als wij vervolgens kijken welk deel van die 7 mld. bestaat uit ziektekostenpremies, blijkt dat ook precies 7 mld. te zijn. Iedereen die kan rekenen, weet dat daaruit één conclusie volgt: alle belastingen die dit kabinet omhoog doet, zullen ergens anders in de belastingsfeer voor precies hetzelfde bedrag omlaaggaan. Geen belasting die door dit kabinet wordt verhoogd, verdwijnt in mijn achterzakken of in de schatkist. Tegenover de achttien belastingverhogingen van de heer Rutte staan negentien belastingverlagingen van dit kabinet. Dat werkt voor de burger precies neutraal uit. Dat wat overblijft, is 7 mld. aan lastenverhoging. Die verhoging heeft te maken met ziektekostenpremies. Kennelijk beschouwt de heer Rutte onze visie dat wij geen wachtlijsten willen in de zorg en dat wij willen dat mensen ondanks de verouderende bevolking nog steeds recht hebben op kwalitatief goede zorg, als koopkrachtverlies. Ik beschouw dat als welvaartswinst. Het getuigt naar mijn oordeel dan ook van een buitengewoon platte libertaire redenering.

De heer Rutte (VVD):

Dat zijn stevige woorden.

Minister Bos:

Wij moeten wel wakker blijven op dit tijdstip.

De heer Rutte (VVD):

Ik ben in ieder geval blij dat wij het eens zijn over dat bedrag van 7 mld. Nu komt het moment om een politieke keuze te maken. De minister legt het precies goed uit. Hij zegt dat hij het bedrag van 7 mld. accepteert en dat het dit jaar leidt tot koopkrachtverlies voor iedereen met een baan en een modaal of een hoger inkomen. Ik wil die stijgende zorguitgaven compenseren door de belastingen te verlagen. Dat is een politieke keuze. Ik kies dus voor belastingverlaging waardoor de negatieve effecten minimaal zijn en de burger in deze periode van economische groei in zijn portemonnee meer overhoudt. Het goede van de bijdrage van de minister is dat hij een en ander heel precies heeft geschetst, zoals wij dat van hem gewend zijn. Daarvoor dank ik hem.

Minister Bos:

Over welke burger spreekt de heer Rutte? Doelt hij op de burger die vorig jaar heeft meegemaakt dat wij zijn WAO-uitkering hebben verhoogd? Die verhoging wil de heer Rutte terugdraaien om zijn plannen te financieren. Spreekt hij over de burger voor wie deze coalitie besloten heeft dat de schoolboeken gratis zullen worden verstrekt? Dat gebaar voor die burger wil de heer Rutte eveneens terugdraaien om zijn plannen te financieren. Het is vestzak broekzak. Daarvan wordt niemand gelukkiger. De mensen die het al moeilijk hebben, al hoge kosten maken, hard werken en dus niet alleen hard rijden, worden de dupe van de plannen van de heer Rutte.

De heer Rutte (VVD):

Het schoolboekenplan is een van de meest bizarre voorstellen die ooit door de coalitie zijn gedaan. Het onderwijsveld is dat met mij eens. Stop daarmee!

Ik spreek over de Nederlander met een modaal of hoger inkomen. Het zijn de politieagent, de leraar, de verpleegkundige en de stratenmaker. Het zijn de mensen die iedere morgen opstaan om dit land vooruit te helpen. Dankzij dit kabinet gaan die Nederlanders er dit jaar op achteruit, terwijl de economie in het laatste kwartaal van vorig jaar met meer dan 4% is gegroeid. Dat gebeurt niet vanzelf. Daarvoor moet je je best doen. Je moet dat echt willen. Blijkbaar wilde het kabinet dat echt, want anders zou het er niet in slagen om die koopkracht te laten dalen.

Minister Bos:

Denkt de heer Rutte echt dat die leraar het als koopkrachtverlies ervaart dat dit kabinet 1 mld. investeert in de verbetering van zijn arbeidsvoorwaarden? Denkt hij werkelijk dat die verpleegkundige het als koopkrachtverlies ziet dat wij er ook voor zorgen dat zijn of haar ouders op hun oude dag recht hebben op goede zorg en het verdwijnen van de wachtlijsten? Er is geen sprake van koopkrachtverlies. Dit is investeren in de kwaliteit van de samenleving. Juist die politieagent, die leraar en die verpleegkundige profiteren daarvan. Zij kunnen immers niet al het geld uit hun eigen portemonnee ophoesten en moeten kunnen terugvallen op de solidariteit van iedereen.

De heer Rutte (VVD):

De ouders van die verpleegkundigen zullen straks meer betalen. Zij zullen namelijk met een AOW-belasting worden geconfronteerd. Minister Bos wilde dat en heeft dat er tijdens de onderhandelingen doorheen gekregen. Hij zorgt er dus voor dat mensen van boven de 65 jaar slechter af zijn dan vandaag de dag. De minister moet daarover dan ook geen mooie praatjes houden.

Mensen met een modaal inkomen werken hard – ik doel dus niet op mensen met topinkomens waarover de minister vaak spreekt – en gaan er dit jaar in koopkracht toch op achteruit. Ik complimenteer de minister met de techniek. Om dat te bereiken met de economische groei van vorig jaar moet je echt je best doen. U bent erin geslaagd!

Minister Bos:

Ik heb eerder met een collega van de heer Rutte een debat gehad over de vraag waar het modaal inkomen begon en wie nu die hardwerkende Nederlander is. Het begon ergens bij € 100.000. Daar zullen wij het waarschijnlijk nooit echt over eens worden.

De heer Rutte (VVD):

€ 30.000, mijnheer Bos.

Minister Bos:

Het gaat om het volgende. Vorig jaar – en dat hebben wij uitgebreid afgewogen – hebben wij geconstateerd dat 2008, inderdaad mede ten gevolge van beslissingen die dit kabinet nam, een moeilijk jaar zou worden. Een aantal mensen zou dat echt in de portemonnee merken. Toen wij de keuze moesten maken wie wij overeind wilden houden, wie wij koste wat kost wilden beschermen als de prijzen omhoog zouden gaan en als er moeilijke maatregelen genomen zouden worden, hebben wij gezegd dat wij de oudere mensen en de mensen op het absolute sociale minimum heel wilden houden. Dat hebben wij gedaan. Vervolgens hebben wij erop gewezen dat wij de komende jaren nog tal van plannen hebben juist voor de middengroepen. Deze zijn allemaal bekend en doorgerekend. Deze zijn juist voor die hardwerkende Nederlanders en hun gezinnen, voor schoolgaande kinderen met schoolboeken, voor ouders die geen wachtlijst willen als zij naar een verzorgingshuis gaan. Voor al die mensen hebben wij prachtige plannen. Hét grote verschil tussen u en mij ligt niet in het antwoord op de vraag wie hier het beste rekensommetje kan maken. Het grote verschil tussen u en mij is dat u welvaart afmeet aan wat elk individu in zijn portemonnee terugvindt, terwijl ik ervan overtuigd ben dat een tientje meer of minder in de portemonnee niets verandert aan de kwaliteit van het onderwijs of aan de kwaliteit van de zorg. Je moet al die tientjes bij elkaar leggen en investeren in die publieke sector. Dat doet dit kabinet en dat is winst voor de samenleving.

De heer Rutte (VVD):

Nou mijnheer Bos, wat u doet is op een grote schaal, in totaal 10 mld., potverteren. Uw uitgaven zijn voor het grootste deel puur consumptief en hebben niets te maken met investeren in de samenleving. Moet u nou toch eens kijken wat u allemaal gaat doen met die gratis schoolboeken, met die verdere verhoging van de uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking en al die andere dingen die u doet. Kijk eens wat u doet om mensen die aan de slag kunnen komen, uit de WAO, uit de bijstand, gewoon weer thuis te laten zitten. Dat noemt u investeren in de samenleving. Dat noem ik nou afbraakbeleid. Dat zou u niet moeten doen. Vervolgens zegt u tegen mensen met € 30.000 per jaar, gewoon mensen die hard werken: boven de 65 ga je nog een keer betalen voor je AOW, intussen heb je koopkrachtverlies. U zegt dat dit volgend jaar wel eens kan meevallen, maar ik voorspel u dat die groep volgend jaar, het jaar daarna en jaar daarna onder dit kabinet koopkracht verliest. Simpelweg omdat u uw belofte niet kunt waarmaken. De economische groei loopt al terug. Dat zal zich dit jaar verder doorzetten. U kunt deze plannen niet uitvoeren. Dit jaar is het koopkrachtverlies al manifest.

Minister Bos:

De VVD is de afgelopen weken haar rechtsstatelijke traditie al kwijtgeraakt; zij raakt vanavond ook haar sociale en haar internationale traditie kwijt. Dat vind ik diep triest.

Er is nog een traditie die door de VVD overboord wordt gegooid, en dat is haar eigen erfenis van een financieel degelijk begrotingsbeleid. De heer Rutte heeft vanavond grote woorden gebruikt over de manier waarop het begrotingsbeleid van dit kabinet in elkaar zit. Ik wil daar toch een paar dingen over zeggen.

De heer Rutte (VVD):

Voorzitter. Ik heb een punt van orde. Ik weet niet hoe ik het anders moet doen.

De heer Bos maakte net een heel rare opmerking over de rechtsstatelijke traditie. Dat moet hij echt uitleggen. Dat beschouw ik echt even als uitlokking.

De voorzitter:

Dat is een vraag, dus dat doen wij niet via een omweg via de orde. Ik geef de minister van Financiën de gelegenheid om daarop nog te antwoorden. Dan gaan wij met het debat verder.

Minister Bos:

Ik heb de heer Rutte de afgelopen jaren standpunten horen innemen over burgerlijke vrijheden die ik rechtstreeks strijdig vind met de liberale traditie die de VVD in de loop der jaren heeft opgebouwd. Ik heb hem de afgelopen week standpunten horen innemen over hoe rechters zich zouden moeten uitspreken in bepaalde zaken, terwijl wij in een rechtsstaat leven waarin dat aan de rechter is en niet aan politici. Dat bedoel ik als ik zeg dat ik met enige zorg constateer dat hij zijn eigen rechtsstatelijke traditie te grabbel heeft gegooid.

De voorzitter:

U werd uitgedaagd, mijnheer Rutte. U kunt nog daarover nog een vraag stellen.

De heer Rutte (VVD):

Mijnheer de voorzitter. Ik vraag in dit parlement aandacht voor het feit dat een cartoonist "massief" wordt gearresteerd door tien politieagenten en dertig uur wordt opgesloten voor het feit dat hij gebruikmaakt van het recht van vrije meningsuiting. Ik bevraag de minister van Justitie over deze schijnbare wijziging in het beleid van het Openbaar Ministerie in een volstrekt, ook voor minister Bos, hoop ik, onwenselijke richting. Uiteraard bemoei ik mij niet met de concrete casus. Die ligt bij de rechter. Wij praten hier wel over het beleid van het Openbaar Ministerie in een zeer belangrijke zaak, namelijk over de vrijheid van meningsuiting. Gaat u mij niet de maat nemen, minister Bos. U accepteert in dit kabinet dat het CDA zijn gang kan gaan. In de vorige coalitie was het Gerrit Zalm die ervoor zorgde dat Balkenende en Donner en al die andere mensen van het CDA in toom werden gehouden op dit punt. Die rol zou u moeten spelen!

Minister Bos:

Ik ben heel blij dat ik de heer Rutte hoor zeggen dat het hem niet ging om de concrete casus. Dan is dat misschien iets wat ik verkeerd begrepen heb. Dat is prima. Dat is een bevestiging. En over de zorgen aangaande het optreden van het Openbaar Ministerie heeft mijn collega van Justitie, denk ik, kenbaar gemaakt dat hij die zorgen deelt en dat het kabinet daar dus ook mee verdergaat en daar nog in de Kamer op terugkomt.

De heer Rutte (VVD):

U hebt afgelopen vrijdag in de ministerraad niet ingegrepen. U accepteert dat er een kabinet zit dat een cartoonwerkgroep heeft ingesteld! Zijn wij nu helemaal van de pot gerukt! U hoort dan toch in te grijpen? Uw partij is toch voor de vrijheid van meningsuiting?

De voorzitter:

Iets andere taal mag ook.

De heer Rutte (VVD):

Excuus. Ik neem dat terug.

Zijn wij nou helemaal gek geworden? U had toch als minister van Financiën van de Partij voor de Arbeid, een partij die staat voor het vrije woord, vorige week vrijdag horen in te grijpen? Zoals Gerrit Zalm dat deed in de vorige coalitie toen het CDA op deze punten over de schreef ging?

Minister Bos:

Nu dreigt u toch weer mijn punt te bevestigen. Wij leven gelukkig in een land waarin politici niet ingrijpen bij het Openbaar Ministerie. Wat ben ik blij dat wij in zo'n land leven.

Voorzitter. Het begrotingsbeleid klinkt wat aardser, maar is natuurlijk ook van groot belang. Grote delen van het begrotingsbeleid van dit kabinet zijn overgenomen van mijn voorganger en destijds uitgebreid gesteund door de VVD. Ik constateer dat in het betoog van de heer Rutte vanavond, maar ook in dingen die hij de afgelopen weken en maanden heeft gezegd, op een aantal punten afstand wordt genomen van de financiële degelijkheid die toen, en ook nu, ten grondslag lag aan het begrotingsbeleid. Als je eenmaal aan het begin hebt vastgesteld hoeveel geld ministers krijgen om uit te geven, ga je dat niet halverwege de rit veranderen. Als je begrotingsregels met elkaar hebt afgesproken, ga je die niet halverwege de rit veranderen. Een ander voorbeeld is dat je inkomsten en uitgaven gescheiden houdt en niet op grond van voorspellingen die kunnen kloppen, maar die misschien ook niet kloppen, halverwege gaat reageren met belastingverhoging of -verlaging. Stabiliteit, voorspelbaarheid en rust in het begrotingsbeleid zijn een groot goed en hebben Nederland de afgelopen maanden goed gedaan. Ik heb met enige zorg geconstateerd dat de VVD dat onderdeel van het begrotingsbeleid, dat zij in het verleden altijd zo actief heeft gesteund, kennelijk de laatste tijd ter discussie stelt.

De heer Rutte (VVD):

U hebt wel lef, mijnheer Bos. U bent de minister van Financiën die de afspraken en de regels van Gerrit Zalm aan zijn laars lapt. U hebt de uitgavenkaders in 2007 volledig verkwanseld. U hebt ze aan alle kanten zitten verhogen. Het is niet meer na te rekenen wat er in dat jaar precies is gebeurd. Een andere regel van Zalm is: altijd uitgaan van een behoedzaam scenario. Houdt er rekening mee dat het wat minder kan gaan. Reken jezelf niet rijk. U bent de minister van Financiën die zichzelf rijk rekent. U hebt op al deze belangrijke punten de Zalmnormen losgelaten. Gaat u nu niet anderen de maat nemen, als zij u oproepen om een verstandige start met dit kabinet te maken en dus niet de belastingen met 7 mld. en de uitgaven met 10 mld. te verhogen.

Minister Bos:

Ik moet de heer Rutte toegeven dat wij inderdaad een aantal van de te liberale kantjes van het begrotingsbeleid hebben afgevijld. Een voorbeeld is dat uitgaan van een te conservatief scenario betekent dat je constant meevallers krijgt. Dat is ons door allerlei internationale instanties afgeraden. Van IMF tot de Europese Centrale Bank is gezegd: als je echt rust in het begrotingsbeleid wilt, moet je van een realistisch scenario uitgaan. Wij hebben die adviezen van erkende internationale instanties overgenomen. Tegelijkertijd hebben wij om een extra waarborg voor financiële degelijkheid in te bouwen twee dingen gedaan die strenger zijn dan wat onze voorgangers hebben gedaan. Als er een begrotingstekort dreigt, hebben wij besloten om al bij min 2% in te grijpen. En wij hebben besloten om de rente buiten de kaders te laten, omdat wij weten dat deze een procyclisch karakter kan hebben. Daarmee is niet alleen een buitengewoon evenwichtig, maar ook degelijk begrotingsbeleid tot stand gekomen.

De heer Rutte (VVD):

Voorzitter. De heer Bos heeft het verstandige begrotingsbeleid van Zalm laten vallen. Hij gaat uit van een veel te grote economische groei. Hij rekent zichzelf rijk en dat doet hij maar om één reden: omdat het kabinet niet genoeg geld kan uitgeven en er niet snel genoeg in kan slagen om nog meer geld bij de burgers weg te halen en voor die burgers uit te geven, omdat hij de burgers niet vertrouwt met hun eigen portemonnee. Hij denkt dat hij dat beter kan. Dat is de reden waarom hij dat doet. Dit is echt een kabinet van potverteren en onderwijl heeft hij het strenge begrotingsbeleid van de vorige minister van Financiën losgelaten. Dat heeft hij gedaan om puur politieke, opportunistische redenen. Geeft u dat gewoon toe, mijnheer Bos.

Minister Bos:

Ik geef toe dat de aanval soms de beste verdediging is, alleen werkt het deze keer niet. Ik kan er ook niets aan doen, maar u hebt er de afgelopen maanden voor gepleit om de scheiding tussen inkomsten en uitgaven te doorbreken. U hebt er de afgelopen maanden voor gepleit om bij tegenvallende economische voorspellingen meteen de belastingkraan open te zetten. In tegenstelling tot minister Zalm begrijpt u niet waarom het goed is voor de samenleving als geheel om milieubelastend gedrag hoger te belasten en arbeid lager te belasten. Dat zijn evenzovele breuken met de traditie van mijn voorganger. Als hij dit allemaal zou horen, zou hij zich omdraaien in zijn business seat.

De heer Rutte (VVD):

Dit kabinet heeft een volstrekt verkeerde start gemaakt. U hebt de uitgaven- en de inkomstenkaders vastgesteld en daarbij de uitgaven met 10 mld. verhoogd en de lasten met 7 mld. verzwaard. Ik heb tegen u gezegd dat er een vloedgolf aan ellende naar Europa komt; eerst naar Engeland en dan naar het vasteland van Europa. Dat is de internationale kredietcrisis. Die verwijt ik u niet, maar u zou opnieuw moeten kijken naar de startpositie van dit kabinet. Ik vraag u helemaal niet om tussentijds kaders te veranderen. Ik zeg: ga terug naar die startpositie, want die deugt niet. U hebt 2007 verrommeld en u kunt dus op 1 januari 2008 een nieuwe start maken. Ik heb u uitgedaagd: schrap die 7 mld. lastenverzwaringen en schrap de 10 mld. uitgavenverhogingen. Want dan bereidt u Nederland beter voor op de internationale kredietcrisis.

Minister Bos:

Ja, hierbij bewijst de heer Rutte dan nogmaals mijn punt, dat hij er op dit moment – vanwege gewijzigde economische inzichten – voor pleit plotseling alles ter discussie te stellen wat aan het begin van deze rit is voorgenomen en besloten op het gebied van belasting en uitgaven. Als er nu een ding is waarvan mijn voorganger met mijn grote instemming – en die van velen – steeds gezegd heeft dat je het niet moet doen, dan is het precies dat.

Voorzitter. Als het mag, wil ik nog een ander misverstand ophelderen aangaande het begrotingsbeleid van dit kabinet, ook in reactie op iets wat de heer Rutte gezegd heeft. De heer Rutte heeft vanavond nogal een punt gemaakt van het feit dat dit kabinet volgens hem 750 mln. laat liggen in de sfeer van het Infrafonds. Hij zegt dat dat dit kabinet te verwijten is. Het is misschien goed om vast te stellen dat dit geld niet weg is. Het wordt doorgeschoven naar volgende jaren en blijft dus in hoge mate gewoon beschikbaar. Misschien is belangrijker de constatering dat dit bedrag niet in 2007 is ontstaan. In 2004 begon het met de eerste 100 mln. Toen zat de heer Rutte in het kabinet. In 2005 was het al 250 mln., in 2006 was het al 450 mln. en daar is nu inderdaad nog weer 300 mln. bovenop gekomen. Inmiddels is het 750 mln. Met andere woorden, dat wij in Nederland onze plannen op het gebied van infrastructuur niet ten uitvoer kunnen brengen, is geen probleem van dit kabinet. Het is niet een probleem dat te maken heeft met politieke keuzen die dit kabinet maakt. Het is iets waarmee de Nederlandse politiek – ook toen de VVD in het kabinet zat – al langer worstelt. Dit is wel het eerste kabinet dat er wat aan probeert te doen.

De heer Rutte (VVD):

Ja, want u en het CDA hebben gestemd voor een extreme aanscherping van de normen voor de uitstoot van fijnstof. Daardoor is het bijna onmogelijk in dit land om nog een groot infrastructureel project aan te leggen. Daar was mijn partij tegen. U zou op dat punt moeten besluiten om de regeling te versoepelen. Daardoor is de A4 bij Leiderdorp niet aan te leggen. Daarom moeten nu al die projecten opnieuw tegen het licht worden gehouden. Mijnheer Bos, u hebt natuurlijk gelijk, dit is niet een probleem van het afgelopen jaar. Dat punt geef ik u. Dit speelt al langer. Daar hebt u volkomen gelijk in, maar de zaak is nu wel volledig op slot gezet door uw partij en het CDA. U zou wat mij betreft nu moeten besluiten om de zaak te versoepelen, zodat het land weer kan gaan rijden.

Minister Bos:

Als het zo simpel was, had de commissie-Elverding dat wel voorgesteld. Maar dat heeft ze niet voorgesteld; zo simpel is het ook niet. Dat heeft met veel ingewikkelder zaken te maken dan het veranderen van een regel die op Europees niveau is vastgesteld. Ook de heer Rutte weet dat je niet een-twee-drie in Nederland anders kan. Het heeft te maken met hoe ons overlegcircuit is ingericht, met hoe wij grote infrastructurele projecten plannen, met de vraag of er in een vroeg stadium in voldoende mate geïnvesteerd wordt in lokaal draagvlak, zodat ons het in een later stadium niet opbreekt. Dat is de analyse die Elverding gemaakt heeft. Dit kabinet ziet voldoende redenen om daarmee verder te werken.

De heer Rutte (VVD):

Ja, mijnheer Bos, misschien is het dan maar beter dat wij voortaan al die commissies in vak K hebben, en dat u gewoon thuisblijft, want blijkbaar regeren die Nederland. Maar ik heb nog steeds formeel met u en deze minister-president te maken. Ik stel vast dat door uw partij en het CDA Nederland als enige in Europa een extreme aanscherping van de richtlijn over fijnstof heeft toegepast. Ik zeg niet dat je die richtlijn niet moet implementeren. Je moet netjes implementeren wat hoort bij het lidmaatschap van de EU. Maar u hebt de richtlijn aangescherpt, in zo'n extreme mate dat de mensen in Leiderdorp en op heel veel andere plekken in Nederland iedere dag in de file staan en als zij daar wonen, ook in de stank van de file zitten.

Minister Bos:

Dat is inderdaad heel ernstig en daarom ben ik blij dat ik lid ben van een kabinet dat er ook iets aan probeert te doen, in plaats van een kabinet dat de problemen alleen maar groter heeft laten worden.

Voorzitter. Er zijn door een aantal leden vragen gesteld over een aantal problemen dat te maken heeft met de rijksdienst en dan met name de in 2007 nog niet gerealiseerde – in ieder geval als je de cijfers bekijkt – afslanking van de rijksdienst, en ook de daar al dan niet verband mee houdende ontwikkeling in de cijfers rondom externe inhuur. Ik aarzel een beetje over de mate waarop ik daar nu in detail op moet ingaan, omdat naar mijn beste weten de minister van Binnenlandse Zaken al heeft toegezegd dat zij op 18 juni daar in een overleg met de Kamer uitgebreider op in zal gaan. Zij heeft ook al in een brief aan de Kamer een aantal verklaringen gegeven voor wat hier mogelijkerwijs speelt. Bijvoorbeeld dat wij in 2007 te maken hadden met een aantal intensiveringen die nog uit het vorige kabinet voortvloeiden en die met name in uitvoerende diensten nu manifest worden. En die staan buiten haar programma en de daarin genoemde getallen over afslanking van de rijksdienst. Dat is er dus niet strijdig mee. Betreffende de externe inhuur is naar aanleiding van een motie van de heer Pechtold volgens mij al toegezegd om met een nulmeting te komen, opdat de vorderingen beter kunnen worden bijgehouden. Ook is al toegegeven dat een aantal van de getallen die naar de Kamer zijn gegaan, volgens ons niet kloppen. Verder is ook al gezegd dat wij moeten uitkijken met te snelle conclusies, bijvoorbeeld omdat niet elke externe inhuur hetzelfde is. Van de externe inhuur heeft 50% betrekking op uitzendkrachten en vindt 20% plaats in de sfeer van automatisering. Kortom, zo er leden zijn die het vooral zouden willen zien als "minder ambtenaren, maar meer interim-managers" dan kan ik in ieder geval zeggen dat dit een beeld is dat op grond van deze cijfers niet legitiem moet worden geacht. Maar zoals gezegd, wij zien zelf ook dat hier meer uitleg nodig is, dat betere cijfers nodig zijn en dat er een vergelijkingsbasis moet zijn met een nulmeting. De minister van Binnenlandse Zaken zal daarover op 18 juni graag verder debatteren met de Kamer.

De heer Pechtold (D66):

Dank, het is helder en dus prettig in dit debat. Ik heb het afgelopen jaar niet heel veel gezien van toepassing van de motie-Bakker die behelst dat ingeval van externe inhuur in de rapportage gelijk de kosten moeten worden vermeld. Het gaat om een aangenomen motie en om beleid dat zou worden gevoerd. Ik neem aan dat wat de minister zei, betekent dat hij het geheugen van zijn collega's op dit punt opfrist.

Minister Bos:

Ik ben niet met die motie bekend, maar neem dit punt gaarne mee.

De heer Marijnissen (SP):

Hoor ik de minister van Financiën zeggen dat in het regeerakkoord staat: minder ambtenaren, maar meer uitzendkrachten?

Minister Bos:

Nee, dat hoort u mij niet zeggen. Wat u mij hoort zeggen, is dat de minister van Binnenlandse Zaken op 18 juni met de Kamer overleg zal plegen over de precieze cijfers en dat dan ook kan worden geanalyseerd in hoeverre het streven naar minder ambtenaren tegelijkertijd leidt tot meer inhuur. Dan kan ook het debat worden gevoerd over de vraag of dat wenselijk is. Ik denk dat er best argumenten te vinden zijn voor de stelling dat dit niet wenselijk is. Alleen, ik dacht vandaag van een aantal leden – ik zeg er in alle eerlijkheid bij dat ik niet meer precies weet van wie – een redenering te hebben gehoord die gevaarlijk dicht lag bij: er gaan ambtenaren uit en er komen interim-managers in. Ik zeg dan alleen maar dat er bijvoorbeeld bij de Belastingdienst heel veel externe inhuur is in de vorm van datatypisten. Ook elders in de rijksdienst is er op uitvoerend niveau veel externe inhuur die ver ligt van de sfeer van organisatieadviseurs, consultants en interim-managers. Dat is eigenlijk alles wat ik wilde zeggen.

De heer Marijnissen (SP):

Ik weet dat dit kabinet werkzekerheid verkiest boven baanzekerheid. Lees, het kabinet kiest voor uitzendkrachten. Ik wil eigenlijk dat de minister ook voor datatypisten een vast contract regelt in plaats van die op de uitzendmarkt in te huren.

Minister Bos:

Als de werklast niet vastligt, lijkt mij dat een voor iedereen buitengewoon onverstandig besluit, maar ik ga ervan uit dat u ook dat aspect van het personeelsbeleid van de rijksoverheid met de minister van Binnenlandse Zaken kunt bediscussiëren.

De voorzitter:

Nog eenmaal, mijnheer Marijnissen.

De heer Marijnissen (SP):

Dan wil ik twee vragen in een stellen. Ten eerste, vanwaar ineens die explosie van externe inhuur ter waarde van meer dan 1 mld.? Dat is aanzienlijk meer dan de bedoeling was en in ieder geval meer dan vorig jaar. Ten tweede, in hoeverre is hierbij geld besteed aan pr-bureaus, communicatiebureaus en weet ik veel? Juist in 2007 heeft het kabinet op dat terrein heel veel uitgegeven. Ik had deze vraag trouwens al in mijn termijn gesteld.

Minister Bos:

Ik kan alleen maar in alle oprechtheid zeggen dat wij het antwoord op die vragen nog niet hebben en dat dit volgens mij al aan de Kamer was gemeld. De minister van BZK heeft toegezegd dat zij beslagen ten ijs zal komen op 18 juni, teneinde dat debat met de Kamer te kunnen voeren.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter. Ik zei al: dit debat hoeven wij eigenlijk helemaal niet te voeren. Al die andere dingen komen gewoon in de commissies terug en dan kunnen wij er in de diepte op ingaan. Ik kom er direct wel op terug.

De voorzitter:

Akkoord. Het woord is aan de minister.

Minister Bos:

Het debat dat wij misschien wel met elkaar kunnen c.q. moeten voeren, is het debat over de topinkomens. Daarover heeft met name de heer Marijnissen het een en ander gezegd. Hij heeft het gehad over de vraag hoe het kabinet denkt in de publieke sector de mp-norm – ik mag dat nooit zeggen van de minister-president – te handhaven. Ik denk dat het goed is dat wij daarin heel precies zijn. De norm die dit kabinet vanaf zijn aantreden hanteert bij aanstellingen in de publieke sector staat in het coalitieakkoord omschreven. Dat is: het ministerssalaris, zoals de commissie-Dijkstal heeft geadviseerd. Dat is dus het ministerssalaris dat wij niet verdienen, maar dat wel 30% hoger is dan het huidige ministerssalaris. Het is wel goed om vast te stellen dat alle ambtenaren in de publieke sector in 2007 onder die norm blijven. In het sociaal jaarverslag is uit hoofde van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens het aantal ambtenaren vermeld dat een salaris verdient boven het feitelijke gemiddelde ministerssalaris. Daaruit kwam het getal van ongeveer 30. Er is bij hen dus geen strijdigheid met de norm die wij willen handhaven in de publieke sector. De rapportage is conform wat de wet ons vraagt.

Vervolgens heeft de heer Marijnissen gevraagd hoe het zal worden gehandhaafd. Minister Ter Horst heeft hierover al met de Kamer gesproken. Het kabinet beziet momenteel waartoe de toepassing van het advies van de commissie-Dijkstal in de (semi)publieke sector leidt. Die commissie heeft drie beloningsregimes genoemd, die op verschillende manieren aan de orde kunnen komen. Alle ministers zijn daar nu mee bezig. Ik hoop dat wij daar op heel korte termijn uit kunnen komen, zodat wij de resultaten met de Kamer kunnen bespreken.

De heer Marijnissen (SP):

Dit laat nog eens zien hoe raar die afspraak in het regeerakkoord eigenlijk was. De minister-president, "onze eerste burger", verdient het meest in de publieke sector en de anderen behoren daaronder te zitten. Wij gaan ervan uit dat hij het hardst werkt van iedereen; misschien is dat ook wel zo. Het is dus raar om te zeggen dat alle ambtenaren onder de mp-norm plus 30% moeten blijven. Maar goed, dat is de verantwoordelijkheid van de minister. Ik heb nog wel een vraag over dat staatje. Hoe komt het toch dat de overovergrote meerderheid van die topverdieners, 23 van de 33, bij Binnenlandse Zaken zit?

Minister Bos:

Ik heb geen flauw idee. Ik weet het echt niet.

De heer Marijnissen (SP):

Misschien moet mevrouw Ter Horst het komen uitleggen.

Minister Bos:

Dan hebt u nog een vraag voor haar. Ik weet het echt niet. Het zou ermee te maken kunnen hebben dat er ontslagvergoedingen in zitten en dat deze in dit jaar vaker aan de orde zijn geweest bij Binnenlandse Zaken. Ik weet het gewoon niet, maar ik zal ervoor zorgen dat u een antwoord op die vraag krijgt voordat u het debat met de minister aangaat.

De heer Marijnissen (SP):

Ik heb nog een heel korte vraag. Komen in dat debat en de onderliggende stukken ook de salarissen in de semipublieke sector aan de orde? Daar zijn de meeste excessen te vinden.

Minister Bos:

Die salarissen zijn onderdeel van waarmee wij intern in het kabinet bezig zijn. Het gaat daarbij om de drie beloningsregimes die de commissie-Dijkstal voorstelde voor de semipublieke sector: harde norm, code of openbaarmaking. Elke minister kijkt daarbij in het eigen domein, bijvoorbeeld woningbouwcorporaties en ziekenhuizen. Wat gaan wij waarop toepassen? Met de uitkomst daarvan komen wij naar de Kamer.

Ik vond het wat jammer dat de heer Marijnissen zijn betoog over dit onderwerp afrondde met de wat schamperende vaststelling dat het kabinet op het gebied van de topinkomens in de private sector zo weinig doet. Ik heb het verkiezingsprogramma van de SP er nog eens op nageslagen. Er valt van alles over te zeggen, maar dit kabinet doet veel meer dan alle SP-voorstellen bij elkaar. Het verst reikende voorstel in het SP-verkiezingsprogramma is dat de topinkomens onder een cao moeten vallen, terwijl de overheid daar niet eens over gaat. Dit kabinet komt met een werkgeversheffing van 30% over exorbitante exitvergoedingen. Dit kabinet komt met een werkgeversheffing van 15% over fiscaal gefaciliteerde pensioenstortingen. Dit kabinet komt met wetgeving die moet voorkomen dat ondernemingsbestuurders die zich bezighouden met fusies en overnames, daarbij hun eigen financiële belangen laten domineren over het hogere belang van het bedrijf. Ik dacht dat de heer Marijnissen daarover juist tevreden zou zijn, zeker gezien de buitengewoon bescheiden voornemens op dit punt van de SP zelf.

De heer Marijnissen (SP):

Als je de grootse oppositiefractie bent, dan gedraag je je min of meer alsof je regeringsverantwoordelijkheid hebt. Althans, dat proberen wij.

Minister Bos:

Die houden wij erin.

De heer Marijnissen (SP):

Na het grote succes op 22 november 2006 heb ik dus in mijn fractie gezegd: jongens, ik wil nadere maatregelen. Vervolgens is er een rapport gekomen – ook u kent dat – dat is gepresenteerd door de heer Irrgang. Daarin staan vijf maatregelen die echt verder gaan, onder andere dat topinkomens onder de cao moeten vallen. Ik heb verwezen naar Flip de Kam, een partijgenoot van u. Hij zei: de bedrijven betalen die heffingen gewoon. Kortom, er valt heel veel in te brengen tegen de maatregelen van de kabinet voor de private sector. Voordat dit kabinet vertrekt, kan ik u er misschien nog wel toe verleiden om nog een aantal maatregelen te nemen om de hoge inkomens in de private sector aan te pakken. Het gaat mij vooral om de urgentie. Wij hadden het met de minister-president over het cynisme onder de mensen. Welnu, met name dit is een van de kwesties waarvan mensen zeggen: zie je nu wel, zo gaat dat dus, terwijl wij loonmatiging opgelegd krijgen. Ik kreeg zojuist een persbericht onder ogen waarin staat dat mensen in de thuiszorg gevraagd wordt 25% van hun loon in te leveren, opdat zij hun werk mogen behouden, terwijl aan de andere kant in de semipublieke sector aan de top de zakken worden gevuld. Dat probleem hebt u en dat hebben wij. Wij zullen niet rusten voordat er meer maatregelen worden genomen om de inkomensverschillen te verkleinen in plaats van te vergroten.

Minister Bos:

Dan moet u toch blij zijn dat er nu eindelijk een kabinet zit dat dit argument serieus neemt? Het is precies dit argument geweest dat ik in Europa naar voren heb gebracht. Het ging over loonmatiging en er zaten allemaal collega's die zeiden: matigen, matigen, matigen, want dat is goed voor onze economie. Het was de minister van Financiën van Nederland die zei: dat zie ik ook wel in, maar hoe kun je dat van heel gewone mensen vragen, als er aan de top bedragen worden verdiend die niet zijn uit te leggen en die ook nog eens niet zijn gerelateerd aan prestaties, of die soms wel zijn te relateren aan prestaties, maar dan aan slechte prestaties? Dat valt niet uit te leggen. Anderen vonden dat ook en dus hebben wij vorige maand voor het eerst in de geschiedenis van Europa in de Ecofinraad en in de Eurogroep een discussie gevoerd over wat ook andere landen hieraan gaan doen. U hebt kunnen lezen dat het door heel Europa heen een probleem wordt geacht. Iedereen gaat ermee aan de slag en Nederland is gelukkig niet meer het enige land dat maatregelen overweegt. Ik zou zeggen: steun ons daar nu in en doe er niet zo zuur over. Dit is het eerste kabinet dat iets doet!

De heer Marijnissen (SP):

Ik wil dit kabinet in alles steunen wat het goed doet, niet in wat het fout doet. Dat is altijd mijn lijn geweest. Hoe gering de betekenis ook is, ik steun u in dat geringe. Maar ik zeg u: voordat dit kabinet zal vertrekken, hoop ik u te verleiden tot nog veel meer maatregelen.

Dan nog een woord over Europa. Als er één reden is waarom ik altijd sceptisch ben geweest over Europa, is het deze, dat wij juist op het punt van de belastingconcurrentie, waar het gaat om de vennootschapsbelasting, nooit een deuk in een pakje boter konden slaan. Dat kon Zalm niet en dat kunt u niet; nog nooit heeft iemand dat kunnen presteren. Als wij op dat terrein, de bescherming van de publieke sector en de financiering daarvan door middel van de winstbelasting, in Europa iets konden bereiken, zou dat de mensen veel meer overtuigen dan alle brochures. Hetzelfde geldt voor de inkomstenbelasting. Ook daarbij is er sprake van internationale concurrentie. Die zou nog wel eens aangemoedigd kunnen worden wanneer gebeurde wat ik zou willen: namelijk dat wij weer een nieuw tarief krijgen waarbij wij een hoog inkomen extra aanslaan.

Minister Bos:

De heer Marijnissen weet van mij en van het Nederlandse kabinet dat wij sinds jaar en dag pleiten voor meer coördinatie op het gebied van de Europese winstbelasting, om een race naar de bodem van de schatkist te voorkomen, juist in het belang van een kwalitatief goede publieke sector.

Voorzitter. Ik heb inmiddels ook antwoord op het raadseltje van zojuist, namelijk hoe het kan dat er bij Binnenlandse Zaken zoveel veelverdienende ambtenaren zijn. Dat komt doordat de top van de hele algemene bestuursdienst, bijvoorbeeld alle secretarissen-generaal, op dat departement drukt. Het is dus allemaal toch weer een slag simpeler dan wij dachten.

Dan wijd ik nu enkele woorden aan de kinderopvang, vooral ook omdat daarover in het debat van vanavond enkele dingen zijn gezegd waarvan ik denk dat het goed is om die in de juiste proportie te zien. Wellicht kan ik mogelijke misverstanden rechtzetten. Het eerste wat ik zou willen zeggen, is dat dit kabinet niet bezuinigt op de kinderopvang. Ten tijde van het coalitieakkoord is erin voorzien dat een regeling die 1,6 mld. kostte in 2006 en 2007, 2,4 mld. zou gaan kosten in 2011. Er komt gewoon 800 mln. structureel bij. Met alle besprekingen die wij de afgelopen maanden hebben gevoerd over het oplossen van problemen en het op orde brengen van onze begrotingen, is dat recht overeind gebleven. Er is geen cent van afgegaan. Wij doen dus wat wij beloofd hebben en eigenlijk nog veel meer. Mede gelet op deze discussies zal ik de Kamer in de Voorjaarsnota, die wij binnen een paar dagen aan haar hopen toe te sturen, daarover wat extra informatie geven. Dit kabinet heeft ervoor gekozen om ook in de jaren voor 2011 al honderden miljoenen extra te steken in de kinderopvang ten opzichte van wat in het coalitieakkoord beloofd werd. Dat blijkt ook uit een aantal berichten die ik de afgelopen tijd her en der heb gelezen. Wij zullen veel sneller aan het niveau van 2,4 mld. zitten, dat eerst pas in 2011 zou worden bereikt, maar nu dus veel eerder. Dat is het uitgangspunt van de discussie: er zijn geen bezuinigingen, wij doen wat wij beloofd hebben en wij doen er de komende jaren zelfs honderden miljoenen per jaar extra bij. Dat is dus wel belangrijk om in de gaten te houden. De volgende vaststelling is dat ik het eens ben met eenieder die hier vanavond zegt dat die regeling een succes gebleken is. Het is misschien voor degenen die dat nog niet gezien hebben, goed om hier aandacht te vragen voor een analyse van het Centraal Planbureau die op de website van het CPB te vinden is. Daarin wordt inzicht gegeven in de kostenontwikkelingen op het gebied van de kinderopvang en in de vraag hoe die kosten zich in de komende jaren ontwikkelen. Ook het CPB zegt dat er twee duidelijke factoren zijn die bijdragen aan de geconstateerde kostenontwikkeling en die wij als succes moeten zien: ten eerste dat zich meer vrouwen op de arbeidsmarkt begeven en ten tweede dat kennelijk culturele remmingen die in Nederland heel lang verondersteld werden aanwezig te zijn, steeds minder gelden met betrekking tot het gebruikmaken van wat "formele kinderopvang" heet. Het wordt steeds meer normaal gevonden, je bent niet meteen een slechte moeder of het is niet meteen staatsopvoeding. Het geldt steeds meer als normaal dat je gebruik maakt van kinderopvang. In dat opzicht is die regeling een enorm succes.

Er is echter ook een andere kant van de medaille. 75% van de overschrijding die wij geconstateerd hebben voor de komende jaren, heeft niets te maken met deze twee factoren. 75% van de overschrijding die er aan dreigt te komen bij de kosten voor de kinderopvang, heeft niets te maken met meer kinderen naar de kinderopvang of meer vrouwen op de arbeidsmarkt, maar simpelweg met het feit dat er meer subsidie geclaimd wordt voor de opvang van kinderen die daarvoor al op de kinderopvang zaten of op de gastouderopvang. Dat is, op het moment waarop je een financieel probleem hebt en meer geld aan iets uitgeeft dan je begroot had, natuurlijk wel iets wat je moet meewegen in wat je daaraan gaat doen. Laten wij niet vergeten dat een overschrijding uiteindelijk ook betaald moet worden. Wij kunnen allemaal wel zeggen dat de regeling een succes is en 1,2 mld. meer mag kosten dan begroot, maar dan moet die 1,2 mld. ergens van betaald worden en dan moet je dus wel met elkaar afwegen of je het dat waard vindt of dat je misschien maatregelen kunt nemen waardoor je de goede elementen in de kostenoverschrijding – die te maken hebben met het feit dat die regeling een succes is, dat zich meer vrouwen op de arbeidsmarkt begeven, dat er meer kinderen naar de opvang gaan – behoudt, of dat je de regeling voor zover deze elementen niet ten grondslag liggen aan de dreigende overschrijding, bijstelt. Het is onze overtuiging dat dit kan. Het is onze overtuiging dat de maatregelen die genomen moeten worden om de kosten in de hand te houden, zo genomen kunnen worden dat de arbeidsparticipatiedoelstellingen die het kabinet ten tijde van het coalitieakkoord heeft afgesproken, niet geschaad worden. Het is onze overtuiging dat dit ook kan op een manier die het voor iedereen duidelijk maakt dat niet alleen de ouders, maar ook de werkgevers en ook de overheid hun bijdrage leveren aan een verstandige en evenwichtige regeling. Ik heb hier in de Kamer vandaag goed gehoord dat het algemene gevoelen is dat duidelijkheid over de vraag wat dat precies impliceert voor ouders liever sneller dan later gegeven moet worden.

De heer Pechtold (D66):

Het laatste is prima, maar wij zijn alweer een stukje verder, ten minste in het beeld dat ik er nu van heb. U zegt eigenlijk dat 800 mln. het extra succes is. Dat deel is overschrijding. Meer vrouwen, meer dit, meer dat. U zegt echter ook dat driekwart daarvan, dus 600 mln. in mijn rekensom, komt doordat er meer geclaimd wordt door ouders van kinderen die al in de opvang zaten. Daar snap ik niets van.

Minister Bos:

Er wordt rekening mee gehouden dat het totale overschrijdingsbedrag in 2011 zo'n 1,2 mld. zal zijn. Nu blijkt dat een fors deel daarvan te maken heeft met het feit dat hogere inkomens in 2006/2007 recht hebben gekregen op kinderopvangsubsidie, terwijl zij hun kinderen al op de kinderopvang hadden. In de jaren daarvoor hadden zij het recht op die subsidie niet, maar de oudertabel werd aan de bovenkant uitgebreid en toen kregen zij dat recht wel. Er zijn toen dus niet meer kinderen naar de kinderopvang gegaan, maar er is meer subsidie geclaimd. Dat is allemaal volstrekt legitiem. Zo zat die regeling in elkaar. Daar is niets mis mee, maar op het moment dat je ziet dat het financieel uit de hand loopt, sta je wel voor de taak om te bezien waar de regeling bijdraagt aan meer arbeidsparticipatie, waar niet, en waar je de regeling kunt bijstellen op een manier die de cruciale arbeidsparticipatiedoelstelling niet beschadigt.

De heer Pechtold (D66):

Vanmiddag zei ik vrij politiek zwaar aangezet tegen mevrouw Hamer: u moet niet gaan denivelleren over de rug van vrouwen. Ik hoor u nu toch zeggen dat een overschrijding van 600 mln. komt doordat kinderopvang een basisvoorziening aan het worden is. Staatssecretaris Dijksma zei dat de hogere inkomens beginnen bij anderhalf keer modaal. Dat is € 45.000. Volgens mij is dat nog geen vetpot. Mevrouw Hamer probeerde die grens dit weekend op te trekken tot € 60.000 of € 70.000. Laat u nu nog weken, zo niet maanden, het zwaard boven de markt hangen voor ouders in die categorie? Gaan vrouwen van wie is voorspeld is dat 10.000 dan hun fulltimebaan zullen laten vallen, dat dan betalen? Daar zou het kabinet vanavond een helder signaal over moeten geven. Gaat u dat nivelleren? In uw verkiezingsprogramma stond: kinderen eerst, het wordt voor iedereen gratis. Dan moet u toch vandaag iets duidelijkere kaders geven.

De voorzitter:

Dit was een verhelderende vraag.

Minister Bos:

Dat betwijfel ik. Het gaat niet om de vraag of kinderopvang een gratis basis basisvoorziening moet zijn. Daar heeft mevrouw Hamer volgens mij heel verstandige dingen over gezegd. Daarin maken partijen hun eigen keuzes. Dat is hier niet aan de orde. Wat hier aan de orde is, is de vraag of er een probleem is om te financieren wat wij in deze vier jaar willen doen of niet of dat er misschien een langere termijn nodig is om zover te komen. Wij constateren dat als wij niets doen, wij 1,2 mld. meer moeten uitgeven aan de regeling dan wij hebben. Die 1,2 mld. moet dan ergens vandaan worden gehaald. U probeert mij een uitspraak te ontlokken over de vraag bij welke inkomens dat moet gebeuren. Daar heb ik niets over gezegd. Ik heb alleen maar geconstateerd dat de Kamer die duidelijkheid liever vroeger wil dan later. Die boodschap heb ik in mijn oren geknoopt.

De heer Pechtold (D66):

Dan moet u niet raar opkijken en verbaasd zijn als mensen zelf gaan rekenen. U gaat 600 mln. halen bij mensen die boven een bepaalde inkomensgrens zitten. Het rekensommetje van net over driekwart meer kwam daarop neer. U legt nu geen duidelijke grens, mevrouw Hamer probeert die op te rekken. Ik wil het toch ook eens hebben over het principe van de basisvoorziening. U hebt zelf campagne gevoerd voor gratis kinderopvang. Dan kunt u nu toch niet zeggen dat een groot deel van de partners, dus ook de vrouwen, meer moet gaan betalen?

Minister Bos:

Een kleine 80% van de kinderopvang wordt in dit land gefinancierd door de overheid en de werkgevers. Ook na ingrijpen van ons zal een kleine 80% van de kosten van de kinderopvang gefinancierd worden door de overheid en de werkgevers. Daar verandert helemaal niets aan. Als je in Nederland het minimumloon hebt, kost kinderopvang – het maakt daarbij niet uit of je dat drie, vier, vijf, zes of zeven dagen per week wilt – 21 cent per uur. Dat is al bijna gratis. In het verkiezingsprogramma van de PvdA stond drie dagen gratis kinderopvang voor werkenden. Nu kan het dus bij wijze van spreken zeven dagen per week voor 21 cent per uur. Als die 80% subsidie in stand blijft, moet u bij mij niet aankomen met het verwijt dat maatregelen van dit kabinet die regeling opeens onbetaalbaar maken. Dat doen zij niet.

De denkfout die u maakt, met alle respect, is dat een overschrijding gratis is. Een overschrijding moet ook door iemand worden opgehoest, die moet ook ergens betaald worden. Wat wij proberen, is de regeling zo bij te stellen dat alle arbeidsparticipatie-effecten die wij beoogden toen wij bij het coalitieakkoord besloten dat er 800 mln. bij moest, overeind blijven. Ik ben ervan overtuigd dat dit kan. De manier waarop wij dat van plan zijn te doen, zullen wij zo snel mogelijk aan de Kamer mededelen. Het is namelijk in het belang van de gebruikers van kinderopvang dat niet nog een keer te snel begroot en geraamd wordt, zodat er vervolgens grote misschattingen optreden.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

U plaatste mij voor een raadsel door te zeggen dat er niet meer kinderen naar de kinderopvang zijn gegaan, maar dat het punt is dat hogere inkomens nu ook gebruik zijn gaan maken van de regeling. Hoe verklaart u dan dat de wachtlijsten zijn toegenomen?

Minister Bos:

Ik citeer uit een analyse die te vinden is op de site van het CPB. Daarin staat dat er twee factoren waren, een in de sfeer van de gastouderopvang en een in de sfeer van de oudertabel, waardoor de regeling duurder is geworden en die op zich niet te maken hadden met een groei van het aantal kinderen in de kinderopvang. Daarnaast waren er ook factoren die te maken hadden met de culturele acceptatie van de formele opvang en het feit dat meer vrouwen gingen werken. Die hebben uiteraard direct geleid tot een groei van het aantal kinderen in de opvang. Beide zijn aan de orde.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

U voegt er nu al een argument aan toe. Als de kostenstijging alleen het gevolg is van het feit dat ook meer verdienende ouders nu gebruik maken van de opvangvoorziening, had u dat toch gewoon kunnen ramen?

Minister Bos:

Misschien wel als ik toen in functie was geweest. Ik vind het ook wel aardig dat juist de heer Pechtold hier zo'n grote broek aantrekt. In de periode waarin hij in het kabinet zat, zijn deze ramingen gemaakt. Hij luistert nu niet. Dat is natuurlijk strategisch buitengewoon slim.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

U bent nog even met mij in debat.

Minister Bos:

In de periode dat de heer Pechtold in het kabinet zat, zijn ramingen opgesteld die er nu hopeloos naast blijken te zitten. Wij lossen de problemen nu op. Dat doen wij op een verantwoorde manier, opdat de ouders en de kinderen die de kinderopvang het hardst nodig hebben, er niet het slachtoffer van worden.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik heb pas een interruptie gehad. Wellicht dat u even geduld kunt hebben.

De voorzitter:

Nog eenmaal dan.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Minister Bos probeert het nu geen bezuiniging te noemen. Hij heeft gelijk dat er is geïnvesteerd. Daarmee ben ik het ook eens. Er is sprake van een kostenoverschrijding. Er is echter ook wel degelijk sprake van een groter gebruik. Dat heeft de minister zojuist erkend.

Minister Bos:

Inderdaad.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat betekent gewoon dat de spoeling dunner wordt.

Minister Bos:

Ja.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Meer mensen zullen, nadat de minister heeft ingegrepen, minder geld zien voor de kinderopvang. Mensen ervaren dat wel degelijk als een bezuiniging. Dat betekent dat de toegankelijkheid onder druk kan komen te staan. Ik veronderstel dat de minister dat met mij eens zal zijn. Hij zou mij een plezier zijn om daarover in ieder geval geen mist te creëren.

Minister Bos:

Dat wil ik ook helemaal niet.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

De spoeling wordt dunner.

Minister Bos:

Ja.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voor de mensen komt dat neer op een bezuiniging.

Minister Bos:

Ik heb geen enkele behoefte om de zaak mooier voor te stellen dan hij is. Als er meer mensen gebruik maken van een regeling en je het budget toch moet beheersen, betekent dat uiteindelijk dat de spoeling dunner wordt. Ik acht het de verantwoordelijkheid van mij en staatssecretaris Dijksma om ervoor te zorgen dat de mensen die het het hardst nodig hebben, daarvan niet het slachtoffer worden. Mensen die de subsidie nodig hebben om te kunnen gaan werken en die dat anders dus niet zouden doen, mogen niet de klappen krijgen. Uit allerlei nieuwsberichten en analyses weten wij dat wij in intensiveringsenveloppen nog geld over hebben dat wij nog niet voor de kinderopvang hebben aangewend. Wij weten ook dat er oneigenlijk gebruik is in de sfeer van de kinderopvang. Als je dat aanpakt, zal de arbeidsparticipatie daaronder niet lijden. Sommige ouders zullen er inderdaad iets van merken. Iedereen moet een bijdrage leveren: de belastingbetaler via mijn schatkist en de ouders die er al gebruik van maken, ten behoeve van alle ouders die erbij zijn gekomen. Dat moet allemaal gebeuren op zo'n manier dat degenen die het het hardst nodig hebben, het het minst zullen merken.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Kan de minister mij misschien vertellen om welk bedrag het gaat? Dan kunnen wij zelf gaan rekenen.

Minister Bos:

Ik meen dat ik het net heb genoemd. Het totale bedrag dat aan overschrijding dreigt, bedraagt 1,2 mld. Wij zullen zo snel mogelijk voorstellen aan de Kamer voorleggen om dit probleem op een zo sociaal en zo verantwoord mogelijke wijze aan te kunnen pakken.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik vraag naar het bedrag omdat er een hardnekkig bericht de ronde doet dat het budget van 650 mln. zal worden verminderd. Klopt dat?

Minister Bos:

Ik meen dat het niet verstandig is om nu op dergelijke getallen in te gaan. De boodschap die ik vandaag heb opgepikt, is dat de Kamer liever niet al te lang wil wachten hoe wij het specifiek zullen gaan invullen. Ik stel mij voor om alle tussenstappen over te slaan en zo snel mogelijk met voorstellen voor een concrete invulling naar de Kamer te komen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dan wil ik van de minister weten wanneer hij precies met deze cijfers naar de Kamer zal komen.

Minister Bos:

Ook dat weet ik nog niet, al was het maar omdat ik niet de enige – en zelfs niet de eerste – ben die hierover gaat. Normaal kom je bij wijze van spreken pas op Prinsjesdag met concrete maatregelen. Het is duidelijk dat wij ons dat in dit geval niet kunnen veroorloven. Wij zullen proberen zo snel mogelijk duidelijk te bieden aan iedereen die daar recht op heeft.

Ten slotte wil ik nog een enkel woord wijden aan de verantwoordingsprocedure en alles wat daarover is gezegd. Ik meen dat het een goede zaak is om vast te stellen dat een aantal pogingen is gedaan om dit jaar niet verzeild te raken in cijferfetisjisme, zoals de heer Marijnissen het noemde. Ik meen dat dit her en der door leden van de Kamer is onderkend. Als de heer Marijnissen dat beweert, zal het best waar zijn dat ik dit woord vorig jaar zelf heb gebruikt. Dat was geen verwijt aan de Kamer, maar een verwijt aan ons allemaal dat een proces dat in essentie politiek hoort te zijn, dreigde te verzanden in technocratie en accountancy. Het leek ons, het kabinet en gelukkig ook de Kamer via de commissie voor de Rijksuitgaven, dat daarmee dit proces van verantwoording niet werd gediend.

Wij hebben een aantal dingen gedaan in een poging om het proces politieker te maken. Drie jaarverslagen zijn op een andere manier ingericht. De beleidsdoorlichtingen die regelmatig op departementen plaatsvinden, worden tegelijkertijd met de verslagen naar de Kamer gestuurd, zodat ook dat moment van evaluatie wordt geconcentreerd. Verder is er het een en ander veranderd in de tolerantiemarges en de manier waarop daarover wordt gerapporteerd. Ten slotte kan ik zeggen dat ik, terwijl de minister-president aan het woord was, even de tijd heb kunnen nemen om navraag te doen naar de motie-Vendrik. Er is echt gevolg gegeven aan wat er in die motie wordt gevraagd. Aan het kabinet werd gevraagd om te proberen niet slechts te rapporteren, maar om uit de verantwoording ook lessen te trekken. Hoe kunnen wij dingen anders doen? Er zijn hiervan in een fors aantal begrotingen voorbeelden te vinden. Ik noem de begroting van het ministerie van LNV. Daarin wordt geconstateerd dat de groei van de biologische landbouw achterblijft bij de doelstellingen en dat daarom de plannen en de programma's moeten worden aangepast. Hetzelfde is rond de woningbouw geconstateerd door het ministerie van VROM/WWI. Een heel ander voorbeeld komt uit de begroting van het ministerie van Justitie en gaat over de vaststelling en toepassing van de minimale afstand tussen scholen en coffeeshops. Ook daarbij is geconstateerd dat dingen niet gaan zoals zij zouden moeten gaan en is vervolgens gezegd: en dus moeten wij het nu op een andere manier doen. Er zijn echt op tal van plekken in de jaarverslagen voorbeelden te vinden waar niet alleen verslag wordt gedaan van wat goed gaat en wat niet, maar waar wij ook echt geprobeerd hebben daaruit met elkaar lessen te trekken. Wellicht is dit nog niet overal of niet overal voldoende consistent gebeurd, maar de voorbeelden zijn er.

De laatste vernieuwing die wij in het proces hebben aangebracht, is uiteraard het schrijven van de verantwoordingsbrief en het voeren van dit debat. Hoe wij daarop met elkaar terugkijken, zal ongetwijfeld in het debat met de commissie voor de Rijksuitgaven uitgebreid aan de orde komen.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik en enkele collega's hebben nadrukkelijk gevraagd naar de kosten van het generaal pardon. Wij hebben de minister-president voorgerekend dat die kosten op dit moment opgelopen zijn tot ongeveer 1 mld. Klopt dat?

Minister Bos:

Nee. De Kamer is hierover op 28 februari geïnformeerd. Aan de informatie die zij toen heeft gekregen, is niets veranderd.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Wij voeren vandaag een verantwoordingsdebat. Er is een mooi verantwoordingsstuk gekomen van het ministerie van Justitie. Daarin staat dat de uitgaven voor het COA in 2007 zijn opgelopen van 20 mln. naar 200 mln. Daarover krijg ik graag een uitleg.

Minister Bos:

Dat begrijp ik, maar mijn collega van Justitie heeft in een brief van 28 februari alle informatie aan de Kamer verstrekt over de kosten die betrekking hebben op het generaal pardon. Ik heb het nog nagevraagd; daaraan is niets veranderd. U hebt deze informatie al.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Dat doet niets af aan het feit dat de regering hier nu staat om zich te verantwoorden over de uitgaven over 2007. Als wij het hebben over de kosten van de rijksdiensten, komt verantwoording afleggen even niet uit en als wij het hebben over het generaal pardon, komt het ook even niet uit. Het maakt mij helemaal niet uit dat hierover al eerder een brief is verschenen; ik wil graag nu van de minister van Financiën horen wat de kosten van het generaal pardon zijn.

Minister Bos:

Wellicht had u bij het debat aanwezig moeten zijn toen deze brief van 28 februari werd besproken.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter, mag ik hiertegen bezwaar aantekenen en mag ik dat via u doen?

De voorzitter:

U mag vinden wat u ervan vindt, maar uiteraard niet via mij. Het is aan minister Bos om hierop te reageren.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik doel op de opmerking van de minister dat ik bij dat debat had moeten zijn. Omdat ik niet bij dat debat was, zou ik nu deze vraag niet kunnen stellen? Dat is het punt dat ik bij u als voorzitter neerleg.

De voorzitter:

De Kamer nodigt bewindslieden uit. Kennelijk was minister Bos voor het bedoelde debat niet uitgenodigd.

Minister Bos:

Uiteraard was ik niet uitgenodigd, want het debat ging over een brief van mijn collega's van Justitie. Die brief is uitgebreid besproken.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter, de heer Bos zegt dat ik niet bij dat debat was en daarmee het recht heb verspeeld om vanavond hierover vragen te stellen.

Minister Bos:

Nee, u hebt dat recht helemaal niet verspeeld, maar...

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Geeft u mij dan antwoord.

Minister Bos:

...ik zeg alleen dat mijns inziens het debat van vanavond niet is bedoeld om eerdere debatten te herkauwen. Ik verwijs naar wat mijn collega's hierover de Kamer hebben meegedeeld. Zij hebben daarover al verantwoording afgelegd aan de Kamer. U was daar kennelijk niet bij. Dat is uw goed recht en dat neem ik u helemaal niet kwalijk. Ik constateer het alleen maar.

De voorzitter:

Wij sluiten deze discussie af. Als de minister wordt uitgenodigd door de Kamer, is hij er ook. Mevrouw Verdonk kan bij alle debatten aanwezig zijn. Ik heb minister Bos horen zeggen dat de informatie waarnaar zij vraagt in het genoemde debat is verstrekt. Die informatie blijft ook voor mevrouw Verdonk beschikbaar.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik maak hier ernstig bezwaar tegen. Er zijn vandaag al vraagtekens bij gezet of wij dit überhaupt nog een keer moeten doen. De arrogante houding van de minister van Financiën is precies de houding waar de rest van Nederland ook tegen aanloopt en waarover iedereen zich kwaad maakt. Mensen begrijpen het niet. De minister doet precies wat hij wil. Hij staat hier weer te draaikonten. Het wordt tijd dat het afgelopen is. Ik vraag het nog één keer. Ik wil graag een antwoord op mijn vraag over de kosten van het generaal pardon.

Minister Bos:

Ik weet niet waar mensen deze dagen allemaal kwaad om worden. Misschien komt het ook doordat u zich nu druk maakt om iets terwijl u er niet was op het moment dat u erover had kunnen debatteren, mevrouw Verdonk. Nogmaals, dat was uw eigen keuze en dat neem ik u niet kwalijk. Mijn collega heeft echter volledig verantwoording afgelegd over deze zaken. Er is helemaal niets nieuws over te melden in vergelijking met wat toen besproken is met de Kamer.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Sinds wanneer kunnen leden van de regering het Kamerleden kwalijk nemen dat zij niet bij een debat zijn? Waar gaat het hier om?

De voorzitter:

Mevrouw Verdonk! Laten wij met elkaar de regels van dit huis handhaven. De voorzitter zit voor en geeft het woord. U hebt het nu vijf keer gehad. Ik geef het u niet nogmaals.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik blijf hier bezwaar tegen maken.

De heer Rutte (VVD):

Ik heb ook een vraag gesteld over het generaal pardon. Misschien is daar in een of ander debat wel over gesproken, maar het is een feit dat in de verantwoordingsstukken staat dat de kosten de pan uitrijzen. Ik heb gezegd dat ik tegen die achtergrond graag van de minister van Financiën hoor wat de totale kosten zijn, inclusief bijstand, bijzondere bijstand, huisvesting et cetera. Wij hebben ooit een berekening gemaakt dat die kosten kunnen oplopen tot de 5 mld. à 6 mld. Dat is een gigantisch bedrag.

Minister Bos:

Die berekening klopt dus niet. Die is weerlegd in de brief van naar ik meen 28 februari. Daarin is uitgebreid alles opgeschreven wat te maken heeft met de organisatie van het generaal pardon. Dat is uitgebreid met de Kamer besproken. Dat debat is geweest. Ik weet wel dat de heer Rutte een andere berekening had, maar ik heb niets toe te voegen aan wat er toen aan de Kamer is gemeld.

De voorzitter:

De heer Rutte krijgt nog één keer het woord.

De heer Rutte (VVD):

Minister Bos, u hebt toch ook de aanvankelijke berekening gemaakt dat de kosten van het generaal pardon binnen de begroting zouden blijven, en niet voorzien dat inmiddels de kostenoverschrijding 160 mln. of 170 mln. is, als ik het uit mijn hoofd goed zeg?

De voorzitter:

Afrondend is het woord aan de minister van Financiën.

Minister Bos:

Het gaat erom dat wij eerlijk informatie aan de Kamer hebben gegeven over alles wat meer gekost heeft dan destijds was begroot. Ten opzichte van de getallen die toen, in februari, aan de Kamer zijn gegeven, is er niets veranderd.

De voorzitter:

Ik dank u wel. Ik stel de heer Wilders in staat om nog één vraag te stellen. Daarna gaan wij over tot de tweede termijn.

De heer Wilders (PVV):

Me dunkt, dat u mij de mogelijkheid geeft een vraag te stellen! Wat krijgen wij nu?

De voorzitter:

Uit de aard der zaak!

De heer Wilders (PVV):

Ik zeg mevrouw Verdonk dat het altijd erger kan. Beide bewindslieden hebben namelijk geen enkele vraag van mij beantwoord.

Ik neem het procedureel op voor mevrouw Verdonk. Het kan natuurlijk echt niet dat als een Kamerlid, of het nu de heer Marijnissen is of de heer Rutte of mevrouw Verdonk of ik, een vraag stelt, deze botweg niet wordt beantwoord. Ik zeg dit tegen de minister van Financiën. Dat kan hij gewoon niet doen. Net zoals mevrouw Verdonk dat deed, doe ook ik een beroep op u, voorzitter. Ik weet uit eigen ervaring dat je niet altijd alle debatten bij kunt wonen. Het kan niet zo zijn dat een minister in de Kamer zegt dat een Kamerlid er maar bij had moeten zijn. De minister heeft de plicht om te antwoorden op vragen in de Kamer. Dat zal hij op een fatsoenlijke manier moeten doen.

Minister Bos:

Ik kan alle cijfers uit de brief gaan voorlezen, dan geef ik antwoord op de vraag. Mijn verhaal is niet dat mevrouw Verdonk erbij had moeten zijn. Dat is mijn punt niet, daar ga ik helemaal niet over. Mijn punt is dat er gevraagd wordt wat de totale kosten van het generaal pardon zijn. Ik antwoord dat dit op 28 februari aan de Kamer is gemeld. Dat is het enige wat ik zeg. Dat is toch een antwoord op de vraag? Er is over dit onderwerp een uitgebreid Kamerdebat geweest.

De voorzitter:

Ik dank u wel.

De heer Wilders (PVV):

Ik mag hier toch op reageren? Als de minister het antwoord weet, kan hij toch de beleefdheid hebben om mevrouw Verdonk gewoon het getal te noemen? Wat krijgen wij nou? Wij spelen hier toch geen spelletjes met elkaar? Als hij het niet weet, moet hij dat zeggen. Dan moeten wij in de Handelingen, in het verslag van het overleg, kijken hoe het zat. Als hij het weet, moet hij echter geen spelletje spelen. Dan moet hij het getal noemen, ook al is het debat geweest. Als hij het weet, moet hij het getal noemen en geen spelletje spelen.

Minister Bos:

Ik kan de brief best tevoorschijn toveren. Dan lees ik hem vervolgens voor. Dat is geen enkel probleem. Dan doen wij dat in tweede termijn.

De voorzitter:

Ik stel voor dat de minister in tweede termijn op de gestelde vragen van mevrouw Verdonk, de heer Rutte en de heer Wilders antwoord geeft.

De vergadering wordt van 22.45 uur tot 22.50 uur geschorst.

De heer Marijnissen (SP):

Mijnheer de voorzitter. Ik houd van debatteren, ik houd van een confrontatie van Kamer en kabinet, ik houd van politiek en ik houd van het behartigen van de belangen van gewone mensen die hun stem moeilijk kunnen verheffen. In die zin heb ik mij uitstekend vermaakt vandaag. Maar daar ging het in mijn eerste termijn niet om. Mij ging het om de grondwettelijke plicht van de Kamer om het kabinet ordentelijk te controleren. De Kamer zou eens moeten heroverwegen of wij dat op deze manier moeten doen. Misschien valt na vandaag het zaad niet op graniet, maar op vruchtbare aarde. Recht doen aan onze controlerende taak gaat niet op deze manier. Een fractie kan niet in drie dagen een geweldig pak papier fatsoenlijk tot zich nemen, met een dag van tevoren nog eens anderhalve kilo papier van de Algemene Rekenkamer. Dan moet ook nog het hele spectrum van het beleid hier in twaalf uur worden besproken. Daar hebben wij bij de algemene beschouwingen twee dagen voor. Laten wij wel wezen: dit zijn gewoon algemene beschouwingen. Ik heb al menig Kamerlid gesproken dat gefrustreerd rondloopt omdat de controle over 2007 als te eng werd ervaren. Immers, wij praten hier per definitie altijd over verleden, heden en toekomst, dus ook over het vigerende beleid van 2008. Ik roep de Kamer op hier nog eens goed naar te kijken. Ik heb mij absoluut niet verveeld vandaag; daar gaat het niet om. Elke confrontatie met het kabinet is nuttig, maar ik denk dat de controlerende taak van de Kamer serieuzer moet worden opgevat.

Ik voeg er nog een paar dingen aan toe. Wij zijn 365 dagen per jaar de controleur van de regering. Als wij aanwijzingen hebben dat het met de externe inhuur totaal uit de klauwen loopt, roepen wij de verantwoordelijke minister op het matje en hebben wij een spoeddebat. Al die fracties die "controleren, controleren" roepen, moeten misschien niet zo bozig doen over de spoeddebatten, want dat zijn middelen om te controleren. Wij kunnen vragen stellen. Wij kunnen een heel instrumentarium toepassen.

Ik wil er, zoals ik in eerste termijn al heb gezegd, een aan toevoegen. Ik zit nu veertien jaar in de Kamer. De meest productieve momenten die ik hier ervaren heb, waren de momenten waarop gesproken werd over de resultaten van het onderzoek van de commissie-Van Traa, de commissie van mevrouw Vos, de commissie van – noem er nog eens een paar – Dijsselbloem. Kamerbreed werden Kamerleden een halfjaar of een jaar lang vrijgesteld om iets diepgaand te onderzoeken. Zij kwamen met een rapport met conclusies. De Kamer spreekt er dan met het kabinet over. Dat heeft geleid tot aanpassingen van beleid. Dat is de beste vorm van dualisme die ik ken geweest. Ik pleit voor meer speciale commissies, desnoods op ad-hocbasis, die een voorbeeld nemen aan parlementaire onderzoeken als wij in het recente verleden hebben gekend.

Verder zou ik willen oproepen tot respect voor de jaarlijkse cyclus van Prinsjesdag, algemene beschouwingen, het jaar door en vervolgens weer Prinsjesdag en algemene beschouwingen. Wij zouden de verantwoording door het kabinet gelijktijdig kunnen bespreken. Er is dan geen doublure meer. De omissie dat wij te weinig terugkijken, kan dan bij de algemene beschouwingen worden goedgemaakt.

Dan zijn er de Kamercommissies, die ook de taak hebben te controleren wat de regering precies doet. Zij hebben daar de tijd voor. Zij hebben eigen procedurevergaderingen. Zij kunnen heel ver gaan.

Ik ben er altijd een voorstander van geweest dat er meer debatten op hoofdlijnen plaatsvinden, met de fractievoorzitters. Dat moeten politieke debatten met de minister-president zijn. Als er mensen zijn die vinden dat, net als in Engeland, de minister-president hier elke week bij het vragenuur acte de présence moet geven, dan sta ik aan hun zijde. Dan bespreken wij elke week met de premier de lopende politieke zaken.

Dit alles gezegd zijnde, wil ik niet helemaal negatief eindigen. Ik heb twee moties om het land te verbeteren.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de uitgaven voor de inhuur van externen in 2007 net als in 2006 fors zijn gestegen;

verzoekt de regering, in de begrotingen voor volgend jaar concrete maximumbedragen per begroting op te nemen op of onder het niveau van de uitgaven in 2005,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Marijnissen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2(31472).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de afgelopen jaren door de overheid vele miljarden zijn besteed aan trajecten om mensen aan werk te helpen;

constaterende dat aantoonbaar slechts weinig mensen dankzij de trajecten aan werk zijn geholpen;

besluit, een parlementair onderzoek in te stellen naar de besteding van de re-integratiegelden, de inhoud van de trajecten en de oorzaken van zeer geringe effectiviteit;

verzoekt het presidium, zo snel mogelijk een werkgroep in te stellen die de voorbereiding van een parlementair onderzoek ter hand neemt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Marijnissen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 3(31472).

De heer Van Geel (CDA):

Mijnheer de voorzitter. Ik wil de premier en de minister van Financiën bedanken voor de adequate beantwoording van een groot aantal vragen en voor hun reactie op een groot aantal opmerkingen. In de eerste termijn zei ik dat sprake zou kunnen zijn van het werken met sjablonen. Ik veronderstelde namelijk dat door sommigen gezegd zou worden dat het vorige kabinet al het goede heeft gedaan en het huidige al het slechte. De heer Rutte heeft mij op dit punt niet teleurgesteld. Mevrouw Hamer kwam met een andere variant: het slechte kwam toch vooral van het vorige kabinet en het goede van het huidige. Dan zeg ik met een lichte glimlach: het CDA was als enige partij in alle kabinetten vertegenwoordigd en het zal u niet verbazen dat wij positieve punten zien in het beleid van beide kabinetten.

Ik vond het overigens heel opvallend dat de verschillen tussen de werkwijze van het huidige en die van het vorige kabinet vandaag enorm zijn uitvergroot. Ik heb alle kabinetten vanuit verschillend perspectief van nabij meegemaakt en ik zie heel veel overeenkomsten in de manieren van besluitvorming. Door vorige kabinetten is over sommige beslissingen heel kort gesproken en over andere heel lang gesoebat. Nu is dat niet anders. Het participatiedossier levert stevige debatten op, ook tussen de coalitiepartijen, maar dat was in de vorige periode absoluut niet anders. De behandeling van het dossier over beprijzing waaraan nu wordt gewerkt, was in het vorige kabinet vier jaar lang rommelig. Kortom, wij moeten geen karikatuur maken van daadkracht en bestuurskracht. Dat is absoluut niet nodig, gelet op de manier waarop de besluitvorming in een politieke arena met coalitiepartijen tot stand komt.

Er is veel gebeurd en er is nog heel veel te doen. De eindafrekening komt in 2011, maar wij willen tussentijdse resultaten. Dat zijn de vier ijkpunten voor beoordeling van de besluitvorming en van de daadkracht van dit kabinet.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

U zei dat de verschillen tussen het vorige en het huidige kabinet te veel uitvergroot worden. Op dit punt ben ik het met u eens. Ik vind ook dat de continuïteit veel groter is dan vaak wordt gesuggereerd. U had het over de verschillen in werkwijzen. Volgens u werd de afgelopen vier jaar ook steeds ruzie gemaakt.

De heer Van Geel (CDA):

Er werd gediscussieerd en er was verschil van mening.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ja, en dat is nu niet minder: dat bedoelt u te zeggen.

De heer Van Geel (CDA):

Het is niet anders.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Er is nog steeds ruzie, en daarom staat alles stil. Toch?

De heer Van Geel (CDA):

Nee, mevrouw Halsema, u hebt gehoord dat er discussie is en dat soms lang en soms wat minder lang gediscussieerd wordt. Ik heb gezegd dat er door de kabinetten sommige dossiers snel worden behandeld en andere minder snel. Ik heb ook gezegd dat er een karikatuur wordt gemaakt van de verschillen van de kabinetten. Ik heb erop gewezen dat deze manier van opereren hoort bij onze situatie. Wij hebben kabinetten die door een coalitie worden gevormd. Dat heeft invloed op de wijze waarop wij met elkaar debatteren en op de manier waarop in dit land besluitvorming tot stand komt. Ik vind echter dat de verschillen buitengewoon uitvergroot zijn. Zij zijn veel minder groot dan menigeen denkt. Dat kan ik zeggen op grond van mijn persoonlijke waarneming.

Wat ook anders is dan in de vorige periode, is dat dit kabinet oppositie ondervindt van links en van rechts. Daardoor kennen wij nu een andere politieke werkelijkheid dan tijdens vorige kabinetten. Toen was de situatie eenduidiger. Dat maakt het debat ook heel bijzonder. De heer Marijnissen vindt het CDA niet sociaal en te neoliberaal, maar de heer Rutte vindt ons te sociaal en te betuttelend. Tja, zeg het dan maar. Kortom, de situatie is bijzonder. Dat blijkt ook uit de kwalificaties die in deze politieke constellatie aan ons optreden worden gegeven.

Voorzitter. Ik dank het kabinet voor de beantwoording in eerste termijn. Over twee punten wil ik nog iets zeggen. Ik heb heel goed geluisterd naar de heer Bos toen hij sprak over de kinderopvang en over de besluitvorming. Ik hoop dat hij ook heel goed naar mij heeft geluisterd toen ik het daarover had. Hij zei: ik constateer dat snelheid wordt betracht. Van mij mag alles snel, maar ik wijs er wel op dat ik uitdrukkelijk heb gezegd dat ik een integrale en goede afweging wil met betrekking tot de effecten van de besluiten. Dat hoort bij verstandig en degelijk beleid. Bij zo'n beleid behoort geen ad-hocbesluitvorming. De besluiten moeten aan de hand van de effecten en de consequenties beoordeeld kunnen worden.

Dan wil ik iets zeggen over de besliskracht voor de infrastructuur. De heer Rutte maakte daar terecht opmerkingen over. Ook voor mij was dit een zwaarwegend punt. Ik noem in verband met het vergroten van de bestuurskracht en het versnellen van de besluitvorming voor de infrastructuur de commissie-Elverding. Ik meen dat de verschillen van mening gering zijn. In samenhang daarmee is een motie ingediend. Wij zijn het eens met de strekking daarvan, maar hebben problemen met de formulering. Ik heb begrepen dat de heer Rutte een motie zal indienen die duidelijker is en waarvan de terminologie in lijn is met onze gedachten. Die zullen wij daarom steunen. Wij kijken dus niet alleen emotioneel maar ook zakelijk naar de voorstellen van de VVD-fractie.

Ik verwacht dat de heer Rutte blij is met mijn betoog tot nu toe. Hopelijk is hij dat nog steeds nadat hij de volgende woorden heeft gehoord. In navolging van de heer Marijnissen heeft de heer Rutte gezegd dat hij het nodig vindt om vandaag het leiderschap van onze premier ter discussie te stellen. Ik heb gehoord welk profiel hij voor de premier in gedachten heeft. Op grond van datgene wat hij heeft gevraagd en gezegd, kom ik tot de volgende profielschets: iemand die paniekerig reageert op ad-hocsignalen, gemakkelijk beloftes doet voor de korte termijn, de waan van de dag laat regeren, mee waait met het eerste zuchtje tegenwind, van alles de prijs weet maar van niets de waarde en een windvaan als kompas heeft.

Ik zeg met een glimlach maar toch serieus dat ik het buitengewoon bijzonder vind dat met name de VVD-fractie grote woorden spreekt over leiderschap terwijl ik de Kamer voor mij zie, waaronder mevrouw Verdonk en de heer Wilders.

De heer Rutte (VVD):

Voorzitter. Zo, zo, mijnheer Van Geel, wat een woorden.

Ik mis nog een antwoord. In mijn betoog heb ik het kabinet gevraagd een visie te geven op de belastingdruk in Nederland, inclusief een terugblik op het verleden en een vooruitblik naar de toekomst. Tevens heb ik gevraagd waar de grenzen van de Staat kunnen worden getrokken. Is het kabinet bereid om met een dergelijke visie te komen? Dat zou misschien aanleiding kunnen zijn voor een wat fundamenteler debat later in het jaar. Wellicht is het mogelijk om dat debat te voeren in samenhang met Prinsjesdag. Het is maar net hoe het uitkomt, maar ik vind het heel belangrijk daarover gezamenlijk te spreken.

Het valt mij op dat diverse Kamerleden inmiddels volledig het eigenaarschap van thema's claimen. Wij hebben onder andere begrepen dat er, voordat mevrouw Hamer Kamerlid was, geen kinderopvang in de wereld bestond. Zij heeft de kinderopvang uitgevonden en mogelijk gemaakt. Ook zal zij ervoor vechten dat er met mate wordt bezuinigd, zonder dat er al te veel schade wordt toegebracht. Dat is nog een hele opgave. Wij zullen afwachten wat dat oplevert.

De heer Pechtold blijkt inmiddels de uitvinder, de bedenker en de implementator te zijn van de generaalpardonregeling. Die is helemaal uit zijn koker gekomen. Sinds begin jaren negentig heeft hij daaraan gewerkt. Waarschijnlijk deed hij dat al in de tijd dat hij wethouder van Leiden was, of toen hij veilingafslager was. Ik kwam toen net uit de wieg.

In dit debat spreken wij uiteraard ook over de financiële degelijkheid en de Zalmnorm.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Als wij allemaal probleemeigenaars zijn geworden, betekent dat dan dat niemand in Nederland hard werkte voordat de heer Rutte Kamerlid was?

De heer Rutte (VVD):

Dat zou een arrogante claim zijn. Ik kan wel het tegendeel beweren: ik ben de uitvinder van de Wet werk en bijstand, die ervoor zorgt dat mensen weer aan het werk gaan en dus geen uitkering meer nodig hebben.

Het is belangrijk om kort stil te staan bij het financieel beleid. Vandaag blijkt duidelijk uit het debat dat de minister van Financiën die discussie een beetje probeert te omzeilen door te zeggen dat de VVD-fractie aan de Zalmnorm wil rommelen. Daarvan is geen sprake. Hij omzeilt dat debat omdat hij dan niet hoeft te spreken over de uitgaven- en de inkomstenkaders van dit kabinet. De discussie heeft geen betrekking op de Zalmnorm: die norm staat voor de VVD-fractie recht overeind. De discussie gaat natuurlijk wel over de vraag waar je de kaders voor inkomsten en uitgaven vastlegt. Dat heeft niets met de Zalmnorm te maken. Dat is een politieke beslissing. Wij zijn het fundamenteel oneens met het uitgangspunt van dit kabinet. Het verhoogt de lasten met 7 mld. en de uitgaven met 10 mld. Daarvan zijn wij tegenstander. Bovendien versoepelt de minister van Financiën de Zalmnorm zelf wel door de kaders van 2007 te "verrommelen" en zichzelf veel te rijk te rekenen aan inkomsten voor de komende jaren.

En dan het negatieve zelfbeeld van de Nederlander. De premier doet mij een beetje denken aan een tsaar in het oude Rusland die ging reizen. Als zo'n tsaar door Rusland reisde, zette men façades van huizen neer. Er werden allerlei schijndorpen gebouwd. In gebieden waar graan zou moeten staan – maar dat graan was er vaak niet – werd aan de weg graan geplant, zodat het voor de tsaar leek dat er heel veel graan geoogst zou gaan worden, maar daarachter was het gewoon dor. Achter die façades, waar de premier dan langsrijdt, en achter dat graan dat voor hem wordt geplant, zit die hardwerkende Nederlander. Hij heeft te maken met de inflatie die de premier veroorzaakt. Hij heeft te maken met de belastingverhoging die hij veroorzaakt. Hij heeft te maken met de files die hij niet aanpakt. Hij heeft te maken met de onduidelijkheid over de kinderopvang, de onduidelijkheid die het gevolg is van het generaal pardon en het volstrekte gebrek aan veiligheidsbeleid.

Ik zie dat oud-maoïst Marijnissen naar de microfoon komt, want in China zullen ze dit ook wel gedaan hebben. Ik begrijp dat wel.

Dat is hoe deze premier zijn functie invult.

De heer Marijnissen (SP):

De heer Rutte denkt: ik blijf lekker lang aan het woord!

De enige vraag die ik heb is: wat voert die hardwerkende Nederlander eigenlijk uit achter dat graan en achter die schotten?

De heer Rutte (VVD):

Nou ja, u begrijpt natuurlijk de metafoor. De premier denkt dat het vreselijk goed gaat met Nederland, maar intussen sluit hij zijn ogen voor de gevolgen voor mensen die een heel normale baan hebben en hard werken. Of dat nou is als verpleegkundige, als politieagent, als leraar, als stratenmaker of als wat dan ook. Daar gaat het mij om.

Voorzitter. Ik wil een aantal moties indienen. De heer Van Geel sprak er al over: wij hebben bekeken hoe wij er met elkaar in kunnen slagen om toch invulling te geven aan het grote vraagstuk van de belanghebbenden. Wij hebben een tekst kunnen opstellen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in aanvulling op de "commissie-Elverding" het wenselijk is dat beroep- en bezwaarmogelijkheden zoveel mogelijk worden ingeperkt tot direct belanghebbenden;

verzoekt de regering, te onderzoeken of de Algemene wet bestuursrecht zo kan worden gewijzigd dat onder het begrip "belanghebbenden" alleen organisaties, rechtspersonen of natuurlijke personen worden verstaan die feitelijk en materieel rechtstreeks in hun eigen belangen worden getroffen en de Kamer daartoe voorstellen te doen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rutte en Van Geel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4(31472).

De heer Rutte (VVD):

Ik vind het zeer sportief van de heer Van Geel dat hij op mijn oproep is ingegaan. Ik ben er heel blij mee dat het daarmee mogelijk wordt om dit hiermee te regelen. Dat is echt winst.

Dan mijn tweede motie. De heer Van Geel heeft deze motie niet medeondertekend, maar ik ben van harte benieuwd naar zijn stemgedrag. Hij zei: wij gaan de bpm volledig afschaffen en het is ondenkbaar dat deze wordt vervangen door een of andere rommelige CO2-belasting. Om dat parlementair vast te leggen dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bij invoering van de kilometerheffing de wegenbelasting en de bpm volledig zouden worden afgeschaft;Rutte

verzoekt de regering, geen enkele andere nieuwe belasting in te voeren – zoals een CO2-belasting – ter compensatie voor de staatskas, noch om enige andere autobelasting te verhogen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rutte en Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5(31472).

De heer Rutte (VVD):

Mijnheer de voorzitter. Wij hebben ook gesproken over de administratieve lasten. Ik heb daar de volgende motie over.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat voor het eerst sinds jaren de administratievelastendruk voor bedrijven weer oploopt;

constaterende dat Actal waarschuwt voor deze trendbreuk;

overwegende dat de administratieve lasten nu de verantwoordelijkheid zijn van twee staatssecretarissen in plaats van één minister;

verzoekt de regering, onder verantwoordelijkheid van de minister-president een programma op te stellen waardoor de in het regeerakkoord afgesproken 25% vermindering van administratieve lasten voor bedrijven wel wordt gerealiseerd en dit programma in september 2008 tegelijk met de Miljoenennota te presenteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rutte en Pechtold. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6(31472).

De heer Rutte (VVD):

Ten slotte een motie over een van de meest irritante verzwaringen van de administratieve lasten, namelijk de afschuwelijke verpakkingsbelasting.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de administratieve lasten voor bedrijven weer toenemen;

constaterende dat de verpakkingsbelasting een enorme administratieve last voor bedrijven betekent;

constaterende dat veel middelgrote en kleinere bedrijven niet klaar zijn met alle administratieve aanpassingen voor deze belasting en dat een chaos dreigt;

verzoekt de regering, per direct de verpakkingsbelasting af te schaffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Rutte. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7(31472).

De heer Rutte (VVD):

Tot zover, mijnheer de voorzitter. Mijn dank.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Voorzitter. Ik dacht even dat de heer Rutte de eigenaar was geworden van de merknaam Den Uyl. Die komt in elk debat bij hem terug. Hij gaat de hele familie langs. Vorige keer bij Joop begonnen, vandaag Saskia.

Regeren is verantwoordelijkheid nemen, heb ik vanochtend gezegd, en regeren is ook verantwoordelijkheid afleggen, en dat is wat hier vandaag is gebeurd. Ik was er vorig jaar ook bij. Toen was het een debat dat half wel en half niet door fractievoorzitters werd gevoerd en het was een debat zonder de minister-president. Ik moet zeggen dat het vandaag in ieder geval een heel ander debat is geweest dan vorig jaar. Of wij nu tevreden zijn met de antwoorden of niet, het is in ieder geval een politiek debat geweest.

Ik heb vanochtend ook gezegd dat er wat mij betreft een omslag is geweest in 2007. Dit is een ander kabinet dan het vorige. Tegen de heer Van Geel zeg ik dat ik blij ben dat hij zich zo thuisvoelt in dit kabinet dat hij al is vergeten hoe groot de verschillen zijn met het vorige, maar zij zijn er.

Ik heb het kabinet opgeroepen om de resultaten te laten zien en vooral om te laten zien wat het gaat doen bij de uitwerking van het kabinetsbeleid. Ik bedank het kabinet voor de beantwoording en ik zeg erbij dat ik hoge verwachtingen heb van wat het kabinet nog gaat doen. Een ding is vandaag voor mij in ieder geval helder geworden. Als ik hoor welke maatregelen de heer Rutte voor de burger in petto heeft, dan ben ik blij dat hij niet meer regeert. Tegen de heer Rutte zeg ik dat ik goed op hem heb gelet. Wij kunnen concluderen dat van de sociaalliberaal Rutte weinig meer over is.

Hij heeft een aantal keren gerefereerd aan het goede, solide financiële beleid van de heer Zalm, maar hij heeft toch een selectief geheugen. Ik ben het einde van Paars nog niet vergeten, toen er aan het einde van de periode opeens miljarden voor onderwijs en zorg kwamen. Daar waren wij tevreden mee, maar de heer Zalm had later als fractievoorzitter de grootste kritiek op de maatregelen van het kabinet daarvoor en de minister van Financiën daarvoor. Laat dat nu diezelfde mijnheer Zalm zijn geweest! Ik ben het einde van de feestbegroting voor 2007 nog niet vergeten, dus ik vraag de heer Rutte om ook even naar zijn eigen geschiedenis te kijken, voordat hij kritiek heeft.

Bij het luisteren naar wat de oppositie vandaag over het kabinet heeft gezegd, dacht ik af en toe: dit is wel een beetje erg een karikatuur. Maar ik zeg ook tegen het kabinet, in het bijzonder tegen de minister-president: ontken de problemen niet. Er zijn slechte peilingen. Maar veel belangrijker dan die peilingen zijn de ongerustheid en de onzekerheid bij de mensen. Ik ben dan ook blij dat hij als reactie op mijn vragen heeft gezegd dat hij keihard aan de slag wil gaan om die onzekerheid en dat ongenoegen bij burgers weg te nemen.

Ik heb gezegd dat het kabinetsbeleid op drie punten beter moet. Dat ging over taal en inburgering. Eerlijk gezegd heb ik weinig antwoorden gehoord op de vraag hoe het kabinet dat gaat verbeteren. Ik heb gezegd dat de wijkaanpak sneller en beter moet. Ik heb het kabinet zo verstaan dat dit nu gaat gebeuren. Ik heb het kabinet ook horen zeggen het met mij eens te zijn dat de wijken vanaf dit moment niet meer alleen probleemeigenaar Ella Vogelaar kennen, maar dat het breed kabinetsbeleid wordt, dat wij alle ministers en staatssecretarissen terug gaan zien in die wijken en dat dit een hoge prioriteit krijgt. Het derde punt is de kinderopvang. Ik heb gezegd dat ik hoop dat er heel snel duidelijkheid komt over hoe het verder gaat. Wij hebben vanavond een eerste uitleg gekregen van de minister van Financiën over hoe het probleem in elkaar zit en ik ben blij met zijn toezegging dat dit zo snel mogelijk verder zal gaan.

Voorzitter. Ik blijf herhalen dat het er wat mij betreft om gaat dat dit kabinet helpt om mensen verder te brengen, dat mensen kansen krijgen, dat mensen bescherming krijgen en dat mensen zich kunnen ontwikkelen. Dat is waar het om gaat bij dit kabinetsbeleid. En ja, zeg ik, het gaat er ook om dat kernwaarden beschermd worden; dat wij pal staan voor de kernwaarden. Dat zal ook dit kabinet moeten doen. Ik was ook niet altijd even gelukkig met de gang van zaken, met hoe het is gegaan met de kernwaarden. Ik zeg hier nogmaals tegen de heer Rutte: u gebruikt steeds grote woorden, ook weer over wat minister Zalm gedaan zou hebben in het vorige kabinet. Ik ben echter de vergadering in deze zaal rondom Hirsi Ali nog niet vergeten met de schamele vertoning die wij toen hebben gezien van minister Zalm.

Laten wij ons realiseren dat er heel veel werk is te doen. Laten wij niet alleen afgaan op de peilingen, maar laten wij vooral afgaan op het gevoel van de mensen en op de zekerheid die zij nodig hebben. Het kabinet heeft gezegd "wij gaan het anders doen" en doet het nu ook anders. Wat mij betreft gaat het kabinet daar nu ook keihard mee verder.

De heer Wilders (PVV):

Voorzitter, dank u zeer voor het woord. Ik zou willen dat ik het kabinet ook zou kunnen danken voor de antwoorden, maar het is werkelijk op geen enkele vraag, opmerking of thema uit mijn betoog ingegaan. Dat vind ik – laat ik dat gezegd hebben – een heel kwalijke zaak. Die beleefdheid had het kabinet op zijn minst kunnen hebben, of men het met mij eens is of niet.

Ik zal een paar belangrijke punten voor mijn fractie langs gaan en daar een paar moties over indienen. Het eerste punt betreft de lastenverzwaringen. Dit is en blijft het kabinet van de lastenverzwaringen. Het kabinet van de taksen, taksen en taksen, zoals mijn vrienden uit Vlaanderen het zouden zeggen. De mensen hebben daar genoeg van. Als PVV-fractie hebben wij al een hoop voorstellen gedaan om die lasten te verlagen. Wij zullen dat blijven doen. Maar nu een voorstel voor de automobilist, een voorstel om te komen tot een lagere benzineprijs door lagere accijnzen op benzine. Ik heb daar in mijn eerste termijn al uitgebreid over gesproken. Wij willen een substantiële daling van de benzineprijs en wij willen dat het gestolen kwartje van Kok wordt teruggegeven aan de automobilist, te betalen uit een deel van de 10 mld. aardgasbaten die voor 2009 zijn voorspeld. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

spreekt de wens uit, een deel van de aardgasbaten van 2009 die niet bestemd zijn voor het FES, aan te wenden voor een substantiële verlaging van de accijnzen op benzine en diesel,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8(31472).

De heer Wilders (PVV):

Als wij het hebben over lastenverzwaringen en lastenverlichtingen hebben wij het natuurlijk over koopkracht. Mijn fractie vindt het ongepast – en ook daar heb ik in mijn eerste termijn over gesproken – dat de leden van het kabinet ervoor zorgen dat de bewindslieden op termijn een salarisverhoging krijgen van 10%, terwijl de burgers van het land ook dit jaar weer met koopkrachtverlies worden geconfronteerd. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Nederlandse burger met koopkrachtverlies wordt geconfronteerd;

van mening dat het ongepast is dat voor ministers en staatssecretarissen de salarissen op termijn wel met 10% worden verhoogd;

verzoekt het kabinet, af te zien van deze salarisverhoging,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wilders en Marijnissen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9(31472).

De heer Wilders (PVV):

Dan het thema vrijheid van meningsuiting. Ook daar heb ik in eerste termijn uitgebreid over gesproken. De minister van Justitie, die de arrestatie van Gregorius Nekschot goedpraat. Wij hebben daar deze week zelfs een spoeddebat over gehad. Mevrouw Sooreh Hera kan niet exposeren omdat zij bedreigd wordt. Vandaag kregen wij op Kamervragen van mijn collega en fractiegenoot Bosma teleurstellende antwoorden van de minister van Onderwijs en Cultuur die wij hadden gevraagd om in deze vervelende situatie zijn ministerie van Cultuur beschikbaar te stellen aan mevrouw Hera, om haar kunstwerken wel te kunnen tentoonstellen. De minister wilde dat echter niet. Dat is teleurstellend. Wij hadden ook mevrouw Ellen Vroegh – meerdere collega's hebben erover gesproken – die zoals vandaag bekend werd door een gemeentelijke overheid, die van Huizen, werd geconfronteerd met het verwijderen van kunstwerken omdat moslims aanstoot namen aan wat bloot. Dit hier, is het Huis van de Democratie. Deze Tweede Kamer is dus eigenlijk ook het Huis van de Vrijheid. Wij moeten het opnemen voor deze bedreigde mensen of deze mensen die in hun werk worden belemmerd. Wij zouden de gebouwen van de Tweede Kamer ter beschikking moeten stellen aan deze mensen om hun kunstwerken te exposeren. Vandaar mijn volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt het Presidium, de omstreden kunstwerken van Sooreh Hera, Gregorius Nekschot en Ellen Vroegh een mooie plek te geven in de gebouwen van de Tweede Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wilders en Rutte. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10(31472).

De heer Wilders (PVV):

Ten slotte, voorzitter, mijn motie over de Antillen. Ik heb het al gezegd: wij willen af van de Antillen en wij willen ook dat er geen geld meer gaat naar die schurkeneilanden. De 2,2 mld. die nu wordt besteed, althans wordt gereserveerd voor de Antillen, willen wij besteden aan betere zorg in onze verzorgingstehuizen en onze verpleeghuizen. Vandaar mijn laatste motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, de voor de Antillen gereserveerde 2,2 mld. te schrappen en te investeren in de Nederlandse verpleeg- en verzorgingshuizen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11(31472).

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dank de minister-president en de minister van Financiën voor hun beantwoording in eerste termijn bij het verantwoordingsdebat, dit jaar voor het eerst met een verantwoordingsbrief erbij. Ik constateer dat die brief aanleiding heeft gegeven tot het politieker maken van dit debat. Ik denk dat dit winst is. Wij hebben overigens niet alleen maar teruggekeken naar 2007. Ik constateer dat een groot deel van het debat ging over het beleid van 2008 en zelfs van 2009 en verder. Er is in ieder geval heel veel gesproken. Er is veel gezegd in deze zaal. Ik vind het soms bijzonder waarvoor niet allemaal woorden worden gevonden. Eén opmerking is mij bijgebleven.

Dat was een opmerking van mevrouw Halsema, die in een interruptie tegen de minister-president zei: Het kabinet doet niets, het kabinet heeft geen visie en het kabinet heeft geen plannen. Ik geloof zelfs dat zij dit zei zonder adem te halen tussen de verschillende zinsdelen in. Het was één opmerking. Ik moet haar zeggen dat ik dit een vergaande en eendimensionale conclusie vind die geen recht doet aan het optreden van het kabinet en aan de inhoud van de verantwoordingsdocumenten die wij hebben gekregen en waarover wij toch redelijk breed met elkaar hebben gesproken. Ik denk ook niet dat deze opmerking recht doet aan haar eigen bijdrage waarin zij een aantal onderwerpen heeft genoemd, in het bijzonder het generaal pardon, waarover zij zich positief heeft uitgesproken. Dat is inmiddels gerealiseerd beleid waar een heel duidelijke visie achter zit. Overigens een visie waarin wij elkaar vinden en in het verleden hebben gevonden.

Natuurlijk moeten wij er geen moeite mee hebben om met elkaar pittige debatten te voeren. Daar zijn wij met elkaar voor. Dat moet hier ook gebeuren. Maar laten wij wel proberen – en ik zeg dit niet alleen tegen mevrouw Halsema, maar ook tegen mijzelf en tegen alle andere sprekers – om in dit debat geloofwaardig te blijven. Dat betekent dat wij ook recht moeten doen aan feiten die aan ons zijn gepresenteerd.

Ik heb in mijn eerste termijn aangegeven dat ik heb geconstateerd dat de uitvoering van het coalitieakkoord langzaam, maar zeker echt op gang begint te komen bij kleine, maar ook bij grote onderwerpen. Ik heb ook geconstateerd dat er nog heel veel moet gebeuren. Daarvoor hebben wij gelukkig nog wel even tijd. Ik heb vragen gesteld over een aantal specifieke projecten en op alle vragen die ik heb gesteld heb ik heel concrete antwoorden gehad. Het grootste deel van die projecten zal zelfs al dit jaar worden gerealiseerd. Ik dank de minister-president voor die concrete antwoorden. Mijn eerder verwoorde conclusie is erdoor bevestigd. Wij zullen overigens die voortgang kritisch blijven volgen. Ik denk dat 2008, speciaal als het gaat om de uitvoering van een groot aantal projecten, voor het kabinet een heel belangrijk jaar is. Dat jaar moet goed worden benut.

Wij hebben uitgebreid met elkaar gesproken over het gebrek aan vertrouwen dat wij constateren in de relatie tussen de overheid, met name de regering, en de bevolking. Ik vind dat een uitermate belangrijke discussie die wij op een later moment moeten voortzetten. Ook hier moeten wij oppassen voor eendimensionaliteit. Wij moeten de problemen die mensen ervaren serieus nemen. Daar zijn wij toch ook met elkaar voor in de politiek gegaan. Wij moeten proberen om die problemente benoemen en te bezien op welke wijze de overheid waar mogelijk een bijdrage kan leveren aan het wegwerken daarvan. Ik ben blij dat de minister-president bevestigde dat het coalitieakkoord in de volle breedte, maar ook op het punt van "samen leven", voldoende handvatten biedt om daarmee aan de slag te gaan. Ik hoop dat dit de komende tijd zijn effecten zal hebben.

Ook over de financieel-economische staat van ons land hebben wij uitvoerig gesproken. In het licht van de gepresenteerde cijfers over 2007 kunnen wij niet anders concluderen dan dat ons land er goed voor staat. Dat is overigens geen reden om dan maar ontspannen achterover te leunen. Het is waar dat de eerste cijfers over het eerste kwartaal duidelijk maken dat het een tandje minder gaat. Wij hebben met elkaar echter wel iets opgebouwd om dat tegemoet te kunnen treden. Het is geen reden om het financiële beleid en de uitkomsten daarvan te bagatelliseren, zoals helaas in dit debat van tijd tot tijd gebeurde.

In de verschillende commissies zullen wij nog nader kijken naar de verantwoording en de jaarverslagen van de verschillende departementen. Mijn fractie zal waar dat kan – haar omvang is niet zo groot – bijdragen leveren, opdat de verantwoording goed uit de verf komt.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik bedank de premier voor zijn betoog. Minister Bos bedank ik omdat hij ook antwoorden heeft gegeven op gestelde vragen.

De premier nam de Nederlanders de afgelopen dagen de maat. Vandaag heeft hij daarvan iets teruggenomen. Tijdens het debat neemt hij ook ons de maat. Hij noemde bijvoorbeeld mijn kritiek "goedkoop". De premier vergeet echter om zichzelf en het kabinet de maat te nemen, terwijl Verantwoordingsdag daarover gaat. Ik heb hem gevraagd om in één zin aan te geven waarin het kabinet tekortschiet, aangezien het vertrouwen van de bevolking al lange tijd dramatisch laag is. De premier lijkt gehaktdag echt niet te begrijpen. Hij maakt er "gebakdag" van: hij feliciteert zichzelf gedurende de dag omdat hij vindt dat het kabinet het goed doet. De kunst is natuurlijk dat je ook anderen daarvan overtuigt. De premier had deze kans moeten grijpen om de vervreemding onder de bevolking en bij een groot deel van de Kamer te verminderen.

De premier komt in zijn antwoorden met wachtlijsten aan plannen. Die waren er vorig jaar ook. Mensen begrijpen niet wat al die glossy brochures betekenen als zij geen verbeteringen in hun eigen leven zien. Zo is "duurzaam" een modewoord geworden. Het openbaar vervoer en duurzame energie zijn echter gestagneerd. De uitstoot van CO2 neemt ondertussen toe. Nederland riskeert zo zelfs het Kyotoprotocol. Dat leidt tot vervreemding. Dit zie je ook op sociaal terrein. Het kabinet zegt steeds: wij helpen mensen aan het werk. Langdurig werklozen wachten echter al anderhalf jaar op maatregelen om de werkgelegenheid ook voor hen te vergroten. Wajongers dreigen nu in hun uitkeringsrechten beperkt te worden, zonder dat daarmee banen zijn gecreëerd. Werknemers in de publieke sector, zoals verplegers en leraren, worden trots en liefkozend "frontsoldaten" genoemd. Zij zien echter veel te weinig veranderingen terug in hun arbeidsomstandigheden en inkomen. Zacht gezegd – dit zeg ik ook tegen de heer Van Geel – is er dan iets mis met het verwachtingenmanagement. Het leidt tot vervreemding.

De kinderopvang, een groot maatschappelijk succes dat juist om die reden moet worden afgeknepen. Dat leidt tot vervreemding. Dan moet je je willen verantwoorden, dan moet je willen terugkijken en dan moet je willen uitleggen. Maar deze premier lijkt te leven in een beleidswereld. Nu wij het toch over de Russen hebben, zeg ik tegen de heer Rutte: er was eens een VVD-minister, lang voordat de heer Rutte de hardwerkende Nederlander uitvond, die zichzelf heel graag vergeleek met Oblomov. Deze Russische held wilde zo min mogelijk bewegen, het liefst stilzitten en alleen onder grote druk nog eens uitleggen waarom dit een superieure wijze van leven was. Voor alle duidelijkheid: ik zou de premier of het kabinet nooit – dat zeg ik ook tegen de heer Slob – maar dan ook nooit met deze Russische held willen vergelijken.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor hun aanwezigheid bij dit debat. Ik ben blij dat wij hier en daar helderheid hebben gekregen en ik ben ook blij dat wij op sommige punten, van Koningshuis tot kinderopvang, op korte termijn in elk geval in de systematiek dingen gaan verbeteren of dat wij nieuwe cijfers krijgen. Wat mij betreft was dit debat stukken beter dan vorig jaar. Ik heb alleen het debat van vorig jaar als graadmeter, maar ik vind dat het verantwoorden op cijfers, en daarover discussiëren, naar meer smaakt.

Ik dien twee moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Algemene Rekenkamer belangrijke vragen stelt over verantwoording van de middelen, de doelstelling en prestatie-indicatoren en de risicoanalyse van het programmaministerie voor Jeugd en Gezin;

verzoekt de regering om op advies van de Algemene Rekenkamer, voor Prinsjesdag een tussentijds evaluatieonderzoek uit te voeren over het programmaministerie voor Jeugd en Gezin,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold, Rutte, Halsema, Verdonk, Wilders en Thieme.

Zij krijgt nr. 12(31472).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Pechtold

overwegende dat in het coalitieakkoord is uitgegaan van een trendmatige in plaats van behoedzame economische groei voor 2008-2011;

overwegende dat de gevolgen van de kredietcrisis voor de Nederlandse economie zich thans doen voelen en de uitkomsten uiterst onzeker zijn;

verzoekt de regering om voor Prinsjesdag een midterm review te maken waarin wordt bezien of de veronderstellingen die ten grondslag liggen aan het coalitieakkoord nog reëel zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold en Rutte. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13(31472).

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Ik dank de ministers voor hun antwoorden. In dit debat werd pijnlijk duidelijk dat de fractievoorzitters van de regeringspartijen nog niet de belangrijkste uitdaging van dit moment, een duurzame samenleving, echt prioriteit durven te geven. Het is pappen en nathouden; na ons de zondvloed. De minister-president kan gedetailleerd vertellen over een potentiële prachtwijk en over wat er allemaal nog op stapel staat, maar over het gevoerde duurzaamheids- en dierenwelzijnsbeleid kan hij niets concreets zeggen en verwijst hij naar de vakministers, in tegenstelling tot alle andere onderwerpen. Dat spijt mij zeer.

Het is nog steeds niet doorgedrongen dat wij met zijn allen zagen aan de tak waarop wij zitten. Ons wetenschappelijk bureau heeft daarom de eerste Nederlandse klimaatfilm gemaakt, met de titel "Meat the Truth", en na drie maanden noest rekenwerk heeft Wageningen Universiteit de juistheid van de cijfers uit de film erkend. Ik zal ervoor zorgen dat u binnenkort allemaal een exemplaar van de dvd ontvangt en hoop dat deze u de ogen opent.

In het antwoord van de ministers heb ik een echte verantwoording gemist over de belangrijke onderwerpen duurzaamheid en dierenwelzijn. Ik mis afrekenbare instrumenten, niet alleen ik, maar ook de Algemene Rekenkamer. Ik heb moeten constateren dat het kabinet zich dus niet wil laten afrekenen op concrete resultaten. Het kabinet neemt daarmee de Kamer niet serieus in dit verantwoordingsdebat. Ik heb het gevoel dat wij vandaag voor spek en bonen hebben mogen debatteren.

Ten slotte dien ik een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Algemene Rekenkamer stelt:

  • - dat het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit niet beschikt over een betrouwbaar meetinstrument om de naleving van bestaande dierenwelzijnsnormen vast te kunnen stellen;

  • - dat het niet duidelijk is hoe de beleidsdoelstelling van 5% integraal diervriendelijke stallen zich verhoudt tot de nalevingsnorm van 70% wat betreft welzijnsnormen;

  • - dat onduidelijk is wat wordt verstaan onder "integraal diervriendelijke stallen";

constaterende dat beoordeling van de resultaten op het gebied van dierenwelzijn hierdoor wordt bemoeilijkt;

verzoekt de regering, concrete indicatoren en afrekenbare doelstellingen te formuleren die een eenduidig inzicht verschaffen in de voortgang van het kabinetsbeleid dat erop is gericht een grotere mate van dierenwelzijn te bereiken en de Kamer hierover vóór de begrotingsbehandeling van 2009 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14(31472).

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Wij hadden een levendig en politiek debat. Het kan natuurlijk altijd beter en je moet erover blijven nadenken hoe het verbeterd kan worden. Mijn fractie is daarvoor beschikbaar. Maar het was echt beter en anders dan de jaren hiervoor, dat is de conclusie die ik trek. Je zou wel eens scherper zicht willen hebben gehad in sommige stadia van het debat op het jaar waar het ook alweer over ging, 2007, 2008 of 2009. In zekere zin is dat onontkoombaar, maar soms natuurlijk ook best verwarrend, gelet op het karakter van Verantwoordingsdag.

Ik wil de minister-president dank zeggen voor enkele toezeggingen die hij mij deed om een aantal thema's die ik aan de orde stelde, in te steken bij de vakministers. Ik doel op de SDE-regeling en de mediacode, dank daarvoor. De discussie over het zelfbeeld vond ik op zichzelf voornaam en de minister-president bepleit evenwicht en nuance. Natuurlijk kunnen dingen verbeterd worden, er zijn fouten, maar er is ook heel veel goed. Niet alleen klaagzangen, ook alstublieft zo af en toe lofzang. Nu is het niet gemakkelijk op hetzelfde ogenblik en uit dezelfde mond beide aan te heffen, maar voor beide moet wel in de liturgie in dit huis plaats zijn. Sommige klaagzangen gaan natuurlijk van lieverlee ook over in lofzangen.

Over bepaalde dingen in het leven heb je grote zorgen, je hebt er moeite mee, bedenkingen over. Zo vindt mijn fractie dat het van de gekke is dat de publieke omroep binnenkort met tien pornofilms gaat komen. Ik zou vinden dat daar actie op genomen moet worden. Tegelijk zeg je dan: ik zou niet weten met welk land...

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Wanneer, hoe laat en op welke zender? Wij weten van niets.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik heb er zelfs Kamervragen over gesteld, al een tijdje geleden. Ja, ik houd mijn huiswerk bij. Ik hoop dat het voor u niet actueel wordt, laat ik het zo maar stellen.

De voorzitter:

Laat u zich niet afleiden. U hebt het woord.

De heer Van der Vlies (SGP):

Nee, in alle ernst: dat is toch de publieke omroep onwaardig.

Voorzitter. Ik was bezig te zeggen dat je wel heel veel bezwaren en bedenkingen kunt hebben, maar ik zou, naar eer en geweten gezegd, geen ander land weten waar ik zo onbevangen mee zou willen oversteken. Dat heeft te maken met dat evenwicht en die balans, en met de bejegening van het land waar je je werk doet, je verantwoordelijkheden draagt, en dat je als het ware dient.

Mijn laatste opmerking, voorzitter. Ik heb geprobeerd de regering aan te sporen op het punt van de immateriële thema's. Ik bedoelde daarmee onder andere de medisch-ethische thema's. Over de overtijdbehandeling, die onder de Waz gebracht zou worden – zie het coalitieakkoord – heeft de minister-president iets gezegd, over de andere thema's niet. Ik ga er maar van uit dat hij die aansporing begrepen heeft en meeneemt. Dank u wel.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Ik dank de leden van het kabinet voor hun antwoorden, hoewel ik nog steeds niet onder de indruk ben van de daden van dit kabinet. Ik ben ook niet onder de indruk van de manier van communiceren van dit kabinet. De minister-president schermt met lijstjes zonder dat hij tastbare resultaten kan aangeven. De houding van de minister van Financiën riekt naar de arrogantie van de macht. En dan nog klagen dat de burger klaagt...

Ik ben ook niet onder de indruk van het aantal antwoorden dat ik heb gekregen. Ik verwacht nog een uitleg van de minister-president over de zinsnede dat er bij de inburgering wordt opgeroeid tegen de stroom van het integratiedebat. Ik heb gevraagd of hij al contact heeft opgenomen met het gemeentehuis van Huizen of dat hij van plan is om dat alsnog te doen om toch eens te praten over het feit dat wij vrijheid van meningsuiting hebben in Nederland en om zich daar eens hard voor te maken. Ik heb zelfs geen antwoord gehad op mijn vraag over de regenbooglantaarnpalen. Ik ben uiteraard heel benieuwd naar de antwoorden op mijn vragen over het generaal pardon.

Ik heb twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Algemene Rekenkamer heeft geconcludeerd dat de verantwoording van het kabinet concreter kan;

overwegende dat Kamer en kabinet zich inspanningen getroosten, "gehaktdag" meer inhoud te geven;

overwegende dat het kabinet in het algemeen zijn eindresultaat heeft gedefinieerd in 2011;

verzoekt de regering, naast de eindresultaten ook de deelresultaten per jaar te formuleren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Verdonk, Pechtold en Rutte. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15(31472).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat zowel de regeling kinderopvang als de uitvoering van het generaal pardon openeinderegelingen zijn;

overwegende dat kinderopvang een belangrijke prioriteit is van de regeringspartijen CDA en PvdA;

overwegende dat de regering geen weet lijkt te hebben van de negatieve effecten van een generaal pardon;

verzoekt de regering, alle uitgaven van het generaal pardon met directe ingang te bevriezen en de (grote) bedragen die dan overblijven te investeren in de kinderopvang en het verlagen of afschaffen van een aantal belastingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Verdonk, Wilders en Rutte. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16(31472).

Minister Bos:

Voorzitter. Na mij zal de minister-president namens het kabinet de beantwoording afronden. Ik denk dat ik enkel en alleen wat kan zeggen over een aantal moties, behoudens een specifieke vraag van de heer Rutte en de vragen over het generaal pardon.

De heer Rutte vroeg, als ik het goed begrepen heb, of het kabinet bereid is om een studie te entameren naar de grenzen van de Staat en de daarbij horende lastendruk. Dat zijn wij niet van plan, omdat wij het idee hebben dat er zo langzamerhand op dat punt genoeg studies zijn gedaan en adviezen zijn uitgebracht. Wij vinden dat wij nu beter al onze energie kunnen steken in het waarmaken van onze plannen.

De heer Rutte (VVD):

Ik heb niet om een studie gevraagd, maar naar uw mening. Wat is uw visie op de grenzen van de Staat in relatie tot de belastingdruk? Hoe groot moet het deel van de Staat zijn dat wordt uitgegeven, welk deel van wat wij met zijn allen verdienen, moet bij de burger blijven en waar gaat de Staat over? Daar vraag ik uw visie op. Die hoeft niet uitputtend te zijn. Er hoeven geen studies te worden gedaan. Ik vraag gewoon naar uw opvatting, want die haal ik niet uit de stukken. Het zou goed zijn om daar eens een debat over te voeren omdat wij daar grote meningsverschillen over lijken te hebben.

Minister Bos:

In het licht van de manier waarop wij onze tijd, energie en middelen het beste kunnen aanwenden, ben ik geneigd te zeggen dat wij er allemaal meer aan hebben als wij de visie zoals die in elk geval voor de komende vier jaar is vertaald naar wat dit kabinet van plan is met betrekking tot waar de overheid zich wel en niet mee bezig zou moeten houden en hoe dat wordt gefinancierd nu eerst maar eens waarmaken. Wij moeten daar nu geen grote verhalen meer aan toevoegen.

Er was ook een vraag over de kosten van de pardonregeling. Ik heb een fout gemaakt net. Het was geen brief van 28 februari, maar een brief van 1 februari 2008. Daarin is gemeld dat het gaat om 55 mln. tegemoetkoming uitvoeringskosten gemeenten voor de jaren 2008 en 2009 bij elkaar, 60 mln. inburgeringskosten voor de jaren 2008 en 2009, 10 mln. uitvoeringskosten IND voor de jaren 2007 en 2008 en 204 mln. opvangkosten COA. Daar staat een aantal besparingen tegenover die niet kwantificeerbaar zijn maar die wel aanwezig worden geacht. Hiertoe behoort het feit dat minder opvangcapaciteit bij het COA nodig zal zijn en dat sprake zal zijn van een lagere belasting van de IND en de rechterlijke macht. Daarnaast geldt het feit dat een deel van de doelgroep ook zonder de generaalpardonregeling in aanmerking zou zijn gekomen voor een verblijfsvergunning. Ervaringscijfers suggereren dat dit om 40% tot 45% zou kunnen gaan. Deze kosten zouden zijn weggevallen dan wel sowieso moeten worden gemaakt. In ieder geval zijn zij niet specifiek verbonden aan het generaal pardon. Dit is allemaal vastgelegd in de brief van 1 februari 2008 die is ondertekend door staatssecretaris Albayrak.

Ik kom vervolgens toe aan de moties.

De voorzitter:

Een moment. Ik zie mevrouw Verdonk komen aanlopen. Ik stel haar in staat om u nog één vraag te stellen.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik heb hier een brief van 27 februari. Daarin worden heel andere getallen genoemd met betrekking tot het generaal pardon. Er is bijvoorbeeld sprake van 63 mln. Er wordt in deze brief zelfs gesteld dat eerder expliciet is aangegeven dat een allesomvattend overzicht van de financiële aspecten van de regeling niet kan worden gegeneerd. Dat is precies waartegen ik bezwaar maak. Dat is precies wat ik graag wel zou zien. Dit is te makkelijk. Ik zou graag zien dat een overzicht wordt gegeven van wat het generaal pardon tot nu toe in zijn generaliteit heeft gekost. Ik kom al op 1 mld.

Minister Bos:

Wij dus niet. Wij komen uit op een ander bedrag. Ik heb net aangeduid wat de cijfers zijn in wat ik oprechte meende dat de laatste brief van het kabinet over dit onderwerp aan de Kamer was. U hebt kennelijk ook nog een andere brief. Ik kan er niet zo geweldig veel aan doen dat deze niet op 1 mld. uitkomt. Ik meen dat wij overeind kunnen houden dat naast het type kosten dat is opgenomen in de brief van 1 februari er sprake is van een aantal besparingen. Hoe je het wendt of keert, komen de kosten niet in de buurt van 1 mld.

De voorzitter:

Afrondend, mevrouw Verdonk.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Eerst ging het over een debat van 28 februari. Dan heeft de minister een brief van 1 februari. Ik heb een brief van 27 februari. De cijfers kloppen niet. Ik zou graag de totale som willen zien. Wat heeft het generaal pardon gekost? Ik kom het niet tegen in de stukken waarover ik beschik. Ik heb trouwens de laatste brief. De minister heeft een eerdere.

Minister Bos:

Ik meen dat mevrouw Verdonk het wel tegenkomt in de stukken die zij heeft. Het antwoord staat haar echter niet aan. Ik ben niet in staat om dat op te lossen.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik citeer uit de brief dat deze gegevens niet gegenereerd kunnen worden. Als de staatssecretaris dat niet kan, neem ik aan dat de minister van Financiën het vanuit zijn positie wel kan. Het betreft immers verschillende departementen. Ik vraag het daarom nog eens aan de minister van Financiën. Ik zou graag van de minister van Financiën dat overzicht van de verschillende departementen wel ontvangen.

Minister Bos:

Het kabinet spreekt met één mond. Als de staatssecretaris namens het kabinet een brief aan de Kamer schrijft, schrijft zij deze mede namens mij. Als zij daarin verklaart wat wel en wat niet kan worden berekend, doet zij ook dat mede namens mij. Ik neem aan dat er vervolgens in de Kamer uitvoerig over de brief is gediscussieerd en dat de Kamer ermee akkoord is gegaan. Ik kan het niet mooier maken.

De voorzitter:

De minister vervolgt zijn betoog.

Minister Bos:

Ik wil vervolgens iets zeggen over een aantal moties. In de eerste motie, van de heer Marijnissen, wordt de regering verzocht om in de begroting voor volgend jaar voor de inhuur van externen concrete maximumbedragen per begroting op te nemen op of onder het niveau van de uitgaven over 2005. Om een aantal redenen moet ik het aannemen van deze motie ontraden. De eerste reden is dat wij wel heel veel externen in dienst zouden moeten nemen om te becijferen wat het niveau van 2005 was. Over de vraag in hoeverre het zinvol is om op dit gebied een norm te hanteren en hoe de cijfers moeten worden geïnterpreteerd, is door de minister van Binnenlandse Zaken een overleg met de Kamer toegezegd dat op 18 juni aanstaande zal plaatsvinden. Als dit al als een zinvol idee aan de orde zou zijn, lijkt het mij zinvoller om het na dit debat af te wegen. De heer Marijnissen gaat daarover uiteraard zelf, maar ik kan mij voorstellen dat deze overweging voor hem een reden zou zijn om de motie tot dat moment aan te houden.

Ik kom op de motie van de heer Rutte en de heer Wilders over wat er bij de invoering van de kilometerheffing in fiscaal opzicht allemaal moet gebeuren. Het lijkt ons dat wij hieraan op dit moment geen behoefte hebben, omdat wij hebben afgesproken dat wij op zeer korte termijn de Kamer zullen vertellen wat wij van plan zijn rond alle fiscale aspecten die spelen bij de invoering van de kilometerheffing. Mijns inziens is het niet nodig en niet zinvol om deze discussie verder te belasten.

De heer Rutte vraagt in een motie om de verpakkingsbelasting per direct af te schaffen. Wij constateren dat, in tegenstelling tot alle mooie woorden over financiële degelijkheid, deze wens geen financiële dekking kent. Wij vinden het overigens verstandig om te blijven kiezen voor het principe dat de vervuiler betaalt. Daarom ontraden wij het aannemen van deze motie.

In een motie van de heer Wilders wordt gevraagd om het deel van de aardgasbaten van 2009 dat niet is bestemd voor het FES, aan te wenden voor een substantiële verlaging van de accijnzen op benzine en diesel. Ik meen mij te herinneren dat dit door de heer Wilders onder andere werd gemotiveerd met het argumenten rond het zogeheten kwartje van Kok. Ik wijs er allereerst op dat de heer Wilders, toen hij nog lid was van de VVD-fractie, zelf heeft ingestemd met een regeerakkoord waarin expliciet was opgenomen dat het kwartje van Kok werd teruggegeven aan de kiezer door het Infrastructuurfonds over vier jaar met 530 mln. gemiddeld per jaar te verhogen. Ook voor de heer Wilders geldt dat elke euro maar een keer kan worden uitgegeven. Dit geld is dus al uitgegeven. Daarnaast lijkt het mij financieel gezien buitengewoon onverstandig om een structurele verlaging van de belastingen te financieren met een incidentele inkomstenbron zoals de aardgasbaten.

Mij rest nog om een mening te geven over de motie van de heer Pechtold en de heer Rutte, waarin de regering wordt gezocht om, in het licht van de onzekerheid over de groei in de komende jaren, een midterm review te organiseren. Ik constateer dat de heer Pechtold in staat is geweest om iets te bewerkstelligen wat mij vandaag niet is gelukt. Hij heeft de heer Rutte door het ondertekenen van deze motie namelijk laten toegeven dat hij inderdaad afscheid neemt van de systematiek van mijn voorganger, minister Zalm. Hij wenst niet vast te houden, for better or for worse, aan de groeiveronderstellingen zoals die aan het begin van de kabinetsperiode zijn geaccepteerd. Om deze reden willen wij het aannemen van deze motie afraden.

Ik kom ten slotte op de twee moties van mevrouw Verdonk die nog zijn langsgekomen. Ik heb deze moties nog niet voor mij, maar ik zeg uit mijn hoofd dat de regering in de eerste motie wordt gevraagd om interim-doelen met betrekking tot de beleidsdoelstellingen van het kabinet niet slechts in 2011, maar ook in de jaren daaraan voorafgaand. Ik ontraad het aannemen van deze motie, omdat wij met elkaar enige zorg blijven hebben over de vraag of het proces van het vaststellen van beleidsdoelen en het afleggen van verantwoording daarover niet af en toe te bureaucratisch dreigt te worden. Die zorg zou mijns inziens groter worden als wij ook nog eens met elkaar gaan proberen om doelen van jaar tot jaar vast te stellen. Ik denk dat het zinvoller is om gewoon van jaar tot jaar verantwoording af te leggen over de vraag hoe ver wij zijn gekomen in het licht van wat wij in 2011 willen bereiken. Daarmee doen wij volgens mij materieel hetzelfde als mevrouw Verdonk van ons vraagt. Wij moeten mijns inziens niet ook nog eens gaan proberen de doelstelling uit te splitsen in doelstellingen van jaar tot jaar.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Het is jammer dat de minister de tekst van de motie niet voor zich heeft. Het gaat om de deelresultaten per jaar.

De voorzitter:

Het dictum luidt: "verzoekt de regering, om naast de eindresultaten ook de deelresultaten per jaar te formuleren".

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Dat is ook wat de minister zegt.

Minister Bos:

Ik heb de tekst nu wel voor mij. Ik ben bang dat ik deze motie gewoon niet begrijp. Wij formuleren doelstellingen en leggen verantwoording af over resultaten. De doelstellingen zijn inderdaad algemeen gedefinieerd naar het einde van de kabinetsperiode toe. Sommige hebben naar ik meen ook op eerdere jaren betrekking, maar in het algemeen zijn de doelstellingen gedefinieerd naar het laatste jaar van de kabinetsperiode toe. Wij leggen echter elk jaar verantwoording af over de mate waarin wij dichter bij de doelstellingen zijn gekomen. Ik begrijp daarom niet wat er in deze motie in aanvulling daarop nog van ons wordt gevraagd.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik stelde dezelfde vraag zojuist aan de minister-president. Hij zegde mij toe dat hij dit wil gaan doen. Stel, je wilt naar een einddoelstelling van tien. In het eerste jaar kom je tot drie, in het tweede tot zeven enzovoorts. Die tussenliggende doelstellingen zou ik graag per jaar willen zien.

Minister Bos:

Dan heb ik het toch in eerste instantie goed begrepen. Wij zijn ten volle bereid om elk jaar verantwoording af te leggen over de deelresultaten, in de zin van hoe snel en hoe ver wij opschieten in de richting van het beoogde eindresultaat. Het lijkt ons echter weinig toegevoegde waarde hebben om iedere doelstelling uit te gaan splitsen naar een jaar-op-jaardoelstelling.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik denk écht dat wij een spraakverwarring hebben. Volgens mij zegt de minister van Financiën precies hetzelfde als ik zeg. Vindt de minister de motie soms overbodig? Hij zegt dat hij het er niet mee eens is.

Minister Bos:

Als mevrouw Verdonk het eens is met mijn interpretatie dat de doelstellingen zijn zoals zij zijn en dat het kabinet van jaar tot jaar verantwoording aflegt over de mate waarin zij bereikt worden, over de voortgang in de richting van het einde dus, dan is de motie inderdaad overbodig. Dan beschouw ik de inhoud namelijk als iets dat wij sowieso van plan zijn om op die manier zorgvuldig te doen.

In de laatste motie van mevrouw Verdonk wordt gevraagd om alle uitgaven van het generaal pardon met directe ingang te bevriezen en om de (grote) bedragen die overblijven, te investeren in de kinderopvang en het verlagen of afschaffen van een aantal belastingen. Deze motie strookt niet helemaal met de prioriteiten die het kabinet heeft. Om die reden zou ik aanneming ervan willen ontraden.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Ik dank de Kamerleden voor hun inbreng in tweede termijn. Ik ga eerst in op wat is gezegd en betrek daarbij de moties. Daarna zal ik nog enkele afrondende opmerkingen maken.

De heer Marijnissen staat in algemeen zin stil bij het gehele proces van de Verantwoordingsdag. Hij maakt daar een aantal opmerkingen over. Ik neem zonder meer aan dat dit een verder beslag zal krijgen, in eerste instantie in de commissie voor de Rijksuitgaven. Het raakt het functioneren van de Kamer in relatie tot de verantwoording. Hij geeft ook aan dat verantwoording niet alleen is iets van deze dag of deze dagen wanneer de jaarverslagen, de beleidsverslagen, worden besproken, maar dat het feitelijk een proces is dat zich het gehele jaar afspeelt. In dat kader heeft hij een motie ingediend, die oproept tot het instellen van een werkgroep door het presidium. Hier gaat het kabinet echter niet over, dit is uiteraard aan de Kamer zelf. Ik doe dan ook geen uitspraak over deze motie.

De heer Van Geel grijpt terug naar zijn betoog in eerdere instantie. De heer Rutte doet dat evenzeer, hij herhaalt de discussie die wij al uitgebreid met elkaar hebben gevoerd. Die hoeven wij niet te herhalen. De heer Rutte kan er verzekerd van zijn dat het kabinet voor niemand de ogen sluit, ook niet voor de hardwerkende Nederlander. Ik weet zeker dat bij een volgende gelegenheid deze Nederlander in ieder geval door de heer Rutte naar voren zal worden gebracht. Laten wij dan ook alle Nederlanders maar in de gaten houden!

De heer Rutte heeft een aantal moties ingediend. De eerste betreft de commissie-Elverding. Het is wellicht wat prematuur, want het kabinet zal binnenkort met een reactie komen. Ik kan mij voorstellen dat dit element nog wordt meegenomen en zal de motie dan ook doorgeven aan mijn collega Eurlings. In dit stadium moet ik het oordeel aan de Kamer overlaten. Het is bovendien Verantwoordingsdag. Ik weet in ieder geval wat de heer Rutte voor ogen heeft, maar wil niet vooruitlopen op een debat dat wij nog moeten voeren.

De heer Rutte (VVD):

Het punt is juist dat het op zichzelf goede werk van de commissie-Elverding hier niet aan raakt. Dit is een andere kwestie, waarover Elverding niet adviseert. Het staat dus los van elkaar. Maar goed, de minister-president laat het oordeel aan de Kamer. Wij wachten af wat de stemming oplevert.

Minister Balkenende:

Zo is dat.

Een andere motie betreft de administratieve lasten. Dit onderwerp is vandaag uitgebreid aan de orde geweest. De minister-president wordt gevraagd een programma op te stellen. Ik ben al ingegaan op mijn rol, ook in relatie tot de staatssecretarissen. Ik zit zelf de stuurgroep voor. De Kamer heeft een voortgangsrapportage van Economische Zaken en Financiën ontvangen. In het najaar komt er een volgende voortgangsrapportage, waarin de reducties per ministerie nader worden ingevuld. Ik meen daarmee een eind tegemoet te komen aan wat de indiener voor ogen staat. Ik heb geen behoefte aan de motie. Ik wacht het oordeel van de Kamer af.

Mevrouw Hamer heeft over de omslag in 2007 gesproken. Zij heeft hoge verwachtingen van het kabinet. Dat doet altijd goed. Zij heeft over mijn rol gesproken en aandacht gevraagd voor een aantal thema's dat zij naar voren heeft gebracht, zoals inburgering, wijken en kinderopvang.

De heer Wilders zei dat niet op zijn opmerkingen was ingegaan. Misschien is zijn naam niet genoemd, maar op een aantal van de door hem genoemde onderwerpen is uiteraard wel ingegaan.

Hij heeft een aantal moties ingediend, waaronder een motie over de salarissen van bewindslieden. Die motie is ontijdig, want er komen voorstellen bij de Kamer. Het lijkt mij niet in de rede te liggen om los van een ordelijke wetsbehandeling per motie uitspraken te doen, nog even afgezien van het coalitieakkoord. Ik ontraad de motie.

De motie van de heer Wilders over kunstwerken is gericht tot de Kamer zelf. Ik dien mij om die reden van een oordeel te onthouden.

De heer Wilders heeft een motie over de Nederlandse Antillen ingediend, die voortvloeit uit hetgeen hij eerder naar voren heeft gebracht. Er zijn afspraken tussen Nederland en de Nederlandse Antillen gemaakt. Dan geldt toch het adagium pacta sunt servanda. De afspraken leiden tot een verbetering van de financiën en het bestuur van de Antillen. Bij mijn bezoek aan de Antillen heb ik kunnen constateren dat wordt bekeken hoe tekorten kunnen worden afgebouwd. De Commissie financieel toezicht onder leiding van professor Weitenberg doet goed werk. Tegen al die achtergronden ontraad ik de motie.

De heer Slob heeft de betekenis van samen leven nog eens onderlijnd.

Mevrouw Halsema heeft een reflectie gegeven hoe zij deze dag heeft ervaren. Zij heeft kritische opmerkingen gemaakt over mijn antwoorden. Ik zou de term gebakdag niet willen gebruiken. Wel wil ik zeggen dat tegenover de kritiek ook andere dingen mogen worden genoemd. Voor het overige leren wij van deze dag. Zij zegt dat de premier in een beleidswereld leeft, maar dat is helemaal niet zo. Juist omdat ik niet in een beleidswereld leef heb ik zulke positieve gevoelens. Als ik alleen in een beleidswereld leefde, zou ik een beperktere blik op de werkelijkheid hebben.

De heer Pechtold is ingegaan op het functioneren van de minister voor Jeugd en Gezin. In de motie is sprake van een programmaministerie, maar die term kennen wij niet. Er zijn programma's en programmaministers. De vraag is even wat de Kamer zou willen evalueren, het programma of de programmaminister zelf. Van het fenomeen programma's is er al een tussenevaluatie in de voorliggende verantwoordingsbrief. Tegen al deze achtergronden acht ik de motie niet gewenst. Ik ontraad haar.

Mevrouw Thieme heeft nogmaals gewezen op het belang van indicatoren en een motie daarover ingediend. Het ministerie van LNV gaat de doelen van dierenwelzijn concretiseren bij de begroting 2009. Ik heb aangegeven dat het werkprogramma gerelateerd aan de Nota dierenwelzijn daarvoor aanknopingspunten biedt. Tegen die achtergrond achten wij de motie overbodig.

De heer Van der Vlies is ingegaan op een paar punten die hem raakten.

Mevrouw Verdonk sprak over een paar resterende punten. Het gaat wat ver om nu nog uitgebreid over integratie te spreken. Ik heb goed geluisterd naar wat zij heeft gezegd over de vrijheid van meningsuiting en het opnemen van contact met gemeenten. Het is de vraag of dit toch niet echt een zaak van de gemeenten zelf is. Heeft de rijksoverheid hier nog een rol?

Ik zeg toe dat ik de betrokken bewindspersoon zal vragen een brief over de A12 te schrijven.

Voorzitter. Hiermee heb ik gereageerd op de opmerkingen van de leden van uw Kamer in tweede termijn. Aanstonds zal ik een aantal afrondende opmerkingen maken.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Ik herinner eraan dat ik zo'n aardig debat met de premier voerde over de vraag hoe wij de casus jeugd en gezin, waarmee op dertien beleidsterreinen vier ministeries zich bezighouden, zo vorm kunnen geven dat die uit meer bestaat dan uit het oproepen tot het krijgen van kinderen, uit het oproepen om ze langer aan de borst houden en uit het verzoek om de buren te laten gluren in de opvoeding. De minister-president zei de tekst van mijn motie niet te begrijpen, maar die tekst is letterlijk overgenomen uit het advies van de Algemene Rekenkamer. Dus of hij wil niet doen wat de Algemene Rekenkamer adviseert, of hij moet iets sympathieker tegenover de motie staan, de motie die door veel fracties is ondertekend. Wij proberen de komende drie jaar het daarheen te leiden dat de programmaminister voor Jeugd en Gezin slagvaardig kan optreden. De Rekenkamer vraagt dat en daarom wordt ook met de motie gevraagd.

Minister Balkenende:

Ik wijs erop dat wordt verzocht om "een tussentijds evaluatieonderzoek uit te voeren over het programmaministerie voor Jeugd en Gezin". Wij zijn nu ruim een jaar bezig. Met de verantwoordingsbrief heb ik hierover al een aantal opmerkingen gemaakt. Gelet op het feit dat wij nog maar zo kort bezig zijn, lijkt het mij niet goed om nu al een tussentijds evaluatieonderzoek te doen. Ik wil het volgende afspreken, mijnheer Pechtold: in het kader van de begrotingsbespreking komen wij hierop terug.

Mijnheer de voorzitter. Het debat van vandaag bewoog zich op diverse terreinen. Er was aandacht voor verantwoording, er was aandacht voor politieke actualiteit, er was aandacht voor toekomstig beleid, er was aandacht voor het beeld in de media en terecht was er veel aandacht voor mensen: kortom, het was een heel breed debat.

Ik constateer dat het lastig is om het verantwoordingsdebat te beperken tot het terugblikken. Dat is een hele opgave voor ons, politici, die liever vooruit kijken. Dit heb ik overigens ook in de afgelopen jaren af en toe waargenomen.

Ter voorbereiding van dit debat hebben wij afspraken gemaakt met deze Kamer. Deze eerste poging tot een verantwoordingsdebat nieuwe stijl vond in een overgangsfase plaats. Een nieuw kabinet, een oude begroting en drie departementen die experimenteren met de jaarverslagen: met deze beperkingen voerden wij een politiek debat op hoofdlijnen op basis van de deels vernieuwde verantwoordingsstukken en de verantwoordingsbrief. Net zoals de Algemene Rekenkamer qualitate qua kritisch is vanuit haar wettelijk toezicht op de rechtmatigheid, is deze Kamer terecht kritisch als controleur van de regering. Dat er daarbij politieke verschillen van inzicht zijn, is een gegeven.

Wij hebben een aantal toezeggingen gedaan om de verantwoording nog inzichtelijker te maken. Deze Kamer, namelijk de commissie voor de Rijksuitgaven, zal daarbij worden betrokken. Wij zullen in het kabinet spreken over de specifieke wensen van de Kamer opdat deze in de verschillende algemene overleggen die nog volgen met de vakministers, adequaat kunnen worden geadresseerd.

Naast de wisseling van opvattingen over de geboekte resultaten in 2007 hadden wij vandaag een politieke tour d'horizon. Het kabinet heeft toegelicht op welke wijze het werkt aan het verstevigen van de fundamenten voor een financieel en sociaaleconomisch solide land. Het bouwt aan een Nederland dat zekerheid biedt voor burgers en bedrijven en het biedt tegelijkertijd alle ruimte voor dynamiek, innovatie en ontwikkeling, wat ik in het begin schetste. Het bouwt aan een land met een stabiele samenleving met een volwassen democratie waarin mensen elkaar de ruimte gunnen zonder hun onderlinge betrokkenheid te verliezen. Dat vraagt veel van mensen in deze tijd waarin de samenleving aan heel snelle veranderingen onderhevig is. Dat stelt voortdurend nieuwe eisen aan mensen en de maatschappij als geheel.

Spreken over vertrouwen is zinvol en actueel. Het kabinet beseft dat je vertrouwen wint door daden en niet door woorden. Wij staan open voor maatschappelijke signalen. Dit kabinet zoekt de dialoog. Onze inzet richt zich op het welzijn van huidige en toekomstige generaties in dit land, op toegankelijke en kwalitatief goede zorg, op goede scholing, bestaanszekerheid en een redelijk evenwichtige inkomensverdeling, op een goede infrastructuur en een schoon milieu. Wij willen samen verder werken. De blik op de toekomst, maar leren van het verleden. Zo kan de meerwaarde van Verantwoordingsdag als onderdeel van de begrotingscyclus ook op Prinsjesdag betekenisvol zijn.

De voorzitter:

Ik neem aan dat er geen behoefte is aan een derde termijn.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de minister-president en de minister van Financiën.

Aanstaande dinsdag zal over de ingediende moties worden gestemd.

Sluiting 00.13 uur

Naar boven