Aan de orde is het verantwoordingsdebat over de jaarverslagen over het jaar 2007 en de rapporten van de Algemene Rekenkamer bij de jaarverslagen (31444,31445,31472) en de Verantwoordingsbrief 2007.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter. Ik zie dat de bewindslieden een kussentje op hun stoel hebben. Hebben de pr-adviseurs geadviseerd om iets hoger te zitten? Ik hoor het dadelijk wel. Ik vind wel dat daarover verantwoording moet worden afgelegd.

Sinds een paar jaar roept de minister-president overal waar hij daartoe de gelegenheid heeft dat het goed gaat met Nederland, dat het geweldig gaat met het land. Daarom beklaagde hij zich gisteren over het feit dat wij te veel "klagerigheid" hebben in ons land. Daarom wil ik beginnen met het positieve nieuws. Vorig jaar was een jaar waarin het ons land economisch voor de wind ging. Er was een economische groei van 3,5%, de werkloosheid daalde, de koopkracht liep even niet verder achteruit en de minister van Financiën kon het jaar met een klein overschot op de begroting afsluiten. Tot zover het positieve nieuws.

De minister-president zei gisteren echter ook dat het om mensen gaat. Daarom vindt de minister-president het vast niet erg als ik daar bij stilsta en daar aandacht voor vraag.

2007 was een jaar waarin de overheid op een groot aantal terreinen haar werk niet naar behoren heeft gedaan. Dat hoort de minister-president vaker van ons, maar dit jaar kon hij het ook horen van de ombudsman. De klachten over een overheidsinstantie als de Belastingdienst zijn nog nooit zo groot in aantal geweest. De invoering van de marktwerking in de thuiszorg leidde tot slechtere zorg. De toestand in de verpleeghuizen bleef ondermaats. De wachtlijsten voor de jeugdzorg groeiden, net als de wachtlijsten voor de sociale werkvoorziening. Het terugdringen van de gewelddadige criminaliteit blijft ver achter bij de doelstelling. Het bedrag dat werd besteed aan dure externe adviseurs explodeerde tegen alle afspraken in. De starre toepassing van de 1040 urennorm leidde tot het ophokken van leerlingen door scholen. De topinkomens stegen in 2007 volgens Van Uffelen van de Volkskrant met maar liefst 24%. De maatregelen van het kabinet ter beteugeling van de topsalarissen worden door Flip de Kam, hoogleraar openbare financiën Rijksuniversiteit Groningen, afgedaan als een fopspeen. Het aantal ambtenaren dat in strijd met de norm meer verdient dan de minister-president nam vorig jaar niet af maar toe.

Van de minister-president zou ik graag horen wat hij hier aan gaat doen. Hoe gaan wij de mp-norm echt handhaven in de publieke sector? Wat gaat hij echt doen aan de exploderende topinkomens in de private sector?

Veel mensen met familieleden of andere dierbaren in verpleeg- of verzorgingshuizen maken zich kwaad over de kwaliteit van de zorg. Zij moeten machteloos toezien hoe hun partner of ouder wegkwijnt. Het gaat vaak om heel gewone dingen die mensen van de zorg verlangen, zoals op tijd naar de wc kunnen, genoeg te eten krijgen, elke dag kunnen douchen en een beetje menselijke aandacht. Dat is toch niet te veel gevraagd? Minister-president, zegt u alstublieft niet dat het al beter gaat. De inspectie heeft zoiets gezegd, maar ik verzeker u dat het alleen maar verder achteruitgaat. De mensen die in de verpleeghuizen werken en dat altijd met weinig middelen hard hebben gedaan om er nog het beste van te maken, dreigen er nu massaal het bijltje bij neer te gooien, terwijl wij weten dat het aantal ouderen zal exploderen, namelijk een verdubbeling in de komende twintig jaar. Is het waar dat in 2007 geld voor de verbetering van de zorg in de verpleeghuizen is blijven liggen? Zo ja, wil de minister-president dan duidelijk maken wie hiervoor verantwoordelijk is en vertellen wat hij hieraan wil gaan doen?

De uitkering aan mantelzorgers kun je rustig een mislukking noemen: een mantelzorgcompliment van € 250, had het kabinet bedacht. Een mooie naam voor een mooi initiatief met een goede bedoeling. Hier was 65 mln. voor beschikbaar. Geraamd was dat 200.000 mantelzorgers er recht op zouden hebben, maar slechts 40.000 mensen hebben het extraatje ontvangen. Wat gaat het kabinet hieraan doen? Waarom staan er in het jaarverslag van Volksgezondheid, Welzijn en Sport niet de belangrijke cijfers over de wachtlijsten bij het Indicatieorgaan zorg, de verzorgings- en verpleeghuizen, de jeugd-ggz en de jeugdzorg? De jeugdzorg is een apart geval. Eind 2006 waren de wachtlijsten in de jeugdzorg nagenoeg opgelost. Vorig jaar, bij Verantwoordingsdag, werd dat ook triomfantelijk gemeld. Mijn fractie heeft er toen reeds op gewezen dat de meest recente cijfers wijzen op een flinke wachtlijst. Om misverstanden te voorkomen: ik pleit hier niet voor meer geld voor de jeugdzorg. Er is meer geld beschikbaar, maar de provincies lijken dit niet goed te gebruiken. Klopt dat? De SP pleit er wel voor om op termijn de jeugdzorg anders in te richten, want er is veel te veel mis. Als twintig hulpverleners bezig zijn met één gezin en niemand weet van elkaar wat hij doet, kan het gruwelijk verkeerd lopen; de voorbeelden kennen wij. De SP pleit voor meer centrale regie en een directe betrokkenheid van de gemeenten.

Volgens het jaarverslag van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben de invoering van de WIA, de nieuwe uitkering voor mensen met een arbeidsbeperking, en de herbeoordeling van WAO'ers geleid tot, let wel, droomcijfers. Helaas is het voor de betrokkenen een nachtmerrie. Niet de arbeidsongeschiktheid is immers teruggedrongen, maar het aantal mensen met recht op een uitkering wegens arbeidsongeschiktheid. Zo heeft maar 5% van de herbeoordeelden een vast contract. Van de hele groep herbeoordeelde WAO'ers is het inkomen gemiddeld gedaald. Je kunt dus rustig zeggen dat het beleid van werk boven inkomen heeft uitgepakt als "geen werk en een lager inkomen". De ruim 1,5 mld. die jaarlijks wordt uitgegeven aan re-integratie moet nader worden bekeken, iets waar mijn fractie allang voor pleit. Met name de inzet van de commerciële re-integratiebureaus zet hoegenaamd geen zoden aan de dijk. Welke conclusies trekt de minister-president hieruit?

Het ministerie van Verkeer en Waterstaat lijkt niet in staat, grote projecten behoorlijk te kunnen uitvoeren. Ook in 2007 ontstonden er weer grote vertragingen bij de hsl-zuid, die nog steeds niet rijdt. De ov-chipcard is synoniem geworden aan politiek amateurisme, de Betuwelijn had weer vertragingen en ook de aanleg van de tweede Maasvlakte is vertraagd. Wat moet dat worden, dames en heren, met de invoering van het volgende miljardenproject, te weten de invoering van de kilometerheffing of, zoals wij zeggen de filebelasting?

Vorig jaar bleek uit de jaarverslagen dat het aantal voortijdige schoolverlaters nauwelijks daalde. Dit jaar is dat opnieuw het geval. De regering heeft een truc bedacht om de streefdoelen rond schooluitval haalbaar te maken. Het einddoel is verschoven van 2010 naar 2012. Maar is het niet veel eerlijker als de regering gewoon toegeeft dat de aanpak faalt en met voorstellen komt om daarin verandering te brengen? Breng om te beginnen de leerplichtcontrole op orde. Nu heeft slechts een op de zeven gemeentes een leerplichtambtenaar.

Het is al jaren een puinhoop bij de Belastingdienst. Die puinhoop ontstond door te veel nieuwe taken te combineren met bezuinigingen, en een domme reorganisatie. Vorig jaar deelde mevrouw Hamer – goedemorgen – namens de PvdA een gele kaart uit en zei tegen het kabinet: ik wil dat dat binnen een jaar is opgelost. Ik ben benieuwd of zij vandaag met een rode kaart komt. Wat kan het kabinet beloven aan al die burgers die nu te maken hebben met een slecht functionerende Belastingdienst?

De Algemene Rekenkamer is vernietigend over de verantwoording van de kosten van het Koninklijk Huis. De minister-president heeft vorig jaar toegezegd meer openheid te geven maar dat is niet gebeurd en hij is hiertoe ook in de toekomst niet bereid. Daarmee breekt de minister-president zijn woord. Mijn vraag is: waar slaat dit op? Waarom deze geheimzinnigheid? Denkt de minister-president misschien dat hij het Koninklijk Huis een dienst bewijst door zo geheimzinnig te doen, door net te doen alsof het Koninklijk Huis boven democratische controle staat? Ik denk dat de minister-president het Koninklijk Huis daar geen dienst mee bewijst. De SP-fractie vindt dat bij moderne verantwoording ook het Koninklijk Huis niet mag achterblijven.

Op één terrein schieten nagenoeg alle ministers tekort. Het bedrag dat werd besteed aan dure consultants, adviseurs en andere "deskundologen" zou vorig jaar worden teruggedrongen. Het omgekeerde gebeurde; nooit werd meer geld uitgegeven aan externe adviseurs. Als ik alles bij elkaar optel kom ik tot zo'n 1 mld. uitgaven in 2007 voor ingehuurde bureaus en mensen. Gisteren gaf het kabinet toe dat het waarschijnlijk meer zal zijn dan 1 mld. Iedereen weet het: de consultancy is dan ook booming business. Niemand durft echter te beweren dat de kwaliteit van bestuur hierdoor is verbeterd. Kan de minister-president uit de doeken doen waarom zijn ministers steeds vaker een beroep moeten doen op wijsheid van buiten? Hoeveel van die externen werden ingehuurd ten behoeve van pr en communicatie? Want wij hebben wat over ons heen gehad in 2007. Welke kennis, welke expertise, welke mensen ontbreken er op de ministeries? Hoe kan het dat die kennis en expertise niet of niet langer in eigen huis zijn? Ligt de belangrijkste taak niet in de poging om tot een kleinere overheid, tot minder ambtenaren te komen, koste wat het kost? Betalen wij daar nu geen extreem hoge prijs voor? Ik zou de minister-president dan ook willen voorhouden: u moet niet toegeven aan deze vorm van populisme. Ik stel voor dat wij bij de begrotingsbehandelingen in het najaar voor dergelijke uitgaven per ministerie een maximumbedrag afspreken. In de tweede termijn wil ik daarover een motie indienen.

Nu even iets anders; ik wil graag wat uitgebreider stilstaan bij het fenomeen gehaktdag of om de nette term te gebruiken, Verantwoordingsdag ofwel de derde woensdag in mei. Ik zal maar meteen met de deur in huis vallen: wat mijn fractie betreft mogen wij dit fenomeen, dit ritueel afschaffen. Wij hebben het nu een aantal jaren geprobeerd maar het was niks en het wordt niks, ook niet wanneer het debat gevoerd wordt door de fractieleiders in aanwezigheid van de premier. Want dat is het probleem niet. De Kamer heeft de grondwettelijke plicht het kabinet te controleren, 365 dagen per jaar. Kan die controle beter? Jazeker. Mijn idee zou zijn dat de Kamer jaarlijks een of twee beleidsterreinen uitzoekt, bij voorkeur terreinen waar maatschappelijk de grootste problemen zijn, en er een Kamerbrede commissie op zet die na diepgravend onderzoek verslag doet aan de Kamer, waarop dan natuurlijk een debat met de regering volgt. Wanneer de Kamercommissies hun controlerende taak goed uitoefenen en wij Prinsjesdag en de algemene beschouwingen niet alleen gebruiken om de begroting te bespreken maar ook om te kijken naar wat er in het verleden is toegezegd en naar wat er van terechtgekomen is, dan hebben wij de continuïteit van de jaarlijkse cyclus die wij zoeken. Het fenomeen van de Verantwoordingsdag, ooit bedacht door het gewaarde oud-lid Jan van Zijl, is een Fremdkörper gebleken en heeft in al die jaren zelden of nooit tot iets substantieels geleid. Onwillekeurig levert deze massieve, zogenaamde verantwoording een fixatie op cijfers op. En dat is erg riskant. Want wat zeggen cijfers als je de context niet kent? Wat zegt een gehaald doel wanneer je bij je oordeel de negatieve bijeffecten niet meeneemt?

De heer Pechtold (D66):

Fijn dat de heer Marijnissen hier is, want zaterdag was hij nog van plan om dit debat door een ander fractielid te laten doen. Ik vind het echter wel een domper dat hij aan het begin van deze dag zo de toon zet door te zeggen dat dit debat eigenlijk niet meer nodig is, behalve dan het stuk dat wij van hem hebben gehad. Prinsjesdag is kijken naar cijfers en beloftes die je niet kunt meten. Vandaag hebben wij voor het eerst cijfers; het zijn harde cijfers over zaken waarover ook de heer Marijnissen kritisch is. Ik noem de cijfers over externe inhuur, het aantal ambtenaren en de onvoorziene kosten voor kinderopvang. Hadden wij daarmee tot september moeten wachten? Hadden wij dan pas tegen bijvoorbeeld ouders moeten zeggen dat het opeens anders gaat? Nu is de kans en in de week hierna kunnen de vakcommissies er tot in detail in duiken. Is de heer Marijnissen als politiek leider van zijn partij niet verantwoordelijk om nu met de leiders van dit kabinet in debat te gaan over de resultaten?

De heer Marijnissen (SP):

Ach, mijnheer Pechtold, ik vind het altijd geweldig. Als ik u weer zie op zo'n dag denk ik: hè, ik weet weer waarvoor ik het doe. Ik zie de minister-president en de minister van Financiën en denk: hè, wij kunnen weer eens praten. Ik kan het ook zo zeggen: elke ontmoeting met het kabinet is natuurlijk zinnig. Misverstanden kunnen worden opgelost, vragen kunnen worden beantwoord, wij horen nog eens wat, wij kunnen de problemen van het land aan de orde stellen enzovoorts. Maar, mijnheer Pechtold, dat kunt u 365 dagen, min de weekenden, doen! Dat kan altijd! U kunt vragen stellen, u kunt interpelleren. Dat moet u ook doen. U moet vooral niet wachten op de dag van vandaag, die ene dag in mei. U moet altijd kritische vragen stellen over de externen. U moet daar niet mee wachten. En als u een overzicht wilt van alle cijfers, is dat prima, maar laten wij dat dan doen in het kader van Prinsjesdag en de algemene beschouwingen. Dan kijken wij terug naar wat is beloofd en wat is bereikt, of niet, en dan kijken wij naar de toekomst. Dan is dat een continuüm. Dan is er niet ergens een dag, waarop verantwoording moet worden afgelegd door een kabinet over een begroting die is opgesteld door een eerder kabinet en dan praten wij niet over een jaar dat al bijna een halfjaar achter ons ligt. Ik heb een aantal keren aan deze debatten meegedaan. Ik weet u of dat ook heeft gedaan. U was er verleden jaar wel bij. Mevrouw Pechtold... Ik bedoel mijnheer Pechtold. Ik ben zo onder de indruk van mevrouw de voorzitter, vandaar.

De heer Pechtold (D66):

Dat leidt wel af.

De heer Marijnissen (SP):

Ja, inderdaad.

Mijnheer Pechtold, ik heb het debat van vorig jaar gelezen. Laten wij eerlijk zijn: dat debat was niet erg productief. Dat ging voor meer dan de helft over het debat zelf en over de positie van de minister van Financiën.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dit ook.

De heer Marijnissen (SP):

Inderdaad, dit ook, want ik wil het afschaffen. Ik wil dit niet meer. Daarom moet ik het hier aan de orde stellen. Ik heb het debat nagelezen en er is niets uitgekomen. Sterker nog, mijn vertegenwoordiger, de heer Irrgang, wilde een tweede termijn, maar werd daar door andere fracties van afgehouden. Ik heb zelden debatten meegemaakt zonder tweede termijn.

De heer Pechtold (D66):

Vorig jaar ontspoorde het. De minister-president wilde niet langskomen. Die vond het niet nodig om verslag te doen van debatten van het kabinet dat hij daarvoor had voorgezeten. Nu is hij er wel. Is het niet juist van belang om ons als Kamer te wapenen tegen bijvoorbeeld het kabinet dat zegt dat wij hyperig bezig zijn, om als u bijvoorbeeld een filmpje maakt over de zorg en als er geld in de zorg is blijven liggen, zoals u terecht in uw eerste minuten stelde, het kabinet daar nu op te roosteren? Dat is onze taak. Ik vind het jammer dat u Prinsjesdag, waar beloven vooral centraal staat, niet combineert met vandaag, waar het gaat om afrekenen.

De heer Marijnissen (SP):

Dit is een misverstand. Ik meen serieus dat wij het kabinet elke dag moeten afrekenen op wat het belooft. Het is aan de inzet en de accuratesse van de Kamer om dat scherp te doen en het op de goede momenten aan de kaak te stellen. Misschien moeten wij daar eens over nadenken. Maar, mijnheer Pechtold, in alle eerlijkheid. Wij hebben vrijdag 2500 pagina's verantwoording gehad en 1,5 kg papier van de Algemene Rekenkamer. Dat gaan wij hier allemaal vandaag bepreken? Ik heb begrepen dat er vanavond nog een ander debatje is. Hoe stelt u zich dat dan voor? Laten wij ons als Kamer toch alstublieft serieus nemen. Als wij echt willen controleren wat de toestand in de verpleeghuizen is, doen wij dat niet vandaag, dan moeten wij zo flink zijn om een commissie in te stellen. Daar gaat u dan in, mijnheer Pechtold, daar ga ik in, daar gaan de heer Van Geel, de heer Rutte en vertegenwoordigers van andere fracties uit de Kamer in. Dan gaan wij het ter plekke onderzoeken en dan komen wij met een rapport naar de Kamer. Vervolgens halen wij de minister hiernaar toe en zeggen wij: en nu wordt het opgelost. U hebt het eerste deel van mijn betoog gehoord. Ik heb een alineaatje over dit, over dat, over zus, over zo. Dat is het karakter van dit debat. Dat kunnen wij hier niet allemaal in één dag uitdiscussiëren. Eerlijkheid, mijnheer Pechtold!

Voorzitter. Variërend op het thema van Joop den Uyl – over cijfers gesproken – dat gisteren is aangehaald door de minister van Financiën, zou ik, om de betrekkelijkheid van de betekenis van cijfers nog eens te onderstrepen het volgende willen zeggen. De waarde van de arbeid, verricht om varkens groot te brengen, wordt netjes meegenomen het bbp. Zo niet de inzet van ouders, verbonden aan het grootbrengen van hun kinderen. Laat dat ons tot nadenken stemmen als het gaat om het duiden van cijfers.

Ik zei het al, de minister van Financiën wist gisteren te melden dat er van de kant van het kabinet maar liefst 2500 pagina's verantwoording naar de Kamer zijn gestuurd. Complimenten voor het aantal. Daar kwam de lange brief – als je zoiets al een brief kunt noemen – van de premier nog overheen. Die brief was overigens bedoeld om onder meer alle zaken die wij eerder al hadden ontvangen, "kleur en focus" te geven. Vervolgens kregen wij gisteren nog anderhalve kilo papier van de Algemene Rekenkamer met het verzoek om dat ook nog even te lezen en bij het debat te betrekken. Papier, papier en nog eens papier, allemaal met goede bedoelingen, maar intussen mag het ministerie van Defensie rustig jaren achtereen tekortschieten met zijn financiële verantwoording en de vermelding van de verblijfplaats van wapens en munitie. Dit heeft echt geen zin. Leidend voor ons allen moet niet de papieren werkelijkheid zijn, maar de staat van het land en de reëel bestaande problemen die mensen ondervinden. De fictieve werkelijkheid van het kabinet heeft meer weg van propaganda dan van een eerlijke weergave van de werkelijkheid van alledag voor gewone mensen.

De premier vindt daarom ook dat wij allemaal te negatief zijn, terwijl wij er zo goed voor staan. Hij kan de lage waardering voor het kabinet en de kritiek van de bevolking niet rijmen met het gegeven dat de Nederlanders zichzelf toch voornamelijk als gelukkig typeren. Ik snap niet dat de minister-president niet snapt dat dit wel degelijk heel goed kan samengaan. Mensen proberen er in hun leven wat van te maken en dat lukt hun aardig. Zij ervaren daarbij de overheid echter niet als steun, maar als blok aan het been. Men vindt dat het kabinet niet doet wat er moet gebeuren en dat wat het wel doet, niet goed overdenkt vooraleer het in te voeren. Men maakt zich grote zorgen over de publieke sector en heeft niet de indruk dat het kabinet dat ook doet.

Tegen de heer Pechtold zeg ik: natuurlijk heeft elke ontmoeting met het kabinet op zichzelf nut. Vragen kunnen worden gesteld, misverstanden weggenomen en opheldering gegeven. Daarvoor hebben wij echter niet één dag per jaar, maar het hele jaar tot onze beschikking.

Omdat er terecht geklaagd wordt over de nadelen van een te gedetailleerd en per definitie gedateerd regeerakkoord, wil ik in overweging geven om twee jaar na het opstellen ervan een open debat te houden tussen regering en Kamer over de aanpassingen die het beleid behoeft om actueel en adequaat te worden of te blijven.

Ik maak tot slot enkele algemene opmerkingen. De politiek houdt zich bezig met veel facetten van de samenleving. De nadruk ligt echter onmiskenbaar op de publieke sector: onderwijs, zorg, gezondheidszorg, openbaar vervoer, openbare orde, de rechtsstaat en de individuele vrijheden die beschermd moeten worden. Wij zien bij deze zaken grote problemen, onder andere veroorzaakt door de stelselmatige rantsoenering van de budgetten voor deze sectoren in de afgelopen twintig jaar. Elk kabinet moet worden afgerekend op een aantal zaken, maar vooral op de staat van de publieke sector, die ik beschouw als de kern van onze beschaving. Juist in de publieke sector moeten de algemeen gedragen waarden tot uitdrukking komen, waarden als een menswaardig bestaan voor iedereen, de gelijkwaardigheid van alle mensen, de solidariteit, de rechtszekerheid, het geloof in de toekomst en de hoop dat het morgen beter wordt dan vandaag.

Dit kabinet heeft geen fundamentele breuk met zijn voorgangers tot stand gebracht. De minister-president spreekt ook liever over "accentverschillen". Ik zeg hier toch maar gewoon eerlijk dat ik bij de presentatie van het regeerakkoord gematigd optimistisch was. Dat gevoel is nu helemaal weg. De minister-president en de minister van Financiën mogen gisteren nog zo veel sussende woorden hebben gesproken, het zoet is te vaak beloofd maar nooit gekomen. Met name de verwaarlozing van wat van ons allemaal is, de publieke sector, reken ik het kabinet aan. Het cynisme op de werkvloer neemt hand over hand toe: cynisme over de onwetendheid, het gebrek aan gevoel voor urgentie en het gebrek aan financiële middelen.

Minister-president, velen hebben u al vaak voorgerekend dat goedkoop duurkoop is, bijvoorbeeld op het punt van onderwijs. U wilt dit niet horen. U bent Oost-Indisch doof. U toont inzicht noch leiderschap. Een aardige metafoor voor het verschil tussen de zalvende woorden en de keiharde daden van het kabinet is de manier waarop klokkenluiders worden behandeld of beter gezegd: aan hun lot worden overgelaten. Mensen snappen het niet; zij zijn er woest over. Dit is dus wat je krijgt als je burgerschap toont: stank voor dank. Mensen keren zich af en in zichzelf. Het vertrouwen vloeit weg en dat is desastreus voor de opbouw van een moderne, beschaafde samenleving. Gelukkig is er een alternatief.

De heer Van Geel (CDA):

Voorzitter. Misschien is het goed om, mede naar aanleiding van de discussie van de heer Marijnissen over het karakter van dit verantwoordingsdebat, aan te geven waar de CDA-fractie staat. Het is best een bijzonder debat. De heer Marijnissen zegt terecht dat wij het gehele jaar door verantwoording vragen aan het kabinet. Op een groot aantal punten is er dus weinig nieuws onder de zon. Dat onderschrijf ik. Het is daarnaast lastig als de coalitiejaren niet geheel overeenkomen met de begrotingsjaren. Dan bestaat het gevaar dat een debat al snel gaat over de politieke actualiteit in plaats van over verantwoording over het afgelopen jaar. Dan dreigt het volgende te gebeuren. Ik verzin maar wat: alles wat goed is, komt door het vorige kabinet, alles wat slecht is, komt door het huidige kabinet. Een variant daarop is: al het positieve komt van de wereldeconomie en al het slechte van het kabinet. Op grond van wat ik gisteren hoorde, ben ik met name benieuwd naar de inbreng van de heer Rutte op dit punt. De vraag is kortom: wordt het een "gehakdag" of een gehaktdag?

Waarom is dit debat in onze ogen nuttig? Er moet een moment in het jaar zijn waarop wij stilstaan bij de uitvoering van plannen. Dan kunnen wij het kabinet en wellicht ook elkaar de maat nemen over de vraag of alles wat wij bedacht hebben, uitgevoerd moet worden en kunnen wij benoemen wat goed en minder goed is. Ik denk dat het debat ergens een plek moet hebben tussen de dagelijkse controletaak en het onderzoek over langere periodes naar de wijze waarop het beleid wordt uitgevoerd. Daar moeten wij het zoeken. Tegen de heer Marijnissen zeg ik dat hij dit debat ook een kans moet geven. Wij hebben, overdreven gezegd, eeuwen gedaan om een traditie en cultuur uit te vinden voor het opstellen van de begrotingen. Wij moeten ook vernieuwingen een kans geven. De heer Marijnissen heeft een aantal voorstellen gedaan. Het kabinet en de commissies hebben dat ook gedaan. Dit debat moet ergens in die "range" een plek krijgen. Dat er nog leerpunten zijn en punten ter verbetering ben ik volstrekt met de heer Marijnissen eens.

De heer Marijnissen (SP):

Wij proberen het al een aantal jaren. De mensen hebben echt hun best gedaan, ook de financieel woordvoerder van het CDA met die moeilijke naam. Die mijnheer heeft ontzettend zijn best gedaan al die jaren om hier iets van te maken. Alle andere woordvoerders hebben dat ook gedaan. Die hebben geprobeerd het de minister van Financiën moeilijk te maken. Dat heeft echter nooit tot iets substantieels geleid.

De heer Van Geel (CDA):

Ik vraag om te investeren in verbeteringen. Met experimenten bij drie departementen wordt geprobeerd om de beleidsinformatie politieker te maken. Het voorstel om onderzoek te doen naar specifieke onderdelen van de heer Marijnissen is ook positief. Laten wij niet meteen het hoofd in de schoot leggen, maar serieus kijken hoe het te verbeteren valt. De heer Marijnissen zegt dat de grote problemen voor de burgers niet het gevolg zijn van een gebrek aan visie of grote lijnen. Burgers worden geconfronteerd met de uitvoering in de praktijk. Het afgelopen jaar zijn er de nodige spoeddebatten en andere debatten gevoerd. Het is dan ook goed als er een moment is waarop wij stilstaan bij uitvoering van beleid en de grondtonen daarbij. Ik noem de inzet van ICT-projecten, de relatie met andere overheden en de positie van zbo's. Die thema's doorsnijden de departementen en begrotingen. Die thema's kunnen wij hier bespreken. Ik vraag de heer Marijnissen om dat gezamenlijk mede te ontwikkelen en niet aan de kant te gaan staan.

De heer Marijnissen (SP):

Ik sta niet aan de kant. Ik sta midden in de zaal. Ik doe ook mee met het debat. De heer Van Geel hoeft zich geen zorgen te maken. Ik heb mijn vragen ook gesteld. Vandaag is er echter heel veel aan de orde. Er liggen 2500 pagina's papier. Mijn fractie heeft heel veel kritiek op dingen die het kabinet wel of niet doet. Dat kan godsonmogelijk allemaal vandaag besproken worden! Dat gaat niet. Ik vraag de heer Van Geel om dat te erkennen.

De heer Van Geel (CDA):

Nee. De commissies gaan verder. Dit is geen afronding van het debat. Dit is een start van het debat. De commissies gaan bekijken wat er op de verschillende begrotingsonderdelen specifiek te doen is. Vandaag is het een debat op hoofdlijnen over wat het kabinet doet en of het doet wat afgesproken is. Wat zijn de aandachts- en de verbeterpunten? Dat mag gemarkeerd worden in een debat, zeker in relatie tot anderssoortige debatten in dit huis in het afgelopen jaar.

De heer Rutte (VVD):

Voorzitter. Ik suggereer via u de collega's om vandaag niet te praten over de zin van dit debat. Die discussie hoort thuis in de commissie voor de Rijksuitgaven. Wij moeten vandaag onze pijlen richten op wat er goed en slecht ging in het jaar 2007. Daar is vandaag voor bedoeld.

De heer Van Geel (CDA):

Ik vind het ook buitengewoon nuttig om stil te staan bij de kaders waarbinnen dit debat moet plaatsvinden. Dat waren ook mijn inleidende woorden. Ik keer evenwel graag terug naar de inhoud. Voor ons liggen de verantwoordingsbrief van het kabinet, de jaarverslagen van de departementen en de stukken van de Algemene Rekenkamer. De Rekenkamer concludeert grosso modo dat aan de spelregels voor het doen van uitgaven voldaan is. Deze waren in hoge mate "rechtmatig", zoals dat in rekenkamertaal heet. Wel wijst de Algemene Rekenkamer expliciet op het belang van het leggen van een verband tussen zeggen wat je doet en uitleggen waarom je dat doet. Ik kom daar straks op terug.

Allereerst de inhoud van de jaarverslagen en de brief. Wat valt daarbij op? Het is een herhaling, maar ik kan niet om het feit heen dat Nederland er economisch sterk voor staat; de sterker dan verwachte economische groei van 3,5% in 2007, het laagste inflatiepercentage in Europa, de groei van de werkgelegenheid, de daling van de werkloosheid. Voor het eerst in bijna 25 jaar is het aantal bijstandsgerechtigden gedaald tot onder de 300.000. Het aantal vacatures bereikte een recordhoogte. Dat zijn klinkende cijfers die staan voor klinkende resultaten. Die resultaten moeten wij doortrekken en dat willen wij ook. Wij maken ons daarbij sterk voor sterke overheidsfinanciën. Daarin is ook een positieve ontwikkeling merkbaar: een groter overschot en een daling van de staatsschuld tot 45% van het bbp, een historisch laag niveau. De minister van Financiën heeft zijn werk gedaan zoals dat hoort: solide.

Ook op andere terreinen zijn resultaten geboekt. De criminaliteit daalt. Het CBS kopte op basis van de laatste cijfers: het veiligheidsgevoel stijgt, de criminaliteit daalt. Er zijn minder verkeersdoden, er is minder lesuitval en er is steeds meer financiële ondersteuning voor gezinnen. In de afgelopen kabinetten-Balkenende zijn kinderkorting en daarna kindertoeslag en kindgebonden budget consequent fors verhoogd. Ook de gratis schoolboeken hebben een positieve invloed op het besteedbaar inkomen voor gezinnen met kinderen. Het beleid is gestoeld op een regeerakkoord dat gebaseerd is op een gedegen analyse van de noden en wensen van de samenleving. Solide afspraken, investeringen in zorg en onderwijs en stevige ambities om Nederland op de vergrijzing voor te bereiden.

Tegelijkertijd moet onderkend worden dat er uitdagingen zijn. Mensen voelen onzekerheid als gevolg van geluiden over de wereldeconomie. Die zorg valt natuurlijk niet uit de lucht. De groei van de wereldeconomie neemt af, mede door de kredietcrisis in de Verenigde Staten. Wij weten allemaal dat Nederland een open economie heeft. Naar verwachting zullen de gevolgen dus ook hier te merken zijn. Het effect was al te zien in de groei van het eerste kwartaal 2008. Dat vindt zijn weerslag in de beleving van mensen. Vrees voor de kredietcrisis, de inflatie en de stijgende olie- en voedselprijzen zijn merkbaar bij velen in ons land en dat raakt het vertrouwen in de toekomst. Wij moeten dus alert en vooral moedig blijven. Juist nu zijn politici nodig met een warm hart en een koel hoofd, die vertrouwen en rust uitstralen; niet ad hoc, opportunistisch en paniekerig reageren op elk signaal. Vertrouwen is nodig en op zijn plaats. De Nederlandse uitgangspositie is verhoudingsgewijs goed. Ik heb mij in de afgelopen maanden daarom ook mateloos geërgerd aan de wellustige manier waarop sommigen onheilsboodschappen verkondigen, de heer Rutte voorop. Dat is onverantwoord en staat haaks op alles waar de VVD ooit voor stond, om het maar niet te hebben over ongedekte voorstellen, dezelfde dekking gebruiken voor verschillende voorstellen en grepen uit de kas, zoals wij van de VVD hebben mogen zien in de laatste tijd. Met de soliditeit en stabiliteit van Zalm is gebroken.

De heer Pechtold (D66):

Het hart warm, het hoofd koel en niet paniekerig reageren. Mag ik een voorbeeld geven? De kinderopvang. Jarenlang is ernaartoe gewerkt en is een beeld geschetst van hoe wij met emancipatie, arbeidsmarkt en man-vrouwrelaties willen omgaan. In het eerste jaar echter dat zich tegenvallers voordoen – verkeerd begroot, door wie dan ook – wordt er pats boem bezuinigd.

De heer Van Geel (CDA):

Ik vind dat niet vallen in de categorie paniekerig reageren. Gelet op de spelregels die wij met elkaar hebben afgesproken over hoe de financiën beheersbaar worden gehouden, vind ik het buitengewoon verstandig om op een goede manier om te gaan met mee- en tegenvallers. De lijnen die nu worden gevolgd, hebben de volledige steun van mijn fractie. Dat heeft niets met paniekerig te maken, maar met gezond verstand kijken naar hoe een onvoorzien probleem kan worden opgelost.

De heer Pechtold (D66):

Vindt u het van gezond verstand getuigen wanneer ouders hun huishoudboekje plannen op de bijdragen van hun werkgever en de overheid en wanneer die overheid, zodra er tekorten blijken, gaat bezuinigen maar de cijfers pas na de zomer geeft en niet kan vertellen hoe veel honderd miljoen het wordt? Vindt u het van gezond verstand getuigen om al die mensen die de kinderopvang in de sfeer van oma, opa of buren regelen nu maandenlang onduidelijkheid te geven? Dat is niet alleen paniekvoetbal, maar ook paniek zaaien!

De heer Van Geel (CDA):

Wat hier aan de hand is, is dat wij onvoorziene overschrijdingen hebben waarvan de oorzaak keurig gedocumenteerd is. Die moeten wij oplossen. Wij kunnen hier niet ad hoc een geldbuidel treken met extra geld bovenop wat er al is uitgegeven. Dat is niet de lijn. Op een groot aantal terreinen hebben wij nog uitgaven te doen en kunnen wij veranderingen in de begroting constateren. Laten wij in alle nuchterheid bekijken hoe wij dit oplossen en niet in paniek raken. Laten wij bekijken hoe wij de tabellen kunnen gebruiken, hoe wij oneigenlijk gebruik kunnen tegengaan, hoe wij het extra geld dat er wel degelijk is, kunnen besteden. Dat heeft niets met paniekvoetbal te maken, maar alles met op een verstandige manier reageren op een tegenvaller.

De heer Pechtold (D66):

Op Verantwoordingsdag komt het kabinet met het verhaal dat het een probleem heeft met de kinderopvang, een probleem dat niet van de ene op de andere dag ontstaat. Dan wil ik dat u het kabinet vraagt wat de cijfers zijn. Wij gaan toch niet een hele zomer tabellen bekijken, lijnen uitzetten en mensen laten wachten op wat er gaat gebeuren? Die vraag stellen wij samen aan het kabinet.

De heer Van Geel (CDA):

Ik hoop met u dat dat zo snel mogelijk kan. Mijn kanttekening is dat ik wel wil weten wat de consequenties zijn van de afspraken die wij op dit deelterrein met elkaar maken, ook omdat er andere terreinen zijn waar misschien koopkrachteffecten zijn. Dat is een reële vraag die wij moeten stellen wanneer wij besluiten nemen over zo'n deelaspect.

De heer Pechtold (D66):

Deelaspect?

De heer Rutte (VVD):

Ik daag de heer Van Geel uit om precies aan te geven waar de VVD voorstellen niet zou dekken. Dan zal ik hem van een onderbouwde reactie voorzien. Al onze voorstellen zijn gedekt, zoals u dat van ons gewend bent. Het is niet verstandig om het hoofd koel te houden door het hoofd in het zand te steken. U steekt uw hoofd in het zand. U verhoogt de belasting met 7 mld. U vergroot de uitgaven van de overheid met 10 mld. Dat brengt schade toe aan de economie, zeker in een situatie waarin die economie het moeilijk heeft door de kredietcrisis.

De heer Van Geel (CDA):

Ik kan meerdere voorbeelden noemen. Doordat u de kilometerbeprijzing afschiet, schiet u een gat van 6 mld. tot 7 mld. in de begroting, geld dat nodig is om de mobiliteit in Nederland te accommoderen. Dat is de consequentie van de keuze die u maakt en dat probleem lost u niet op. Tijdens de discussie bij de APB hebt u voorstellen gedaan over de infrastructuur, even later deed u voorstellen over de successiebelasting. Die voorstellen hadden hetzelfde dekkingsmiddel. Ik heb geconstateerd dat u met uw collega's in het kader van de begroting voor Verkeer en Waterstaat dekking wilde zoeken in de algemene reserve die er niet was en vervolgens het FES-fonds wilde plunderen. Dat zijn toch geen solide voorstellen?

Ik daag u uit om aan te geven hoe u de traditie die voormalig minister Zalm heeft voortgezet van een solide en degelijk beleid waar wilt maken. Dit zijn allemaal grepen uit de kas die ongecoördineerd en ad hoc zijn en die niet leiden tot een degelijk financieel beleid, waar de heer Zalm de architect van was. Dat betreur ik zeer, omdat u daarmee de geloofwaardigheid die u als serieuze partij heeft, te grabbel gooit en die blijkbaar inruilt voor een slap aftreksel van de klare taal van mevrouw Verdonk.

Wat mij het meest ergert, is het ad hoc ingrijpen van de VVD wanneer er iets gebeurt. Dat was te merken in december, toen er geluiden waren over de kredietcrisis. U liep meteen naar voren om te zeggen wat er allemaal zou moeten gebeuren. Het beleid van voormalig minister Zalm en van dit kabinet komt neer op een begrotingsdiscipline met afspraken die door veranderingen in de economie op een fatsoenlijke manier worden ingekaderd en aangepakt, en niet ad hoc roepen om lastenverlaging. Ik kan nog veel meer voorbeelden noemen als ik mag.

De voorzitter:

Liever niet!

De heer Rutte (VVD):

U berokkent de economie schade. Er komt een wervelstorm uit Amerika naar Europa, de internationale kredietcrisis. Wat doet u en wat doet dit kabinet? U verhoogt de overheidsuitgaven met 10 mld. U pakt de hardwerkende Nederlanders in hun portemonnee door de belastingen met 7 mld. te verzwaren. U brengt de economie schade toe. Het consumentenvertrouwen is met twaalf punten afgenomen. Niemand in Nederland gelooft nog in de economische agenda van dit kabinet.

En dan het dekkingsverhaal. Wij hebben in onze tegenbegroting 10 mld. uitgetrokken voor wegen en investeringen in het spoor. Dat is veel meer dan uw kilometerheffing, die vogel in de lucht, ooit zal opbrengen. In onze tegenbegroting zijn onze voorstellen over de infrastructuur en de successiebelasting volledig gedekt. Mijnheer Van Geel, u maakte zelf deel uit van het vorige kabinet. Het FES is mede bedoeld om te investeren in openbaar vervoer en wegen, dus in de infrastructuur van Nederland, mits dat bijdraagt aan de sterkte van de economie. U steekt uw kop in het zand en dat noemt u het hoofd koel houden.

De heer Van Geel (CDA):

Mijn stelling is dat u zwabberend beleid voert, dat u op de verkeerde momenten de verkeerde maatregelen voorstelt en dat die juist een averechts effect hebben. Nog een voorbeeld. Dat speelde vorig jaar bij de algemene politieke beschouwingen. Ik neem eerst kort, maar krachtig afstand van die 10 mld. Die had betrekking op investeringen tot 2025, maar dat is van een totaal andere orde dan het bedrag waar ik over spreek. U hebt het over een beperkt bedrag per jaar extra. Dat is op zichzelf prima, maar u reageert niet op de stelling dat u, door het afstand nemen van de kilometerbeprijzing, een gat in de begroting schiet van 6 mld. tot 7 mld.

Vorig jaar hebt u bij de begroting een tegenvoorstel gedaan. Afgezien van het feit dat de kosten daarvan ten laste kwamen van de koopkracht van de zwaksten in deze samenleving zou dat een panacee zijn voor de economie. Vervolgens ging de economie iets minder draaien en kwam u weer met lastenverlichting. Dat is een grijsgedraaide grammofoonplaat die niet bijdraagt aan een stabiel beleid. Een beleid hoort stabiel te zijn. Er moeten spelregels zijn over hoe conjuncturele schommelingen kunnen worden opgevangen. Dat is solide beleid. Je moet niet ad hoc nu eens met lastenverlichting komen en dan weer met bezuinigen. Dat is paniekzaaierij. Dat zou de VVD die een degelijke reputatie had opgebouwd op het gebied van solide financiën, niet moeten willen.

De heer Rutte (VVD):

Mijnheer Van Geel. De plannen van de VVD zijn volledig gedekt. U kunt op geen enkele manier hard maken dat dit niet het geval is. U zakt daarmee door het ijs.

Dan iets over het financiële beleid van dit kabinet. Het CDA is de partij die de begrotingsregels van Gerrit Zalm heeft losgelaten. Het vorige kabinet, gesteund door het CDA, ging uit van een behoedzaam scenario voor de economische groei. Dit kabinet rekent zichzelf rijk door uit te gaan van een veel te hoge economische groei. Daarmee brengt u verdere schade aan de economie toe. Dat zie ik niet alleen. Inmiddels ziet heel hardwerkend Nederland dat, want dit jaar wordt koopkracht ingeleverd dankzij uw maatregelen.

De heer Van Geel (CDA):

Ik bestrijd dat de nu geformuleerde spelregels ten aanzien van de begrotingsdiscipline afbreuk doen aan hoe dat in het vorige kabinet aan de orde was. De regels zijn op onderdelen wel wat gewijzigd, maar ik kan ook voorbeelden noemen van zaken die zijn aangescherpt. Neem het moment waarop kan worden ingegrepen als het conjunctureel slechter gaat. Dat is de zogenaamde interventiewaarde. Die is aangescherpt. Als er iets aan de orde is dat consequenties heeft voor de begroting, wordt eerder ingegrepen dan ten tijde van de vorige afspraken. Er is dus geen enkele reden om door te gaan met de ad-hocvoorstellen van de VVD, want die brengen schade toe aan de benodigde stabiliteit en rust op het financiële en economische front.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. De heer Van Geel sprak zojuist over het deelaspect van de kinderopvang. Ik ben in de veronderstelling dat het CDA een aantal jaren geleden de overgang maakte naar een moderne gezinspartij. Daarmee was dit geen deelaspect, maar stond het centraal. De aanrechtsubsidie ging op de helling. Dat vonden wij terecht. Daarvoor in de plaats kwamen moderne en algemeen toegankelijke voorzieningen. GroenLinks heeft toen staan juichen. Nu, bij mogelijke tekorten, gaat u direct akkoord met bezuinigingen, terwijl wij van het afgelopen jaar weten dat er forse onderbestedingen waren. Gaat u akkoord met een forse inperking en het mogelijk verdwijnen van de gastouderopvang?

De heer Van Geel (CDA):

Toen ik het over een deelaspect had, bedoelde ik dat wij in het kader van een verantwoord financieel beleid moeten kijken wat er nog meer aan noden en wensen zijn om tot een goed oordeel te kunnen komen. Wij hebben immers ook vraagstukken in de zorg op te lossen met elkaar. Wij hebben eveneens solide overheidsfinanciën. Als ik het heb over "niet ad hoc" en "op één onderdeel", dan bedoel ik alleen maar: doe dit in samenhang, weeg het af, kijk of het past binnen een solide beleid in een totaalbeeld dat wij met elkaar hebben. Dit totaalbeeld zou ik dolgraag willen hebben, want ik wil niet graag op ieder dossier maatregelen nemen waarvan ik niet weet wat de gevolgen zijn voor inkomens van mensen. Dat is geen verstandig beleid; vandaar de zorg om een en ander in samenhang te doen. Daarnaast vinden wij dat op alle terreinen van de kinderopvang gezocht moet worden naar een oplossing en sluiten wij niets uit. Evenmin willen wij bij voorbaat iets wegredeneren. Met andere worden, er mag gekeken worden of een en ander doelmatiger of efficiënter kan en of oneigenlijk gebruik kan worden teruggedrongen. Wij hechten echter zeer aan de informele kinderopvang, zoals mevrouw Halsema dit noemt.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat je onderwerpen in samenhang beschouwt, is vanzelfsprekend. Daarnaast stel je als partij politieke prioriteiten. Kinderopvang is niet zomaar een deelaspect, maar staat model voor modern gezinsbeleid, voor een eerlijke verdeling tussen arbeid en zorg en voor een verzorgingsstaat waarin arbeidsparticipatie centraal staat. Ik stel vast dat het CDA de kinderopvang bij de eerste de beste roep om bezuinigingen eigenlijk al wegduwt en akkoord gaat – dit zegt de heer Van Geel immers – met mogelijke bezuinigingen op de gastouderopvang en met ontoegankelijkheid voor de laagste inkomens. Dat heeft hij namelijk ook al toegezegd. Hiermee verschuift het CDA van een moderne gezinspartij naar een oude kostwinnerspartij.

De heer Van Geel (CDA):

Mevrouw Halsema moet geen karikatuur maken van de ontwikkelingen. Er is een razendsnelle groei van kinderopvang; hiervan wordt massief gebruikgemaakt met grote groeicijfers. Als dit meer is dan verondersteld en wij vervolgens verstandig bezien hoe wij dit kunnen regelen, betalen en beter organiseren, moet mevrouw Halsema hiervan geen karikatuur maken en zeggen dat sprake is van afbreuk. Dat is totaal niet het geval. Wij hebben te maken met een snel groeiende ontwikkeling die wij zeer onderstrepen en waar wij achter staan. Wij moeten echter wel bezien hoe dit enigszins beheersbaar kan worden gemaakt en in ontwikkeling begeleid kan worden. Mevrouw Halsema moet niet het beeld oproepen dat wij de kinderopvang afbreken; dit is een totaal ongepast woord om deze ontwikkeling die razendsnel gaat en die door ons wordt onderschreven, te duiden.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik zou willen dat de heer Van Geel het woord "beheersbaarheid" eens noemde ten aanzien van de hypotheekrenteaftrek, waaraan wij per jaar zo'n 11 mld. besteden en die voornamelijk ten goede komt aan de allerhoogste inkomens. Bij de kinderopvang is het van groot belang dat je het succes van toegenomen deelname, van aanbod dus, faciliteert. Je kunt kinderopvang niet beter organiseren als je er tegelijkertijd een hypotheek op legt van bezuinigingen van meer dan 0,5 mld. Dat is wat u doet, mijnheer Van Geel. Daarmee breekt u de kinderopvang af.

De heer Van Geel (CDA):

Ik vind deze kwalificatie absoluut niet aan de orde. Wij willen een sector die snel groeit en waarnaar heel veel geld toegaat, enigszins beheersbaar maken en bezien of een en ander precies uitpakt zoals bedoeld is, of er geen oneigenlijk gebruik gemaakt kan worden en of de regeling niet hier en daar moet worden getrimd. Om dit te kwalificeren als afbreken, is absoluut niet aan de orde. Ik neem dan ook afstand van zo'n kwalificatie van dit beleid.

Aan de hand van een aantal voor ons belangrijke thema's zal ik de inhoud van de verantwoordingsbrief en de jaarverslagen doorlopen. Voor ons staan hierbij respect, kracht van Nederland en ambitie voor toekomstig beleid centraal. Ik begin echter met het stimuleren van het ondernemend vermogen. Voor beleid dat gericht is op de toekomst en de welvaart van ons land, is de kracht van ondernemend vermogen onontbeerlijk. Als je de stukken van het kabinet leest, is een belangrijke zorg hierbij het terugdringen van de administratieve lasten. De minister-president geeft goede voorbeelden ten aanzien van burgers, zoals minder rompslomp bij de burgerlijke stand. Hoe zit het met de regeldruk voor ondernemers? In de brief staan voorbeelden die ik als oud-staatssecretaris nog wel herken, bijvoorbeeld de aanpak van minder milieuregels. Echter, heel veel verder dan dat gaat het niet. Er wordt aangegeven dat het kabinet tussen 1 maart 2007 en eind 2007 3% aan reductie van administratieve lasten heeft bereikt. Als ieder jaar maar 3% wordt gehaald, wordt de doelstelling van in totaal een reductie van 25% buitengewoon lastig. De ondernemers willen ook resultaten zien. Wij vinden dat het hele kabinet hiervan doordrongen moet zijn en hiernaar moet handelen. Ondernemers en burgers moeten kunnen vertrouwen op een goed functionerende overheid. De aanhoudende problemen bij de Belastingdienst zijn daarom een blijvend punt van zorg. Ook de reorganisatie van de rijksdienst blijft achter. Dit concludeert ook de Algemene Rekenkamer. Wij zijn buitengewoon nieuwsgierig wanneer wij op dat punt resultaten kunnen verwachten.

Daarnaast zijn mobiliteit en de besliskracht over infrastructurele projecten van essentieel belang. Er is de komende jaren heel veel geld voor infrastructuur en mobiliteitsbeleid. Er is tot 2020 voor infrastructuur ruim 136 mld. beschikbaar, bijna 10 mld. per jaar: 46 mld. voor het hoofdwegennet, 34 mld. voor railinfrastructuur en bijna 26 mld. voor de brede doeluitkering aan lokale overheden. Veiliger, schoner en minder files: dat het kabinet niets zou doen aan de aanpak van de problemen neem ik als statement niet serieus. De wens van sommigen om oneliners te verzinnen is zo groot dat daarmee het zicht op de werkelijkheid volkomen verdwijnt. Er wordt veel geld uitgetrokken. Innovatieve trajecten als Anders Betalen voor Mobiliteit zijn gestart. Het zou geholpen hebben als een partij als de VVD geen zwabberbeleid op dit terrein had gevoerd, ik zei het zo-even al: de voorganger van de heer Rutte was geloof ik tegen, toen was de fractie er weer voor en toen weer tegen. Kortom, dat is zwabberbeleid, omdat geen enkel serieus alternatief wordt geboden voor het optimale gebruik van ons wegennet.

De heer Rutte (VVD):

Er blijft volgens de cijfers driekwart miljard liggen voor investeringen in spoor en wegen. Dat komt onder andere doordat de procedures zo lang zijn. Nu is het van tweeën een: of de heer Van Geel legt zich daarbij neer, of hij is bereid om zijn mooie woorden waar te maken door actie. Wij hebben in de Kamer een motie neergelegd die hij aanvankelijk wilde steunen. Vervolgens trok hij zijn steun in. In deze motie werd gezegd dat professionele bezwaarmakers die geen direct belang hebben bij een project, zich niet langer mogen bemoeien met projecten. Het ging toen om de verbreding van de A4 bij Leiderdorp. De CDA-fractie heeft deze motie uiteindelijk niet gesteund. Ik daag de heer Van Geel uit om samen met mij opnieuw naar deze motie te kijken. Desnoods ben ik bereid om deze nog wat aan te passen als dat helpt. De strekking moet echter volledig duidelijk zijn: processen kunnen alleen nog worden gevoerd door mensen die direct belang hebben.

De heer Van Geel (CDA):

Ik kwam juist toe aan dit punt. Ook onze constatering is dat geld blijft liggen en dat in de procedures die wij in dit land hebben afgesproken om tot besluitvorming te komen, versnelling nodig is. Ik zal meteen kort duiden wat onze visie op dit thema is; daarna geef ik antwoord op de vraag van de heer Rutte. Zoals ik zei, constateren ook wij dat het geld niet uitgegeven wordt. Het blijft weliswaar in het Infrastructuurfonds, maar het wordt niet uitgegeven. Daarom is het terecht – ik ben het hierin volstrekt met de heer Rutte eens, evenals met het kabinet – dat vergroting van de bestuurskracht en het vereenvoudigen en versnellen van de besluitvorming absoluut noodzakelijk zijn om deze bestedingen wel te doen. De commissie-Elverding heeft hiervoor in onze ogen belangwekkende adviezen geformuleerd. Van het kabinet verwachten wij dat deze adviezen worden opgepakt en uitgewerkt, en dat het zo nodig op korte termijn knopen doorhakt ten aanzien van hangende infrastructurele projecten, zoals de A4 Midden-Delfland en de A74. Graag krijg ik de toezegging van het kabinet dat het op korte termijn met een reactie op deze adviezen zal komen en tot implementatie zal overgaan.

De motie waarover de heer Rutte sprak, kan ik mij heel goed herinneren. Er was discussie over de formulering, maar niet over de strekking. De strekking van de motie in algemene zin had de sympathie van de CDA-fractie, maar over de concrete formulering daarvoor was discussie. Ik ben graag bereid om te bekijken wat op dit terrein aangescherpt kan worden en hoe kan worden bijgedragen aan versnelling van de besluitvormingsprocedures.

De heer Rutte (VVD):

Mijnheer Van Geel, ik zou het winst vinden als wij dit debat konden besluiten met een gezamenlijke motie waarin wij tegen professionele bezwaarmakers zeggen dat zij voortaan niets meer te zoeken hebben bij projecten als de verbreding van de A4 bij Leiderdorp als zij daarbij geen direct belang hebben. Dat is aanvullend op Elverding. De commissie-Elverding doet allerlei interessante voorstellen.

De heer Van Geel (CDA):

Ik ben best bereid om hiernaar te kijken. Uit mijn hoofd weet ik enkele elementen in de motie die niet uitvoerbaar zijn, mede in relatie tot internationale verdragen, bijvoorbeeld het woord "professioneel". Over de strekking om bezwaar te beperken tot wat relevant is, zijn wij het eens, maar over de wijze waarop dit nu geformuleerd is, spreken wij elkaar nog.

De heer Wilders (PVV):

Ik heb een vraag over het rekeningrijden en het geloof van de heer Van Geel in dat verschrikkelijke, niet functionerende prijsmechanisme. Anderhalf jaar geleden kostte een liter Euro 95 aan de pomp € 1,35. Vandaag de dag is dat € 1,62. Er is een kleine 30% bij gekomen. Tegelijkertijd zijn de files alleen maar langer geworden, ik geloof met 10% of 11%. Het afgelopen jaar is benzine dus duurder geworden en zijn de files niet afgenomen, maar toegenomen. Waar haalt u het geloof vandaan dat het prijsmechanisme van rekeningrijden ook maar één millimeter zal helpen?

De heer Van Geel (CDA):

Wij hebben in dit land heel goede rekenmeesters. Zij werken bij het Centraal Planbureau en bij ministeries. Zij komen elke keer tot de volle overtuiging dat het invoeren van kilometerbeprijzing naar tijd, plaats en milieueffecten, positieve effecten heeft op de optimalisering van het gebruik van ons wegennet, zodat er minder wegen aangelegd hoeven te worden om de mobiliteit te honoreren. Deze discussie voer ik ook steeds met de heer Rutte. Wij hebben het geloof in dit systeem overgenomen met een aantal randvoorwaarden die u kent. Het moet transparant zijn, de bpm moet uiteindelijk afgebouwd worden en het moet duidelijk zijn voor de burgers dat de opbrengsten daarvan naar hen teruggaan. Dit is kortom een aantal van de randvoorwaarden die geformuleerd zijn. Deze zullen volgens mij uiteindelijk ook geloofwaardig overkomen op de burgers in dit land en degenen die zich zorgen maken over de files.

De heer Wilders (PVV):

Je kunt natuurlijk zoals de heer Van Geel geloven in de techniek van rekenmeesters van het CPB die in ingewikkelde machines wat berekenen. Maar wat dacht hij van de praktijk van de dag? Wat dacht hij van alle Nederlanders die de afgelopen anderhalf jaar in toenemende mate in de file hebben gestaan en hebben gezien dat de prijs van een liter benzine met 30 cent is gestegen en dat files 10% langer zijn geworden? Dat is de werkelijkheid van vandaag, mijnheer Van Geel. Dat is niet gebaseerd op de rekenmeesters van het CPB, dat is de werkelijkheid van vandaag. Zou de heer Van Geel niet ook daarnaar moeten kijken en daar een les uit moeten trekken en zeggen: de benzine wordt al duurder, helaas, dat hadden wij nooit zo ver moeten laten komen – ik zal daarvoor straks een voorstel doen – de files worden langer, dus laten wij alsjeblieft ophouden met het pesten van de automobilist?

De heer Van Geel (CDA):

Er is geen sprake van dat de lijnen die uitgezet zijn rondom kilometerbeprijzing en de lijnen die uitgezet zijn ten aanzien van de investering in de infrastructuur, iets te maken hebben met het pesten van wie dan ook. Ik heb net aangegeven wat gebeurd is. Er wordt de komende jaren een ongelooflijke hoeveelheid geld uitgegeven aan infrastructuur en aan openbaar vervoer. Een andere oplossing ter vermindering van de files is dat wij het wegennet en de beschikbare capaciteit beter gaan benutten. Laten wij dat vaststellen. Oplossen is een stap te ver, maar dit draagt bij aan een nadrukkelijke en substantiële vermindering van de files. Verder heeft de stijging van de benzineprijzen alles te maken met de wereldmarkt. Accijnsverhogingen komen niet in de staatskas terecht. Accijnzen zijn niet gerelateerd aan percentages, maar aan een vast bedrag, zoals u weet. Kortom, in algemene zin wordt er volgens mij een verstandig beleid gevoerd, mits de procedures om tot besluitvorming te komen, versneld kunnen worden om al het beschikbare geld daadwerkelijk te kunnen benutten.

Respect is een centraal thema in de brief van het kabinet. Het kabinet wil een respectvol en veilig Nederland. Terecht noemt de minister-president in zijn brief een aantal voorbeelden van respectvol met elkaar omgaan, gedragscodes en conflictoplossingen en het aanpakken van agressie tegen mensen met een publieke taak. Ook op het terrein van veiligheid constateren wij dat het afgelopen jaar veel is gedaan.

De minister-president geeft een mooi overzicht van het programma Veiligheid begint bij Voorkomen. Wij willen daaraan nog een aantal zaken toevoegen. Er komt een onderzoek van de Kamer naar de relatie tussen de onderwereld en de bovenwereld, een CDA-initiatief dat hard nodig is als opmaat om gangsters die infiltreren in de bovenwereld harder te kunnen aanpakken. Er komt een growshopverbod, doordat de motie van het CDA op dat punt is aangenomen. Er komt een paddoverbod. Er komt een hardere aanpak ter bestrijding van kinderporno en ter bestrijding van de criminaliteit, waarvan het mkb specifiek last heeft. Een zorgpunt is wel het toenemende aantal overvallen. Dit stemt mij niet gerust en vraagt om voortdurende zorg. Ik vraag dan ook welke acties het kabinet op dit punt specifiek wil nemen.

Toekomstvastheid is een ander belangrijk thema. Om zekerheden en voorzieningen ook voor de toekomst zeker te stellen is een toekomstgericht beleid noodzakelijk. Op thema's als participatie en zorg word je ingehaald door de werkelijkheid als je stil zit en niets doet. Niets doen is geen optie. Er moet geen struisvogelpolitiek worden bedreven. Sommige problemen kun je al zien aankomen. Zo zal in 2030 een groot aantal mensen met pensioen zijn en zal de vraag naar zorg sterk toegenomen zijn. Dit gaat gepaard met hoge lasten en groeiende krapte op de arbeidsmarkt. Schaarste aan goed opgeleide mensen leidt tot hoge loonkosten, concurrentieverlies, wachtlijsten in de zorg en lesuitval. Uiteindelijk leidt dit tot een krimpende economie. Daarom moeten wij de arbeidsparticipatie bevorderen, de gezondheidszorg verbeteren en een solide beleid voeren. Zo bieden wij zekerheid voor de toekomst en schuiven wij geen rekeningen door naar toekomstige generaties. Het beleid van de afgelopen jaren heeft de structuur van de economie versterkt; er is een hogere arbeidsdeelname. Op die weg moeten wij doorgaan.

De heer Rutte (VVD):

Ik zie het CDA steeds verder naar links afbuigen met uitgavenverhogingen, met belastingverhoging en met het generaal pardon. Ik lees echter vandaag in de krant dat CDA-senator Rob van de Beeten forse kritiek heeft op zijn partijgenoten, zowel op minister Donner als op de CDA-fractie in de Tweede Kamer. Zij denken veel te oppervlakkig over het toenemende aantal Wajongers, vindt hij. Bent u het eens met de kritiek van uw collega in de Eerste Kamer?

De heer Van Geel (CDA):

O nee, op dit punt niet. Juist de heer Donner heeft, ook weer tijdens het vragenuur afgelopen dinsdag, aangegeven wat deze problematiek behelst en heeft gezegd dat wij tot oplossingen moeten komen om te voorkomen dat een snel groeiend aantal jongeren aan de kant blijft staan omdat wij geen alternatief kunnen bieden om hen aan het werk te helpen. Dat is een grote zorg van de CDA. Vervolgens kijken wij op welke wijze wij dat probleem moeten oplossen. Ik verwacht een verstandig standpunt van het kabinet en een goed debat in deze Kamer.

De heer Rutte (VVD):

Dan ben ik heel benieuwd hoe dat vervolgens in de Eerste Kamer gaat lopen en naar uw rol om dat ook binnen uw partij te bevorderen. Dit CDA dat linkser en linkser wordt, blijkt dus in de Eerste Kamer nu al te zeggen zo'n voorstel niet te zullen accepteren.

Ik accepteer het echter niet dat u hier straks goede sier gaat maken met stevige voorstellen, wetende dat die in de senaat door uw eigen partij om zeep wordt geholpen.

De heer Van Geel (CDA):

U loopt wel erg hard van stapel. Ik ken het krantenartikel uiteraard, maar om zulke conclusies te trekken uit de lopende discussie hoe wij zo'n groot probleem zouden oplossen, vind ik wel erg voortvarend.

Ik vraag mij overigens af waar nu die term "links" op slaat in relatie tot deze discussie.

De heer Marijnissen (SP):

Dat vroeg ik mij ook af.

De heer Van Geel (CDA):

U ook al? Ik ook. Dat mag ik toch vragen? Wat is er links aan om ervoor te zorgen dat mensen die anders bijna automatisch aan de kant komen te staan, aan het werk kunnen komen?

De heer Rutte (VVD):

Links is dat u bijstandsmoeders weer thuis wilt laten zitten en dat u herkeurde WAO'ers niet naar de arbeidsmarkt wilt helpen. Dat is links! Sociaal is mensen weer aan het werk helpen en een bijstandsmoeder en haar gezin weer het perspectief op een baan bieden. U hebt dat met het kabinet weggehaald. De PvdA is daar ook mee akkoord gegaan. Dat noem ik links. Sociale politiek is mensen aan het werk helpen en hen weer in hun kracht zetten. Ten aanzien van de Wajong houd ik mijn hart vast, gezien de opmerkingen van uw collega in de Eerste Kamer.

De heer Van Geel (CDA):

Nee. Onze inzet ten aanzien van de Wajong is steeds geweest ervoor te zorgen dat mensen aan het werk kunnen en hun positieve punten op het gebied van hun arbeidscapaciteit benutten. Dat is steeds onze lijn geweest. Tevens is het altijd onze inzet geweest om als mensen echt helemaal niets meer kunnen doen aan een eigen "verdiencapaciteit", hen dan ook niet in de steek te laten; dat is wat het CDA onderscheidt van de VVD. Dat is sociaal en heeft niets te maken met links, maar met een sociaal verstandig beleid.

U wilde in uw tegenbegroting in september 2007 alle lasten als gevolg van de lastenverlichting in inkomstenbelasting of waar dan ook, juist bij deze groep mensen neerleggen. Dat is niet links, maar gewoon asociaal!

De heer Rutte (VVD):

Onze tegenbegroting en ons hele beleid, mijnheer Van Geel, is gebaseerd op het principe van "mensen weer aan de slag te helpen", zoals dat in het vorige kabinet met steun van het CDA en op initiatief van de VVD ook is gelukt. Een kwart miljoen mensen extra is van een uitkering naar een baan gegaan. Dat is sociaal en dat is toekomstgerichte politiek. Dat is mensen weer perspectief geven.

Met het CDA aan de macht zal de situatie in Den Haag blijven bestaan, waar van generatie op generatie en van huis tot huis in wijken zoals het Laakkwartier en de Schilderswijk de uitkering wordt doorgegeven. U zegt dat dat sociaal is. "Als u ons niet belt, bellen wij u ook niet. Hier is uw uitkering en zoek het verder maar uit." Van die politiek moeten wij af. U steunt echter die politiek.

De heer Van Geel (CDA):

Nee, mijnheer Rutte, wij willen gewoon dat mensen meedoen in de samenleving, in sociaal opzicht, ook als het om werk gaat. Alle aandacht is er voortdurend op gericht om bij alles wat wij bedenken die invalshoek te hebben, maar er is een groep mensen die niet mee kan doen en het moeilijk heeft. Het punt is dat u nu juist die groep pakt.

Ik heb nog eens even bekeken wat u toen voor mooie dingen wilde doen en nu nog steeds wilt doen, over de rug van de zwakkeren. Een van uw voorstellen betrof de ontkoppeling van de uitkeringen. Met andere woorden betekent dat dus dat sommige mensen boven een bepaalde leeftijd, zoals AOW'ers, niet meer meedoen met de stijgende welvaart. Dat zijn uw voorstellen.

De heer Rutte (VVD):

U geeft een volkomen verkeerd beeld. Wij hebben altijd gezegd dat de positie van mensen ouder dan 65 jaar gewoon mee groeit, ook met de welvaart.

De heer Van Geel (CDA):

Maar niet mensen jonger dan 65 jaar. Niet die WAO'er bijvoorbeeld.

De heer Rutte (VVD):

Wij hebben altijd gezegd dat mensen jonger dan 65 jaar wat ons betreft een waardevaste uitkering hebben.

De heer Van Geel (CDA):

Maar die mensen doen bij u dus niet mee met de stijgende welvaart.

De heer Rutte (VVD):

Mijnheer Van Geel, het is echter van het grootste belang om mensen wel te stimuleren de arbeidsmarkt op te gaan. Dat is namelijk sociaal. U laat daarentegen die mensen onnodig lang met een geranium achter de vitrages zitten. Dat is uw oplossing van dit sociale vraagstuk.

De voorzitter:

Nog een korte reactie van de heer Van Geel en verder vraag ik de heer Van Geel om niet elke vraag met een wedervraag over de alternatieve begroting van de VVD te beantwoorden. Anders zitten wij hier vanavond om twaalf uur nog.

De heer Van Geel (CDA):

Ik had een lijstje van wel tien niet sociale maatregelen en niet solide maatregelen. Ik was bij de eerste maatregel en die roept deze commotie al op. U laat wel degenen met een AOW-uitkering meedelen in de ontwikkeling van de welvaart, maar niet de mensen onder de 65 jaar die van een uitkering leven.

De heer Rutte (VVD):

Dat is gewoon niet waar, mijnheer Van Geel. In onze plannen stellen wij voor om mensen onder de 65 jaar te laten meegroeien met de ontwikkeling van de prijzen, dus met de inflatie. De AOW, de uitkering van mensen boven de 65 jaar, is ook bij de VVD volledig waardevast, omdat mensen van boven de 65 jaar niet naar de arbeidsmarkt worden geleid. Voor deze groep geldt: afspraak is afspraak. U moet ons wel goed citeren als u onze plannen aanvalt. Overigens vind ik het prima dat u ons aanvalt, want het zijn goede plannen, waarvan u veel kunt leren.

De heer Van Geel (CDA):

Mijnheer Rutte, ik moet constateren dat de groep van beneden de 65 jaar die geen mogelijkheid meer heeft om aan het werk te komen, ons primaire doel, alleen de inflatie volgt en niet meer deelt met de toekomstige welvaart in dit land. Dat is een keiharde constatering waaronder u niet uitkunt. U hebt dat zelf voorgesteld.

De heer Rutte (VVD):

U beweerde zojuist dat de VVD mensen van boven de 65 jaar alleen nog zou laten meegroeien met de inflatie.

De heer Van Geel (CDA):

Nee, dat heb ik niet gezegd.

De heer Rutte (VVD):

Dat zei u meerdere keren. Dat u al die afkortingen door elkaar haalt, kan ik u niet verwijten, maar u kunt mij niet verwijten dat ik vervolgens klare wijn schenk.

De heer Van Geel (CDA):

De stelling is dat u de groep uitkeringsgerechtigden onder de 65 jaar niet laat delen in de welvaartsontwikkeling in dit land. Dat is de consequentie van uw voorstel.

De heer Rutte (VVD):

Mijnheer Van Geel, u hebt wel lef. U bent de partij die de AOW-belasting invoert. U bent de partij die de Bos-Balkenendebelasting dadelijk mogelijk maakt. U gaat mensen boven de 65 jaar dadelijk nogmaals pakken in hun portemonnee en dan hebt u grote woorden tegen de VVD. U zou zich moeten schamen voor uw beleid!

De heer Van Geel (CDA):

Dat is de stelling van mijn betoog over zowel de financiën als over de sociale aspecten. U zou zich moeten schamen voor het ontbreken van een solide financieel beleid en voor een beleid dat niet sociaal is! Dat is mijn constatering over de voorstellen die u continu doet en die absoluut niet in de traditie van uw partij staan, een partij die ik altijd als een heel degelijke partij heb gezien, die niet ad hoc en in paniek reageert op alles wat er zich in dit land voordoet.

De heer Marijnissen (SP):

Mijnheer Van Geel, ik sta al zolang te wachten, ik wil nu ook een vraag stellen na deze show voor twee heren.

Ik hoorde het woord "links" voorbijkomen en wilde het even verifiëren. Ik moet eerlijk zeggen dat ik blij ben dat er nog steeds onderscheid is tussen de VVD en het CDA. Hoe ver is het inmiddels gevorderd met het sociale gezicht van het CDA? De heer Van Geel heeft het vragenuur van dinsdag meegemaakt. Het ging toen onder meer over de uitkering van Wajongers, die van 75% naar 70% dreigt te gaan. De PvdA is er duidelijk over geweest. Kan de heer Van Geel die duidelijkheid vandaag ook geven?

De heer Van Geel (CDA):

Bij monde van onze woordvoerder hebben wij glashelder aangegeven wat onze ijkpunten zijn op het voorstel, dat echt gericht moet zijn op het benutten van de werkmogelijkheden van mensen die in de Wajong komen, juist voor hun eigen ontplooiing. Ik wacht het voorstel van het kabinet, dat hopelijk snel komt, gewoon af.

De heer Marijnissen (SP):

Over de doelstelling zijn wij het snel eens. Wij moeten kijken in hoeverre mensen met een restcapaciteit toch een bijdrage aan de samenleving kunnen leveren. Zij moeten daar zelfrespect aan kunnen ontlenen. Die analyse maken wij allemaal. De vraag is alleen of u daarbij de zweep wilt gebruiken van de verlaging van hun uitkering, daarmee suggererend dat zij de oorzaak van een probleem zijn, namelijk dat zij geen werk kunnen krijgen en dat het aan hen zou liggen. U kunt ook onze lijn volgen en zeggen: wij moeten werkgevers nadrukkelijker gaan aanspreken op hun verantwoordelijkheid om mensen een eerlijke kans te geven.

De heer Van Geel (CDA):

Ik heb geen zin om voorstellen die ik nog niet ken, gedetailleerd te bediscussiëren. Wij hebben aangegeven wat onze invalshoek is en wachten het voorstel af. Onze doelstelling heb ik daarnet geformuleerd. Dat zal ons ijkpunt zijn, ook voor onderdelen van het voorstel. Nogmaals, ik ga hier geen discussies over 70% of 75% voeren. Ik ga hier niet polariseren richting coalitie of kabinet. Ik wacht het voorstel af.

De heer Marijnissen (SP):

Ik weet dat de minister van Financiën heel graag polariseert, dus van hem mag u. U mag hier best duidelijk zeggen wat u vindt. Eerlijk gezegd vind ik het wat flauw hoog op te geven over een debat met fractievoorzitters. Ik stel een vraag, gerelateerd aan wat op dit moment in de samenleving leeft, namelijk bezorgdheid onder vele duizenden betrokkenen, ik vraag aan de grootste regeringspartij helderheid te geven over een mogelijk risico van verlaging van de uitkering voor die mensen, en u weigert daarover duidelijkheid te geven. Dit kan maar één ding betekenen: het CDA staat op dit punt aan de kant van de VVD.

De heer Van Geel (CDA):

Die conclusie is voor uw rekening. Ik heb aangegeven vanuit welke invalshoek wij dit dossier gaan behandelen en heb geen zin op onderdelen daarvan ad hoc uitspraken te doen.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik erger mij er enorm aan – ik denk dat ik daarbij niet de enige ben – dat mijnheer Van Geel probeert hiervan een soort verantwoordingsdebat over de begrotingen van oppositiepartijen te maken, terwijl ik verwacht dat hij het gaat hebben over het gevoerde beleid van dit kabinet. Ik heb tot nu toe van hem nog geen kritisch woord gehoord over het afgelopen jaar, terwijl de Algemene Rekenkamer vindt dat nog behoorlijk veel verbeterpunten moeten worden gerealiseerd.

De heer Van Geel (CDA):

Misschien ben ik in grote lijnen wel redelijk tevreden met wat tot nu door dit kabinet is gepresteerd. Ik zal een aantal kanttekeningen maken, maar de grondtoon is dat wij redelijk tevreden zijn over wat het kabinet tot nu toe heeft gedaan.

Het gaat erom Nederland toekomstvast te maken. Voor een aantal dossiers op het gebied van zorg en arbeidsparticipatie komen belangrijke vraagstukken op ons af. Zoals aangegeven, willen wij geen rekeningen doorschuiven naar de toekomst. Een hoge arbeidsparticipatie is daarbij essentieel. Er staan in verhouding nog veel te veel langdurig werklozen aan de kant. Het CDA wil mensen activeren door verplichte werkstages en uitbreiding van "work first" voor langdurig werklozen. De werkplicht voor mensen uit de bijstand kan al worden toegepast op grond van de regels van de Wet werk en bijstand. Het CDA vindt dat dit nog onvoldoende gebeurt. Dit was een opmerking in kritische zin, mevrouw Thieme! Op dit moment maakt 24% van de gemeenten gebruik van die stages en bovendien blijkt dat slechts 30% van de sociale diensten work first toepast. Sociale diensten moeten werken vanuit het idee dat iedereen aan de slag kan, uitzonderlijke gevallen daar gelaten. Het CDA wil samenwerken met de VNG om work first te bevorderen, zodat sociale diensten in alle gemeenten zich inspannen voor alle langdurig werklozen. Vervolgens kom ik toe aan twee ons zeer aangelegen punten: de werkleerplicht en de prepcamps. Hoe staat het met de uitvoering van deze voor ons belangrijke maatregelen? Zij moeten er namelijk voor zorgen dat jongeren geen grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben. De werkleerplicht zorgt ervoor dat jongeren weer meedoen, worden begeleid en worden gecorrigeerd als dat nodig is.

De minister van VWS heeft veel aandacht voor de kwaliteit in de zorg. Prijs en kwaliteit gaan hand in hand. Het door de minister van VWS ingestelde Zorginnovatieplatform zal de noodzakelijke innovaties bevorderen: arbeidsbesparende technologie, nieuwe medische technologie en informatie-uitwisseling. Een grote bedreiging voor de kwaliteit van de zorg is de vraag, of er over tien of twintig jaar genoeg personeel is. Wel bleek afgelopen week duidelijk dat de innovaties en de manier waarop de zorg wordt benaderd, hun vruchten afwerpen. De marktwerking ten aanzien van medicijnprijzen leidt ertoe dat de prijzen van medicijnen flink dalen. Dezelfde medicijnen en dezelfde zorg voor minder geld. Kortom, meer zorg voor uw euro, het kan dus! Juist daarom is het zo jammer dat een partij als de SP al haar pijlen richt op een keihard njet tegen alles wat met marktwerking te maken heeft. Het beeld wordt in gelikte spotjes neergezet dat alleen de SP kan voorkomen dat de zorg terugvalt naar een in haar ogen Oost-Europees niveau. Maar de feiten liggen anders. Juist door deze ultraconservatieve opstelling van de SP gaan mensen steeds meer betalen voor dezelfde zorg, in plaats van minder voor betere zorg. Van het slim gebruiken van de marktwerking wordt de patiënt juist beter.

De heer Marijnissen (SP):

Ontzettend leuk dat de heer Van Geel blij is met lagere medicijnprijzen. Laat dat nu iets zijn wat de SP altijd bepleitte, en laat het nu het CDA zijn geweest dat elk voorstel van ons heeft gedwarsboomd om die medicijnprijzen te verlagen. Wij wisten allang dat patenten waren verlopen en dat de prijzen naar beneden konden, dat de zakken gevuld werden bij de farmaceutische industrie, dat met artsenbezoekers werd geprobeerd artsen aan een lijntje te houden en dat geprobeerd werd artsen met reisjes te verleiden. Wij hebben u gevraagd daartegen op te treden. U hebt dat altijd geweigerd. U hebt altijd geweigerd als overheid uw werk te doen, namelijk in te grijpen waar de markt niet werkte. Dat was op het punt van de medicijnen. Ik ben blij voor u, voor mij en voor de Nederlandse burger dat wij eindelijk die prijzen naar beneden krijgen maar dat had niet door middel van marktwerking gehoeven.

Als u dan een ideologische conclusie wilt trekken, mijnheer Van Geel, wilt u dan ook iets zeggen over die door u geadoreerde marktwerking in de thuiszorg? Wat betekent marktwerking voor vrouwen die werkzaam waren als verzorgende, een eerzaam beroep in de thuiszorg, die nu als alfahulp zijn weggezet en die daardoor alle arbeidsvoorwaarden hebben moeten inleveren die zij ooit hadden bedongen? U kunt hier niet naar aanleiding van één voorbeeldje van medicijnen, waarin u zelf gefaald heeft in het verleden, die bewering gestand doen. Gisteren openden alle kranten met de mededeling dat het nieuwe zorgstelsel, de marktwerking, niets heeft opgeleverd maar dan ook helemaal niets, behalve een hoop bureaucratie.

De heer Van Geel (CDA):

Mijn fundamentele punt erachter is dat er gesuggereerd wordt – dat is ook mijn kritiek op de SP – dat wij de snel toenemende zorgkosten, die onvermijdelijk zijn door vergrijzing en dergelijke, kunnen betalen en de solidariteit op dit gebied kunnen handhaven zonder ingrijpende veranderingen aan te brengen in die systemen om ervoor te zorgen dat ze houdbaar en betaalbaar blijven. Wij vinden dat de prikkels vanuit de markt, mits goed ingekaderd, belangrijk kunnen zijn om tot efficiëntere zorg te komen. Ik noem een voorbeeld. Als wij ons beleid niet wijzigen – ik verwijs naar het SER-advies – dan stijgt straks de AWBZ-premie over de eerste twee schijven van 12% van ons inkomen naar 20%, 24% of andere cijfers in die orde van grootte. Dat is dan de bijl aan de wortel van de solidariteit in zo'n systeem, dat bedoeld is voor chronisch zieken en gehandicapten. Dat zijn onze zorgen.

Ik proef bij u dat wij dat wel kunnen betalen dankzij uw voorstellen die ruim 3 mld. extra kosten. Dat kan uw keuze zijn. Wij vinden dat het alleen maar kan als wij tot een systeem komen dat efficiënt en doelmatig is. Daarbij kan marktwerking een grote rol spelen. En daar lopen wij niet voor weg. Dat dit gebeurt binnen de spelregels die wij in dit land met elkaar afspreken en dat wij er controle op uitoefenen, is volstrekt duidelijk.

De heer Marijnissen (SP):

Het punt dat ik heb willen maken, is dat de marktwerking kán werken. In de private sector is er marktwerking. Die reguleren wij als overheid trouwens ook door middel van wetten. In de publieke sector is marktwerking echter "tricky". Dat is mijn stelling. Ik denk dat ik genoeg empirisch bewijs daarvoor heb. Er is in de Kamer overigens een fundamenteel debat gaande over dit onderwerp, dus wil ik er nu niet al te veel bij stilstaan.

Verder noemt u de AWBZ. De AWBZ-premie neemt inderdaad toe. Maar waarom dan alleen de eerste twee schijven? U kunt de solidariteit ook organiseren door iedereen over het gehele inkomen AWBZ-premie te laten betalen. Daarmee is een stap in de richting van betaalbaarheid gezet. Komt u bij mij dan niet aan met het verhaal dat het kroonjuweel van ons zorgstelsel, de AWBZ, ten prooi zou moeten vallen aan de marktwerking. Want dat zou dan het grote nieuws van dit debat zijn, namelijk dat het CDA op dat punt een totale draai maakt en de AWBZ ook aan de markt zou willen overleveren. Ik mag hopen dat u daar hier vandaag klip en klaar afstand van neemt, want anders hebben wij een heel groot probleem.

De heer Van Geel (CDA):

Mijn kernpunt van kritiek richting de SP is dat zij niet bereid is om efficiencymaatregelen op het gebied van zorg...

De voorzitter:

Mijnheer Van Geel, ik zou het op prijs stellen als u antwoord gaf op de vragen die u gesteld worden.

De heer Van Geel (CDA):

Mevrouw de voorzitter, ik zal de vraag beantwoorden maar dat heeft een inleidende zin nodig. Mijn beantwoording moet tegen die achtergrond gezien worden. Ik vind dat u, mijnheer Marijnissen, te gemakkelijk wegloopt van de efficiency die vanuit marktwerking mogelijk is. Ik zie ook dat in het zorgstelsel de marktwerking nog lang niet perfect is en dat wij aan het begin staan van het ervoor zorgen dat in de zorgsector op een verstandige en verantwoorde manier marktwerking een plek kan krijgen. Vriend en vijand weten dat. Wat betreft de AWBZ zoekt u de oplossing door de rekening bij de middeninkomens neer te leggen, zodat zij de hogere kosten moeten betalen. Ik zou met u willen nagaan hoe wij efficiënter en op een menswaardige manier zorg kunnen geven aan iedereen die aan die zorg "overgeleverd" is, waarbij iedereen het vertrouwen heeft dat die zorg ook in de toekomst houdbaar is. Voorkomen moet worden dat er wantrouwen ontstaat en er sprake is van hoge kosten en gebrek aan soliditeit als het gaat om de zorg op langere termijn. Dat is het beeld dat ik met u zou willen schetsen. Ten aanzien van de AWBZ hebben wij een buitengewoon positieve houding en willen wij ervoor zorgen dat het stelsel echt gebruikt wordt voor mensen die chronisch ziek en/of gehandicapt zijn en voor de niet verzekerbare zorg.

De heer Marijnissen (SP):

Dit is mijn laatste vraag. Als wij het hebben over de zorg hebben wij het wat mij betreft vooral over de care, over hoe wij voor ouderen en gehandicapten enzovoorts zorgen. U gebruikt nu termen als efficiency, mijnheer Van Geel. Ik weet niet of u wel eens onder die mensen komt en met die mensen praat en dan ook luistert naar wat zij zeggen. Als u het woord efficiency gebruikt in het kader van bijvoorbeeld de zorg in verpleeghuizen en van de verzorgenden en verpleegkundigen die daar werken, dan is dat een impliciete belediging van die mensen. Zo vatten zij dat op.

De heer Van Geel (CDA):

Nee, nee...

De heer Marijnissen (SP):

U zegt zelf dat wij moeten kijken naar de efficiency en dat wij daarvoor die marktwerking nodig hebben. Natuurlijk moeten wij efficiënt omgaan met collectief geld. Daar ben ik heel erg voor. Sterker nog, het is onze dure plicht om daarvoor te zorgen. Daar zijn talloze mechanismen voor denkbaar, maar ik zal daar nu niet over uitweiden. Het enige mechanisme dat u kiest is marktwerking. Die heeft echter heel veel negatieve bijeffecten. Efficiency als doel in de kern, kan alleen maar leiden tot verdere ontmenselijking van de zorg, die in verpleeghuizen al ontmenselijkt is.

De heer Van Geel (CDA):

Ik neem grote afstand van deze constatering. Efficiency heeft niets te maken met zorgen dat de directe zorgtaak van mensen minder wordt. Efficiency heeft te maken met zaken als optimaal gebruik maken van technologische mogelijkheden, ontwikkelingen, ICT, organisatie en aansturing. Er zijn voorbeelden dat het beter kan. Dat heeft niets te maken met de directe fysieke zorg aan mensen. Ik neem er afstand van als u dat beeld oproept, want dat is een karikatuur van wat ik bedoel. Ik doel op de punten die ik zojuist heb genoemd, want daar is heel veel winst te behalen en daardoor verbetert de zorg voor de mensen juist. U roept nu een schrikbeeld op dat in mijn ogen volkomen onterecht is.

Mevrouw de voorzitter. Ik kom tot een afronding en zal ten slotte nog iets zeggen over de wijkaanpak. Die is een bron van zorg. De vraag is in hoeverre de verwachtingen van burgers aansluiten bij de realiteit. Bij de uitwerking van onze voorstellen moeten wij wel kijken naar het perspectief van burgers. Dat is het doel. Wat merken mensen van onze plannen? Wij moeten onze doelen blijven schetsen en die moeten reëel zijn. Dat vraagt ook om een handelingsperspectief, bijvoorbeeld als het gaat om de vergroeningsvoorstellen, en een heel goed verwachtingenmanagement. In dat kader vraag ik de bijzondere aandacht voor de wijkaanpak van dit kabinet, de Krachtwijken.

Dat deze minister is begonnen met een ingewikkelde agenda is inmiddels geen geheim meer. In zijn brief geeft de minister-president zelf aan dat het project Krachtwijken vertraging heeft opgelopen. Nogmaals, iedereen weet dat het geen eenvoudige opgave is om de financiering van die wijken rond te krijgen. Er zijn echter wel grote verwachtingen gewekt, bijvoorbeeld bij de werkbezoeken aan de wijken. Maar er mag geen misverstand over bestaan: wij staan achter het actieplan en daarmee achter de aandacht voor deze 40 wijken. Nu komt het echter aan op resultaten en rendement en op goede samenwerking met corporaties en gemeenten, met ondernemers en bewoners. Draagvlak zoeken is de kern waar het om draait.

De heer Pechtold (D66):

Ik vind dit wel heel wollig taalgebruik om te zeggen dat het nu tijd wordt om echt te laten zien dat er wat gebeurt. Wij hebben ruim tien jaar een grotestedenbeleid gehad. Dat liep prima. Er waren contracten. Het werd op het eind wel bureaucratisch, maar er was wel geld. Nu is er de wijkenaanpak. Na anderhalf jaar weten wij echter nog steeds niet wat er gebeurt. Ik zal een voorbeeld geven. Voor Klarendal is door minister Vogelaar bij twee bezoeken 26 mln. toegezegd. Verder heeft zij toegezegd dat er meer wijkagenten zouden komen en dat het wijkbureau van de politie open zou blijven. De burgemeester gaat het wijkbureau nu echter sluiten, de extra agenten zijn er niet en van die 26 mln. is niets binnengekomen, waardoor zelfs een wijkkrant onder druk staat. Wanneer moet dat geld in een wijk als Klarendal – laten wij maar gewoon over dit voorbeeld spreken en niet in de abstracte termen die u hanteert – binnen zijn?

De heer Van Geel (CDA):

Het antwoord daarop is vrij helder. Ik heb aangegeven dat ik begrip heb voor het feit dat er een ingewikkelde manier van werken is geweest om te zorgen dat de centen daarvoor beschikbaar komen. Dat was een grote opgave voor de minister. Ik heb ook aangegeven dat er grote verwachtingen zijn gewekt. Dat suggereert u nu ook. Ik vraag dan ook van het kabinet – ik word daarbij gesteund door de reactie van de minister-president zelf – om hier majeure aandacht aan te besteden, zodat daadwerkelijk wordt gekomen tot besteding van die gelden en tot duidelijke afspraken met de corporaties en met de wijken over de besteding van de gelden. Ik roep op om daar draagvlak voor te zoeken. Dat is het antwoord op de vraag. Inhoudelijk is er alles voor te zeggen dat wij de bijzondere aspecten van wijken waarin problemen cumuleren, met elkaar bekijken en aanpakken. Wij moeten deze wijken niet laten wegzakken in een soort sociaal zwart gat.

De heer Pechtold (D66):

Dat is volstrekt geen antwoord op mijn heldere vraag wanneer.

De heer Van Geel (CDA):

Zo snel mogelijk. Ik vraag het ook aan de minister-president.

De heer Pechtold (D66):

De punten die u looft na één jaar Balkenende IV, zouden geloofwaardiger zijn als u uw kritiek wat steviger en wat duidelijker verwoordde in gewone cijfers en data. U doet nu net of het probleem met die wijken ineens uit de lucht is komen vallen. Vroeger noemden wij het sociale vernieuwing, daarna grotestedenbeleid en het werken met wijken en lokale democratie. Er is allang ervaring opgedaan. Dit kabinet maakt ruzie met de corporaties door eerst hun spaarbankboekje te plunderen en ze vervolgens ook nog als bedrijven te behandelen. Het is van tweeën een en dit kabinet heeft nog geen duidelijke koers. Als u dat zegt, dan weten de corporaties in ieder geval waar zij met het CDA aan toe zijn. Zijn corporaties voor u bedrijven waarover je Vpb kan heffen of maatschappelijke instellingen waarvan je als overheid beschikt over het spaarbankboekje?

U hebt echter mijn eerste vraag nog steeds niet beantwoord, namelijk wanneer, en zegt u niet "zo snel mogelijk". Ik wil gewoon van u weten of een wijk als Klarendal nog voor de zomer of – ik geef u nog iets meer – voor Prinsjesdag moet kunnen beschikken over de eerste 2,6 mln. van de toegezegde 26 mln.

De heer Van Geel (CDA):

Ik heb de brief gelezen die mevrouw Vogelaar twee weken geleden naar de Kamer heeft gestuurd. Zij geeft daarin haar tijdschema voor het uitwerken van de plannen. Ik houd het kabinet aan dat tijdschema voor de afspraken. Ik constateer ook dat er blijkbaar in de Voorjaarsnota extra geld ter beschikking gesteld is voor de aanpak van de wijken door het Rijk. Alle ingrediënten zijn nu aanwezig om daadkrachtig tot invulling van die plannen te komen. Ik kan niet elk plan voor elke wijk in elke stad beoordelen. Wel is snelheid geboden. Ik houd het kabinet graag aan het duidelijke tijdschema van de minister.

De heer Pechtold (D66):

Uw beschuldigingen zijn in abstracties en uw oplossingen in vaagheden. Er luisteren nu gewoon mensen in die 40 wijken die willen weten wanneer dat geld er is. Dat extra geld, die 200 mln., was gewoon bedoeld om een minister die slecht presteert, nog even boven water te houden. Nou, dat geld is er dan. Ik wil van u, als controleur van het kabinet, horen wanneer het geld in die wijken is. Ik wil niet dat u naar schema's verwijst en zegt dat wij de tabellen nog eens gaan bekijken.

De heer Van Geel (CDA):

Ik vraag aan het kabinet om dat zo snel mogelijk te doen. Ik heb aangegeven dat ik het kabinet houd aan de afspraak die het zelf gemaakt heeft in de brief aan de Kamer. Dat is mijn taak. De vraag aan de andere zijde moet u aan vak K stellen; u moet mij niet vragen welk plan ik goedkeur. Die rol hadden wij in een andere omstandigheid en niet aan deze kant. Ik geef alleen maar aan dat in onze ogen alle bouwstenen aanwezig zijn om tot afspraken te komen. Ik vraag het kabinet om dat snel te doen en om te investeren in het zoeken naar draagvlak bij de gemeenten, de corporaties en de bewoners om dit tot stand te brengen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Toen u zojuist sprak over de prachtwijken van mevrouw Vogelaar, zei u dat er eigenlijk iets mis was met haar "verwachtingenmanagement". Nu is dat een "Haags" toverwoord dat ik niet ken. Ik heb geen idee wat u ermee bedoelt. De heer Balkenende heeft de afgelopen dagen, zoals het interview in De Telegraaf, opmerkingen gemaakt dat Nederlanders een negatief zelfbeeld hebben en dat er sprake is van een opeenhoping van chagrijn en ontevredenheid, is dat wat u bedoelt met "verwachtingenmanagement"?

De heer Van Geel (CDA):

Goed geprobeerd, mevrouw Halsema, om deze twee zaken die op zich niets met elkaar te maken hebben, aan elkaar te knopen. Ik probeer aan te geven dat in een aantal dossiers, waarvan dit één voorbeeld is, de minister de wijken ingegaan is, dat daar contacten geweest zijn en dat het beeld is ontstaan dat nu in één keer alles anders wordt. Dat beeld kan ontstaan zijn doordat je daarin energie steekt en doordat het kabinet dit ook terecht als politieke prioriteit heeft gezien. Dat veel en noest, hard werken nodig is om al die moeilijke afspraken waarvoor de minister staat, tot stand te brengen en dat dit wel eens vertraging kan hebben zoals nu is gebeurd, is ook een onderdeel van communicatie met deze wijken. Daar is niets mis mee. Ik vraag aandacht daarvoor omdat een deel van de problematiek onder meer is ontstaan doordat er wat misverstanden ontstaan zijn over de rol en taakverdeling tussen de verschillende partners in dit proces, namelijk de corporaties, de gemeenten en het Rijk. Wij moeten gewoon eraan werken om de zaken helder en duidelijk aan elkaar uit te leggen en daarover afspraken te maken.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Bij problemen met geld of onduidelijk beleid hoor je vaak dat het beleid slecht verkocht is. Er zou dan iets mis zijn met de communicatie. De heer Van Geel gooit daar het woord "verwachtingenmanagement" tegenaan. Ondanks de tevredenheid van de heer Van Geel – prettig om vast te stellen dat in ieder geval één partij tevreden is – kampt het kabinet met een historisch laag vertrouwenscijfer. De mensen zijn ontevreden over het kabinet en vinden dat het te weinig doet. Ik kan mij daarbij iets voorstellen, gezien de problemen bij de Belastingdienst, het "outsourcen" van de problemen op de arbeidsmarkt naar de commissie-Bakker, de ontoegankelijke woningmarkt en het niet van de grond komen van prachtwijken. Het kabinet laat na om de eigen verwachtingen te managen. De premier wijt het probleem vooral aan het negatieve zelfbeeld van de bevolking. Is de heer Van Geel dat met hem eens?

De heer Van Geel (CDA):

Ik ben niet van het soort dat als beleid niet goed valt, het beleid gewoon nog een keer uitgelegd moet worden. Dat is niet mijn houding. Ik heb die ook niet bij de premier ervaren. Dat is niet mijn basishouding. Ik heb ook gezegd de noden en de zorgen van de burgers te zien. Mijn reactie daarop is om er constructief en vasthoudend aan te werken dat de resultaten zichtbaar worden. Dat is volgens mij de beste lijn om de terechte zorgen aan te pakken. De premier heeft in algemene zin gezegd dat Nederland economisch, sociaal en anderszins tot de top van de wereld hoort. De premier wordt internationaal aangesproken hoe het kan dat de mensen toch zo ontevreden zijn. Dat is immers heel bijzonder. Ik ben dat met hem eens. Mijn lijn is dat wij ervoor moeten zorgen resultaat te laten zien. Dat is niet altijd gemakkelijk. Dat betekent noeste arbeid en werkijver. Er zullen ook tegenslagen zijn. Zo kunnen wij de mensen uiteindelijk overtuigen: zeggen wat je doet en consciëntieus en vasthoudend uitvoeren. Dat is volgens mij de lijn die er moet zijn om het zichtbare ongenoegen te adresseren.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Een simpele vraag. Is er terecht ongenoegen of hebben Nederlanders een negatief zelfbeeld? Dat laatste is immers de analyse van de premier. Is de heer Van Geel dat met hem eens?

De heer Van Geel (CDA):

Mevrouw Halsema moet de premier vragen wat hij ervan vindt en wat de betekenis van zijn uitspraak is. Anders ben ik een explicateur van zijn mening. Ik heb mijn mening al gegeven. Er zijn terechte vragen en zorgen, die voortkomen uit de internationale economische ontwikkelingen. Ik noem de prijsstijging van olie en voedsel en de zorgen over de financiële markt. Dat zijn terechte zorgen van de burger. Die moeten wij adresseren door consequent en duidelijk te zijn in het beleid. Dat is het beste. Ik heb al gezegd dat het buitenland ziet dat Nederland buitengewoon welvarend is. Ik kan mij dan ook best voorstellen dat onze premier in het buitenland de vraag gesteld wordt wat er nu precies bij ons aan de hand is. Dat is niet zo relevant voor de inhoud van deze discussie.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik probeer het ook nog een keer. Het is heel belangrijk hoe het buitenland over ons denkt. Zeker ook belangrijk is hoe de burgers over ons denken. Dat is van belang voor het kabinet en, neem ik aan, ook voor een regeringspartij. Onze burgers hebben zorgen over files, de stand van de zorg, de stand van de ouderenzorg, het onderwijs, de immigratie en de integratie. Iedere dag zien mensen weer dat het niet goed gaat. Is het dan gek dat mensen daarover klagen?

De heer Van Geel (CDA):

Als mevrouw Verdonk goed heeft geluisterd, heeft zij gehoord dat ik een aantal van die zorgen niet wegpoets. Op een aantal terreinen zijn de zorgen begrijpelijk. Dat kan alleen opgelost worden door de resultaten te laten zien van het beleid in de komende jaren. Dat is de allerbeste reactie op de zorgen. Wij moeten zorgen dat wij vertrouwenwekkend blijven. Het is goed dat het kabinet stevig beleid voert en stevige regels heeft afgesproken om de negatieve gevolgen te beperken van de veranderingen in de wereldeconomie en de economische groei. Dat heeft niets te maken met beelden of met klagen door burgers. Naar mijn overtuiging zal het zichtbaar maken van resultaten de mensen overtuigen. Die lijn heb ik gevolgd. Dat is ook de lijn van mijn betoog op deze Verantwoordingsdag.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Stevige resultaten, dat mag ik graag horen. De heer Van Geel bezigt stevige taal. Ik kom dan even graag terug op de prachtwijken, de krachtwijken of de probleemwijken. Wij zijn het al niet eens over de naam; daar begint het al. In de verantwoordingsbrief van de minister-president staat dat in 2009 en 2010 uitvoering van de kabinetsvoornemens plaatsvindt en in 2011 de eerste concrete verbeteringen zichtbaar zijn in de samenhangende problematiek in de wijken. Is dat ambitie? Is dat het stevige resultaat dat u voor ogen staat?

De heer Van Geel (CDA):

Hier blijkt een voorbeeld van wat bij de start van dit kabinet door de minister is geformuleerd, ook in de debatten. Het beeld dat deze zware problematiek, want wij hebben ook nog het probleemcumulatiegebiedenbeleid gehad, zeg ik tegen de heer Pechtold, in aanvulling op zijn woorden over het socialevernieuwingsbeleid...

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Leuk dat u nog wat te binnen schiet, maar kunt u misschien mijn vraag beantwoorden?

De heer Van Geel (CDA):

Ik zal uw vraag beantwoorden. In deze wijken is een groot aantal sociaal-maatschappelijke problemen geconcentreerd die zeer weerbarstig zijn. Dat moet gecoördineerd en integraal worden aangepakt. Aan die opgave is in de afgelopen jaren al veel gewerkt. Zij moet een extra impuls krijgen, ook naar de volle overtuiging van de CDA-fractie. Zo wordt samenleven daadwerkelijk mogelijk. De suggestie dat dergelijke, structurele maatregelen gemakkelijk te nemen zijn en dat daarmee in 2011 al grote stappen voorwaarts kunnen worden gezet, is onterecht. Dat bedoel ik met verwachtingenmanagement. Het zal nog een behoorlijke tijd duren voordat het volledige resultaat dat wordt beoogd, wordt bereikt. Dat is niet in drie of vier jaar te bereiken. Er zijn meerdere periodes nodig om een en ander op te lossen. Dat is mijn stellige overtuiging.

De voorzitter:

Mevrouw Verdonk, uw laatste vraag.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Dat heeft niets te maken met verwachtingenmanagement of met een imagoprobleem, maar met een gebrek aan daadkracht en met een kabinet dat niet weet wat de burgers in dit land bezighoudt en wat de echte problemen zijn. Als de heer Van Geel dat durft te zeggen, dan kan de volgende stap worden gezet.

De heer Van Geel (CDA):

Mevrouw Verdonk doet nu wat zij wel vaker doet in voorstellen en discussies. Zij suggereert dat zij met een toverstafje, door daadkrachtig beleid, in twee of drie jaar tijd grote stappen kan zetten en oplossingen kan bieden voor de genoemde problematiek. Zij kan dat echter niet. Dat is niet realistisch. Zij kan dat niet waarmaken.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik kan niets doen met mijn ene zetel.

De voorzitter:

Ik had gezegd: laatste vraag.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Sorry voorzitter, maar dit is zo'n uitdaging. Ik zit in de Kamer met één zetel en het is aardig dat de minister-president zegt dat ik daarmee geen daadkracht toon, en ik hoor de heer Van Geel dat nu herhalen, maar dat is natuurlijk flauwekul. Daar gaat het niet om. Voor daadkracht kijken wij naar het kabinet, want daar moet het vandaan komen.

De heer Van Geel (CDA):

U suggereert dat zware problematiek als de files op korte termijn kan worden opgelost als er maar daadkrachtig wordt opgetreden. Die suggestie mag niet gewekt worden. Het is nodig om betekenisvolle stappen te zetten en geloofwaardig te zijn. Als u de suggestie doet dat grote vraagstukken op korte termijn eenvoudig kunnen worden opgelost, dan bent u bezig om mensen knollen voor citroenen te verkopen. Zij zullen uiteindelijk buitengewoon teleurgesteld zijn in u en in anderen die die suggestie doen. Ik betoog dat er stappen gezet moeten worden waarvan mensen zien dat zij betekenisvol zijn. Dat is vertrouwenwekkend en dat zal uiteindelijk de geloofwaardigheid van de politiek bevorderen. Het is onmogelijk om dat te doen met de beelden van "even snel met het toverstafje en wat extra geld". Dat lukt niet met dit soort problemen.

De heer Marijnissen (SP):

Misschien kan de heer Van Geel ons deelgenoot maken van zijn idee over de reden waarom dit kabinet zo ontzettend lage vertrouwenscijfers onder de bevolking scoort.

De heer Van Geel (CDA):

In het algemeen zijn er omstandigheden, die ik al heb aangeven, waardoor burgers zich zorgen maken over een aantal zaken. Als in een periode van vier jaar besluiten worden genomen over lastenverlichtingen en lastenverzwaringen – een pakket dat een redelijk effect zal hebben op de koopkracht en dat wordt uitgevoerd met een solide beleid als kader – dan kan ik mij voorstellen dat de ontwikkelingen die ik heb geschetst zorgen baren en dat er met gefrons wordt gekeken naar of dat allemaal wel zo is. Werken die vergroeningsvoorstellen wel op het gebied van milieu? Er is niets mis met dergelijke vragen. Dat zijn reële vragen. Ik wil de vragen en zorgen van burgers helemaal niet onder het tafelkleed schuiven. Ik heb die benoemd. Ik denk echter dat de oplossing daarvoor ligt in consistent, met een koel hoofd te voeren beleid. Dat is mijn lijn en elke andere oplossing leidt tot ad-hocgedrag en paniekreacties, die helemaal niet nodig zijn. Gewoon laten zien wat je afgesproken hebt, resultaten laten zien, is voor mij de oplossing van de zorgen die heel veel burgers in dit land hebben.

De heer Marijnissen (SP):

Er leven vragen en zorgen onder de mensen, zegt u. Ik begrijp niet dat dat zich vertaalt in lage vertrouwenscijfers. In een tijd met vragen en zorgen zou je denken dat het kabinet een analyse heeft en leiding geeft aan het land en dat het volk antwoord krijgt op zijn vragen van het kabinet, dat voor die zorgen zorgt. Blijkbaar werkt dat dus niet zo. Blijkbaar scoort u nu 15% vertrouwen, een historisch dieptepunt. U zegt dat nog een keer uitleggen ook niet zal helpen. Het is toch geen plausibele verklaring dat er vragen en zorgen leven en dat er daarom zo weinig vertrouwen is?

De heer Van Geel (CDA):

Als je die zorgen hebt, kan ik mij voorstellen dat je denkt "dat wil ik eerst nog wel eens zien". Ik kan mij heel goed voorstellen dat zich dat uit in vertrouwenscijfers. Dat vloeit logisch voort uit de onderwerpen die ik heb genoemd. De oplossing is niet roepen dat er daadkracht moet worden getoond, dat er weer een nieuwe visie moet komen en dat wij een midterm review moeten hebben van het regeerakkoord. De oplossing is zorgen dat je doet wat je hebt afgesproken, dat uitvoeren en de resultaten zichtbaar maken. Ik ben ervan overtuigd dat dan de beoordeling van het kabinet en van deze Kamer zich positief zal ontwikkelen.

De heer Marijnissen (SP):

Het grappige is dat het CDA al zes jaar in de regering zit. Hoe kan dat dan? Dan hebt u dus al zes jaar resultaten kunnen laten zien. U hebt al zes jaar een heel ambtenarenapparaat gehad om voor u te werken. U hebt al zes jaar alle airtime gehad om het beleid uit te leggen. U zegt dat er vragen en zorgen leven onder de bevolking. Ik stel vast dat u een historisch laag vertrouwenscijfer geniet.

Mag ik u even helpen? Ik denk dat er iets anders aan de hand is. Ik denk dat er sprake is van een fundamenteel wantrouwen van mensen in de overheid. Dat wantrouwen is door de jaren heen gevoed door partijpolitieke benoemingen, door het meten met twee maten, door de hoge inkomens niet echt aan te pakken, door niets te doen aan de armoede die alleen maar toeneemt in de wijken van minister Vogelaar en nog vele andere wijken; door de introductie van marktwerking op plekken waar dat evident slecht uitpakt voor de publieke sector. Als u zich echt wilt onderscheiden van de VVD, denk ik dat u uw neoliberale houding moet afwerpen. Dan moet u terug naar uw "roots" als christendemocraat en moet u nadenken over hoe wij dit land menselijker en socialer kunnen maken. Uw vertrouwensvotum zal dan pijlsnel omhoog gaan. Wie weet wat de toekomst dan nog brengt!

De heer Van Geel (CDA):

Ik constateer dat zelfs de heer Marijnissen begon met een staat van Nederland die op een groot aantal punten buitengewoon positief is, mede dankzij de kabinetten-Balkenende I, II en III. Er is heel veel gebeurd wat ervoor heeft gezorgd dat onze economie en onze samenleving een buitengewoon goede ontwikkeling op een groot aantal punten heeft doorgemaakt, namelijk als het gaat om de overheidsfinanciën, onze economie, de werkgelegenheid en mensen aan het werk helpen. Dat zijn buitengewoon positieve ontwikkelingen, met ongelooflijk veel meer geld dat de afgelopen jaren is besteed en dat ook nodig was, bijvoorbeeld aan zorg. Kortom, het beeld dat er geen resultaten geboekt zijn kan ik naar het rijk der fabelen verwijzen.

Wat de analyse van de heer Marijnissen van de fundamentele onderstromen in onze maatschappelijke ontwikkeling betreft, zie ik ook ontwikkelingen die, in een mondialiserende samenleving waar de samenhang tussen mensen onder druk staat, effecten kunnen hebben op de wijze waarop overheden en maatschappelijke organisaties worden beoordeeld. Over het kabinetsbeleid en de positie van het kabinet begrijp ik dat er zorgen zijn. Ik heb die zorgen ook benoemd en de directe oorzaken ervan genoemd. Ik ben ervan overtuigd dat de oplossing niet is daadkracht suggereren en nieuwe visies ontwikkelen maar gewoon uitvoeren wat afgesproken is en resultaten laten zien. Alleen resultaten zullen uiteindelijk het wantrouwen dat hier en daar is wegnemen. Dat is mijn stellige overtuiging.

De heer Marijnissen (SP):

De heer Van Geel begint zelf met refereren aan mijn opening. Ik heb inderdaad gezegd dat de macrocijfers van onze economie prima zijn, ook in internationaal perspectief. Het is echter nog maar de vraag in hoeverre dat de verdienste is van de regering en de politiek, want volgens mij doen de mensen dat allemaal zelf, met hun eigen handen. Dat doet u niet, de mensen doen dat. Ik geef u daar wel de credits voor. Prima, maar die resultaten hebt u dan toch laten zien? U zegt steeds hetzelfde. U zegt dat er vragen bij de bevolking leven, dat sprake is van zorgen, en dat wij resultaten moeten laten zien. Daar hebt u zes jaar de kans voor gehad. U bent trots op de macrocijfers. Dat zijn resultaten, zegt u, maar desalniettemin heeft slechts een heel kleine minderheid van Nederland vertrouwen in het kabinet. Rara, hoe kan dat? Volgens mij zit ik dichter bij de waarheid dan u. Ik raad u aan de analyse eerlijk te maken en hier geen verhaaltjes op te hangen om maar van die lastige Marijnissen af te zijn. Wij voeren hier een openbaar, publiek debat, waarin ook u verantwoording moet afleggen voor uw deelname aan dit kabinet en voor het gebrek aan vertrouwen onder de bevolking. Ik vraag u gewoon om een eerlijk antwoord. U moet niet met praatjes komen. U moet daar eerlijk op ingaan.

De heer Van Geel (CDA):

Voorzitter. Ik wens niet te worden aangesproken op wel of geen eerlijk antwoord. Ik geef oprecht antwoord. Ik ben ervan overtuigd dat er door een aantal ontwikkelingen dat ik heb geschetst, sprake is van zorgen in de samenleving. Ik ontken die ook niet. Hier en daar is er wantrouwen. Dat ontken ik ook niet. Ik heb aangegeven, op grond van mijn analyse, dat wij de problemen alleen maar kunnen oplossen door te laten zien wat wij doen. Daarmee kunnen wij de zorgen en dat wantrouwen wegnemen. De onderstroom in de samenleving waarover u spreekt en die andere fundamentele ontwikkelingen, spelen al veel langer. Ik ontken die niet, maar in mijn ogen zijn dat niet de fundamentele dragers voor een beoordeling van het kabinet op dit punt. Dat zijn de andere punten die ik heb genoemd.

De voorzitter:

Ik doe nu even aan enig verwachtingenmanagement. Ik verwacht, mijnheer Van Geel, dat u uw betoog binnen een minuut afrondt.

De heer Van Geel (CDA):

Voorzitter. Ik rond af met een algemener oordeel over de ontwikkelingen die ik zojuist heb geschetst.

Ik heb al aangegeven dat de afspraken in het regeerakkoord zijn gebaseerd op een heldere analyse van onze samenleving en de noden en wensen die daar leven. Ik heb ook aangegeven dat regeren voor een groot deel neerkomt op het uitvoeren van wat is afgesproken en niet op het elke keer neerleggen van nieuwe vergezichten en visies. Gewoon uitvoeren. Na de inspiratie komt de fase van de transpiratie. Onze aandacht en die van het kabinet zullen moeten gaan naar hoe de uitvoering van de plannen kan worden verzekerd. Dan moeten wij ook naar onszelf kijken. Gelukkig doen wij dat ook. Neem de commissie-Dijsselbloem en het onderzoek van de Algemene Rekenkamer naar de ICT-functie van de overheid. Denk aan de rol van de markt bij de uitvoering van de ov-chipcard. Denk aan de rol van de zbo's en de rol van andere overheden. Dat zijn zaken, de uitvoering betreffende, waar wij structureel naar moeten kijken. Ideeën moeten worden omgezet in plannen, projecten, wetten en regels. Natuurlijk zijn er zaken die beter kunnen. Ik heb er al een aantal genoemd. Ik wijs op het proces rondom het ontslagrecht en de aanpak van de wijken, maar oplossingen komen niet dichterbij door machogedrag en turbotaal, maar door verstandige en effectieve bestuurders en politici die steun verwerven, overtuigen, maar ook luisteren.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Ik constateer dat de bijdrage van de heer Van Geel een hoog single-issuegehalte heeft. Hij heeft het eigenlijk alleen maar gehad over de kortetermijnbelangen van één soort, namelijk de westerse mens. In de verantwoordingsbrief worden drie hoofdthema's aangegeven. Een daarvan is duurzaamheid. Daar vallen klimaat, milieu en dierenwelzijn onder. Ik heb de heer Van Geel daarover met geen woord horen spreken. Ik heb hem wel over prachtwijken horen spreken, maar wat hebben wij aan prachtwijken als die straks onder water staan? De Algemene Rekenkamer geeft aan dat het in de jaarverslagen ontbreekt aan concrete en afrekenbare instrumenten en effectindicatoren. Gaat de heer Van Geel ermee akkoord dat die er niet in staan en dat wij het kabinet dus niet kunnen afrekenen op die belangrijke thema's? Juist de heer Van Geel als voormalige staatssecretaris van Milieu moet toch weten hoe belangrijk het is dat het principe de vervuiler betaalt goed wordt toegepast?

De heer Van Geel (CDA):

Zoals ik heb aangegeven, heb ik een selectie gemaakt van een aantal thema's dat wij belangrijk vinden en waarover wij opmerkingen hebben. Wij staan volledig achter het thema duurzaamheid zoals geschetst, inclusief aanpak en ambitieniveaus. Wij zien dat op een constructieve manier in samenspraak met de samenleving deze doelstellingen dichterbij worden gebracht. Dit vinden wij een buitengewoon positieve ontwikkeling die wij dan ook ten volle steunen. Daarom heb ik desgevraagd een en ander nog eens bevestigd. Wij hebben geen zwaarwegende opmerkingen over de wijze waarop dit momenteel wordt uitgevoerd.

Mevrouw Thieme vraagt voorts naar de concrete afspraken en de toetsbare doelen. Ik heb nog nooit een rapport van de Algemene Rekenkamer gezien waarin niet steeds erop wordt gewezen dat de doelstellingen beter en scherper moeten zijn en dat de concretisering en de effectuering ervan dichter bij elkaar gebracht moeten worden. Ik sta achter het streven om dit zo veel mogelijk te doen, maar wel in alle redelijkheid. Wij moeten niet alles kwantificeren en dusdanig omschrijven dat wij lucht meten, maar niet de effectiviteit van het beleid. Ik vind het een verzachtende omstandigheid dat het nieuw is dat de 74 doelstellingen van het regeerakkoord in de begroting verwerkt moeten worden. Ik denk dat een en ander aanleiding tot verbetering geeft, zoals de Algemene Rekenkamer zegt. Ik heb er echter alle begrip dat het voor het begrotingsjaar 2007 met een bijkomend beleidsprogramma op deze wijze gebeurd is. Ik constateer tot slot dat in alle begrotingshoofdstukken wel degelijk een relatie gelegd is met de doestellingen.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik vind het opmerkelijk dat de heer Van Geel naar aanleiding van deze enorme kritiek van de Algemene Rekenkamer dat het totaal ontbreekt aan effectindicatoren op zo'n belangrijk onderwerp als klimaat en dierenwelzijn – dit wordt nota bene erkend door het kabinet – niet aan het kabinet vraagt hoe het voor de komende begrotingen gaat garanderen dat wij daadwerkelijk een debat kunnen voeren over de effecten van dit klimaatbeleid.

De heer Van Geel (CDA):

Ik constateer dat het kabinet in zijn reactie op de verschillende voorstellen van de Algemene Rekenkamer zegt dat dit opgepakt wordt. Als dit zo is, heb ik er geen behoefte aan, hierover verder een debat te voeren.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Er staat helemaal niets in de brief. Er wordt in vage bewoordingen gezegd dat er minder dierlijke eiwitten moeten worden geconsumeerd en geproduceerd, maar er wordt vervolgens niet gezegd hoe wij dit gaan meten en ervoor zorgen dat een van de grootste vervuilers op dit moment, namelijk de veehouderij, ook daadwerkelijk wordt aangepakt. Ik zie hierover in de stukken helemaal niets terug. De heer Van Geel gaat er gewoon van uit dat het kabinet dit wel op de een of andere manier gaat regelen en hij ziet volgend jaar wel weer verder.

De heer Van Geel (CDA):

Dat was niet de vraag die mevrouw Thieme mij stelde. De vraag was: hoe kunnen wij doelstellingen en effectmeting dichter bij elkaar brengen? De Rekenkamer heeft hierover verstandige dingen gezegd. Ik constateer dat het kabinet zegt dat op dit punt verbeterslagen gemaakt kunnen worden. Hier ben ik het mee eens, zowel met de kritiek als met het antwoord van het kabinet.

De heer Pechtold (D66):

De heer Van Geel verwoordt mooi dat hij van "inspiratie naar transpiratie" wil gaan. Zijn bijdrage ten aanzien van de twee belangrijkste thema's, de arbeidsmarkt en de woningmarkt, komt op mij meer over als "van niet willen weten naar niet willen zweten". Ik hoor de heer Van Geel langs deze thema's scheren. Ik hoor hem uitstellen. Het is leuk dat je de huurtoeslag een beetje beperkt met 1%. Het is aardig dat hij in de toekomst hoopt dat er wat aan de wijken gebeurt, maar aan de betaalbaarheid van een koopwoning voor starters verandert de komende jaren geen donder. De arbeidsmarkt kun je niet anderhalf jaar voor je uit schuiven.

De voorzitter:

Mijnheer Pechtold, uw termijn komt nog en u bent eigenlijk gewoon een betoog aan het houden. De interruptie is bedoeld voor een korte vraag. Wij zijn gekomen aan het einde van het betoog van de heer Van Geel, dus graag een korte vraag.

De heer Pechtold (D66):

Omdat ik veel gemist heb in dit betoog, vraag ik de heer Van Geel om een visie op die twee belangrijke thema's, de woningmarkt en de arbeidsmarkt. Hoe komen wij op deze terreinen tot daden?

De heer Van Geel (CDA):

Ik heb aangegeven dat een beter functionerende arbeidsmarkt en het behalen van doelstellingen, de participatie van 80%, de basis zijn van dit regeerakkoord. Ze vormen het hart van het regeerakkoord, omdat met het behalen van de ambities om mensen aan het werk te krijgen, de betaalbaarheid van onze verzorgingsstaat gegarandeerd is. Een groot aantal maatregelen is op dit punt voorbereid. In aanvulling hierop en in samenhang hiermee zal de commissie-Bakker op korte termijn ons voorzien van belangwekkende adviezen. Ik ben het volstrekt met de heer Pechtold eens dat besluitvorming over en invoering van maatregelen op dit terrein de allerhoogste prioriteit hebben. De urgentie van dit dossier heb ik in mijn betoog verwoord. Een aantal zorgen over de woningmarkt delen wij. In mijn bijdrage tijdens de algemene politieke beschouwingen heb ik buitengewoon veel aandacht besteed aan de wijze waarop ervoor gezorgd kan worden dat de woningmarkt losgetrokken wordt. De woningmarkt moet worden losgetrokken om voor starters meer kansen te scheppen. Dat heb ik uitvoerig uiteengezet binnen de kaders van het regeerakkoord.

De heer Pechtold (D66):

Dit is een teleurstellend antwoord, want het is geen antwoord. U erkent gewoon dat u voor beide problemen nog in de fase van denken zit. U bent 100 dagen de wijken ingegaan. U weet nog niets aan de woningen te doen en hebt alles in commissies weggezet. Het is erg jammer dat wij nu weer moeten wachten. Ik reken met u af op Prinsjesdag.

De heer Van Geel (CDA):

Over het proces waarmee in de moeilijke discussie over arbeidsparticipatie en de rol van het ontslagrecht daarin uiteindelijk tot een oplossing is gekomen, ben ik niet erg vrolijk geworden. De keuze is gemaakt om zo snel mogelijk met een commissie een aantal verstandige voorstellen te doen om de arbeidsparticipatie te vergroten. De resultaten daarvan wacht ik vol vertrouwen af. Ik ben ook vol vertrouwen dat dit kabinet en deze coalitie heel verstandige keuzen zullen maken om de belangwekkende doelen op het gebied van participatie dichterbij te brengen.

De heer Rutte (VVD):

Voorzitter. Ik was eigenlijk van plan om aan het begin van mijn betoog een persiflage op de premier te houden. Men begrijpt dat ik daar, na intensief overleg met de minister van Justitie en het Openbaar Ministerie, van afzie.

Uit onderzoek van ING blijkt dat Nederlanders gemiddeld € 30 zouden willen betalen om zeker te zijn dat Nederland het aanstaande EK voetbal wint. Van de zes onderzochte landen hebben alleen de Fransen nog minder over voor een EK-titel. Italianen, Engelsen, Belgen en zelfs Duitsers hebben er per persoon meer geld voor over. Dat bewijst nog maar eens dat wij een zuinig volkje zijn, temeer omdat volgens hetzelfde onderzoek een op de vijf Nederlanders wel bereid zou zijn een week lang op een dieet van water en brood te leven als dat tenminste zou leiden tot de Europese titel. Was het huidige kabinet ook maar zo zuinig en verstandig als de Nederlandse bevolking!

De reden waarom 2007 een goed jaar was, zoals het kabinet terecht stelt, is vooral dat het beleid van het huidige kabinet zich in 2007 nog niet op alle fronten heeft doen gelden. Ik richt mij aan het begin van mijn betoog niet voor het laatst rechtstreeks tot de minister-president. U zei gisteren: Nederland heeft een negatief zelfbeeld. Eigenlijk hoorde ik u zeggen: wat zijn jullie toch allemaal ondankbaar; ik werk toch zo hard. Minister-president, ik daag u uit. Legt u dat nou nog eens uit. Legt u het uit aan de man of vrouw, de hardwerkende Nederlander, die 's morgens vroeg opstaat, in de file staat op weg naar het werk, laat thuiskomt en dan mogelijk de kinderen al in bed treft, die is gaan werken omdat de kinderopvang gemakkelijker bereikbaar werd en nu ziet dat de kinderopvang weer wordt ingeperkt en die door het kabinet in de portemonnee wordt geraakt met stijgende inflatie en stijgende belastingen. Die hardwerkende Nederlanders weten precies waar zij aan toe zijn en hebben terecht genoeg van deze minister-president en dit kabinet.

Een verantwoordingsdebat is een moment waarop wij onszelf in de spiegel aankijken. Wij bekijken waar wij staan, maar vooral ook waar wij naar toe gaan. Dat doen wij niet op een eiland in de tijd. Het onbehagen in de samenleving, manifest geworden tijdens de Fortuynrevolutie, is nog volop aanwezig. Dat is het onbehagen van vakmensen, die als leraar, verpleegkundige of politieagent het gevoel hebben dat hun het vak is afgenomen. Het is het onbehagen over de globalisering en het antwoord van de politiek daarop. Het is het onbehagen over die familie in de Diamantbuurt, die moest verhuizen omdat de stad haar omgeving, die Marokkanen, niet onder controle kreeg, en zei dat het maar beter was als de familie zou verhuizen. Het machtsmonopolie van de Staat werd niet ingezet voor de mensen die deugen tegen de mensen die niet deugen. Opgeteld leidt dit tot twijfel of de volgende generatie het wel net zo goed zal krijgen als de huidige. Het beantwoorden van het onbehagen vraagt om een precieze definitie van de rol van de Staat. Ik vind dat de Staat er moet zijn om mensen te steunen wanneer zij de Staat nodig hebben, op al die punten die zij zelf niet kunnen uitvoeren. Het gaat om veiligheid, onderwijs en het beschermen van de vrijheid. Het betekent ook dat mensen vrij worden gelaten op al die terreinen waarop zij zelf het beste van hun leven kunnen maken. Dat luistert nauw. Doe je het goed, dan zullen wij het vertrouwen in de politiek herstellen met een Staat die toekomstgericht en oplossingsgericht is. Maak je echter de fout, zoals dit kabinet doet, de rol van de Staat veel te groot te maken en te veel te beloven, dan zul je teleurstelling oogsten en het onbehagen vergroten.

Ik heb twee grote verwijten aan dit kabinet. Ten eerste voedt dit kabinet het onbehagen. Ten tweede lijdt het aan een chronisch gebrek aan leiderschap. Het kabinet voedt het onbehagen, in de eerste plaats door prachtige verhalen over economische groei te vertellen. De realiteit is dat de groei in het eerste kwartaal van dit jaar bijna is stilgevallen, dat de inflatie stijgt tot 2% en het consumentenvertrouwen met 12 procentpunt is afgenomen. Dit kabinet speelt mooi weer met de cijfers uit 2007. Hardwerkend Nederland heeft dit door. Zij merken in hun portemonnee dat hun koopkracht daalt, door stijgende inflatie en stijgende belastingen. Dit alles wordt mede veroorzaakt door deze coalitie.

Het kabinet voedt het onbehagen, doordat het niet doet wat het zou moeten doen. Driekwart miljard is blijven liggen aan geld voor wegen en spoor. Het is een bijzonder ernstige zaak dat het onmogelijk blijkt het geld aan wegen uit te geven, vooral als gevolg van de volstrekt doorgeschoten normen voor luchtkwaliteit. Van deze gekte moeten wij zo snel mogelijk af. Dit biologisch linksdraaiende kabinet mag de niet bestede gelden onder geen enkele voorwaarde gebruiken voor zijn andere stokpaardjes. Het ministerie van Verkeer en Waterstaat slaagt er niet in om het beschikbare geld in te zetten. Dit strookt totaal niet met de ernst van de fileproblematiek en de ondercapaciteit op het spoor. Er zijn bijvoorbeeld minder spitsstroken aangelegd, 25 in plaats van 51. Ik wil van het kabinet de garantie krijgen dat de niet bestede gelden alsnog worden gebruikt voor het aanleggen van infrastructuur, linksom of rechtsom.

Het generaal pardon kostte in 2007 maar liefst 174 mln. extra. Ik herhaal: 174 mln. extra. Dat zijn alleen nog maar de rechtstreekse uitvoeringskosten. Van dit bedrag is 160 mln. uitgegeven omdat de instroom van asielzoekers hoger was dan voorzien en de uitstroom lager. 14 mln. is uitgegeven omdat voormalig minderjarige alleenstaande vreemdelingen onder het generaal pardon alsnog mochten blijven. Met deze enorme overschrijding is nog niet duidelijk wat de werkelijke kosten van het generaal pardon zullen zijn. De bijstand, de bijzondere bijstand, huisvesting, huursubsidie, onderwijs, gezondheidszorg, re-integratietrajecten, maatschappelijk werk en zorgtoeslag resulteren allemaal in kosten waarvoor de VVD-fractie keer op keer een deugdelijke onderbouwing heeft gevraagd. Zij heeft deze nooit gekregen. Ik vraag dus nogmaals hoeveel het generaal pardon uiteindelijk gaat kosten als alle kosten opgeteld worden.

Ik ga verder met het onderwerp veiligheid. In de verder onleesbare verantwoordingsbrief van de minister-president staat dat het aantal overvallen in 2007 is gestegen en dat ook de recidive bij jeugdigen is toegenomen. Welke maatregelen gaat het kabinet nemen om deze ontwikkelingen tegen te gaan? Wij waren met het vorige kabinet op de goede weg, maar het huidige kabinet zet repressieve maatregelen bij voorkeur in de ijskast. Bovendien blijven wij aandacht vragen voor de positie van slachtoffers. Zij staan nog steeds in de kou, doordat het verhalen van schade op daders nog steeds niet is gerealiseerd. Het kabinet heeft nog steeds te veel aandacht voor daders en veel te weinig voor slachtoffers.

Mag ik u vragen, voorzitter, om de tijdmelding aan te zetten? Bij mij staat hij uit.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Zo eerlijk was ik nooit geweest.

De voorzitter:

Gaat u ondertussen gewoon door. U bent nu halverwege.

De heer Rutte (VVD):

Het kabinet voedt het onbehagen. Ik citeer CDA'er De Jong, collegelid van de Algemene Rekenkamer. Hij zegt dat de hoeveelheid retoriek waarmee het kabinetsbeleid wordt verkocht niet in overeenstemming is met de resultaten. Dit is het pr-kabinet. De VVD heeft berekend dat 12,5 mln. wordt uitgegeven aan communicatieadviseurs. Dat is nog zonder de Rijksvoorlichtingsdienst. 3,2 mln. is weggegooid voor die onzinnige 100 dagentournee van vorig jaar. Dan is er nog de belastingpropaganda van dit kabinet. Hoeveel gaf u uit, mijnheer de minister-president, aan het pr-advies dat zei dat u eerst een vliegtaks moest invoeren en dat u vervolgens moest zeggen dat voor Turkije en de Canarische eilanden de vliegtaks lager zou zijn? Hoeveel hebt u betaald voor het pr-advies dat zei dat u een verpakkingsbelasting moest invoeren, dat u moest zeggen dat dit goed was voor het milieu, terwijl tweederde van de opbrengsten rechtstreeks in de schatkist verdwijnt? Wat zijn de kosten van het pr-advies over de erfenisbelasting? Het kabinet zegt die belasting te zullen aanpakken, maar dat de opbrengst gelijk moet blijven. Hoezo aanpakken, met gewoon dezelfde opbrengst? De bijtelling voor leaseauto's is door het kabinet eerst verhoogd van 22% naar 25% en wordt nu voor een heel beperkt aantal auto's verlaagd naar 20%. Hoera! Hoeveel heeft het kabinet uitgegeven aan het pr-advies waarin staat dat het de CO2-taks moet invoeren? Die taks is feitelijk een voortzetting van de huidige bpm, zodat automobilisten straks naast de kilometerheffing ook nog gewoon, met dank aan het CDA, mijnheer Van Geel, de bpm mogen betalen.

De VVD-fractie is tegen al die belastingverhogingen. De hardwerkende Nederlanders worden er keihard door getroffen, mijnheer Van Geel.

De heer Van Geel (CDA):

Afgezien van het feit dat dit een herhaling is van de discussie bij de algemene politieke beschouwingen, waar niet alleen het kabinet, maar ook de CDA-fractie uitdrukkelijk heeft aangegeven dat tegenover verhogingen ook ontzettend veel verlagingen staan, weigert u consequent om een samenhang te zien tussen de geheven belastingen en de verlagingen, om de discussie te voeren of het beter is om arbeid te belasten of om verbruik te belasten en om te bekijken of vergroening niet verstandig is. Dan komt u tot dit soort buitengewoon eenzijdige discussies.

Bovendien hebt u ten aanzien van de bpm gewoon een absoluut verkeerd beeld van het standpunt van de CDA-fractie. Wij zijn consequent uitgegaan van het standpunt dat de bpm afgebouwd moet worden tot nul; dat blijven wij ook doen. Dat is een volstrekt helder standpunt, waarvan ik ook niet wens dat u dat hier ter discussie stelt.

De heer Rutte (VVD):

Mijnheer Van Geel, u kent de feiten niet en u verdedigt het onverdedigbare. U kent de feiten niet, want de nettoverzwaring van de lasten die dit kabinet doorvoert, bedraagt dit jaar 5 mld. en over de hele kabinetsperiode 7 mld. Dat hebt u nodig, omdat u de uitgaven netto verhoogt met 10 mld., de grootste uitgavenexplosie sinds het eerste kabinet-Den Uyl.

U verdedigt het onverdedigbare. U zei de kilometerheffing te gaan invoeren en dan de bpm af te schaffen. Inmiddels is het duidelijk dat die bpm overeind blijft; u noemt deze straks de "CO2-belasting". U denkt misschien 12,5 mln. uit te kunnen geven aan een pr-advies en dat bij de Nederlanders er wel doorheen te krijgen, maar hardwerkend Nederland hebt u door. Daarom was de vraag van de heer Marijnissen zojuist zo goed.

De heer Van Geel (CDA):

Dit zijn gewoon twee volstrekt onjuiste waarnemingen. Allereerst merk ik dat u consequent alleen maar het jaar 2008 in ogenschouw wilt nemen bij de lastenverzwaringen, maar niet de samenhang van het hele pakket voor de komende jaren beziet, zowel voor de koopkracht als voor de belastingen. Dat betekent blijkbaar dat uw perspectief om te handelen en om oplossingen te zoeken, niet verder reikt dat dit jaar. U weigert consequent die samenhang te zien.

Ten tweede bestrijd ik dat de basis waarop de bpm geheven wordt – als dat de CO2-heffing is – uiteindelijk niet wordt afgebouwd, zoals wij steeds gezegd hebben. Ik weet niet waarop u baseert dat de CDA-fractie dat niet wil en dat wij ons standpunt in dezen gewijzigd zouden hebben. De heer Koopmans heeft herhaaldelijk, binnen en buiten deze Kamer, het standpunt van de CDA-fractie klip en klaar verwoord.

De heer Rutte (VVD):

De heer Koopmans is geen minister van Verkeer en Waterstaat. Misschien zou hij beter zijn dan de huidige, maar dat oordeel laat ik aan u over.

De huidige minister van Verkeer en Waterstaat, de zeer veelbelovende en als het zo doorgaat nog zeer lang zeer veelbelovende Eurlings, heeft inmiddels verklaard dat het wel degelijk denkbaar is dat je een soort CO2-taks gaat invoeren. Dat heeft hij nodig, omdat hij ruzie heeft met minister Bos over het volledig afschaffen van de bpm. Minister Bos is namelijk bang dat hij zijn geld niet binnenhaalt. Mijnheer Van Geel, de Nederlanders trappen daar niet in! De afspraak was dat, als er kilometerheffing kwam, er geen bpm meer zou zijn. Maar die blijft dus straks overeind.

Nogmaals, dat bedrag van 7 mld. is een nettobedrag. Dat staat namelijk in de cijfers voor de komende jaren: dit jaar 5 mld. netto extra lasten en over de hele kabinetsperiode 7 mld. Dat is een nettobedrag. Kijkt u nu nog eens goed naar de cijfers.

De heer Van Geel (CDA):

U neemt daarbij de verhoging van de zorgkosten mee. Dat is het grote punt. U weigert gewoon de stijging van de zorg onder ogen te zien en die nodig is om ervoor te zorgen dat de zorg geleverd kan worden; ik wijs daarbij op de discussies met de heer Marijnissen. U telt het gewoon mee als lastenverzwaring. Als u de discussie zo gaat voeren, kom ik ook een heel eind.

Nu hebt u het ineens niet meer over het CDA en de CDA-fractie, maar over de, terecht, veelbelovende minister van Verkeer en Waterstaat.

De heer Rutte (VVD):

Al zeer lang zeer veelbelovend!

De heer Van Geel (CDA):

Ja. U spreekt mij aan op het standpunt van het CDA. Dat is klip en klaar en nooit anders geweest. Wij hebben duidelijk de randvoorwaarden voor de discussie aangegeven. Voor verhalen en discussies over ministeries moet u bij het kabinet zijn. Ik wens hier niet te horen dat het CDA een ander standpunt heeft verwoord dan eerder.

De heer Rutte (VVD):

Tita Eurlings gaat er een soort geldwisselkantoor van maken. Hij gaat geld binnenhalen en weer teruggeven. Netto blijft over dat onder deze minister van Financiën de bpm niet wordt afgeschaft. Dat voorspel ik u. De bpm zal vervangen worden door een CO2-taks. Ik voorspel nog iets: u zult door de bocht gaan, met uw woordvoerder Verkeer en Waterstaat. Net als u door de bocht bent gegaan met 7 mld. lastenverzwaring. Net als u door de bocht bent gegaan met 10 mld. extra uitgaven door het kabinet. Net als u door de bocht bent gegaan met een generaal pardon. Het zijn alle zaken waarvan u in de verkiezingscampagne zei dat u ertegen was.

De heer Van Geel (CDA):

Het debat moet niet gevoerd worden op basis van voorspellingen. Dat doet u maar ergens anders, bijvoorbeeld bij gokkasten. Voorspellingen zijn hier niet relevant. Relevant is het standpunt van het CDA. Het standpunt van het CDA nu is gelijk aan het standpunt van het CDA in het verleden. Wij hebben ons standpunt niet gewijzigd. Wij hebben klip en klaar aangegeven dat de afbouw van de bpm uiteindelijk moet uitkomen op nul.

De heer Rutte (VVD):

Garandeert u in dit debat...

De voorzitter:

Mijnheer Rutte, ik vind het heel slim van u dat u via uw termijn de heer Van Geel de hele tijd interrumpeert, maar dat is niet helemaal de gang van zaken hier. Ik vraag u om antwoord te geven op de vraag van de heer Van Geel.

De heer Rutte (VVD):

Geeft het CDA hier de garantie af dat de bpm volledig wordt afgeschaft en dat het ondenkbaar is dat de bpm vervangen wordt door een CO2-belasting?

De heer Van Geel (CDA):

Die discussie over vervangen...

De heer Rutte (VVD):

Geeft u nu antwoord, ja of nee!

De heer Van Geel (CDA):

Ik geef geen antwoord op vragen die niet relevant zijn.

De heer Rutte (VVD):

Is het ja of nee?

De heer Van Geel (CDA):

Ons standpunt is: bpm-afbouw op weg naar nul. Ik meen dat dat de formele formulering was.

De heer Rutte (VVD):

Hou toch op, mijnheer Van Geel.

De heer Van Geel (CDA):

Daarnaast wordt gediscussieerd over de grondslag tussentijds voor de afbouw. U knoopt beide zaken onterecht aan elkaar.

De heer Rutte (VVD):

Het lijkt mij voor iedereen beter dat u nu gaat zitten!

De heer Van Geel (CDA):

Met dit soort flauwekul zou u zich niet moeten bezighouden.

De voorzitter:

Voor de discussie lijkt het mij beter als u antwoord geeft op vragen en interrupties niet gebruikt om wedervragen te stellen.

De heer Rutte (VVD):

Het antwoord op de vraag is drieledig. In de eerste plaats verhoogt dit kabinet de lasten netto met 7 mld. en de uitgaven netto met 10 mld. U hebt dat dus verkeerd, u moet dat nakijken, mijnheer Van Geel. In de tweede plaats heeft dit kabinet ruzie over het afbouwen van de bpm en ik voorspel u dat het deze belasting zal vervangen door een CO2-belasting. In de derde plaats hebt u nu in deze Kamer de keiharde toezegging gedaan dat het CDA nooit akkoord zou gaan met inruilen van de bpm voor een CO2-belasting.

De voorzitter:

Een allerlaatste zin, mijnheer Van Geel.

De heer Van Geel (CDA):

Ik heb daar meer zinnen voor nodig. Als ik iets moet bevestigen dat ik niet kan bevestigen, omdat het volstrekt onjuist is, vind ik dat ik het recht heb om dat kort maar krachtig te weerspreken. In de eerste plaats heeft de 7 mld. lastenverzwaring voor het grootste deel betrekking op verhoging van de zorguitgaven. Als wordt gesuggereerd dat dit belastingverhogingen zijn, wordt hier een volkomen onjuist beeld geschetst.

In de tweede plaats verwacht u een discussie over afbouw van de bpm naar nul met daarbij de vraag wat er op die weg naar nul nog over is voor de bpm. U probeert daarmee aan elkaar te knopen wat inhoudelijk gewoon niet correct is.

De heer Rutte (VVD):

Voorzitter.

De voorzitter:

Nee mijnheer Rutte. Dit lijkt mij een mooie afsluiting van het debat tussen u en de heer Van Geel. Ik geef nu het woord aan de heer Slob.

De heer Slob (ChristenUnie):

Mijnheer Rutte, u poneert met veel retoriek dat het kabinet het wantrouwen voedt. Vertrouwen tussen overheid en burgers is volgens mij een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Als wordt geredeneerd vanuit de Kamer is dat een gezamenlijke verantwoordelijkheid van oppositie en coalitie. Het zou goed zijn als u bij uzelf te rade ging wat het voor het vertrouwen van de burgers in de politiek betekent als u zegt dat de vijand in het torentje zit en dat de regering leugens verkondigt als u het niet eens bent met het kabinetsstandpunt. Mijn vraag gaat over het volgende. U beschuldigt de regering er ook van dat de inflatie omhoog gedreven wordt. De cijfers laten zien dat over 2007 de inflatie 1,7% is. Dat is keurig, iets lager zelfs dan in de eurozone. De huidige cijfers geven aan dat er wel een lichte stijging is maar in de eurozone is die bijna twee keer zo hoog. Wij doen het dus uitstekend. Laten wij recht doen aan de werkelijkheid en deze niet verdraaien, want daar bent u nu wel mee bezig.

De heer Rutte (VVD):

Volgens het CBS zal de inflatie dit jaar stijgen naar 3%. Daarmee komen wij aan de bovenkant van Europa te staan. Daar houd ik het kabinet voor verantwoordelijk. Het kabinet verhoogt achttien belastingen, voert een belastingverhoging in van 7 mld. in de komende jaren. Dat is gemiddeld € 1000 per hardwerkende Nederlander. U verhoogt de btw. Wat betekent dat voor de inflatie, denkt u?

De heer Slob (ChristenUnie):

U begint weer een hele retorische opsomming die wij inmiddels al helemaal uit ons hoofd kennen. Wij zijn hier bezig met Verantwoordingsdag. Wij kijken terug, en wel naar 2007. Dan zien wij dat de inflatie in Nederland lager was dan in de eurozone, ik geloof 0,2%. De inflatie gaat nu wat omhoog. Dat heeft natuurlijk te maken met wat internationaal aan de orde is maar wij zien dat zij in de eurozone bijna twee keer zo hoog is dan in Nederland. Wij doen het dus uitstekend. Dat moet dan ook gewoon gezegd worden. U moet niet eenzijdig gaan winkelen in de stukken. U doet nu zelf wat u vorig jaar de minister van Financiën verweet.

De heer Rutte (VVD):

U steekt niet de kop in het zand, u gaat met de rug naar de toekomst staan. U zegt: in 2007 viel het mee. Dat is logisch; in 2007 heeft het beleid nog nauwelijks impact gehad en werkte het voortreffelijke beleid van de vorige kabinetten nog door. Inmiddels begint het beleid van dit kabinet wel schade aan te richten. Ik verwijt u en deze coalitie dat u goede sier maakt met die economisch redelijke resultaten over 2007, terwijl inmiddels de economische groei tot stilstand is gekomen, terwijl Nederland kruipt naar de top van de inflatie binnen Europa vanwege al die belastingverhogingen en terwijl het consumentenvertrouwen met twaalf punten afneemt.

De heer Slob (ChristenUnie):

Vorig jaar verweet u het kabinet, in het bijzonder de minister van Financiën, dat hij goede sier aan het maken was. Toen zei u: "Wacht maar, volgend jaar roep ik u hier ter verantwoording en dan kunt u met uw cijfers komen." Nu zijn de cijfers goed en verwijst u weer naar volgend jaar. Zo kunnen wij elkaar nog wel een tijdje bezighouden natuurlijk.

De heer Rutte (VVD):

Wij hebben met elkaar op Prinsjesdag gedebatteerd over 2008. Wij kijken nu terug op 2007. Ik stel vast dat het kabinet het wantrouwen in de samenleving tegen de politiek voedt door te zeggen dat de cijfers over 2007 redelijk zijn, terwijl de realiteit voor heel hardwerkend Nederland nu is dat het geld inlevert. De mensen gaan er in koopkracht op achteruit. Zij zien enorme prijsstijgingen voor allerlei producten. De huizen stijgen nog maar nauwelijks in waarde en het risico bestaat dadelijk dat mensen een hogere hypotheek hebben dan de waarde van hun huis. Jonge mensen kunnen bijna niet meer aan een hypotheek komen. Dat is de realiteit van nu en u staat daar met uw rug naar toe.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Mijn stelling zou eigenlijk zijn dat toen u, mijnheer Rutte, in het kabinet zat, u met de rug naar de samenleving stond, maar ik ga nog iets anders zeggen. Ik heb nog eens even gekeken naar wat u voor oplossingen had voor deze problemen en wat u destijds deed voor die hardwerkende Nederlander. U bent zo dol op lijstjes, dus hier is er een uit uw verkiezingsprogramma. Dan gingen de mensen alle schoolboeken zelf betalen. Dan werd de zorgtoeslag verlaagd. De huisarts, de pil, de kraamzorg en de tandarts moest men dan zelf betalen. Het eigen risico voor de zorg ging dan omhoog. Voor chronisch zieke familieleden kreeg men dan geen compensatie meer. Er was dan geen kindgebonden budget gekomen. Er was dan minder geld voor de wijken gekomen, terwijl u daar zo hard over roept. Er was dan geen praktische hulp gekomen voor re-integratie. Dan was de WW-duur van mensen verkort, was de arbeidskorting omlaag gegaan en hadden gemeenten minder geld gekregen voor voorzieningen. Dus, mijnheer Rutte, u kunt hier wel een heel mooi verhaal vertellen, maar er stond één ding in uw verkiezingsprogramma waardoor de mensen iets meer zouden krijgen. Daar heb ik u destijds van horen zeggen: dat was een fout in ons verkiezingsprogramma. En dat was die gratis kinderopvang.

De heer Rutte (VVD):

Mevrouw Hamer, om te beginnen die schoolboeken, het meest belachelijke voorstel van deze hele coalitie. Het gehele onderwijs is ertegen. Het slaat nergens op.

Ten tweede noem ik de zorg. Wij hebben maatregelen genomen om de stijging van de zorglasten te beperken en om te komen tot belastingverlaging zodat de mensen genoemde stijging zo min mogelijk in hun portemonnee zouden merken.

Ten derde, het kindgebonden budget. Wij hebben altijd gezegd: zet in op de kinderbijslag en ga niet met allerlei inkomensafhankelijke regelingen werken die weer leiden tot nivellering.

Ten slotte nog over die wijken van u. Ik ben blij dat u ze nog verdedigt, want niemand lijkt ze dezer dagen nog te verdedigen. Mevrouw Vogelaar staat alleen. En terecht! Want ook dat is verkeerd beleid. U helpt mensen niet met stenen, u helpt mensen door ze aan het werk te helpen. U laat mensen thuiszitten. Bijstandsmoeders, mensen in de WAO, zij komen dankzij de Partij van de Arbeid niet meer aan het werk.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik hoor u nu op allemaal dingen ingaan die ik zo-even niet noemde. Wat deed u dan met de huisarts?

De heer Rutte (VVD):

U had het over het kindgebonden budget. U had het over de wijken. U had het over de schoolboeken. U had het over ons zorgstelsel.

Mevrouw Hamer (PvdA):

De wijken heb ik helemaal niet genoemd. Ik had het over de huisarts, de pil, de kraamzorg, de tandarts, het eigen risico in de zorg, de chronisch zieken, minder geld voor veiligheid, re-integratie en bekorting van de WW-duur. Als je dat bij elkaar optelt, kom je op veel meer dan die achttien belastingen waarover u het steeds heeft. Het is heel leuk om met rijtjes te komen, maar deze rijtjes komen letterlijk uit uw verkiezingsprogramma. Blijkbaar wilt u nu helemaal afstand nemen van uw verkiezingsprogramma.

De heer Rutte (VVD):

Integendeel. Ik heb net een aantal reacties gegeven op alle punten die u noemde. Ik heb het over de schoolboeken gehad. Ik ben ingegaan op al uw punten over de zorg. Wij hebben maatregelen genomen om de stijging van de zorgkosten te beperken. Wij hebben voorstellen gedaan om extra geld in de zorg te investeren om te bewerkstelligen dat de eerstelijnszorg versterkt wordt, zodat mensen niet te snel worden doorverwezen als de huisarts het zelf kan oplossen.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Maar vervolgens bezuinigt u op die huisarts.

De heer Rutte (VVD):

Wij hebben toen geen steun voor onze voorstellen gekregen. Het kindgebonden budget is nivellerend. Wij hebben gezegd: zoek het in de kinderbijslag. Die is namelijk inkomensonafhankelijk. En u had het zo-even ook over de wijken. Daar had u het toch over? Ik heb daarop gezegd: die wijkaanpak is verkeerd, je moet mensen aan de slag helpen en niet investeren in bakstenen.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Eén ding kunt u in ieder geval niet, en dat is luisteren, want ik had het over geld voor veiligheid.

De heer Rutte (VVD):

Ons verkiezingsprogramma was het enige waarin netto meer geld naar veiligheid ging. Ik daag u uit in de CPB-berekening te laten zien waar dat dan niet staat.

Mevrouw Hamer (PvdA):

U trok er minder geld voor uit, maar ik zei al dat u slecht kunt luisteren. U kunt ook slecht rekenen. Mijn conclusie is dat uw verkiezingsprogramma het verkiezingsprogramma was van: zoek het zelf maar uit. U hebt vandaag heel veel woorden nodig en u schreeuwt heel hard, maar het is precies zoals de heer Slob zegt: de cijfers komen u niet uit en daarom vertelt u dit verhaal vandaag.

De heer Rutte (VVD):

Mevrouw Hamer, wij hebben in ons verkiezingsprogramma het lef gehad om ervoor te zorgen dat mensen uit hun uitkering naar een baan gaan. Wij hebben het lef gehad om keuzes te maken bij de stijgende zorgkosten door ervoor te zorgen dat mensen het minimaal in hun eigen portemonnee voelen. Wij hebben het lef gehad om niet tegen mensen in een achterstandspositie te zeggen: blijft u maar thuiszitten achter de vitrage met uw geranium. Dat is wat uw Partij van de Arbeid wel doet. Als mevrouw Noorman-den Uyl nog lid zou zijn van uw fractie, zou zij zeer verbaasd zijn over het beleid dat u op dit moment voert.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Maar dit is iets te gemakkelijk, want één ding weet ik zeker van Saskia Noorman-den Uyl, namelijk dat zij trots zou zijn dat u hier elke keer zegt dat dit kabinet nog linkser is dan het kabinet-Den Uyl.

(geroffel op de bankjes)

De heer Rutte (VVD):

Ik hoor vanaf de CDA-bankjes nu overigens niets. Weet u waarom Saskia Noorman-den Uyl zich zou schamen voor wat er nu gebeurt? Zij heeft het mogelijk gemaakt in het debat over de Wet werk en bijstand, dat ouders met kleine kinderen solliciteren en aan de slag komen. Dat heeft toen de PvdA mogelijk gemaakt. Het CDA was daartegen. U bent door de bocht gegaan in dit kabinet. Als ik mijnheer Aboutaleb – dat is een van de beste mensen in dit kabinet – dit op de televisie zie verdedigen, dan zie ik hem dat doen zonder enige passie, simpelweg omdat hij er zelf niet in gelooft. U blijkbaar wel.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik hoor u hier met vuur oppositie bedrijven, waarvan ik geniet, maar toch snap ik één ding niet. Als je kijkt naar het beleid van de afgelopen jaren toen uw partij regeerde, dan kun je zeggen dat per saldo de lasten voor burgers zijn verzwaard en de lasten voor het bedrijfsleven zijn verlicht. Dat was de trend van de afgelopen jaren. Als je kijkt naar dit kabinet, dan worden per saldo de lasten voor burgers verzwaard en die voor het bedrijfsleven verlicht. Dit kabinet doet dus exact hetzelfde als u al die jaren deed. Dus u regeert gewoon door. Dus ik snap al uw opwinding niet.

De heer Rutte (VVD):

Er zijn twee grote verschillen. Ik zal u bijlichten. Het eerste grote verschil is dat vorige kabinetten regeerden in een periode van economische neergang. De broekriem moest worden aangehaald. Dat was van belang om het bedrijfsleven meer ruimte te geven om te ondernemen zodat de economie sneller ging groeien. Wij hebben steeds gezegd: uiteindelijk moet hardwerkend Nederland dat ook in zijn portemonnee voelen. In het laatste kwartaal van vorig jaar groeide de economie met meer dan 4%; dit jaar levert hardwerkend Nederland gewoon in, het houdt minder over qua koopkracht. Het is ongekend in de Nederlandse geschiedenis dat bij dit soort groeicijfers, men in zijn portemonnee minder overhoudt. Daar maak ik bezwaar tegen. Dat is slecht voor het aanzien van de politiek.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat mag u allemaal doen, maar dat neemt niet weg dat de ideologische keuzes van dit kabinet dezelfde zijn als die van de VVD-kabinetten die er zijn geweest, namelijk als er sprake is lastenverlichting: eerst het bedrijfsleven en daarna pas de burgers.

De heer Rutte (VVD):

De situatie was toen totaal anders. Wij moesten toen het bedrijfsleven helpen om in een economische neergang internationaal concurrerend te blijven. Er is nu een totaal andere situatie. De economie groeide het laatste kwartaal met meer dan 4%, maar hardwerkende Nederlanders leveren in. U vergelijkt dus echt appels met peren.

Mevrouw de voorzitter. Ik zei al: de VVD is tegen alle belastingverhogingen die dit kabinet wil doorvoeren. Zij treffen namelijk de hardwerkende Nederlander onevenredig zwaar. Ik vraag aan de minister-president en de minister van Financiën een onderbouwde visie op de belastingdruk in Nederland, een vergelijking met het recente verleden en een doorkijk naar de toekomst. Ik vraag het kabinet waar volgens zijn mening de grenzen van de Staat moeten worden getrokken. Wij kunnen dat in dit debat afhandelen, maar ik kan mij ook voorstellen dat wij daar nog een apart debat aan wijden.

Dit kabinet voedt het onbehagen, ook door steeds meer door te dringen in het persoonlijk leven van mensen. Je zult maar vrouw zijn in dit land en te maken krijgen met de bemoeizuchtige en paternalistische oproepen over borstvoeding en over hoeveel kinderen wij zouden moeten krijgen. Bos en Balkenende staan door de brievenbus naar binnen te turen en de heer Rouvoet staat met een notitieblokje naast het hoofdkussen. Dat is het beeld van deze coalitie. Dit kabinet doet denken aan een telefonische enquête. Ze vallen ons lastig op plekken waar wij niet lastig gevallen willen worden en met een boodschap waar wij niet op zitten te wachten. Een boodschap is bijvoorbeeld dat de koopzondag aan banden moet worden gelegd, een andere is dat de vrijheid van meningsuiting met het CDA voorop ter discussie staat, of het nu gaat om de film van collega Wilders of de twee processen van de minister-president tegen het blad Opinio of de arrestatie van een cartoonist verleden week. Dat maatschappelijke klimaat, mijnheer Van Geel, zien wij vandaag terug in De Telegraaf, waarin stond dat de schilderijen van kunstenares Ellen Vroeg, omdat enkele moslimmannen hadden geklaagd over haar abstracte schilderijen, zijn weggehaald uit de hoofdruimte van het stadhuis van Huizen. Dat is de zelfcensuur waar Nederland, met dank aan het CDA, inmiddels aan ten prooi valt.

De heer Van Geel (CDA):

Ik zou graag willen weten, ook omdat in de media al een paar keer deze uitspraak van de heer Rutte heeft gestaan, waarop hij baseert dat wij, de CDA-fractie, de film van de heer Wilders zouden hebben willen verbieden en de vrijheid van meningsuiting op dat punt ter discussie hebben gesteld.

De heer Rutte (VVD):

Ik heb collega's van u zeer enthousiast horen reageren op de uitspraak van VNO-NCW dat die film niet zou moeten worden uitgezonden.

De heer Van Geel (CDA):

Ik vraag u naar uitspraken die ik gedaan zou hebben in dat debat.

De heer Rutte (VVD):

Dat was niet in het debat. Ik heb u en de heer Verhagen op een donderdagavond, ik meen 18 februari, na het bewindsliedenoverleg van het CDA en later die week de CDA-prominent de heer Van den Broek, horen zeggen: het zou beter zijn als dit Kamerlid die film niet uitzond. Dat is toch een ongelooflijke arrogante beperking van de vrijheid van meningsuiting? U hebt zo'n uitspraak helemaal niet te doen als u die film helemaal nog niet kent.

De heer Van Geel (CDA):

Dat is niet ter discussie geweest. Ik bestrijd dat ook. Ik heb nooit aangegeven dat deze film verboden zou moeten worden. Ik heb alleen gevraagd om bij de beoordeling om het wel of niet te doen, ook andere aspecten in overweging te nemen. Dat mag ik vragen, ook in een debat over de vrijheid van meningsuiting.

De heer Rutte (VVD):

Mijnheer Van Geel, kijkt u nu zelfs nog eens naar de beelden van het journaal en ik meen NOVA van die donderdagavond in februari. U kwam er speciaal triomfantelijk het bewindsliedenoverleg van het CDA voor uitlopen. Minister Verhagen stond er ook bij. U zei beiden: deze film is onverstandig en het zou beter zijn als die niet werd uitgezonden. Ik vind dat een onbestaanbare uitspraak voor de fractievoorzitter van de grootste regeringspartij. U hoort hier pal te staan voor de vrijheid van meningsuiting. Die hoort ook voor het CDA onconditioneel te zijn.

De heer Van Geel (CDA):

Ik heb nooit gezegd – ik wil dat u dat erkent – dat deze film verboden moest worden. Er zijn mensen in de samenleving die zeggen dat dat wel had moeten gebeuren, maar ik heb nooit het standpunt ingenomen dat deze film verboden moest worden. Ik mag wel de persoon waar het om gaat, in dit geval de heer Wilders, vragen om rekening te houden met de gevolgen daarvan. Dat moet ik kunnen doen in een discussie over vrijheid van meningsuiting. Ik vind het buitengewoon bijzonder dat u die discussie op deze manier wilt beperken.

De heer Rutte (VVD):

U stond daar op straat en had bezwaar tegen het feit dat collega Wilders zijn film ging maken. U wees op de risico's voor onze internationale concurrentiepositie en allerlei andere zaken. Dat hebt u niet te doen. Zodra u merkt dat een van de mensen in deze Kamer, een journalist, cartoonist of columnist, wordt opgeroepen tot zelfcensuur, verwacht ik dat u als fractievoorzitter van de grootste regeringspartij zegt dat u staat voor het vrije woord.

De heer Van Geel (CDA):

Daar staan wij ook voor.

De heer Rutte (VVD):

De vrijheid van meningsuiting is een traditie van het CDA. Mijn vader stemde op de Anti-Revolutionaire Partij. Die partij stond altijd voor de vrijheid van meningsuiting. Hoe kunt u nu toch die tradities van uw eigen partij zo verloochenen?

De heer Van Geel (CDA):

Dat heeft niets te maken met de discussie over de vrijheid van meningsuiting. U probeert wat u een "algemeen maatschappelijk klimaat" noemt, te koppelen aan de positie van de CDA-fractie. Wij staan voor die vrijheid van meningsuiting, die begrensd wordt door wetten en regels. Wij kennen ook organen als het Openbaar Ministerie en de rechter die daarover oordelen. Ik mag in een debat vragen om te letten op de mogelijke consequenties van de wijze waarop het debat en waarop de discussie in de samenleving worden gevoerd. Dat – niet meer en niet minder – mag ik vragen aan degenen die deze uitingen doen en ik wens niet dat dit gekoppeld wordt aan de discussie dat de CDA-fractie daarmee de vrijheid van meningsuiting zou belemmeren. Dat is totaal niet aan de orde als ik dit soort discussies over toonhoogte en de wijze waarop wij iets doen aan de orde stel, zonder ooit te zeggen dat deze film verboden had moeten worden. Dat laatste heb ik nooit gedaan.

De heer Rutte (VVD):

Ik houd staande dat het CDA wel degelijk bijdraagt aan een klimaat waarin de vrijheid van meningsuiting wordt ingeperkt. Ik wijs op Donner over de satires en na de moord op Theo van Gogh, toen het ging over het aanscherpen van het artikel over godslastering. Ik wijs op de uitspraken van de minister-president, de heer Verhagen en uzelf over de film van collega Wilders. Ik wijs op nu al twee processen van de minister-president tegen het weekblad Opinio. Hij heeft het eerste verloren en is een tweede begonnen. Stop, mijnheer de minister-president, met daaraan belastinggeld te verspillen! Deze week komt daar de cartoonarrestatie bij, waarbij een man van zijn bed wordt gelicht en 30 uur wordt opgesloten. Ik heb u niet horen zeggen dat zoiets onbestaanbaar is.

De voorzitter:

Mijnheer Rutte, misschien wilt u luisteren naar de voorzitter? Dat zou het debat iets aangenamer maken. Dit debat is afgelopen week gevoerd. Het debat over de film is gevoerd. Ik geef nu nog één keer de kans aan de heer Van Geel om hierop te reageren en dan geef ik het woord aan de heer Van der Vlies.

De heer Van Geel (CDA):

Ik heb aan de heer Rutte gevraagd om de suggestie dat de CDA-fractie de vrijheid van meningsuiting op een groot aantal terreinen ter discussie stelt, te onderbouwen. Ik constateer dat hij dat niet heeft gedaan en dat dit absoluut niet aan de orde is. Wij hebben nooit de vrijheid van meningsuiting ingeperkt. Wat wij steeds doen en wat iedereen ook mag doen, is kijken in welke samenhang iets gebeurt en wat de mogelijke gevolgen zijn. Het is de traditie dat wij dat met elkaar doen. Het is ook de traditie dat wij elkaar de maat nemen, maar ik wil niet dat hier de suggestie wordt gewekt dat de vrijheid van meningsuiting bij de CDA-fractie in slechte handen is. Dat is absoluut niet aan de orde.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik ben nieuwsgierig naar wat de voorvoeging "onconditioneel" betekent bij die vrijheid van meningsuiting.

De heer Rutte (VVD):

Dat betekent dat er voor politici maar één iemand is die de vrijheid van meningsuiting kan beperken en dat is de rechter. Dat kan nooit gebeuren door politici die proberen het openbaar debat vooraf aan te zetten tot censuur. Dat is fout. De "massieve" arrestatie van vorige week van de cartoonist past niet in een land waarin het vrije woord zou moeten regeren.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik versta het zo dat de Grondwet zelf de vrijheid, die inderdaad belangrijk is, conditioneert door vast te stellen dat wij allemaal een verantwoordelijkheid hebben in de zin die de wet voorschrijft.

De heer Rutte (VVD):

Zeker. Dat is uitsluitend de persoonlijke verantwoordelijkheid die grenzen vooraf stelt. In onze rol als politici is die kwestie onconditioneel. Wij kunnen niet vooraf – dat is mijn grote bezwaar tegen wat de heer Van Geel gedaan heeft – het maatschappelijke debat op die manier proberen te beïnvloeden. Dat is namelijk grenzen stellen aan de vrijheid van meningsuiting en daar heb ik een zeer groot bezwaar tegen. Uit het recente Hennie-arrest van de Hoge Raad over het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens blijkt volstrekt duidelijk dat altijd rekening moet worden gehouden met de context. Ik heb eveneens grote twijfel over de blijkbare wijziging in het opsporingsbeleid van het Openbaar Ministerie, zeker als ik dan ook nog hoor dat er een interdepartementale werkgroep cartoons zou bestaan. Ik zal de minister volgende week daarover verder bevragen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Noem het dan een persoonlijke verantwoordelijkheid. Mijn stelling is dat wij elkaar daar ook in de politieke ruimte best aan mogen herinneren.

De heer Rutte (VVD):

Wij moeten vreselijk voorzichtig zijn dat wij als politici in het openbare debat anderen beperken in hun vrijheid van meningsuiting. Dat kan leiden tot zelfcensuur en een beperking van het openbare debat. Daartegen neem ik stelling.

Het kabinet voedt het onbehagen en leidt aan een chronisch gebrek aan leiderschap. De hele coalitie hangt als los zand aan elkaar. De Partij van de Arbeid is verlamd door de koplampen van de SP. Volgens traditioneel sovjetmodel heeft de PvdA zelfs een fractiebestuurslid aangewezen voor agitatie en propaganda. Gefeliciteerd, mijnheer Samsom, met uw benoeming!

Dit kabinet is een huwelijk zonder liefde, waarin de twee grootste partijen elkaar de tent uitvechten en ministers einzelgängers zijn. Minister Donner voert een eenzame strijd om het ontslagrecht te versoepelen. Minister Vogelaar verzandt in haar prachtwijken. Minister Rouvoet krijgt het elektronisch kinddossier niet van de grond. Hoeveel steun hebben zij eigenlijk voor hun plannen, zowel in het kabinet als bij de coalitiefracties? Grote problemen worden in de sneeuwschuiver vooruitgeschoven. Dit kabinet is vastbesloten, niets te besluiten. De Gouden Kooi stopt vandaag, maar gelukkig hebben wij het kabinet nog voor onze dagelijkse dosis ruzie, achterklap en onkunde!

Al die eigen agenda's leiden tot een schrijnende inconsistentie in het beleid van de huidige coalitie. Hoe kan een kabinet dat op kosten van de belastingbetaler gratis schoolboeken uitdeelt, bezuinigen op de kinderopvang, mevrouw Hamer? Hoe kan een kabinet onder het mom van het milieu allerlei belastingen invoeren die, als zij werken, de schatkist met een tekort opzadelen en die, als zij niet werken, geen enkel milieueffect hebben? Hoe kan een kabinet de kilometerheffing invoeren om mensen te laten betalen per gereden kilometer en tegelijkertijd de aanschafbelasting bpm onder een andere naam gewoon in stand laten? Hoe denkt de coalitie 200.000 mensen aan het werk te helpen als het ontslagrecht niet wordt vereenvoudigd en grote groepen mensen, zoals bijstandsmoeders en WAO'ers boven de 45 jaar, thuisgehouden worden door dit kabinet? Hoe denkt het kabinet de CO2-uitstoot terug te dringen als tegelijkertijd vier nieuwe kolencentrales worden gebouwd, mevrouw Halsema, en kernenergie taboe is? Kan iemand mij de logica daarvan uitleggen?

Balkenende IV oogt als een goochelaar in verwarring. De witte konijnen worden met grote moeite teruggestopt in de hoge hoed. De bloedende, in tweeën gezaagde assistente wordt in een gesloten kist het podium afgereden. Bij de truc met de kaarten wordt steeds een joker getrokken. De fractieleden van de coalitiepartijen klappen zich intussen het vel van de handen, niet voor de prestaties, maar om het meer dan avondvullende programma te redden en vooral ook uit plaatsvervangende schaamte.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Een klein vraagje. Wie is die assistente?

De heer Rutte (VVD):

Ik denk mevrouw Vogelaar.

Het gebrek aan leiderschap blijkt ook uit de inhuur van externen. Ik sprak al over de communicatieadviseurs. Over de volle breedte van het kabinetsbeleid is de inhuur van adviseurs geëxplodeerd tot boven de 1 mld. Als het kabinet nu eens duidelijk zou definiëren en zou weten waar het naar toe wilde, kunnen ambtenaren daarmee rekening houden. Die weten dan wat van hen verlangd wordt. Een kabinet dat zwemt in vijvers van onzekerheid laat ook zijn ondersteuning in het ongewisse. Het is dan niet onlogisch dat ambtenaren bij gebrek aan richting een beroep doen op externe adviseurs om een koers uit te zetten en oplossingen aan te dragen. Deze enorme stijging laat bovendien zien dat het afslanken van de overheid voor dit kabinet een klassieke vestzak-broekzakoperatie lijkt te worden. Wat bespaard wordt op salarissen, wordt net zo hard weer uitgegeven aan externe adviseurs. Het klassieke waterbedeffect.

Dit gebrek aan leiderschap raakt ook de minister-president. Hij heeft het over een VOC-mentaliteit. Die kan hij niet per interview afdwingen. Hij moet visie hebben en de wil om die visie waar te maken. Hoezo VOC-mentaliteit, als de coalitie los zand is, vol inconsistenties en zo veel hulptroepen aan externen nodig heeft om enigszins overeind te blijven? De VOC-mentaliteit verwijst naar de Gouden Eeuw, toen ons land bloeide als nooit tevoren. Het was een tijd waarin schrijvers en denkers uit alle windstreken hun toevlucht zochten in de Republiek. In deze nieuwe gouden eeuw van de premier worden opiniemakers en cartoonisten niet met open armen ontvangen, maar gevangen gezet. Er is meer. Hoezo VOC-mentaliteit als de minister-president niet eens de telefoon wil opnemen als de president van De Nederlandsche Bank belt om te bemiddelen tussen ABN AMRO en ING? Nederland had de vijfde grote bank ter wereld kunnen hebben. Ik pleit niet voor ingrijpen in het proces van fusies en verkopen; daar gaat de regering niet over. De minister-president werd actief gevraagd, zowel door ABN-Amro als door De Nederlandsche Bank, om te interveniëren. Hij deed dat echter niet. Zijn reactie, "het mocht niet van Wouter Bos", vond ik heel erg zwak. Hoezo VOC-mentaliteit als het door de minister-president geleide innovatieplatform blijft steken in vage yoghurt en ook de Algemene Rekenkamer zegt dat er geen probleemanalyse is en er geen doelstellingen zijn? Hoezo VOC-mentaliteit als de eerste verantwoordingsbrief volstrekt zonder inspiratie en onleesbaar is geschreven? Ik ben heel benieuwd of de minister-president die brief zelf heeft geschreven. Het kan bijna niet dat hij dit echt aan de Kamer heeft willen sturen. Het is een opsomming van een bestuurlijke en ambtelijke chaos: zes pijlers, tien projecten en 74 beleidsdoelstellingen. De minister-president is volkomen het zicht kwijt geraakt in het bord spaghetti dat hij zelf heeft gekookt.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik ben eigenlijk ook wel benieuwd of de heer Rutte zijn eigen tekst geschreven heeft. Hij spreekt steeds over leiderschap. Getuigt het van leiderschap dat de VVD-fractie eerst voor kilometerheffing is en daarna tegen kilometerheffing? Getuigt het van leiderschap als hij eerst actief meewerkt aan een groeiend Europa met open grenzen en opeens aarzelingen heeft wanneer er vanuit Europa allerlei mensen hierheen komen? Hoe zit het met zijn leiderschap? Hoe zit het met het vertrouwen van de Nederlandse bevolking in de oplossingen die hij heeft voor de problemen waar dit land mee worstelt?

De heer Rutte (VVD):

Onze opstelling in het debat over de kilometerheffing is heel simpel. Wij hebben altijd gezegd: een andere manier van beprijzen is prima. Dit kabinet heeft het draagvlak daarvoor echter weggenomen door de bpm te verhogen, door de accijns op diesel te verhogen, door niet extra te investeren in wegen en door geen keiharde garanties te geven over de invoering van de kilometerheffing. Wij hebben net gehoord dat de heer Van Geel het plan gaat blokkeren, maar tot vandaag was de aanname dat de bpm niet volledig zou worden afgebouwd. Gelukkig weten wij nu dat dat zeker wel zal gebeuren, en dat is winst in dit debat. Op al die punten heeft de coalitie het draagvlak onder de kilometerheffing weggehaald. Op het punt van de EU is mijn partij altijd buitengewoon terughoudend wat het toelaten van kansarme immigranten betreft. Om die reden deed ik vandaag in Elsevier het voorstel om de bijstand te sluiten voor mensen die als werkzaam immigrant naar dit land komen.

Dit kabinet hangt van inconsistentie aan elkaar. Het heeft geen oog voor de dagelijkse problemen van hardwerkende Nederlanders. De belastingverhogingen raken de mensen die het hardst werken voor hun geld. De fileproblematiek wordt niet serieus genomen. Nederland wordt niet snel genoeg veiliger. Het immigratie- en integratiebeleid is een drama. Mijnheer de minister-president, gefeliciteerd! Onder uw bekwame leiding is dit tweede kabinet-Den Uyl verworden tot het kabinet van het WWW: wachten, wijfelen en wankelen.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Voorzitter. Het doet ons plezier om dit keer niet alleen de minister van Financiën maar ook de minister-president te zien in deze Kamer om verantwoording af te leggen over het in 2007 gevoerde beleid. Het is ook verheugend dat bovenop het financieel jaarverslag een algemene verantwoordingsnota ligt waarmee dit debat een echt politiek debat kan worden. Zo hoort het ook. Regeren is verantwoording afleggen en regeren is verantwoordelijkheid nemen. De PvdA staat ergens voor. Wij pakten daarom onze verantwoordelijkheid toen wij vonden dat het slecht ging en dat het de verkeerde kant opging in Nederland. Inderdaad, voor het eerst sinds de wederopbouw hebben wij te maken met een generatie ouders die bang is dat hun kinderen het slechter krijgen dan zij.

Veel mensen hebben zorgen of ondervinden de effecten van de wereldeconomie, die hen in onzekerheid brengt over hun werk en hun sociale zekerheid. Die onzekerheid wordt gevoed door angst voor verandering in de Nederlandse samenleving en ook door terroristische dreiging van buitenaf. Ook in de eigen omgeving zijn er steeds minder vastigheden. Buurten zijn veranderd, buren zijn veranderd. Het bagatelliseren van deze onzekerheden is onverstandig en contraproductief, overigens net als het schetsen van doembeelden.

De politiek moet de mensen de ruimte geven om zich te ontwikkelen. De politiek moet de mensen de ruimte geven om zich sterker en zekerder te maken. Dat ging niet goed voor 2007. Systemen waren belangrijker dan mensen. Een mentaliteit van ieder voor zich werd gestimuleerd. Het toenmalige kabinet van CDA, VVD en D66 stond met de rug naar de samenleving, zoals minister De Geus, of zwaaide vrolijk naar de ongeruste werknemers op het Museumplein, zoals minister Zalm deed.

Daar waar mensen houvast zochten voor de toekomst, dook het kabinet weg in grote stelselherzieningen. Er was dus een omslag nodig, weg uit het neoliberale denken. In 2007 is de basis voor deze omslag gelegd, van wantrouwen naar vertrouwen. Van onverschilligheid naar mensen vooruit helpen. Van vrijheid, blijheid naar betrokkenheid. En ja, u herkent de agenda van de PvdA.

Die agenda is onze maatstaf voor de resultaten van het kabinetsbeleid. Maar resultaten van koerswijzigingen zijn er niet van vandaag op morgen. Want vandaag roepen, morgen scoren, dat is wat ik "de politiek van de korte adem" noem. Daar ben ik niet van. De politiek is geen sprookjesbos waar je met een toverstaf een andere wereld kunt toveren, waar files zomaar worden opgelost of mensen ineens hun identiteit kunnen verliezen. Politiek is wat mij betreft een proces van grote idealen en kleine stapjes vooruit. Knokken voor wat je wilt. Dat betekent dat je niet altijd je zin krijgt en dat je niet in één keer bereikt wat je wilt. Het is strijden voor iedere meter om idealen dichterbij te brengen. Dat strijden doet de PvdA in de politieke frontlinie. Daar kan het soms bloederig zijn.

De heer Pechtold (D66):

Met het oog op de samenleving in kleine stapjes, dat is geloof ik de centrale boodschap die wij het komend halfuur krijgen. Maar is het ook zoiets als doen wat je belooft? Campagne voeren voor een onderzoek naar Irak en dat vervolgens wegonderhandelen? Zeggen dat er een referendum komt, dat de samenleving inspraak mag hebben over Europa, en dat vervolgens verkwanselen? Beloven dat kinderopvang gratis is en vervolgens bij het eerste zuchtje tegenwind van gastouderopvang tot de hele emancipatieagenda van zestig jaar en langer PvdA overboord kieperen? Dat zijn concrete voorbeelden. Die kleine stapjes die u in de Wajong aan het zetten bent, die u met 1% huurverhoging aan het maken bent, zijn inderdaad kleine stapjes waar mensen niets van merken. Wat zij wel merken zijn de zaken die ik zojuist noemde. U staat met uw blik naar de samenleving, maar met deze onderwerpen doet u gewoon aan kiezersbedrog!

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dat lijken mij heel grote woorden tegenover de mensen, tegenover de Wajongers, die u zomaar wegschuift terwijl wij opkomen voor hun uitkering. Het lijken mij ook heel grote woorden naar de mensen die de kinderopvang gebruiken, die vandaag de dag nul cent minder moeten betalen. Die hele discussie moet nog komen. Ik zal er in mijn betoog op terugkomen en u precies zeggen hoe ik hierin sta. Wat Irak betreft, raad ik u aan om het NRC-interview van afgelopen zaterdag te lezen. Dan weet u precies hoe het in elkaar zit.

De heer Pechtold (D66):

Even iets over de Wajongers zeggen maar niets in het hart regelen. U hebt zojuist het CDA gehoord. Dat moeten wij allemaal nog maar zien. Maar hoe zit het met de andere onderwerpen? Ik noem kinderopvang. Hebt u de cijfers? Weet u wat het meer gaat kosten? Garandeert u dat de gastouderopvang overeind blijft? Als u dat nu doet, is het helder. In het NRC Handelsblad een beetje koketteren met de Eerste Kamer en Klaas de Vries; het gaat erom dat u tegen de premier zegt, die dat onderzoek al vijf jaar tegenhoudt, dat het er de komende drie jaar komen. De bal die u zelf hebt tegengehouden, moet u nu niet via het NRC Handelsblad en de Eerste Kamer in de lucht houden. Komt dat onderzoek er dus, ja of nee? Ik heb het nu dus over de echte dingen.

Mevrouw Hamer (PvdA):

U weet wat ik daarover heb gezegd. Het gaat mij vooral om de antwoorden. Klaas de Vries heeft 68 vragen gesteld. Ik heb gezegd dat ik wil dat het kabinet in de persoon van de minister-president daar antwoord op geeft. Wij zullen samen kijken wat de uitslag is. U hoeft overigens niet mijn agenda te bepalen.

De heer Pechtold (D66):

Dat doe ik niet, maar u verwijt mijn partij dat wij jarenlang met de rug naar de samenleving staan. Dat is wel makkelijk, zo'n abstractie.

Mevrouw Hamer (PvdA):

U voelt zich kennelijk aangesproken.

De heer Pechtold (D66):

Met de rug naar de samenleving zou overigens moeilijk zijn, want je moet ook deelnemen aan het verkeer. Oké, laten wij even bij dat beeld stilstaan. Ik kom echter wel met de eerste concrete voorbeelden: Irakonderzoek, campagne opvoeren en dergelijke. U doet nu echter niets; ja, 68 vragen. De heer Van Bommel, de fractie van GroenLinks en wij hebben al honderden vragen over Irak gesteld. Als u nog meer wilt weten, ik zou niet weten wat. Stelt u zelf eens één vraag. Wanneer komt het er? Ik noem verder het referendum. U hebt daar campagne over gevoerd. Inmiddels moet uw fractiegenoot bij alle debatten komen uitleggen waarom dat niet doorgaat. Verder is er de kinderopvang. Noem het! Gaat men niet meer betalen en blijft de gastouderopvang? Ik vraag een antwoord op deze twee extremen: Irak (wanneer?) en gastouderopvang ja of nee. Als u een langer antwoord nodig hebt, is daarmee mijn zaak bepleit.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik heb helemaal geen lang antwoord nodig. Evenals Jacques Tichelaar heb ik gezegd dat het ons om alle punten die ik heb genoemd in de onderhandeling niet waard was dat het kabinet er niet zou komen. Dit houdt ook verband met Irak. Verder heb ik gezegd dat daarover in de Eerste Kamer vragen worden gesteld. Op de kinderopvang kom ik op mijn moment terug.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik wil de woorden van de heer Pechtold ondersteunen, als het gaat om het kiezersbedrog. Dat betreft niet alleen kinderopvang of Irak. U hebt zojuist de heer Rutte geconfronteerd met een aantal verkiezingsbeloftes die hij gedaan had. U belooft in uw verkiezingsprogramma dat er een verbod komt op onverdoofd castreren van biggen, dat er strengere straffen zullen komen op dierenmishandeling, dat er cameratoezicht komt op veemarkten, dat er een verbod op de vossenjacht zal komen en dat er geen drijfjacht op zwijnen komt. Wat hebt u gedaan in 2007? U laat het brandmerken van koeien nog steeds toe. U hebt 100%-klepcontrole bij veetransporten tegengehouden. U hebt bedreigde diersoorten gewoon op het menu laten staan. Wat dit betreft, kan ik eindeloos doorgaan. Ik wil dit graag toevoegen. Wij hebben het hier nu wel steeds over kinderopvang en Irak. Met name als het gaat om milieu, klimaat en dierenwelzijn, zaken die mensen ter harte gaan, heeft ook de Partij van de Arbeid het laten afweten en zit zij onder de vleugels van de ChristenUnie en het CDA die vooral een dieronvriendelijk beleid willen voeren.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dat is uw conclusie. Dat zal mijn conclusie niet zijn. In het kabinetsbeleid is namelijk heel veel geregeld over milieu. Er worden op dat gebied enorme stappen gezet, die tot nu toe geen eerder kabinet genomen heeft. Wat milieu betreft, weet ik dus niet waar u het over hebt. Volgens mij is mijn collega Waalkens al een aantal keren uitgeroepen tot het meest diervriendelijke Kamerlid. U ook, trouwens. Volgens mij bevinden u en ik ons in goed gezelschap.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik ben toch erg benieuwd: wat hebt u dan in 2007 bereikt voor de dieren?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Die eer wil ik overigens graag aan u geven. In deze Kamer wordt er veel meer dan ooit over dieren gesproken. Daaraan levert mijn partij volgens mij samen met u een bijdrage.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Het is wel prachtig om erover te spreken, maar woorden moet u omzetten in daden. Ik vraag dus aan u wat u, dit kabinet waar u voor hebt getekend, concreet voor dieren heeft gedaan. Noemt u concrete voorbeelden.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Lees het coalitieakkoord maar.

Mevrouw Thieme (PvdD):

U weet het gewoon niet. Het is voor u ook helemaal niet van belang. U laat het over aan iemand die zelf in de veehouderij zit. In de top van de Partij van de Arbeid is kennelijk totaal geen interesse voor wat er op dit moment voor dieren wordt gedaan. Ook u, net als de heer Van Geel, houdt zich alleen maar bezig met kortetermijnbelangen van maar één soort, namelijk de westerse mens.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik laat deze conclusie echt aan u. Ik ben het daar niet mee eens. Ik geef wel één ding eerlijk toe, namelijk dat het verkiezingsprogramma van de PvdA meer over mensen gaat dan over dieren. Dat is waar, maar wij weten waar wij het voor doen. De PvdA is een sociale vooruitgangspartij. Onze kinderen moeten het beter hebben dan de vorige generatie. Een goede opleiding, wat je achtergrond ook is, loon naar werken en gelijke kansen, emancipatie en solidariteit, daar gaat het bij de PvdA om. Wij denken aan de rechtspositie van werknemers, aan goede scholing, aan WAO en AOW, aan het minimumloon en aan betere kinderopvang. Dat zijn onze kroonjuwelen. Daar hebben wij, inderdaad mijnheer Pechtold, al decennia voor geknokt. Daar zullen wij mee doorgaan.

Politiek is dus hard werken. Politiek is soms ook moeilijke keuzen maken, niet en-en, maar of-of. Politiek is knokken en soms vallen en dan weer doorgaan. Wat je vandaag hebt bereikt, vormt de basis om morgen op verder te gaan. De PvdA is niet de partij van lange halen snel thuis, maar ook niet van: het komt allemaal over ons heen, wij kunnen er niets aan doen en wij blijven langs de zijlijn staan. Het gaat erom mensen een serieus perspectief op houvast en vooruitgang te geven in een wereld die inderdaad aan het veranderen is. Politiek gaat wat mij betreft niet over politici. Politiek gaat over mensen, over mensen sterker maken, over mensen een handvat geven om zich te ontwikkelen. Daar moet het over gaan in de politiek, maar daar gaat het hier in de Tweede Kamer naar mijn zin veel te weinig over. Ik zeg dus: bring back the politics. Dat is niet de weg die enkele politieke bewegingen suggereren, namelijk dat het ongemak met een paar hapklare maatregelen weg is te nemen. Onzekerheid serieus nemen, ja, maar het ter eigen glorie cultiveren van onzekerheid en het aandragen van schijnoplossingen is misleidend en maakt mensen onnodig bang.

Waar staat de PvdA? Daar kan ik heel helder over zijn. De PvdA laat je niet aan je lot over. Neen, de PvdA laat het ook niet toe dat de Nederlandse kernwaarden worden verrommeld en uitgehold. Neen, bij de PvdA wordt je rechtsbescherming niet te grabbel gegooid. Vanuit die houding kijk ik naar het kabinet. Voor ons ligt de algemene verantwoordingsnota. Daar hebben wij met veel belangstelling naar uitgekeken, niet in het minst omdat wij nu deel uitmaken van dit kabinet. Wij zijn niet zo maar in die regering gestapt. Wij willen het verschil maken ten opzichte van het vorige kabinet. Ik hoef vandaag maar naar de heer Rutte te kijken en te luisteren om te horen dat die opzet is geslaagd.

De heer Rutte (VVD):

Nou, het is meer SP-beleid.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dit kabinet toont een ander gezicht, mijnheer Rutte, een vooruitstrevend gezicht. Dat is de spiegel die ik dit kabinet voortdurend zal voorhouden. Daarom zullen wij steeds het kloppende hart van het regeerakkoord opzoeken en zullen wij de mensen dicht bij ons houden en erbij betrekken. Wij vinden dat de overheid recht moet doen aan de werkers in het land, de leerkrachten, de politieagenten, de postbodes en de verzorgenden die elke dag weer de zware taak op zich nemen om onze ouders te verzorgen. Die betrokkenheid gaat verder dan het salaris. Het gaat ook over werkzekerheid en ook over de sociale zekerheid van die hardwerkende mensen. Het gaat ons om die mensen. De mensen vragen echt niet zoveel. Zij willen een schone en veilige buurt. Zij willen een goede school voor hun kinderen. Zij willen gemotiveerde leraren en zij willen dat hun ouders fatsoenlijk oud kunnen worden. Daar moet dit kabinet keihard aan werken, stapje voor stapje voor stapje. Op die basis beoordeel ik het kabinet en op die basis kijk ik naar hoe het staat met de sociale vooruitgangsagenda.

Bij die beoordeling noem ik drie punten waarop ik vind dat het kabinet vooruitgang heeft geboekt: werk en inkomen, wonen en onderwijs. Daarna ga ik in op drie punten waarvan ik vind dat het sneller en beter moet. Daarbij gaat het om de taallessen, de kinderopvang en de wijken.

Op het gebied van werk en inkomen doet het kabinet het goed. De werkloosheid is nog nooit zo laag geweest en het aantal ontslagaanvragen ook niet. Het vorige kabinet kenmerkte zich door de neoliberale koers van de VVD waarin solidariteit ver te zoeken was. Het meest schrijnend kwam dit tot uitdrukking in het stelselmatig uitknijpen van mensen aan de onderkant, terwijl van de allerhoogste inkomens niets extra's werd gevraagd. Ik ben er dus trots op dat wij een einde hebben kunnen maken aan dat morele tekort. Juist de mensen aan de onderkant krijgen immers weer een zetje in de rug, zodat zij de zekerheid hebben van een fatsoenlijke uitkering of door het krijgen van een baan weer vooruit kunnen. Wij hebben ervoor gezorgd dat de WAO-uitkering is verhoogd en dat meer dan 100.000 mensen opgelucht kunnen ademhalen omdat zij niet naar een te strenge keuring hoeven.

Mensen aan de onderkant tellen weer mee, dankzij loonkostensubsidies en participatiebanen. Dit geldt ook voor groepen die traditioneel niet gemakkelijk op de arbeidsmarkt konden komen: ouderen tussen 45 en 65 jaar, jongeren, allochtonen en vrouwen. Ook het principe van loon naar werken heeft een plaats in het hart van het beleid van dit kabinet. Bleef het vorige kabinet achter met het uittrekken van extra geld voor de lonen van agenten en leraren, nu krijgen deze beroepsgroepen meer. Het gaat hierbij om mensen die de ruggengraat van onze samenleving vormen en deze eerlijke beloning dan ook dubbel en dwars verdienen. Ik ben er blij om dat deze solidariteit weer terug is.

Solidariteit betekent ook dat salarissen zich verhouden tot de geleverde prestaties. Natuurlijk gunnen wij iedereen een dikbelegde boterham.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Volgens mij maakt mevrouw Hamer de overgang van arbeid naar inkomen. Ik heb nog een vraag over de arbeidsmarkt, want ik vind dat mevrouw Hamer zich wel heel erg rijk rekent op het punt van de economische groei. Vanzelfsprekend neemt de werkloosheid af. Zij is echter niet voldoende afgenomen voor bijvoorbeeld mensen die langdurig in de bijstand zitten. De oplossingen voor hen zijn er niet gekomen, omdat door de ruzie van mevrouw Hamer met minister Donner alle oplossingen nu een halfjaar vooruitgeschoven zijn naar de commissie-Bakker. U kunt hierover toch niet tevreden zijn, mevrouw Hamer?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Over dat aspect ben ik ook nog niet tevreden genoeg. Ik heb u echter ook gezegd – u zult mij dit vaker horen zeggen, mevrouw Halsema, en als u een beetje naar mijn politieke geschiedenis kijkt, weet u dat ik enigszins recht van spreken heb – dat politiek stapje voor stapje gaat. Ik vond het belangrijk om in deze fase van het debat eerst de rechtsbescherming van mensen die wel aan het werk zijn, zeker te stellen. Maar ik ben het met u eens dat wij nu als de donder aan de slag moeten met de onderkant van de arbeidsmarkt. Ik zal u zaterdag een plan presenteren over de wijze waarop dit heel snel kan gebeuren.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik weet niet waar u zaterdag bent, maar ik woon een congres van GroenLinks bij en ik wist niet dat u daarvoor uitgenodigd was.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik ben in het Vakbondsmuseum in Amsterdam. Ik weet niet waar u uw congres houdt, maar misschien kunnen wij elkaar onderweg nog even ontmoeten. In ieder geval hoort u het vast van ons.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het is een beetje typerend en ik moet zeggen dat ik dit ook verontrustend vind. U hebt eerst de rechtsbescherming van de werkenden willen zeker stellen. Hierdoor maakt u er letterlijk een uitruil van. Dat zegt u immers: eerst de rechtsbescherming van de werkenden zeker stellen. Wij hebben een grote groep outsiders in Nederland die heel weinig kans op de arbeidsmarkt heeft: veel laag opgeleide jongeren, vrouwen die nu bedreigd worden door de bezuinigingen in de kinderopvang, ouderen met lage inkomens en mensen die slecht aan de slag komen. Heel 2007 hebt tegen deze mensen gezegd: gaat u rustig een halfjaar zitten wachten, neemt u nog genoegen met de bijstand, wij stellen een commissie aan het werk die rustig op de hei wat mag gaan filosoferen.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Nee.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat is er gebeurd en daarmee kunt u niet tevreden zijn.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Nee, dan hebt u zitten slapen. Bij het akkoord over het instellen van de commissie-Bakker is een aantal, voor de PvdA wezenlijke dingen gebeurd. Er is bijvoorbeeld de afspraak gemaakt – op de een of andere manier schijnt u deze niet te willen onthouden – dat er weer loonkostensubsidies worden ingezet, juist om de onderkant van de arbeidsmarkt te helpen. Dit stond niet in het regeerakkoord. Er is een Taskforce Deeltijd Plus ingesteld. Overigens komt er wat mij betreft ook een taskforce deeltijd min voor mannen. Deze taskforce moet bezien hoe wij de combinatie arbeid en zorg – een ideaal dat volgens mij door u en mij gedeeld wordt – beter kunnen regelen. Er is dus een heleboel in gang gezet. Maar ik snap uw ongeduld. Dat deel ik ook ten dele. Daarom zeg ik: ik zal zaterdag met een plan komen voor de aanpak van de problemen aan onderkant van de arbeidsmarkt. Ik hoop dat u samen met mij en samen met mijn collega Hans Spekman, die daarmee in de Tweede Kamer verder zal gaan, zult optrekken. Ik hoop ook dat het kabinet dit plan zal omarmen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Daartoe ben ik graag bereid als ik het plan heb gelezen. Ik ben daarnaar natuurlijk heel nieuwsgierig. Het wordt wel hoog tijd. Het is jammer dat u dit plan pas na dit debat presenteert en niet daarvoor, want dan hadden wij daarover al kunnen debatteren. Nu moeten wij tot september wachten.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Nee hoor. Als u wilt kunt u er de volgende week over debatteren.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Heel fijn. Voordat u zich te rijk rekent, maak ik u wel een serieus verwijt. Dat is dat u de afgelopen anderhalf jaar de onderkant vergeten bent, de mensen die echte armoede kennen, die langdurig werkloos zijn. Zij zijn de dupe geworden van politiek gemodder en politiek conflict. Dat is niet goed.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik snap eerlijk gezegd niet hoe u dit durft te zeggen. Dat begrijp ik niet. Ik vind het erg grote woorden voor iets wat niet aan de hand is. U weet net als ik dat de hele discussie over het ontslagrecht geen baan oplevert voor mensen aan de onderkant. Dat weet u, en alle cijfers geven het aan. Ik ga mijzelf niet herhalen; ik heb de loonkostensubsidie en de participatiebanen genoemd. Er zijn wel degelijk activiteiten in gang gezet. Dat is ook te zien aan de werkloosheidscijfers. Er zijn meer mensen aan de slag. Ik ben het evenwel met u eens: er moeten nog meer mensen aan de slag, en daar gaan wij keihard aan werken.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Even voor de orde. De participatiebanen staan in een wetsvoorstel. Die zijn er nog helemaal niet. Die zie je dus niet terug in de werkloosheidscijfers.

Mevrouw Hamer (PvdA):

U weet toch dat de gemeenten allang aan het vooruitlopen zijn op al die maatregelen? Zij anticiperen daarop omdat zij weten dat het kabinetsbeleid zal worden. Gaat u wel eens op bezoek bij gemeenten? Kijk wat daar gebeurt. Er wordt door al die PvdA-wethouders in het land, inderdaad, kei- en keihard geknokt om die mensen aan het werk te krijgen.

De heer Rutte (VVD):

Mevrouw Hamer had het eerder over de commissie-Bakker en over het ontslagrecht. In het Nederlands Dagblad las ik vanmorgen dat de commissie zou voorstellen om de duur van de WW te bekorten. Dat wordt waarschijnlijk een van de voorstellen. Kan mevrouw Hamer nog eens het standpunt van de PvdA toelichten?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Wij hebben over de WW een aantal afspraken gemaakt. Dat weet u. U weet dat mensen na het eerste jaar sneller een baan moeten accepteren. Dat is wat wij hebben afgesproken. Ik ken geen voorstellen van de commissie-Bakker. Als u het spelletje wilt doen van gissingen wat het allemaal zou kunnen worden, dan zou ik zeggen: spaar uw energie, want daarop ga ik niet in. Ik wacht rustig af waar de commissie-Bakker mee komt.

De heer Rutte (VVD):

Ware het denkbaar voor mevrouw Hamer dat het kabinet uiteindelijk besluit, met steun van de PvdA, tot een bekorting van de duur van de WW?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dat lijkt mij op dit moment niet voor de hand liggend. Als-danvragen hebben zo weinig zin. Aan de commissie-Bakker is gevraagd om die 200.000 mensen aan de slag te helpen. Laat haar daarvoor met plannen komen. Ik heb steeds gezegd, ook in antwoord aan de heer Pechtold, dat ik ervan uitga dat er praktische oplossingen komen waarmee de mensen snel aan het werk worden geholpen. Ik zal de commissie-Bakker zaterdag een handje helpen door zelf met een aantal voorstellen voor de onderkant van de arbeidsmarkt te komen, waarin wij inderdaad regelingen zullen vereenvoudigen en waarmee wij ervoor zullen zorgen – anders wordt mevrouw Halsema zo ongeduldig – dat er niet collectief gestraft wordt, maar mensen individueel maatwerk aangeboden krijgen.

De heer Rutte (VVD):

De commissie-Bakker is bedoeld om het CDA en de PvdA dichter bij elkaar te brengen op het punt van het ontslagrecht.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dat was echt niet de opdracht, hoor.

De heer Rutte (VVD):

Wel voor de rest van Nederland. Als ik u zo beluister, mevrouw Hamer, dan wens ik de commissie daarbij heel veel succes.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dan hoop ik dat de heer Bakker dat hoort.

De aanpak van de topinkomens levert inderdaad weinig op voor de schatkist, maar daar ging het ons niet om. Voor ons is het van belang dat wij laten zien dat er in Nederland niet twee soorten mensen zijn, aan de ene kant de werknemers die looneisen moeten matigen en aan de andere kant de topondernemers die multimiljonair kunnen worden, zelfs van de opsplitsing of de uitverkoop van hun bedrijf. Soms lijkt het zelfs loon naar wanprestatie. Ook de topmensen in het bedrijfsleven moeten zich realiseren dat zij een sociale functie hebben en dat de samenleving naar hen kijkt.

Armoede bestrijden is nog veel belangrijker. Ook hiervoor zijn de eerste belangrijke stappen gezet. In 2007 is daarvoor 300 mln. ter beschikking gesteld, plus 80 mln. extra voor kinderen. Kinderen die in armoede moeten opgroeien, hebben nog altijd veel minder kansen dan andere kinderen. Armoede mag zich dus niet voortplanten.

Dat brengt mij bij het tweede punt waarop vooruitgang is bereikt, het onderwerp wonen. Allereerst zijn er tachtigduizend woningen bijgekomen. Was het vorige kabinet nog van plan om de verhuurders tegemoet te komen met forse huurverhogingen, dit kabinet heeft een fundamenteel andere houding ingenomen en heeft gekozen voor de huurders. De huurstijging is beperkt en aangezien de huren een belangrijke factor vormen bij de inflatie, is ook de inflatie beperkt gebleven in 2007. Dat zie je niet op je loonstrook, maar je voelt het wel in je portemonnee.

Ik heb nog een derde punt, het onderwijs. Ik zie dat ik moet afronden, maar heb echt nog een stukje tekst. In het onderwijs is echt een omslag geweest. Deze is in gang gezet doordat de politiek het heeft aangedurfd om eens goed in de spiegel te kijken. De commissie-Dijsselbloem heeft haarscherp geformuleerd waar de pijn zit. Ik ben blij dat, in tegenstelling tot het vorige kabinet, dit kabinet wel aandacht heeft voor het onderwijsveld. Waar in de vorige periode leraren, leerlingen en ouders het gevoel hadden dat zij vergeefs om aandacht voor de kwaliteit van het onderwijs vroegen, erkent dit kabinet dat de kwaliteit van het onderwijs omhoog moet en dat de mensen daarbij geholpen moeten worden.

Ook is het dogma van de autonomie van het schoolbestuur verdwenen. Voor het eerst in de geschiedenis is de bekostiging van een school ingetrokken omdat er werd gefraudeerd door een zwak schoolbestuur. Dit kabinet maakt echt werk van het terugdringen van zwakke scholen en pakt besturen aan die er met de pet naar gooien. Wij juichen dit toe. En o ja, er zijn ook nog gratis schoolboeken gekomen.

Er zijn drie punten waarop het wat ons betreft beter en sneller moet. Het eerste punt is de Nederlandse taal. In ons land woont een half miljoen mensen dat niet of onvoldoende Nederlands spreekt. Voor hen ging in 2007 de Wet inburgering in, een wet gemaakt door de vorige minister Verdonk. Het is gebleken dat deze wet in de praktijk een draak is met veel te veel bureaucratie. Daardoor zijn talloze mensen hun taalcursus misgelopen, zijn er talloze docenten ontslagen en zijn er tekorten ontstaan. Het vorige kabinet heeft dus een onuitvoerbare wet gemaakt. Wij waarderen het dat de huidige minister deze wet inmiddels heeft vereenvoudigd. De tijd dringt echter en het moet sneller. Inburgeren duurt veel te lang op deze manier.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Het is zo makkelijk om naar allerlei smoesjes te luisteren. Er lag een goede wet. Ik heb net van mevrouw Hamer begrepen dat zij er erg aan hecht dat gemeenten worden betrokken bij de ontwikkeling van allerlei zaken. Dat is ook gebeurd bij de Wet inburgering. Wij zijn daarmee jaren bezig geweest. Dan komt er een nieuwe minister. Zij roept de eerste maand van haar bestaan als minister twee dingen, dat de boerka mag in Nederland en dat zij de Wet inburgering wat gaat versoepelen, omdat een verplichting toch eigenlijk niet kan. De PvdA is gewend aan pappen en nathouden en die verplichting wil ik als voormalig minister voor Inburgering toch vooral volhouden. Dat is er gebeurd.

Mevrouw Hamer (PvdA):

U doet altijd net alsof u nooit meedoet, maar hebt, toen u in het kabinet zat, een onuitvoerbare wet gemaakt. U bent veel in het land. Ik zou zeggen: ga eens langs bij de roc's, ga eens langs bij de mensen die drie keer een aanvraag moeten indienen voor dezelfde cursus en er niet uitkomen in de bureaucratie, waardoor er zo ongelooflijk veel deskundigheid verloren is gegaan van mensen die de Nederlandse taal aan andere mensen kunnen leren. Ik zou zeggen: gaat u daar eerst eens naar kijken.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik neem aan dat mevrouw Hamer heel goed weet dat mensen anticiperen. Wat is er gebeurd in dit geval? Mensen hoefden van de PvdA al twintig tot dertig jaar nooit in te burgeren. Zij werden allemaal aan hun lot overgelaten, onder het mom van tolerantie, maar het kwam neer op totale onverschilligheid. Die mensen werden nu door de wet verplicht om in te burgeren. Toen kwam de minister en zij zei: ik ga iets doen aan die verplichtingen en die boetes en zo; het is allemaal niets. Wat zijn de berichten uit het land? Op dat moment zijn de inburgeraars op hun handen gaan zitten en is er geen aanbod geweest. Al die PvdA-wethouders zijn ook niet zo bijdehand dat zij zeggen: wij hebben nu een wet en wij halen mensen naar ons toe om verplicht in te burgeren.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Wat doet u mensen ongelooflijk tekort! Er zijn zo veel mensen die de taal willen leren. Ik kom toevallig uit het taalonderwijs. Mensen willen dolgraag de Nederlandse taal leren.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Hoe lang is het geleden dat u in het taalonderwijs zat?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Nou, ik geef af en toe nog steeds les aan mensen. Dus dat doe ik nog steeds.

De voorzitter:

Mevrouw Verdonk, laat mevrouw Hamer eerst even antwoorden.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dat doe ik er gewoon bij in mijn vrije tijd.

Mevrouw Verdonk, u doet mensen tekort. Daar kunt u om lachen, maar dat vind ik eigenlijk alleen maar erg. Mensen willen die taal leren. U hebt destijds een draak van een wet gemaakt en u durft er nu gewoon niet voor uit te komen. Ga praten in het land en ga praten op die scholen. Kom op zeg!

(geroffel op de bankjes)

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

De PvdA, de partij van "pappen en nathouden" heeft dat veroorzaakt, net zo goed als de achterstand in het onderwijs. De afgelopen jaren is alles gebeurd onder de vlag van de PvdA, de vlag van de tolerantie.

Wij hebben mensen met heel grote achterstanden, die met deze nieuwe wet allemaal de kans krijgen. Ik vind het een beetje vervelend worden om tegen ieder Kamerlid hier te roepen: komt u wel eens in het land en praat u wel eens met iemand? Daar hebt u niet het alleenrecht op; u kunt ervan verzekerd zijn dat dat gebeurt.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Gelukkig, daar ben ik blij om. Als u daar dan komt, dan zult u ongetwijfeld precies hetzelfde horen als die andere 149 Kamerleden ook horen, namelijk dat het een draak van een wet is.

Komt u bij mij niet aan met het verhaal dat de PvdA niets doet voor taalonderwijs voor mensen. Ik ben hier de eerste die begonnen is te zeggen dat kinderen op tweejarige leeftijd de taal moeten leren. Als wij het nu hebben over "stapje bij stapje", dan ben ik degene geweest die begonnen is met projecten. Elke keer er wat bij: 5 mln., 20 mln., 100 mln., 200 mln. Hun ouders naar school en via de kinderopvang zorgen dat zij naar die school kunnen. Wat mij betreft kunt u alles vertellen. Googelt u eens en kijkt u eens wat de PvdA heeft gedaan op het gebied van taalonderwijs.

Wij hebben u het voordeel van de twijfel gegeven. Ik heb uw wet zelfs gesteund, omdat ik dacht: oké, laten wij het proberen. In de praktijk blijkt het een zootje en bureaucratie; het is alles waarvan u zegt dat u ertegen bent. Had het niet gedaan; had de wet beter gemaakt. Dan had u hier nu met Trots op Nederland kunnen vertellen hoe goed die wet was!

(geroffel op de bankjes)

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Dat is toch eigenlijk een beetje een motie van afkeuring tegen uzelf. Als u uw huiswerk zo slecht heeft gedaan op het moment dat de wet hier aan de orde kwam...

Mevrouw Hamer (PvdA):

Nou, nou, nou, ik had u moeten horen!

Mevrouw de voorzitter. Bij de kinderopvang is iets raars aan de hand. Gezien het stijgend aantal mensen, is het een doorslaand succes. Toch zijn wij in een situatie beland waarin veel ouders in onzekerheid verkeren over de bijdrage die zij moeten leveren. Ik vraag hier vandaag aan het kabinet om zo snel mogelijk duidelijkheid te verschaffen aan die ouders. Mensen kunnen inderdaad niet nog maanden in onzekerheid blijven. Laat ik er zelf heel duidelijk over zijn. Het ideaal van de PvdA is helder: kinderopvang moet een basisvoorziening zijn voor iedereen. Aan die wens is niets veranderd. Het coalitieakkoord heeft een flinke stap in de richting van dat ideaal gezet. Ik ga er dus ook van uit dat de veranderingen die het kabinet zal voorstellen, vooral de uitwassen van de regeling aanpakken en de regeling eerlijker zullen maken, maar dat het kabinet niets verandert in de marsroute van de PvdA op weg naar het ideaal van kinderopvang als basisvoorziening.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik ben blij met uw woorden. Onze fracties zijn altijd bondgenoten als het gaat om kinderopvang, verdeling van arbeid en zorg. Maar als wat u zegt waar is en u zich daaraan houdt, dan betekent dat ook dat bij toenemend gebruik van de kinderopvang – dat is natuurlijk een geweldig succes – er nooit sprake kan zijn van een bezuiniging van 500 mln. of meer. Dan doe je veel meer dan alleen het misbruik aanpakken.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dat ben ik met u eens. Wij zullen dus heel goed moeten kijken hoeveel geld er aan het toenemend gebruik van kinderopvang wordt besteed en hoeveel geld de bureaus, die uiteindelijk geen echte bijdrage leveren aan de kinderopvang, rekenen voor hun diensten. Ik ben met u eens dat wij streefden naar een vlucht schuin omhoog. Ik moet eerst de cijfers zien. Als de groei sneller gaat dan gepland, zullen wij heel goed moeten kijken hoe wij uiteindelijk weer schuin omhoog zullen uitkomen. Het belangrijkst vandaag voor mij is in de eerste plaats dat de ouders snel duidelijkheid krijgen. In de tweede plaats heb ik al talloze keren gezegd dat de PvdA vindt dat de kinderopvang toegankelijk moet zijn voor met name de vrouwen aan de onderkant van de arbeidsmarkt en met name ook voor de middeninkomens. Ik weet nog hoe wij, voor een deel met de hulp van de ChristenUnie, hebben geknokt tegen het CDA en tegen de VVD om de compensatie van werkgevers te regelen. Met 76 stemmen hebben wij toen dankzij de heer Lazrak een meerderheid behaald. Dat was de strijd die wij toen hebben gevoerd. Die strijd geven wij natuurlijk niet op, mevrouw Halsema. U hoeft daar niet bang voor te zijn. Daarvoor kent u mij beter.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik houd u daar ook aan. Ik wil niet vervelend zijn, maar u hebt tegen de verplichte compensatie door werkgevers gestemd.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Nee, ik heb het over de compensatieregeling. Aan het begin van de Wet kinderopvang, toen wij hier met de heer De Geus waren. Het ging om 76 stemmen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Oké, maar nu even terug naar het punt. Mevrouw Kraneveldt heeft vorige week tijdens het debat de deur opengezet naar acceptatie van bezuinigingen. Bij alle berekeningen die wij maken, bijvoorbeeld als je iets doet aan de bemiddelingsbureaus voor gastouders, dan levert je dat niet meer op – hoe je het ook doet - dan bijvoorbeeld een bezuiniging van 75 mln. Je hebt het dan echt wel gehad. Maar zegt u niet met ons: wij bezuinigen niet op de kinderopvang?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Omdat er op de kinderopvang inderdaad niet wordt bezuinigd. Er gaat integendeel veel meer geld naar de kinderopvang. U moet dat straks maar eens precies aan de minister van Financiën vragen. Volgend jaar gaat er 1 mld. extra naar de kinderopvang. Vroeger heb ik daarvan gedroomd. Er gaat niet minder geld naar de kinderopvang. Het probleem is dat er meer uitgaven zijn in de kinderopvang. Wij denken dat dit voor een deel komt door de groei van het gebruik van kinderopvang en voor een deel door de uitwassen. Die groei is uw en mijn succes. Laten wij het zo benoemen. Wij hebben daarvoor geknokt. Maar u bent nooit voor de uitwassen geweest en ik ook niet.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het effect van het succes is dat volgend jaar meer ouders in de kinderopvang het met minder geld zullen moeten doen. U kunt dat wel willen wegpoetsen door te zeggen dat het geen bezuiniging is, maar het betekent voor de ouders die gebruikmaken van kinderopvang wel degelijk bezuinigingen op de toeslagen en op de gastouderopvang. Dat is wat dreigt. Wat dreigt, is dat u straks een kinderopvangregeling gaat verdedigen op het niveau van dat van minister De Geus, waar u jarenlang terecht samen met mij oppositie tegen hebt gevoerd. Als meer ouders gebruikmaken van de kinderopvang, dan kun je het niet met minder geld doen. Er moet dus geld bij, het moet gelijk oplopen. Als u bezuinigt, dan betekent het dat ouders minder toeslagen zullen krijgen en dat de gastouderopvang wordt afgeknepen. U moet dat niet accepteren. Ik vraag u om dat niet te accepteren en om dat nu te zeggen.

Mevrouw Hamer (PvdA):

U weet net zo goed als ik dat mijnheer De Geus en ik altijd een heel groot verschil van mening hebben gehad. Dat ging over de vraag waar je de prioriteit legt in de kinderopvang. Vanaf dag een dat ik met hem in debat ben geweest, is dat ons grote verschil van mening geweest. Ik vond en vind dat de prioriteit hoort te liggen bij middeninkomens en bij de onderkant. Inderdaad, vlak voor de verkiezingen heeft minister De Geus de hoge inkomens ook nog een cadeautje gegeven. Van het kabinet wil ik graag weten hoeveel dat uiteindelijk oplevert aan arbeidsparticipatie. Met minister De Geus heb ik altijd strijd gevoerd over het verschil in prioriteit tussen formele en informele kinderopvang. Ik ben hier weggelachen, bijna door de hele Kamer, omdat ik altijd begon over de relatie tussen onderwijs en kinderopvang. Dat was helemaal niet zo belangrijk. Kinderopvang ging niet over educatie. Kinderen hoeven daar niets te leren. Gelukkig is het inmiddels anders. Dat betekent echter wel dat u precies kunt weten waar mijn prioriteiten liggen. U spreekt steeds over bezuinigingen, maar ik houd voorlopig nog staande dat er meer geld dan ooit naar de kinderopvang gaat en dat het eindplaatje in 2011 helemaal meer zal zijn dan ooit. Ik ga gewoon rustig door, op mijn manier, met de marsroute naar een basisvoorziening kinderopvang, waarbij het gaat om arbeidsparticipatie, maar waarbij het ook gaat om de ontwikkelingen voor de kinderen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik stel vast...

De voorzitter:

Mevrouw Halsema, ik heb u drie keer het woord gegeven. Ik geef nu het woord aan de heer Pechtold.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat is tot nu toe nogal onevenwichtig. Ik wil het graag even af kunnen maken.

De voorzitter:

Wilt u dat alstublieft aan mij overlaten. Ik heb u drie keer de kans gegeven om te interrumperen. Het woord is nu aan de heer Pechtold.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Ik wil ingaan op hetzelfde onderwerp. Het is mij namelijk ook nog niet duidelijk waar mevrouw Halsema terecht naar vraagt. U geeft ons een toekomstbeeld, mevrouw Hamer, en u geeft met ons toe dat de cijfers er nog niet zijn, maar dit weekend zei u wel opeens iets verrassends. Het kabinet had een nivelleringsgedachte en sprak over anderhalf maal modaal. Daar zou de grens liggen als het ging om de kinderopvang. U sprak echter over € 70.000. Dat is een heel ander getal. Gaat u nu garanderen dat u naast het voortbestaan van de kinderopvang in het huidige model, er ook voor staat dat er straks niet genivelleerd wordt over de rug van de vrouw?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik vind dat eerlijk gezegd nogal een rare vraag: nivelleren over de rug van de vrouw.

De heer Pechtold (D66):

Ik zal het uitleggen. Er is een inkomenspolitiek en er worden grenzen getrokken bij anderhalf modaal, dan wel bij uw € 70.000. Anderhalf modaal is geen vetpot. Dat hoef ik u niet te vertellen.

Mevrouw Hamer:

Dat weet ik.

De heer Pechtold (D66):

Het ministerie heeft berekend dat 10.000 vrouwen daardoor een fulltimebaan aan de kant moeten zetten. Ik vind uw toekomstplaatjes leuk, maar u hebt nog steeds geen helderheid gegeven. Ik vraag u te garanderen dat u niet aan inkomstennivellering over de rug van de vrouw zult doen door dit soort rare grenzen te trekken bij de kinderopvang.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik trek helemaal geen rare grenzen. Wij hebben in het debat over de Wet op de kinderopvang – dat was aan het begin van de periode van de heer De Geus – keihard staan knokken. Ursie Lambrechts deed dat samen met mij. Dat is een collega voor wie ik heel veel waardering had. Samen hebben wij staan knokken. Het ging daarbij om twee dingen. Wij wilden een compensatieregeling voor ouders met lage inkomens, tot € 45.000. Dat hebben wij weten te realiseren. Daar sprak ik net over. Dankzij de heer Lazrak hadden wij 76 stemmen. Het is ons echter niet gelukt en ik heb daar altijd de pest over in gehad, om dat ook voor de inkomens tot € 60.000 voor elkaar te krijgen. Daar hadden wij geen 76 stemmen voor. Als ik refereer aan die grens, betekent dat dat ik consistent ben. Ik heb namelijk altijd gestaan voor die vrouwen. Daar sta ik voor en dat zal ik blijven doen. Ik zal knokken. Ik heb gezegd: politiek is soms ook verliezen. U zult mij echter zo leren kennen dat mocht ik een keer verliezen, ik de volgende dag weer terugkom en het gewoon opnieuw probeer.

De voorzitter:

Wilt u uw betoog nu afronden?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik zal heel kort mijn andere punten langslopen.

De voorzitter:

U moet echt in een halve minuut uw betoog afronden.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dat gaat echt niet lukken. U hebt mij heel veel interrupties laten beantwoorden. Ik neem daarom nu de ruimte om mijn verhaal kort af te ronden.

Ik had iets willen zeggen over de wijken. Laat ik het er maar op houden dat ik heel erg blij ben dat nu het gesteggel over het geld afgelopen kan zijn. Ik vind dat nu zo snel mogelijk aan de slag gegaan moet worden, en wel op zo'n manier dat de bewoners erbij betrokken worden en dus ook een deel van het geld krijgen. De bewoners moeten kunnen zien dat er iets gebeurt.

Voorzitter. Ik had twee aandachtspunten: de Belastingdienst en de situatie bij Defensie. Van de Belastingdienst heb ik verleden jaar een groot punt gemaakt. Het bleek dat ik daar ook behoorlijk gelijk in had. Ik heb gezien dat de staatssecretaris keihard heeft gewerkt. Het moet nog een tandje sneller, maar er is vooruitgang. Wij kunnen dit niet van Defensie zeggen. Ik wil graag van het kabinet weten hoe het dat, na vier jaar op rij met zo'n verantwoording te zijn gekomen, gaat oplossen.

De heer Rutte (VVD):

In het verantwoordingsdebat van vorig jaar vroeg de heer Vendrik van de GroenLinksfractie aan u: "Zegt de PvdA-fractie tegen de heren Klink en De Jager: tweemaal geel is rood, oplossen of wegwezen?" U zei toen: "Ja, heel duidelijk. Wij willen echt dat dit wordt opgelost." Nu lezen wij in het verslag van de Algemene Rekenkamer dat er nog steeds onverkort sprake is van ernstige onvolkomenheden bij de Belastingdienst en in het bijzonder bij de toeslagen. Het is nu boter bij de vis. Ik verwacht dat u een motie van wantrouwen indient tegen deze twee bewindslieden.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik herinner mij de vraag nog heel goed. Aan mij werd gevraagd of twee keer geel rood was. Ik heb daarop "ja" geantwoord. Dat is ook zo: twee keer geel is rood. U wilt het natuurlijk graag vergeten, maar ik heb vorig jaar niet de heer De Jager, maar vooral uw minister Zalm – over hem ging de verantwoording – een dikke, dikke gele kaart gegeven, want hij heeft de Belastingdienst en uw partij als een zooitje achtergelaten. Bezuinigingen en extra taken; dat was het beleid van de VVD. Ik heb gezegd dat dit moest verbeteren en dat het zo niet kon blijven. Leest u het maar na. Ik heb gehoord en nagelezen wat ik vorig jaar als eis stelde, namelijk dat alle mensen van wie er een belastingaanvraag lag, een eerste antwoord zouden krijgen. Dat is gebeurd. Wie nog geen antwoord hebben gekregen, zijn de mensen die de aanvraag nog niet ingevuld hebben. In dat geval is het ook moeilijk antwoorden. Er is dus verbetering. Ik zeg u maar heel duidelijk dat er voor mij dan ook geen enkele aanleiding is om vandaag een gele kaart te geven. Ik geef hem graag, maar alleen als het nodig is en verdiend is. In dit geval zou het een heel onterecht signaal zijn aan de heer De Jager. Ik heb ook bekeken wat de financiële woordvoerders de afgelopen weken in allerlei algemeen overleggen hebben gezegd. Niemand heeft daar over een gele kaart gesproken. Zij hebben aldoor tegen de heer De Jager gezegd: gaat u door. U was zelf daarbij. Uw woordvoerder heeft dat ook gedaan. Gaat u mij nou niet vandaag op een leuke manier uitdagen. Dat zijn erg leuke woordspelletjes, maar als iemand een gele kaart verdient, geef ik die, maar niet vandaag aan de heer De Jager.

De heer Rutte (VVD):

Woordspelletjes? U bent vorig jaar volstrekt helder geweest in het verantwoordingsdebat. U trok een ongelooflijk grote broek aan in reactie op de vraag van de heer Vendrik. U zei toch dat wij een heel groot probleem zouden hebben als die onvolkomenheden zo bleven? Ik houd u nu aan die woorden. Wij hadden het vandaag in het verantwoordingsdebat onder andere over de geloofwaardigheid van de politiek. Dit is niet goed voor de geloofwaardigheid van de politiek. Als u zulke grote woorden spreekt en als de Algemene Rekenkamer zegt dat die ernstige onvolkomenheden er onverkort zijn, verwacht ik boter bij de vis. Ik vind het ongelooflijk slappe thee en slappe knieën en opnieuw buigen voor de coalitie als u dat hier nu niet doet.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik heb inmiddels wel door dat u het hele spreekwoordenboek uit uw hoofd hebt geleerd. Los daarvan: u mag mij houden aan mijn woorden, maar dan moet u mij wel goed citeren. Vorig jaar heb ik gezegd dat ik vond dat die mensen niet langer zouden moeten wachten op hun aanslag en zouden moeten weten waar zij aan toe waren. Dat is wat er voor 2006 gebeurd is. Kom er niet mee aan dat dit niet waar is, want het is wel waar. Wat er nu ligt, zijn zaken die voor de tweede keer worden behandeld of zaken van mensen die het nog niet hebben ingevuld. Wij zijn het er echter over eens dat het sneller en beter moet. Als het u erom gaat dat ik er een gele kaart bij zou moeten doen, denk ik: waar bent u vandaag nou mee bezig? Het gaat er toch om dat die mensen geholpen worden? Dat worden zij door de heer De Jager. Daar gaat het toch om? Houd u alstublieft uw mond over de Belastingdienst, want anders zal de voorzitter niet blij zijn. Dan ga ik mijn hele verhaal van vorig jaar herhalen.

De heer Rutte (VVD):

Dat heb ik hier.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Leest u dat dan nog eens na.

De heer Rutte (VVD):

Ja, ik zal het voorlezen.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dat ging over uw minister Zalm en over uw minister Hoogervorst, over de zorg. Zij zijn degenen die er een zootje van hebben gemaakt en niemand anders.

De heer Rutte (VVD):

Ik ga u helpen; u hoeft het niet eens zelf te doen. Ik citeer uw woorden in het verantwoordingsdebat in de Kamer op 22 mei 2007. In de Handelingen staat: "In het jaarverslag over 2007" – dat is het jaarverslag dat wij vandaag hier behandelen – "moet staan dat de problemen met de toeslagen zijn opgelost." Daarop kwam de vraag van de heer Vendrik. Ik lees opnieuw voor wat in het jaarverslag staat: "Er is nog steeds sprake van een ernstige onvolkomenheid bij de Toeslagendienst van de Belastingdienst." Mevrouw Hamer gebruikt grote woorden, maar levert geen boter bij de vis. Dit is slecht voor het aanzien van de politiek en van de partij van mevrouw Hamer.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dat kan de heer Rutte vinden. Volgens mij is hij heel selectief aan het winkelen in de Handelingen. Mij gaat het om het volgende. Dat heb ik vorig jaar ook gezegd. Vorig jaar zat er een nieuwe minister van Financiën. Van mij had die precies mogen zeggen waarop het stond: er is een zootje van gemaakt door de vorige minister van Financiën en de vorige minister van VWS. Daar ging het verslag over. Dat was het verantwoordingsdebat van vorig jaar. Ik kijk vandaag of staatssecretaris De Jager een overtreding heeft begaan en of die geen verbetering laat zien. Inmiddels weet ik zoveel van voetbal dat ook ik weet... De heer Rutte voert een poppenspel op met zijn handen? Heel leuk. Ik probeer hem antwoord te geven. Ik zie dat het niet nodig is. Ik stop er gelijk mee.

De voorzitter:

Wij discussiëren alleen via de interruptiemicrofoon en niet via gebarentaal, mijnheer Rutte. Het punt lijkt mij voldoende behandeld.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Nu mevrouw Hamer noodgedwongen stopt met haar verhaal heb ik een vraag over de Wajongers. Als ik de kranten goed lees, koerst zij af op een nieuwe patstelling met de door haar geliefde minister Donner. Wij steunen haar als het gaat om verlaging van de uitkeringen. Wat ons betreft kan daarvan geen sprake zijn. Onze gedeelde ambitie is om jonge arbeidsgehandicapten, die dolgraag willen, aan het werk te helpen. Mijn vraag is de volgende. De PvdA heeft terecht een voorstel gedaan tot invoering van een quotum voor vrouwen aan de top. Mevrouw Hamer ziet dus heil in de politiek van quota. Waarom niet ook voor de arbeidsgehandicapten? Dan kunnen wij ervoor zorgen dat werkgevers arbeidsgehandicapten in dienst nemen.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik zeg niet in een keer "nee". De problematiek van vrouwen in de top is echter een heel andere dan die van Wajongers. Ik zal zeggen waarom. Quota hebben zin als je zeker weet dat zij gerealiseerd kunnen worden. Misschien moeten wij het dus doen. Ik zeg geen nee. Ik wil echter goed bekijken hoe het in elkaar zit. Ik heb van de week voor het eerst iets over de Wajong gezegd. Ik ben vervolgens overstelpt met reacties van ouders. Ik kon de tranen in hun ogen bijna tussen de regels door zien. Zij schrijven dat hun kinderen ontzettend graag aan het werk willen, maar dat die van het kastje naar de muur worden gestuurd. De vraag is of wij de kinderen helpen met quota. Als dat zo is, moeten wij ervoor zorgen dat het kastje en de muur verdwijnen. Mensen moeten een aanspreekpunt hebben, zodat zij weten waar zij moeten zijn voor hulp. Ik zal zaterdag, in het vakbondsmuseum, voorstellen dat die hulp te halen is op een helder en transparant punt. Mensen moeten weten waar zij heen moeten. Dat moet gebeuren. Mijn belangrijkste punt deze week was dat deze groep niet collectief gestraft moet worden met verlaging van hun uitkering alvorens hen aan het werk te helpen. Hopelijk steunt mevrouw Halsema mij daarin. Wat mij betreft doen wij het omgekeerde. Wij helpen deze groep aan het werk. Ik beloof mevrouw Halsema serieus naar elk voorstel te kijken dat daarbij helpt. Deze kinderen moeten aan het werk. Ook moeten de kinderen die niet in het speciaal onderwijs thuishoren daar weg. Het speciaal onderwijs moet sneller naar de arbeidsmarkt om deze kinderen niet kansloos te maken.

De voorzitter:

Iets korter antwoorden, mevrouw Hamer.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik ben blij dat mevrouw Hamer serieus naar elk voorstel kijkt. Dit is niet hoofdzakelijk een probleem van bureaucratische belemmeringen. Het is helemaal geen probleem van te hoge uitkeringen, die een aanzuigende werking zouden hebben. Daarmee heeft het niets te maken. Het heeft te maken met werkgevers die onvoldoende bereid zijn om jonggehandicapten in dienst te nemen. Die willen dolgraag aan het werk.

Mevrouw Hamer zet het kabinet terecht onder druk om eerder duidelijkheid te geven over de bezuinigingen op de kinderopvang. U zet het kabinet terecht onder druk om eerder duidelijkheid te geven over de bezuiniging op de kinderopvang. Wanneer wilt u de cijfers hebben?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik wil die cijfers zo snel mogelijk zien. Ik vind dat wij daar niet de hele zomer op kunnen wachten.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het lijkt mij dat wij daarover ook voor de zomer een debat moeten kunnen voeren. U kunt niet zeggen: wij krijgen de cijfers op de laatste dag voor het reces en dat is het dan. Vervolgens gaat iedereen zich dan twee maanden kwaad zitten maken. Een week voor het reces moeten alle cijfers beschikbaar zijn zodat wij daarover een volwaardig debat kunnen voeren.

Mevrouw Hamer (PvdA):

U stelt mij nu de vraag die ik zelf net heb gesteld. Ik heb gezegd dat ik van het kabinet zo snel mogelijk duidelijkheid wil. Dat kan volgende week of over twee weken. Ik weet dat dat niet mogelijk is, maar ik bedoel daarmee te zeggen: zo snel als maar kan. Ik geef hiermee mijn gevoel voor urgentie aan. Niet wachten zolang het niet nodig is. Ik wil echter ook wat anders. Ik wil namelijk de beste oplossing. Op de vraag wat voor mij de beste oplossing is, heb ik net verschillende malen antwoord gegeven. Het is niet en-en, dat heb ik al gezegd. Ik herhaal evenwel: zo snel mogelijk en wat mij betreft voor de zomer. Ik ben wat voorzichtig op het punt van die quota. Ik ben het direct met u eens; als u mij had gevraagd of die werkgevers onder druk moeten worden gezet, dan had ik gezegd: ja. Dat moet echter wel met het beste middel.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter. Allereerst feliciteer ik mevrouw Hamer graag met haar eerste toespraak als échte fractievoorzitter. Ik heb ook ademloos geluisterd met de gedachte: laat maar lopen, op het einde stel ik nog wel een vraag. Ik vond een heel opmerkelijke passage in het betoog dat de PvdA-fractie afscheid heeft genomen van het neoliberalisme.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Nee, het kabinet.

De heer Marijnissen (SP):

Het kabinet. Wanneer heeft het kabinet afscheid genomen van het neoliberalisme?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Nou, kijk naar de maatregelen. Is dat u niet opgevallen?

De heer Marijnissen (SP):

Toen het aantrad, heeft het kabinet afscheid genomen van het neoliberalisme? Of was het er nooit in Nederland?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik weet niet of wij nu in een definitiekwestie terecht komen, maar het beleid van de heer Rutte en de heer Pechtold en in vorige kabinetten is voor mij neoliberalisme.

De heer Marijnissen (SP):

Daar rekent u paars niet onder?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Nee, eigenlijk niet. Maar goed, ik was al bang dat wij in een definitiekwestie terecht zouden komen.

De heer Marijnissen (SP):

Ik was al bang dat u aan taalvervuiling zou doen. Volgens mij is de PvdA-fractie nog hartstikke neoliberaal zoals zij ook onder Paars was, getuige een aantal zaken. Ik zal mij beperken. De liberalisering van de postmarkt; de mensen bij TNT staken om te voorkomen dat zij 25% achteruitgaan in loon als gevolg van het beleid om de postmarkt te liberaliseren. Het gaat daarbij om poststukken tot 50 gram. Ik noem de alfahulpen die vroeger een fatsoenlijk salaris hadden maar dat hebben moeten inleveren dankzij u – de WMO, zo toegejuicht – en nu wegwerpbanen hebben. U had het over de herkeuring en de WAO. Prachtig. Maar die herkeuringen waarvan de heer Bos eerder zei dat zij onrechtvaardig waren, gaan gewoon door. Daar hebt u niets aan gedaan. Ik noem nog één puntje: sociale zekerheid en arbeidsmarktbeleid. Sorry hoor, maar dat is nog steeds zo neoliberaal als de pest.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik heb u uitgenodigd voor een gesprek. Dat hebben wij inmiddels ook gedaan en mij lijkt dat wij daarmee moeten doorgaan. Mevrouw Halsema, u komt ook aan de beurt, echt.

De heer Marijnissen (SP):

Mevrouw Halsema krijgt ook een beurt? Oké.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik dorst niet te zeggen dat ik u een beurt heb gegeven. Nu maakt u het wel heel zwaar. Even die drie voorbeelden. Allereerst de liberalisering van de postmarkt. Het kabinet heeft daar vorige week een stop opgezet. Dat is u vast opgevallen.

De heer Marijnissen (SP):

Pardon? Een stop? Uitgesteld, niet afgesteld. Kunnen wij het eens worden over afstellen?

Mevrouw Hamer (PvdA):

De PvdA-fractie heeft in elk geval bij monde van mijn collega Crone een aantal voorwaarden gesteld, namelijk ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden en de Europese concurrentie. Op grond van die voorwaarden, ingebracht door de Partij van de Arbeid, is het vorige week uitgesteld.

De heer Marijnissen (SP):

Ingebracht door de SP zult u bedoelen. Die liberalisering gaat in elk geval wel gewoon door, met alle gevolgen van dien.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Wij weten helemaal nog niet of die liberalisering doorgaat. Als die doorgaat, gaat die door onder de conditie dat postbodes gewoon hun werk houden tegen een fatsoenlijk loon. Dat hebben wij ook eerder gezegd, schrijf het maar op.

De heer Marijnissen (SP):

Dan moet u er wel iets serieuzer op ingaan als wij erop terugkomen dan toen de heer Rutte zei dat u de rode kaart aan de Belastingdienst zou geven.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Daar ging ik heel serieus op in, maar hij wilde niet meer luisteren.

Het tweede punt betrof de alfahulpen. U weet dat staatssecretaris Bussemaker verandering in de positie van de alfahulpen heeft gebracht. U weet ook dat wij er ons bij de vorige algemene politieke beschouwingen voor hebben ingezet om de positie van die mensen op de arbeidsmarkt te verbeteren. Dat hebben de heren Slob, Van Geel, Tichelaar en ik toen gezamenlijk gedaan, omdat wij er keihard achter stonden. Ik ben het met u eens dat dat nog beter kan en nog verder moet. Daar zullen wij ook aan werken. Uw derde punt ben ik even kwijt.

De heer Marijnissen (SP):

Dat is helemaal niet erg. Dat waren de herkeuringen in de WAO.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Er zijn inderdaad honderdduizend mensen die minder herkeuringen hebben. Er is nog iets moois aan de hand in de WAO. Er zijn ook heel veel mensen die gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn aan het werk gekomen. Wij moeten niet doen alsof dat niet uiteindelijk het allerbelangrijkst is. Dat is gebeurd. Juist in de WAO zijn stappen gezet die met het kabinet van de heer Rutte en de heer Pechtold onbespreekbaar waren.

De heer Marijnissen (SP):

Van de goedgekeurden heeft iets meer dan 5% een vast contract gekregen. Met andere woorden, het is hetzelfde probleem als wat mevrouw Halsema daarnet aanhaalde als het gaat om de vroeggehandicapte jongeren. Zij komen niet aan werk. Dat zijn de mensen die u hebben geschreven. Ik vroeg u ook niet naar de resultaten. Ik zei u dat de herkeuringen door de mensen die erdoor getroffen worden als zeer onrechtvaardig worden beschouwd, omdat zij het UWV zo langzamerhand als loser zijn gaan zien. Zij komen er ziek binnen en gaan er zogenaamd beter uit. Dat weet u maar al te goed. Daarom hebt u de herkeuringen voor een aantal mensen afgeschaft, maar voor de grootste groep niet. Dat zou u moeten doen.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik denk dat het te gemakkelijk is om te zeggen dat je alle herkeuringen moet afschaffen. Voor heel veel mensen zijn zij ook de eerste stap om weer aan het werk te gaan. U zegt dat het gaat om 5%. Daar moeten wij samen nog maar eens naar kijken. Ik ben het met u eens dat wij veel meer moeten doen om deze mensen aan het werk te krijgen. Want ook voor hen geldt, net als de ouders van Wajongers mij schrijven, dat zij liever meedoen in de samenleving dan aan de kant staan.

Mijn hele verhaal is erop gebouwd dat iedereen die maar enigszins kan moet kunnen meedoen in de samenleving en zich moet kunnen ontwikkelen door scholing, het liefst vanaf zo jong mogelijk tot de volwasseneneducatie en een leven lang leren. Daarom ben ik zo voor scholing, niet omdat ik een achtergrond heb in het onderwijs maar omdat ik erin geloof dat dat de allerbeste manier is om mensen te helpen en aan het werk te krijgen. Ik zal samen met u kijken hoe dat gaat.

Ik blijf na al deze interrupties bij mijn stelling dat 2007 het jaar was van de omslag. Dat ging niet zonder slag of stoot, maar wat mij betreft spreken de eerste resultaten voor zichzelf. Dit kabinet toont een ander gezicht. Een vooruitstrevend gezicht, een sociaal gezicht en – ik durf het met de heer Rutte te zeggen – een links gezicht. Dit kabinet wil mensen sterker maken en vooruithelpen. Daar staat de PvdA voor.

De beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Ten Hoopen

Naar boven