Aan de orde is de aanbieding van de jaarverslagen over het jaar 2007 en de rapporten van de Algemene Rekenkamer bij de jaarverslagen.

De voorzitter:

Ik heet de president van de Rekenkamer, de minister van Financiën en de leden van het college die in de loge zitten, van harte welkom. Het woord is als eerste aan de minister van Financiën.

Minister Bos:

Voorzitter. In het Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen uit 1908 staat bij het lemma Verantwoording het volgende: "Het in alle bijzonderheden blootleggen onzer handelingen voor hem die het recht heeft ze te kennen of er een oordeel over uit te spreken." Welnu, dat recht heeft de Kamer. Alle bijzonderheden zitten in dit koffertje, 29 boekjes, 2500 bladzijden, één koffertje.

Vorig jaar meldde ik de Kamer mijn gemengde gevoelens bij de verantwoordingsdag en bij dit koffertje, over hoe het enerzijds in een democratie onmisbaar is dat de regering verantwoording aflegt, niet slechts voor haar plannen, maar vooral ook voor wat er van die plannen terechtkomt, over hoe er met de belastingcenten van al die hardwerkende Nederlanders – ja, daar zijn ze weer – wordt omgegaan, maar ook over hoe wij anderzijds onze pogingen om zo'n verantwoording te organiseren langzaam zagen verzanden in een proces dat steeds minder politiek werd en steeds technischer. Dat vond ik niet gewenst, dat vond het kabinet niet gewenst en dat vond de Kamer niet gewenst. Dus proberen wij het dit jaar anders te doen.

Ten eerste zijn de jaarverslagen van drie ministeries, Buitenlandse Zaken, Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit dit jaar anders van opzet. In deze jaarverslagen is sterker de nadruk gelegd op de politieke relevantie van de behaalde resultaten en wordt niet meer over elk begrotingsartikel, groot en klein, op eenzelfde manier verantwoording afgelegd. Daarnaast willen wij ook het debat over de verantwoording politieker maken. Daarom staan de minister-president en ik hier morgen ook om met de Kamer te debatteren over die andere innovatie in het verantwoordingsproces, de verantwoordingsbrief, een kabinetsbrede toelichting op de voortgang van de prioriteiten uit het beleidsprogramma van dit kabinet. Wij hopen dat deze nieuwe vorm van verantwoorden de Kamer meer dan voorgaande jaren uitnodigt en uitdaagt om morgen met ons het debat aan te gaan en haar politieke oordeel uit te spreken over onze handelingen.

Nu de inhoud. Wat hebben wij wat dat betreft te melden? Een eerste conclusie moet zijn dat Nederland zich in financieel-economisch opzicht bij het afsluiten van 2007 een goede uitgangspositie heeft verworven, nu wij een economisch veel onzekerder periode ingaan. In vergelijking met andere Europese landen groeit onze economie harder, hebben wij een lagere inflatie, een lagere werkloosheid en meer solide Rijksfinanciën. In 2007, het jaar waar het jaarverslag over gaat, liet het EMU-saldo een overschot zien van 0,4% van het bruto nationaal product. Dat was 0,2% meer dan waar wij in de Miljoenennota van uitgingen. Ook de schuld is met 2 procentpunten gedaald. De werkloosheid daalde in 2007 naar 4,5%. Heel veel werklozen en bijstandsgerechtigden kwamen vorig jaar weer aan de slag.

Maar nu echter koelt de economie af. Terwijl het wellicht zo is dat de financiële crisis over haar hoogtepunt heen is, staan wij wellicht met wat de reële economie daarvan gaat voelen, nog aan het begin. In dat licht moeten wij blij zijn dat wij een buffer hebben opgebouwd van een stevig begrotingsoverschot en een lage werkloosheid. Dat betekent dat wij een stootje kunnen hebben, zonder dat wij bij tegenwind meteen weer tot draconische maatregelen over hoeven te gaan. Ook geldt dat voorzichtigheid geboden is en wij het ons juist nu niet kunnen veroorloven de financiële discipline te laten verslappen. Dat zeg ik in dit huis uiteraard geheel ten overvloede.

Een tweede conclusie is dat de Nederlandse belastingbetaler wederom mag terugzien op een jaar waarin rechtmatig is omgegaan met de afgedragen belastingcenten, want voor minder dan 1% van de uitgaven was er, zoals wij dat eufemistisch opschrijven, sprake van een fout in de rechtmatigheid. Dat is nog steeds 1% te veel, maar het is – zeker in vergelijking met de rest van Europa – een uitstekende prestatie. Een prestatie van politici natuurlijk, wellicht, maar zeker ook een prestatie van een professioneel en toegewijd apparaat van ambtenaren dat zich uitermate bewust is van het feit dat men met andermans geld omgaat en wat dat vraagt in termen van integriteit en verantwoording.

Niet dat wij dit jaar helemaal geen problemen constateren. Er zijn weliswaar in het afgelopen jaar geen nieuwe grote problemen bijgekomen op het gebied van financieel beheer, maar zeker bij Defensie en de Belastingdienst blijven problemen aan de orde die om een voortvarende en urgente aanpak vragen.

Wat mij betreft blijft er boven deze verantwoording en de gepaste trots die daar voor wat betreft onze eigen begroting bij past, een grote donkere wolk hangen. Een verantwoordelijk en verantwoord financieel beleid is immers niet alleen belangrijk in eigen land. Ook als het om Europees geld gaat, willen mensen weten wat daarmee wordt gedaan. Het is nu al de dertiende keer dat de Europese Rekenkamer geen algemeen goedkeurende verklaring heeft kunnen afgeven over de Europese begroting. Daarom heeft Nederland tegen het dechargeadvies over de Europese begroting van 2006 gestemd. Immers, als je het geld kunt uitgeven, moet je dat ook kunnen verantwoorden. Daarom maakt Nederland gebruik van een nationale verklaring, een verklaring over de rechtmatige besteding van de Europese fondsen in gedeeld beheer. Een nationale verklaring wordt door de minister van Financiën afgegeven namens het kabinet aan u en aan de Europese Commissie. Ook die verklaring bied ik u vandaag wederom aan. In Europa wordt dit goede voorbeeld inmiddels gelukkig gevolgd door Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en straks ook Zweden. Die stroom groeit meer en meer.

Voorzitter, ten slotte nog dit. Verantwoorden gaat niet alleen over de rechtmatigheid, maar zeker ook over de doelmatigheid en effectiviteit van ons beleid, niet alleen over cijfers, maar vooral ook over resultaten. Hebben wij met het uitgegeven geld onze beleidsdoelstellingen gehaald? Is het onderwijs beter, de economie sterker, de werkloosheid lager, de infrastructuur efficiënter, onze leefomgeving duurzamer en veiliger geworden? Ik wil daar nu niet te veel over zeggen, omdat wij dat morgen ongetwijfeld in het verantwoordingsdebat met elkaar zullen bediscussiëren. En dan mag iedereen zeggen wat hij of zij ervan vindt dat er eindelijk een generaal pardon is geregeld, dat er voor het eerst iets aan excessieve topinkomens wordt gedaan, dat de huren nauwelijks zijn gestegen, dat de coöperaties een extra bijdrage gaan leveren aan het creëren van leefbare wijken, dat de verkoop van zuinige auto's is toegenomen en dat leraren kunnen uitzien naar meer waardering en een betere beloning.

Ik hoop dat ook dan en in dat debat iedereen het volgende in gedachten houdt. Wij proberen het dit jaar politieker te maken, en daarmee interessanter en relevanter. Toch zal het ook dit jaar weer over cijfers gaan en daar is op zich helemaal niets mis mee, zolang wij de beperkingen daarvan ook maar onder ogen blijven zien. Ik citeer: in de geduldige cijfers van het nationale inkomen telt de elektrische tandenborstel evenzeer als de verpleeghulp, de reclame-uitgave voor het definitieve kalmeringsmiddel evenzeer als de entreeprijzen voor de schouwburg, het commissarissentantième evenzeer als de blindenrente. Groei van het nationale inkomen per hoofd van de bevolking op zichzelf is geen waarborg voor het welzijn, voor de verbetering van de kwaliteit van het bestaan.

Ik wens ons allemaal toe dat wij die wijsheid voor ogen houden. En voordat ik het vergeet te zeggen, mijnheer Rutte: dat was Joop den Uyl in 1963.

De heer Rutte (VVD):

Toen al!

Minister Bos:

Mevrouw de voorzitter. Ik zou de bij de verantwoordingsdag horende stukken graag via u aan de leden van de Kamer willen uitreiken.

De voorzitter:

Ik dank de minister van Financiën en geef dan nu graag het woord aan de president van de Rekenkamer.

Mevrouw Stuiveling:

Mevrouw de voorzitter, leden van de Kamer, minister Bos. Met genoegen bied ik u ook dit jaar de rapporten van de Algemene Rekenkamer aan bij de jaarverslagen van de ministeries en begrotingsfondsen, en bij het financieel jaarverslag van het rijk over 2007.

Naast deze in totaal 27 rapporten die rechtstreeks uit onze wettelijke opdracht voor verantwoordingsdag voortvloeien, bieden wij u nog drie rapporten aan.

Misschien is het goed om eerst een mogelijk misverstand over het gebruik van "wij" wegnemen. Dat is niet mijn pluralis majestatis. Het college bestaat namelijk uit drie personen. Wij zijn dus gewend om over "wij" te spreken, de "wij" van wie collega Zevenbergen vandaag voor het laatst in functie Verantwoordingsdag begeleidt.

Dus drie rapporten bij het hele pakket over het rechtmatigheidsonderzoek. Het eerste daarvan is de zesde editie in onze reeks Staat van de beleidsinformatie, waarin wij elk jaar een apart onderwerp uitdiepen. Het tweede is ons rapport bij de Nederlandse EU-lidstaatverklaring 2007, waarin verantwoording wordt afgelegd over de besteding van Europese middelen in Nederland. Dat rapport noemde de minister zojuist in het kader van de donkere wolk. Het derde is ons rapport over de inrichting van het Programmaministerie voor Jeugd en Gezin.

In een korte toelichting zal ik proberen, u door deze stukken te gidsen. Door de stapeling van oud, nieuw en anders lopen wij gezamenlijk namelijk enigszins de kans, door de bomen het bos niet meer te zien. Verleden jaar is besloten tot een aantal verantwoordingsexperimenten, waarvan de opzet van Verantwoordingsdag zelf er een is. De experimenten waaraan kabinet, uw Kamer en wij ons gecommitteerd hebben, zijn bedoeld om ruimte te maken voor een grotere focus op de politieke prioriteiten in verslaglegging en in debat. Ook de algemene verantwoordingsbrief van de minister-president komt voort uit die wens om het debat nieuw elan te geven.

Onderdeel van het experiment is ook, dat bij drie departementen de wettelijke manier van verantwoorden vervangen is door een uitbreiding van het beleidsverslag, waarin de kabinetsprioriteiten centraal staan. Deze experimentele aanpak van de beleidsverantwoording zorgt voor een nieuwe impuls om over de realisatie van het beleid te kunnen praten. Wij steunen dan ook van harte dit streven om de cijfers te ontstijgen, zij het dat wij deze eerste ronde toch vooral willen gebruiken om ervan te leren. Daarom plaatsen wij enkele kanttekeningen. Die moeten echter vooral gezien worden als suggesties voor het aanbrengen van verbeteringen in de nog voor ons liggende begrotingen voor 2009 en de daarop volgende verantwoordingen over 2008 en 2009.

Naast het volgen van de experimenten hebben wij natuurlijk onze reguliere werkzaamheden uitgevoerd, met aandacht voor, zoals gebruikelijk, het drieluik beleidsinformatie, bedrijfsvoering van de ministeries en de rechtmatigheid. Allereerst iets over de beleidsinformatie. Wij concluderen dat in 2007 de beschikbaarheid van beleids- en verantwoordingsinformatie gestaag is toegenomen. Vooral het volume van de beleidsinformatie over gerealiseerde effecten is flink gestegen. De ministeries van Defensie en van VROM blijven bij dit algemeen positieve beeld helaas wat achter en het ministerie van Economische Zaken neemt een middenpositie in, maar lijkt in het jaarverslag steeds minder informatie te geven over prestatie- en effectindicatoren.

Als wij iets dieper gaan en kijken naar de bruikbaarheid van deze informatie, vooral voor u, zien wij dat wat dat betreft met name verbeteringen mogelijk zijn. Zo kan het ministerie van Justitie vollediger rapporteren over jongeren in jeugdinrichtingen, over terugkeerbeleid vreemdelingen en over de effectiviteit van het opsporingsbeleid. Zo kan het ministerie van Onderwijs en Wetenschap consequenter in het jaarverslag terugkomen op in de begroting opgenomen doelen, hetgeen bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat dit jaar juist sterk verbeterd is. Ik doel dus op het leggen van die koppeling.

Op het laatste punt, dus de relatie tussen verantwoording 2007 en de voorafgaande begroting over 2007, zijn de beleidsverslagen van de drie ministeries die in het experiment participeren, niet te beoordelen. De begrotingen voor 2007 zijn, uiteraard, niet ingericht geweest op die beleidsprioriteiten. Wij verwachten op dit punt een enorme verbetering van de begroting 2009.

De beleidsverslagen 2007 zouden vergezeld gaan van een overzicht dat de relatie legt met de financiële verantwoording in het Jaarverslag 2007 op artikelniveau. Alleen het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit is daarin goed geslaagd. De beleidsverslagen van de drie ministeries, Buitenlandse Zaken, Volksgezondheid, Welzijn en Sport en LNV, zijn zonder meer leesbare stukken geworden. Het ministerie van Buitenlandse Zaken valt wel op door de vooral positieve toonzetting en het geringe aantal leerpunten. Het ministerie van Volksgezondheid acht het nog te vroeg om zelf al conclusies te trekken over de mate waarin het departement op koers ligt met de kabinetsprioriteiten. Al met al acht de Algemene Rekenkamer deze manier van verantwoording een kansrijke ontwikkeling, waarbij nog wel wat puntjes op de i moeten worden gezet.

Naast de vernieuwingen in de wijze van verantwoording en de Verantwoordingsdag zelf, zijn er vernieuwingen aan de orde in de bedrijfsvoering van de rijksdienst. Deze vernieuwingen zijn uiteraard zonder uitzondering bedoeld als verbeteringen. Maar, los van die bedoelingen, brengen vernieuwingen naar hun aard ook veranderingen mee voor de rijksdienst. Veranderingen brengen onvermijdelijk ook risico's mee, die de nodige aandacht vragen.

Tegen deze achtergrond hebben wij dit jaar in een extra rapport aandacht gevraagd voor de oprichting en de inrichting van het ministerie voor Jeugd en Gezin. In 2007 is de begroting 2008 voor de programmaminister voor Jeugd en Gezin voorbereid. Zijn programma omvat dertien beleidsterreinen van vier ministeries. De ministers, te weten die van Justitie, Onderwijs, Sociale Zaken en Volksgezondheid, blijven echter wel verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering op die dertien terreinen. Deze variant, het beleid bij de ene minister en de bedrijfsvoering bij de andere minister, kennen wij structureel in de rijksdienst sedert het onderbrengen van de uitvoering van de toeslagenwetten bij de Belastingdienst. Het programma van de minister voor Jeugd en Gezin is daar dan weer een variant op.

Het leek ons kortom nuttig om met het oog op de begroting 2009 en voordat de verantwoording over 2008 van deze minister aan de orde is, alles nog eens goed op een rijtje te zetten.

Wij constateren dat het functioneren van de rijksdienst in 2007 over het algemeen van voldoende niveau is geweest. Het aantal onvolkomenheden in de bedrijfsvoering is vrijwel gelijk gebleven aan 2006: in 2007 waren het er 57 en dat is eentje meer dan in 2006. Van die onvolkomenheden zijn er drie ernstig, wat twee minder is dan in 2006. Dat lijkt dus allemaal redelijk goed nieuws.

Desalniettemin is er reden voor zorg. Wij zien in een aantal gevallen dat het mis gaat, doordat het beheer van de organisatie achter de veranderingen in de rijksdienst aanhinkt. Dit leidt tot aanvangsproblemen die niet snel genoeg kunnen worden weggewerkt en zich vervolgens tot hardnekkige en structurele problemen blijken te ontwikkelen.

Zo kampt het ministerie van Defensie nog vooral met de naweeën van eerdere reorganisaties en bezuinigen. Alle verhuizingen en functiewisselingen leidden bijvoorbeeld in 2005 tot de oprichting van de tijdelijke werkgroep ontbrekende stukken – inmiddels niet zo tijdelijk meer.

Vorig jaar is de Algemene Rekenkamer al een bezwaaronderzoek gestart bij het ministerie van Defensie en wij zetten dat bezwaaronderzoek daar nog voort. Wij willen daarmee een bijdrage leveren aan het structureel het hoofd bieden aan de problemen en wij willen helpen duurzame verbeteringen in de bedrijfsvoering aan te brengen.

Dit jaar gaan wij een soortgelijk bezwaaronderzoek bij de Belastingdienst starten. Ook daar is, zoals bekend, sprake van hardnekkige problemen, niet alleen bij de automatisering, maar ook bij het financieel beheer en de naleving van de regelgeving in de bedrijfsvoering als geheel. Ook hier is het bezwaaronderzoek vooral bedoeld om niet in een later stadium bezwaar te hoeven maken. Het is niet zozeer het aantal onvolkomenheden dat ons op dit moment zorgen baart, als wel het feit dat iets minder dan de helft, 23 van de 57, dateert uit 2004 of eerder en dus ruim 3 jaar oud is en nog steeds niet is opgelost.

Een van de kabinetsprioriteiten is het programma Vernieuwing Rijksdienst, dat een kleinere en betere rijksdienst nastreeft. Het programma biedt volgens ons een kans om een terechte kwaliteitsslag door te voeren, maar brengt ook inherent verandering met zich mee in de bedrijfsvoering, waarbij het zaak is niet alleen de veranderingen zelf goed te leiden, maar ook de wijzigingen in de bedrijfsvoering die daarmee samenhangen, er gelijke tred mee te laten houden.

In 2007 heeft dat probleem zich nog niet kunnen manifesteren, omdat, zo blijkt uit ons onderzoek naar de staat van de beleidsinformatie 2008, de meeste ministeries nog nauwelijks fundamentele keuzes hebben gemaakt over waar het minder kan. Ook is de rijksdienst in 2007 nog niet kleiner geworden. Des te opmerkelijker is de toename van de inhuur van externen. De uitgaven daaraan blijken in 2007 ongeveer andermaal zo hoog te zijn geweest als in 2006. De Algemene Rekenkamer blijft van oordeel dat vooral het saneren van de regeldruk tot minder, maar betere regels, het pad kunnen effenen naar een kleinere en betere rijksdienst. En de volgorde: eerst de regels vernieuwen en daar de bedrijfsvoering en controle op aan laten sluiten, is volgens ons van groot belang. Naast aandacht voor de vernieuwing van de rijksdienst besteedt ons rapport "De Staat van de beleidsinformatie 2008" ook aandacht aan vijf andere prioriteiten uit het beleidsprogramma van het kabinet, uit elke pijler een: millenniumontwikkelingsdoelen, innovatie, woningen, re-integratie en criminaliteit.

Het laatste luik van het drieluik betreft de rechtmatigheid. Wij gaan even terug naar de donkere wolk. Om de rechtmatigheid of, zoals dat in Europa heet, de wet- en regelmatigheid van de Europese Unie te helpen bevorderen, heeft lidstaat Nederland besloten, een eigen lidstaatverklaring op te stellen. Dit jaar is het de minister van Financiën gelukt om de verklaring 2007, de tweede in successie, tijdig voor Verantwoordingsdag af te geven. Het is ons gelukt om daar ook tijdig voor vandaag ons rapport over uit te brengen. Ons oordeel is positief. Wij zien uit naar de verbreding van de verklaring tot de andere Europese geldstromen naast de landbouwmiddelen. Het niveau van rechtmatigheid – ik heb het nu gewoon weer over onze eigen Nederlandse begrotingsuitvoering – blijft onveranderd hoog. Over 2007 voldoen 25 van de 26 jaarverslagen aan de rechtmatigheidseisen. Alleen het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer overschrijdt de tolerantiegrens op jaarverslagniveau door een combinatie van onrechtmatigheden in de huurtoeslag en de subsidie lokale luchtkwaliteit. Die overschrijding bij VROM is echter ruim onder de grens om onze goedkeuring van de rijksrekening 2007 in de weg te staan of zelfs maar in gevaar te brengen. Wij keuren de rijksrekening 2007 dus goed.

Dit hoge niveau van rechtmatigheid in Nederland is een groot goed. Het optrekken van de artikeltolerantie van 1% naar 3% lijkt een houdbaar onderdeel van het experiment. Daarover zullen wij met de commissie voor de Rijksuitgaven uit uw Kamer van gedachten wisselen. U begrijpt, mevrouw de voorzitter, er valt nog veel en veel meer te zeggen, maar ik laat het hierbij. Met veel genoegen bied ik u onze rapporten en ons rapport "Rijk Verantwoord 2007" bij de door minister van Financiën aangeboden jaarverslagen en rijksrekening 2007 aan, vergezeld van een poster waarop u in een oogopslag alles wat in die rapporten staat, kunt zien. De minister van Financiën zal daar ook in geïnteresseerd zijn. Wij zien uit naar het Verantwoordingsdebat nieuwe stijl en wensen het kabinet en u daarbij veel wijsheid.

(Applaus)

De voorzitter:

Wij houden ons hier altijd een beetje vast als er posters langskomen. De Kamerleden krijgen er toch allemaal een?

Mevrouw Stuiveling:

Ja, om aan de muur te hangen.

De voorzitter:

Ik dank de minister van Financiën en ik dank de president van de Algemene Rekenkamer voor de aangeboden stukken en de prachtige poster die samenhangen met de verantwoording over de begroting 2007. Ik dank hen in het bijzonder ook voor de samenwerking in het afgelopen jaar om tot een verbetering van het verantwoordingsproces te komen. Vorig jaar, op 22 mei 2007, heb ik bij de afsluiting van het verantwoordingsdebat over de begroting 2006 aangekondigd om samen met de voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven, de heer Aptroot, het initiatief te nemen om te bezien hoe het verantwoordingsdebat beter vorm kan krijgen. De voorstellen van het kabinet zouden daarbij worden betrokken.

Als resultaat van het intensieve overleg met het kabinet en met de Algemene Rekenkamer kunnen vandaag vernieuwingen worden gepresenteerd die een kwalitatieve impuls beogen te geven aan de controlerende rol van de Kamer bij de begrotingsverantwoordingen. Ik noem er een paar. De meest in het oog springende vernieuwing is ongetwijfeld de algemene verantwoordingsbrief van de minister-president over de hoofdlijnen van de uitvoering van de begroting 2007. Daarnaast staan in de verantwoordingsstukken vooral de concrete prioriteiten van het kabinet centraal en worden beleidsconclusies getrokken. Dit brengt meer focus aan in de stukken en vergroot de politieke relevantie ervan. Nieuw voor de Kamer is ook dat wordt geëxperimenteerd met jaarverslagen nieuwe stijl. Drie ministers, te weten de minister van Buitenlandse Zaken, de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bijten dit jaar de spits af. Zij rapporteren in de vorm van een compacter en meer op de beleidsprioriteiten toegespitst jaarverslag.

Ik dank de commissie voor de Rijksuitgaven dan ook voor haar inspanningen op dit terrein. Dit geldt evenzeer voor de rapportage die deze commissie jaarlijks opstelt met betrekking tot de Regeling grote projecten. Ik maak de leden van de Kamer er graag op attent dat in het kader van het verantwoordingsproces hedenmorgen de jaarrapportage Regeling grote projecten over 2007 door de commissie voor de Rijksuitgaven aan de Kamer is aangeboden. Deze rapportage verschijnt nu voor de vierde maal op Verantwoordingsdag en geeft inzicht in de wijze waarop dit belangrijke controle-instrument van de Kamer in de praktijk werkt en maakt ook duidelijk welke verbeteringen nog mogelijk zijn.

Ten slotte is vermeldenswaard dat de jaarverslagen en het Financieel jaarverslag van het Rijk ruim tevoren, vanaf afgelopen vrijdag, zonder embargo ter beschikking zijn gesteld aan de Kamer, opdat het debat zo goed mogelijk kon worden voorbereid.

Op 23 april jongstleden heeft de Kamer reeds besloten om het plenaire debat over de verantwoording te voeren daags na Verantwoordingsdag, op donderdag 22 mei 2008. In de weken na het plenaire debat zullen de vaste commissies de stukken bestuderen en behandelen. De afrondende besluitvorming over de jaarverslagen en de slotwetten is voorzien in de laatste vergaderweek voor het zomerreces.

Zoals gebruikelijk zullen de rapporten van de Algemene Rekenkamer de leden van de Kamer behulpzaam zijn bij de beoordeling van het gevoerde beleid in 2007. Ik wens de Kamer veel succes bij het vele en belangrijke werk dat haar te wachten staat bij de behandeling van de stukken die vandaag zijn aangeboden. Ik dank u allen en wens u succes.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Op de tafel van de griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Tijdens het vragenuur van gisteren droegen enkele leden vol trots een medaille. Ik zal nu onthullen wat de reden daarvan was. Afgelopen maandag 19 mei was het precies tien jaar geleden dat de leden Van Gent, Vendrik en Halsema tot lid van de Tweede Kamer werden beëdigd. Zij droegen gisteren daarom zo'n prachtige medaille. Zij waren echter niet de enigen. Ook de leden Hamer, Van der Staaij, Atsma, Van Bommel, Schreijer-Pierik, Kant, Van Beek en De Wit waren afgelopen maandag precies tien jaar lid van de Tweede Kamer. Dat is geen officieel jubileum, maar het lijkt mij wel een heugelijk feit waarbij wij even kunnen stilstaan.

(geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Een aantal leden vraagt zich nu af waarom zij er niet bij staan. Dat is dan omdat zij tussendoor net even geen lid van de Kamer waren. Dit is klein leed waaraan ik achteraf niets meer kan doen.

Naar boven