Noot 1 (zie blz. 5256 )

Interpellatievragen van het lid Jan de Vries (CDA) aan de minister en staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de minister voor Wonen, Wijken en Integratie over de door de NMa goedgekeurde fusie van Philadelphia Zorg, de Evean Groep en Woonzorg Nederland (Ingezonden 10 april 2008).

1

Is naar uw oordeel met de voorgenomen fusie de menselijke maat gegarandeerd? Zo ja, hoe?

2

Herinnert u zich uw antwoorden van 20 december 2007 op schriftelijke vragen van Jan de Vries1 dat u gesprekken voerde met de fusiepartners over hoe een verdergaande bestuurlijke verbintenis past binnen wet- en regelgeving? Wat is na deze gesprekken en het lezen van de bij u beschikbare documenten uw oordeel hierover?

3

Herinnert u zich voorts dat u in de genoemde schriftelijke antwoorden ook aan gaf dat u met de fusiepartners sprak over de waarde van een dergelijke verbintenis voor de ontwikkeling van varianten van wonen en zorg, vooral op het lokale niveau? Wat is na deze gesprekken en het lezen van de bij u beschikbare documenten uw oordeel hierover?

4

Acht u de voorgenomen fusie vanuit het cliëntperspectief in overeenstemming met het beleidsvoornemen tot het scheiden van wonen en zorg? Hoe beoordeelt u het risico dat de fusiepartners (indirect) aansturen op een «koppelverkoop» of zal er materieel sprake kunnen zijn van «gedwongen winkelnering»? Kan daarmee de beoogde keuzevrijheid in het geding komen? Zo neen, waarom niet?

5

Acht u het mogelijk dat de voorgenomen fusie er juist op is gericht om mogelijk omzetverlies als gevolg van een toenemende keuzevrijheid als gevolg van het scheiden van wonen en zorg te voorkomen? Zie ook de uitspraken in NRC Handelsblad van 3 april 2008: «Hij noemt het zijn «droom» om via de ledenorganisaties van Evean een breed pakket diensten aan te bieden, inclusief woonconcept.»

6

Herinnert u zich bovendien dat u in de genoemde schriftelijke antwoorden ook aan gaf dat het de bedoeling is om te bezien of een geleidelijke en voorzichtige aanpak mogelijk is, waarbij de belangen van de volkshuisvesting, de zorg en de markten waar beiden deel van uitmaken niet uit het oog worden verloren? Waarom vond u een geleidelijke en voorzichtige aanpak wenselijk? Vindt u nog steeds een geleidelijke en voorzichtige aanpak wenselijk? Is naar uw oordeel met de voorgenomen fusie daaraan voldaan? Zo ja, waarom? Zo neen, heeft u dat de fusiepartners laten weten en een poging gedaan ze op andere gedachten te brengen?

7

Heeft u anderszins getracht de fusiepartners van hun voorgenomen fusie af te brengen? Zo ja, hoe? Zo neen, waarom niet?

8

Kunt u zich herinneren dat bij motie-Jan de Vries c.s.2 de Kamer u unaniem heeft gevraagd, lopende het onderzoek naar de mogelijkheid van een aparte fusietoets in de zorg bij de zorginstellingen, het belang van bereikbaarheid, kwaliteit, maatschappelijke functie, leefbaarheid, diversiteit en keuzevrijheid onder de aandacht te brengen en deze instellingen te wijzen op alternatieve samenwerkingsvormen en hoe heeft u hieraan een vervolg gegeven? Heeft u ook deze drie specifieke fusiepartners hierop gewezen? Zo ja, hoe en wat was hun reactie? Zo neen, waarom niet?

9

Bent u met de fusiepartners van oordeel dat «een echte fusie met bundeling van krachten nodig is om de geplande investeringen te doen»?3 Waarom kan naar uw oordeel de beoogde meerwaarde niet met alternatieve samenwerkingsvormen worden gerealiseerd?

10

Hoe beoordeelt u de stelling van de fusiepartners dat zij willen komen tot «macht tegenover macht»?3 Bestaat daarmee niet het gevaar van een «sneeuwbaleffect», waarbij ook andere instellingen in zorg en wonen zullen trachten om hun «machtspositie» te versterken?

11

Hoe beoordeelt u het oordeel van de NMa dat het fusievoorstel voldoet aan de eisen die de Mededingingswet aan fusies stelt en dat met deze fusie de zorgconsument voldoende keuzevrijheid behoudt en de concurrentiedruk in de markt hoog genoeg blijft? Deelt u dit oordeel?

12

Bent u bereid het advies van de NZa aan de NMa aan de Kamer te doen toekomen? Zo neen, waarom niet?

13

Hoe beoordeelt u de stelling van de NZa dat zij niet kan uitsluiten dat de voorgenomen fusie negatieve gevolgen heeft voor de consument? Kunt u dat wel?

14

Hoe beoordeelt u de situatie dat de NMa en NZa tot een verschillend oordeel komen en de NMa het advies van de NZa naast zich neer heeft gelegd en dat dit advies niet heeft geleid tot een negatief fusiebesluit?

15

Is naar uw oordeel het verschillende oordeel van de NMa en NZa een extra reden om te komen tot een afzonderlijke fusietoets in de zorg? Zo neen, waarom niet? Wanneer is het toegezegde onderzoek naar de afzonderlijke fusietoets gereed?

16

Aan welke aanvullende verplichtingen of maatregelen wordt door de NZa gedacht indien er een ongewenste machtspositie ontstaat?

17

In welke situatie is er sprake van een ongewenste machtspositie? Wordt hier door de NZa gedoeld op de aanmerkelijke marktmacht cf. artikel 47 WMG? Ziet u reden om direct bij aanvang van de fusie aanvullende verplichtingen op te leggen of maatregelen te nemen? Zo neen, waarom niet?

18

Bent u ervan op de hoogte dat de fusiepartners hun fusievoornemen hebben gewijzigd, in die zin dat Woonzorg Nederland 11 verzorgings- en verpleeghuizen zal afstoten en dat deze wijziging voor de NMa reden was om het fusievoornemen goed te keuren? Zijn deze 11 huizen reeds afgestoten? Zo neen, hoe is gegarandeerd dat deze huizen voorafgaand aan de feitelijke fusie werkelijk afgestoten zullen zijn? Waarom heeft de NMa daarom geen goedkeuring onder voorwaarden afgegeven?

19

Acht u de kans op het succesvol en tijdig afstoten van de 11 huizen groot? Zo ja, op welke gronden?

20

Hoe zijn bij het afstoten van 11 huizen de belangen van de zorgaanbieders en daarmee van de cliënten in deze huizen voldoende gegarandeerd? Is de continuïteit van zorg afdoende gegarandeerd?

21

Hoe beoordeelt u de grote zorg en bezwaren van de zorgaanbieders die nu huren van Woonzorg Nederland en straks na de fusie huren van een concurrerende zorgaanbieder?4 Hoeveel zorgaanbieders of instellingen in Nederland komen in deze situatie te verkeren? Bestaat daarmee niet een ongewenste marktmacht? Heeft de NZa in haar oordeel deze vorm van marktmacht ook voldoende gewogen? Kunt u garanderen dat daarmee de continuïteit en kwaliteit van deze zorgaanbieders niet in gevaar kan komen?

22

Kunt u voor ieder publiek belang afzonderlijk aangeven of vanuit het zorgperspectief in de voorgenomen fusie de belangen van bereikbaarheid, kwaliteit, maatschappelijke functie, leefbaarheid, diversiteit en keuzevrijheid voldoende zijn gegarandeerd? Zo ja, hoe?

23

Hoe verhoudt zich deze fusie tot het beleidsvoornemen zorginstellingen verantwoordelijk te maken voor kapitaallasten?

24

Hoe beoordeelt u de potentiële marktmacht die ontstaat als gevolg van de voorgenomen fusie? Graag ook in het licht van de uitspraken van de bestuurders van de fusiepartners: «lokaal is de nieuwe combinatie niet te passeren en dat wordt alleen maar meer» en voorts «onze ambitie is groot»3, waarbij plannen worden aangekondigd voor 150 nieuwe locaties, samen met een investering van 1 miljard Euro in tien jaar.

25

Wat is het oordeel of advies over de voorgenomen fusie van de (centrale) ondernemingsraden en cliëntenraden, participatieraden en/of huurdersvereniging(en) van de afzonderlijke fusiepartners? Is naar uw oordeel door de fusiepartners in voldoende mate recht gedaan aan de oordelen en adviezen van deze organen?

26

Hoe beoordeelt u de stelling van de NPCF (brief aan de Tweede Kamer van 8 april 2008) dat in grote concerns de invloed van cliënten en cliëntvertegenwoordigers zeer gering is?

27

Ziet u vanuit het cliëntperspectief ook voordelen in deze grootschalige fusie? Zo ja, welke? Zijn die voordelen ook via andere samenwerkingsvormen te bereiken?

28

Acht u het mogelijk dat cliënten, andere belanghebbenden en toezichthouders in een concern met een omzet van bijna 1,4 miljard Euro, met drie werkmaatschappijen, vijftien verschillende financieringsstromen, ruim 1 000 locaties in 23 gemeenten en een divers aanbod aan diensten goed inzicht kunnen krijgen in de aanwending en verantwoording van de middelen? Wat zegt in dat geval nog een verantwoording op concernniveau over de werkelijke situatie op de werkvloer?

29

Hoe wordt in de voorgenomen fusie voorkomen dat middelen bestemd voor de zorg worden bestemd voor de volkshuisvesting en andersom? Is dat naar uw oordeel afdoende gegarandeerd? Ook in geval van (indirecte) toerekening van kosten en opbrengsten? Zo ja, hoe?

30

De Evean Groep heeft 2006 afgesloten met een negatief resultaat. Kan het zo zijn dat als gevolg van de fusie de gehandicapte cliënten van Philadelphia Zorg of de bewoners en huurders van Woonzorg Nederland deze verliezen moeten compenseren?

31

Mocht de nieuwe fusie-instelling onverhoopt in de financiële problemen komen en een faillissement moet aanvragen, acht u het dan gezien de omvang van de instelling mogelijk dat de continuïteit van de zorg, het wonen en andere diensten gewaarborgd kan worden?

32

Acht u het mogelijk dat na de fusie het bestuur van de instelling voldoende zicht heeft op de kwaliteit van zorg en dienstverlening op de werkvloer en daadwerkelijk de verantwoordelijkheid kan nemen voor die kwaliteit? Zo ja, hoe wordt dat naar uw oordeel gegarandeerd?

33

Hoe wordt door u de voorgenomen fusie beoordeeld in het licht van uw ambities ten aanzien van de maatschappelijke onderneming?

34

Wordt in de voorgenomen fusie voldaan aan de governancevoorwaarden die gelden voor zowel de zorg als de volkshuisvesting? Zo ja, hoe?

35

Verdienen de bestuurders na de voorgenomen fusie meer dan de «Balkenende-norm»? Zo ja, wat verdienen zij en waarom wijkt dat af van de genoemde norm? Bent u bereid te bevorderen dat aan deze norm wordt voldaan?

36

Op basis van afdeling 3 van het Besluit beheer sociale-huursector dienen corporaties fusievoornemens ter goedkeuring aan u voor te leggen. Is dat reeds gebeurd?

37

Is de voorgenomen fusie door u getoetst aan de WWI-circulaire MG2002–18? Hoe verhoudt zich naar uw oordeel, conform deze circulaire, de fusie zich tot de borging van de menselijke maat door lokale binding met gemeenten en huurders, professionaliteit en doelmatigheid van de organisatie, prestatieafspraken met de betrokken gemeenten, dienstverlening aan de huurders en een evaluatietraject van de fusie?

38

Komt naar uw oordeel de gekozen structuur en inrichting van de voorgenomen fusieorganisatie tegemoet aan de menselijke maat? Zo ja, hoe?

39

Is de invloed van gemeenten en bewoners / huurders op het beleid van de voorgenomen fusieorganisatie naar uw oordeel voldoende gegarandeerd? Zo ja, hoe?

40

Kent u reeds de zienswijzen van de gemeenten en huurdersorganisaties over de voorgenomen fusie? Zo ja, hoe luiden die zienswijzen? Zo neen, wanneer ontvangt u die zienswijzen?

41

Hoe wordt de fusie juridisch vormgegeven? Is daarin een fasering aangebracht? Zo ja, welke? Is in alle fases sprake van een voldoende en afdoende garantie van de publieke belangen? Zo ja, hoe?

42

Is het goedkeuringbesluit van de NZa al onherroepelijk of is er nog beroep daartegen mogelijk?

43

Heeft u conform het Besluit beheer sociale-huursector reeds uw toestemming gegeven aan de voorgenomen fusie? Zo neen, heeft u wel informeel uw oordeel gegeven of voorwaarden gesteld? Zo ja, welke?

44

Wanneer de antwoorden op de vragen 36 en 37 negatief zijn, hoe verhoudt zich dat dan tot de mededelingen van de fusiepartners en fusie-instelling Espria5, waarbij de indruk wordt gewekt en uit concrete gegevens (bijvoorbeeld 1 bestuur en 1 Raad van Commissarissen) blijkt dat de fusie-instelling reeds tot stand is gekomen.

45

Hoe voorkomt u dat de fusiepartners in bestuur, organisatie, werkwijze en presentatie vooruitlopen op de formele en onherroepelijke goedkeuringsbesluiten van de NMa en van u? Bent u bereid daarvoor per direct een aanwijzing te geven?

46

Acht u de voorgenomen fusie in het licht van alle genoemde publieke belangen verantwoord? Zo ja, waarom?

1 Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2007–2008, nr. 932.

2 Kamerstuk 31 200 XVI, nr. 84.

3 NRC Handelsblad, 3 april 2008.

4 Zie o.a. de brief van Stichting Oosterlengte van 7 april 2008 aan de vaste commissie voor VWS.

5 Zie o.a. www.espria.nl.

Naar boven