Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 2 april 2008 over het geneesmiddelenbeleid.

De heer Van der Veen (PvdA):

Voorzitter. November verleden jaar heb ik samen met de VVD en GroenLinks in een motie gevraagd een volledig onderzoek te verrichten naar de inkoopvoordelen van apothekers. De minister heeft aangegeven een dergelijk onderzoek te willen uitvoeren en om die reden verzocht die motie aan te houden. Intussen heeft de minister een andersoortig onderzoek laten uitvoeren, niet overeenkomend met het onderzoek dat wij gevraagd hadden. Tijdens het afgelopen overleg heb ik de minister nogmaals gevraagd om een volledig onderzoek toe te zeggen en daarbij nadrukkelijk ook de toezegging gevraagd dat dit onderzoek aan een aantal voorwaarden zal voldoen. Sinds november zijn er nu vier maanden verstreken. De minister heeft aangegeven dat de kortingen en bonussen per 1 januari 2010 verdwenen zullen zijn. Dat is een belangrijke toezegging waar wij al jaren om gevraagd hebben. Een volledig onderzoek is naar ons idee noodzakelijk als nulmeting om te kunnen zien wat die kortingen en bonussen opleveren. Om die reden dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat, ondanks verschillende onderzoeken, geen duidelijkheid bestaat over prijsontwikkeling en omvang van kortingen en bonussen in de farmaceutische sector;

overwegende dat het wenselijk is dat daarover zo snel mogelijk duidelijkheid wordt geschapen, zodat de resultaten gebruikt kunnen worden om over te gaan naar een kostendekkend prestatiegericht tarief;

overwegende dat voorkomen moet worden dat heel 2008 opgaat aan focus op dit onderzoek en er dus geen stappen worden gezet naar een nieuwe rol- en taakverdeling in de distributie van farmaceutische middelen;

verzoekt de regering, een volledig onderzoek te laten uitvoeren dat aan de volgende voorwaarden voldoet:

  • - het onderzoek dient uitgevoerd te worden door een instantie die formele onderzoeksbevoegdheid heeft en toegang heeft tot boeken, lopende rekeningen/facturen en contracten van partijen in de farmaceutische kolom;

  • - het onderzoek dient gebaseerd te worden op de jaren 2006, 2007 en 2008;

  • - het onderzoek dient gericht te zijn op betalingen in de boekhouding bij groothandel, generieke industrie, spécialité-industrie en apothekers;

  • - het onderzoek moet gericht zijn op beloning in geld en in natura; er dient gekeken te worden naar alle inkoopvoordelen, waarbij ook de ketenverbanden met groothandels die eigenaar van een apotheek zijn, dienen te worden beschouwd;

  • - de gegevens dienen vanuit verschillende onderzoeksbronnen op apotheekniveau te worden gebundeld;

  • - het betreft WMG-geneesmiddelen;

  • - het onderzoek wordt niet alleen op het niveau van de openbare apotheken geclusterd, maar ook ziekenhuisapotheken worden erin betrokken zodat ook inzicht verkregen wordt in de omvang van de kortingen op spécialités;

Van der Veen

verzoekt de regering tevens, de Kamer een afschrift te zenden van de onderzoeksopdracht aan de onderzoeksinstantie;

verzoekt de regering tevens, ervoor te zorgen dat voldoende menskracht beschikbaar is om dit onderzoek binnen drie maanden af te ronden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Veen, Schippers en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 48(29477).

De heer Van der Veen (PvdA):

Wij zijn van mening dat indien uit het door mij voorgestelde onderzoek blijkt dat over 2008 meer aan kortingen en bonussen wordt gevonden dan in het Transitieakkoord is overeengekomen, dit meerdere moet terugvloeien naar de premiebetaler en dienen daarom de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat door volledig onderzoek naar inkoopvoordelen bij apotheekhoudenden reële gegevens over aard en omvang van inkoopvoordelen beschikbaar zullen komen;

overwegende dat inkoopvoordelen ten goede dienen te komen aan de premiebetaler;

overwegende dat de taakstelling van het transitieakkoord deels voor 2008 behaald kan worden via volumegroei;

verzoekt de regering, het bedrag aan inkoopvoordelen voor 2008 dat zal worden aangegeven na volledig onderzoek, na verrekening van kostendekkend tarief (222 mln.) en claw back (217 mln.) af te romen, wanneer de taakstelling (340 mln.) wordt overschreden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Veen, Schippers en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 49(29477).

Mevrouw Schippers (VVD):

Mevrouw de voorzitter. De minister heeft op 24 mei 2007 een integrale langetermijnvisie op het geneesmiddelenbeleid toegezegd. De Kamer ontving een procedureel document. De minister heeft op 2 april jongstleden toegezegd dat hij dit procedurele document met een paar hoofdpunten omvormen tot een werkelijk inhoudelijke visie waarin knopen worden doorgehakt. Om te voorkomen dat wij langs elkaar heen praten en om zeker te weten dat wij over hetzelfde praten, dien ik de volgende motie in. Ze is – net als voorgaande – moties, nogal gedetailleerd, dus het voorlezen duurt even.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een langetermijnvisie geneesmiddelenbeleid van groot belang is voor de kwaliteit, kostenbeheersing en voor de ontwikkeling van de farmaceutische zorg in Nederland;

verzoekt de regering, de Kamer voor 1 juli 2008 een middellangetermijnvisie te zenden waarin onder meer de volgende punten worden meegenomen:

  • - plaats en positie van de verschillende actoren: de rol van de farmaceutische industrie – zowel generiek als spécialité – groothandel, (ziekenhuis)apotheker, apotheekhoudend huisarts en zorgverzekeraar;

  • - hierbij dienen ook de mogelijkheden en onmogelijkheden van nieuwe vormen van distributie expliciet belicht te worden;

  • - het al dan niet overeind houden van het onderscheid tussen intramurale en extramurale farmaceutische zorg;

  • - mogelijkheden voor innovatie, versnelling van procedures, mogelijkheden om onderzoeken ten behoeve van opname in het zorgverzekeringspakket met andere EU-landen te bundelen;

  • - hoe tot een open, transparante en eerlijke markt kan worden gekomen, waarin de voordelen ten goede komen aan de premiebetaler;

  • - de beloning van de apotheekhoudenden, waarbij een betere kwaliteit van zorgverlening wordt beloond;

  • - concrete voornemens ten aanzien van het GVS, (gedeeltelijke) afschaffing, of omvorming naar een beter werkend systeem;

  • - de rol van nationale positieve lijsten zowel voor de intramurale en extramurale zorg;

  • - mogelijkheden en onmogelijkheden van preferentiebeleid;

  • - mogelijkheden en/of wenselijkheid van het aanscherpen van de Wet geneesmiddelenprijzen;

  • - de ervaringen in andere landen ten aanzien van het geneesmiddelenbeleid;

  • - nadere uitwerking hoe het opstellen van de richtlijnen daadwerkelijk verloopt en hoe daarin checks and balances een plaats krijgen, hoe kwaliteit, innovatie en doelmatigheid ook expliciet worden weergegeven;

  • - beperkingen ten gevolge van het Transitieakkoord 2008-2009,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schippers, Van der Veen en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 50(29477).

Mevrouw Schippers (VVD):

De minister heeft hier al een jaar over kunnen nadenken. Ik neem aan dat het mogelijk is om dit voor de zomer aan ons toe te zenden.

De heer Van Gerven (SP):

Mevrouw de voorzitter. Allereerst een korte opmerking over het transitieakkoord. Het bevreemdt mijn fractie dat de minister aan de ene kant spreekt over het verbieden van kortingen en aan de andere kant over het afschaffen van de tarieven. Wat wil de minister? Enerzijds moeten de apothekers koopman worden, en anderzijds mogen zij dat ook weer niet te veel worden. De SP-fractie is van mening dat het gemakkelijker is om alternatief dekkende tarieven voor praktijkkosten van apothekers voor te stellen en tevens de Wet geneesmiddelenprijzen aan te scherpen.

Dan het preferentiebeleid. Een aantal zorgverzekeraars als UVIT, VGZ en Menzis heeft onlangs laten weten dat zij een aanvullend preferentiebeleid gaan voeren. Zoals bekend heeft de SP-fractie bezwaar tegen dit beleid, omdat het aan de arts is om te bepalen welk geneesmiddel iemand krijgt, en niet aan de zorgverzekeraar. Nu gaan deze zorgverzekeraars verder dan volgens de Zorgverzekeringswet mag. In de wet is namelijk bepaald dat zij alleen preferentie binnen dezelfde werkzame stof mogen uitspreken. Een aantal zorgverzekeraars bundelt echter omeprazol (Losec) en esopremazol (Nexium). Wettelijk is dit niet toegestaan, omdat het twee verschillende werkzame stoffen zijn. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een aantal zorgverzekeraars bij hun preferentiebeleid ook preferente geneesmiddelen aanwijzen die niet dezelfde werkzame stof hebben;

constaterende dat in de Zorgverzekeringswet is vastgelegd dat zorgverzekeraars alleen preferente geneesmiddelen mogen aanwijzen met dezelfde werkzame stof;

verzoekt de regering, deze vorm van preferentiebeleid niet toe te staan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Kant. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 51(29477).

Minister Klink:

Voorzitter. De heer Van der Veen heeft vorige week in het algemeen overleg een verlanglijstje overhandigd met wensen voor het onderzoek. Daarmee hebben wij rekening gehouden bij de brief met de onderzoeksopdracht aan de NZa. Evenals de heer Van der Veen en de ondertekenaars van zijn motie wil ik een zo goed mogelijk onderzoek. Ik zal de aanvullende punten uit de motie dan ook meenemen. In dat opzicht zeg ik toe de motie te zullen uitvoeren. Dat geldt echter niet voor zijn verzoek om het binnen drie maanden te doen. Ik kan dat niet toezeggen, want, zoals ik al in het algemeen overleg zei, heeft dat gevolgen voor de bedragen die in 2009 afgeroomd worden. Drie maanden is dan ook echt te kort. Ik kan er natuurlijk wel naar streven. Als die drie maanden een harde eis is, moet ik de aanneming van de motie ontraden.

De tweede motie van de heer Van der Veen heeft betrekking op de taakstelling in 2008 uit het transitieakkoord. Hij verzoekt de regering om het bedrag aan inkoopvoordelen voor 2008 dat zal worden aangegeven na volledig onderzoek, na verrekening van kostendekkend tarief en claw back af te romen, wanneer de taakstelling van 340 mln. wordt overschreden. Als hij daarmee bedoelt dat ik met terugwerkende kracht meer moet inboeken dan de 340 mln. uit het transitieakkoord, moet ik de aanneming van de motie ontraden, omdat mijn handtekening onder dit akkoord staat. Het ligt anders voor 2009. Als blijkt dat er dan sprake is van meer bonussen en kortingen dan in 2009 is geraamd, zal ik het wel afromen. Dat vloeit echter voort uit het transitieakkoord.

Mevrouw Schippers stelt dat de brief uit januari een procedurele brief is. Vorige week heb ik dat verwijt al verre van mij geworpen. In deze brief is namelijk een tiental redelijk verstrekkende voorstellen opgenomen. Deze voorstellen wijzen in een richting die je kunt kwalificeren als meer marktwerking, althans in de zin dat apothekers en verzekeraars meer op elkaar aangewezen zijn voor afspraken over de bekostiging van prestaties in termen van inkoop en zorgverlening.

In het algemeen overleg heb ik gezegd dat ik stappen wil zetten voor de periode na 2010. Overigens is voor 2010 gekozen, omdat het transitieakkoord betrekking heeft op 2008 en 2009, tenzij de partijen overeenkomen dat de periode korter is. Ik heb aangegeven in welke richting ik voor 2010 wil koersen met betrekking tot de vraag in hoeverre de kortingen op bonussen afgeschaft dienen te worden. Er komt een gebod om de reële netto inkoopprijs te declareren bij de verzekeraars en uiteindelijk wil ik af van de receptregelvergoeding teneinde het spel tussen verzekeraar en apotheker meer op de wagen te krijgen. Die kanttekening zet ik bij het dictum van de motie. Op het punt van het verzoek het volgende. Ik heb al toegezegd dat ik voor juli 2008 met een middellangetermijnvisie kom waarin ik de lijnen die ik uitzet, nader preciseer. Ik laat het oordeel over de motie aan de Kamer maar de punten die worden genoemd, maken in elk geval deel uit van de brief die de Kamer ontvangt.

De heer Van Gerven verwijst naar de Zorgverzekeringswet en naar het feit dat er preferentiebeleid gevoerd kan worden ten aanzien van werkzame stoffen die verschillend zijn. Dat is inderdaad niet toegestaan. Ik zal erop toezien dat zorgverzekeraars zich aan de Zorgverzekeringswet houden. Ik neem de vigerende wetgeving serieus en ik zal de verzekeraars eraan houden. Daar zijn wettelijke regels immers voor bedoeld.

De voorzitter:

Wat is uw oordeel over de motie?

Minister Klink:

De motie is in feite een ondersteuning van hetgeen in de Zorgverzekeringswet besloten ligt. Ik zie de motie als een ondersteuning van mijn wettelijke plicht om verzekeraars daaraan te houden. Ik laat het oordeel over de motie aan de Kamer.

De beraadslaging wordt gesloten.

Naar boven