Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 9 april 2008 over IMF/Wereldbank.

De voorzitter:

Ik heet de minister voor Ontwikkelingssamenwerking van harte welkom. Het woord is aan de heer Vendrik.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Vanochtend hebben wij met de ministers Bos en Koenders gesproken over de inzet van de Nederlandse regering komend weekend bij de voorjaarsvergadering van het Internationale Monetaire Fonds en de Wereldbank. Daar staat, zoals altijd, veel op het spel. Eén van de geschilpunten tussen de fractie van GroenLinks en de regering blijkt de voortgaande betrokkenheid van de Wereldbank bij leningenprogramma's in het kader van de ontwikkeling van fossielebrandstofprojecten. De fractie van GroenLinks is van mening dat de betrokkenheid van de Wereldbank bij deze projecten onmiddellijk moet worden afgebouwd. Dat zou ook de inzet moeten zijn van de Nederlandse regering komend weekend. Minister Koenders heeft vanochtend echter aangegeven daar niet in mee te willen gaan. Hij kon tijdens het overleg één voorbeeld noemen van een Wereldbankproject in het kader van de ontwikkeling van fossiele brandstoffen. Dat betrof een project in Tsjaad, maar mijn fractie vindt dat een hoogst ongelukkig voorbeeld en beschouwt dat als een ondersteuning van de motie die ik nu ga indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat leningen van de Wereldbank doorgaans een te kleine bijdrage leveren aan duurzame ontwikkeling;

van mening dat de gelden van de Wereldbank ten behoeve van de ontwikkeling van de energievoorziening uitsluitend dienen te worden besteed aan duurzame ontwikkeling;

verzoekt de regering, volledige afbouw van fossielebrandstofprojecten, gefinancierd door de Wereldbank, als belangrijke inzet voor de voorjaarsvergadering 2008 van de Wereldbank te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vendrik en Irrgang. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 81(26234).

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik wens de minister een goede reis, een inspirerende bijeenkomst, en wat meer pit en brutaliteit daar in Washington. Dat zou ons welkom zijn.

De heer Irrgang (SP):

Voorzitter. Wij hebben een algemeen overleg gehad. Aan het eind ervan verweet de minister mij dat ik steeds met dezelfde soort pepers kom. Wij kunnen elkaar allerlei verwijten maken, maar ik blijf het debat met de minister zoeken over het IMF en de Wereldbank. Het alternatief, dat ik niet voorsta, zou zijn dat wij elkaar voor allerlei lelijke dingen gaan uitmaken.

Ik ben totaal niet overtuigd door de beantwoording van de minister. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Wereldbank ontwikkelingslanden nog steeds economische beleidsvoorwaarden oplegt;

verzoekt de regering, er binnen de Wereldbank op aan te dringen geen economische beleidsvoorwaarden meer op te leggen aan ontwikkelingslanden op het gebied van privatiseringen, liberaliseringen en vermindering van overheidsuitgaven voor gezondheidszorg en onderwijs,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Irrgang en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 82(26234).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Koenders:

Voorzitter. Ik ga graag in op beide moties die ingediend zijn door de heren Vendrik en Irrgang. Wij hebben vanmorgen inderdaad een goed debat gevoerd over de inzet van de Nederlandse regering bij de aanstaande voorjaarsvergadering van het IMF en de Wereldbank. Ik zal proberen tijdens deze vergadering zo activistisch mogelijk te opereren. Wij hebben een zeer ambitieuze agenda met betrekking tot armoedebestrijding en met betrekking tot klimaat en energie op een groot aantal punten die te maken met lokale verantwoording. Wij vinden inderdaad dat de Wereldbank zich nog scherper moet opstellen als een bank voor de armsten in de wereld. Wij hebben daarvoor een groot aantal voorstellen gedaan, die ik ook dit weekend zal inbrengen.

Als ik het goed begrijp, bestaat er op twee punten verschil van mening of in ieder geval verschil van inschatting over datgene wat wij dit weekend namens Nederland naar voren moeten brengen. Ik begin met de motie van de heren Vendrik en Irrgang over fossiele brandstoffen. Ik kan het voor een groot gedeelte met deze motie eens zijn. Deze bevat echter een klein detail dat voor de indieners essentieel is, namelijk het woord "volledige". De Nederlandse regering heeft zich in de afgelopen periode fors ingezet om vooral projecten en programma's met betrekking tot duurzame energie in ontwikkelingslanden te steunen. De Nederlandse regering doet ditzelfde door 500 mln. extra uit trekken, alleen gericht op schone energie. Wij zijn ook in de Wereldbank voortrekker om dit tot een hoofdpunt van ons beleid te maken, juist naar aanleiding van de SALIN-rapporten die een paar jaar geleden zijn uitgekomen. Dat brengt de heer Wijffels namens onze kiesgroep in.

Op zich ben ik het eens met de stelling in de motie dat "de leningen van de Wereldbank doorgaans een te kleine bijdrage leveren aan duurzame ontwikkeling". Dat is de reden waarom wij hiervan dit weekend een hoofdbijdrage zullen maken als het gaat om klimaat en ontwikkeling. De gelden dienen "uitsluitend te worden besteed aan duurzame ontwikkeling". In zekere zin is dat het geval. Vervolgens wordt gezegd dat wij ons moeten inzetten voor "volledige afbouw van fossielebrandstofprojecten, gefinancierd door de Wereldbank". Ik zie in ieder geval één verschil met de opstelling van de heer Vendrik vanmorgen en dat stel ik op prijs. Hij maakt de steun van de GroenLinks-fractie voor de verhoging van IDA-15 niet meer conditioneel op de uitvoering van deze motie. Dat vind ik op zichzelf positief.

Ik zou de heer Vendrik toch nog één ding willen voorleggen, ook gezien de cijfers. Juist door de grote inzet van Nederland hebben wij investeringen in de mijnbouwsector in de afgelopen periode weten terug te brengen met 27%, terwijl het aandeel van de Wereldbankgroep dat zich richt op duurzame energie, is gestegen met 67%. Dat is een enorm verschil. Dit is mede tot stand gekomen door de inzet van Nederland en een aantal gelijkgestemde landen. Wij hebben ingestemd – dit is ook een Nederlands initiatief geweest, dat naar ik meen destijds door de GroenLinks-fractie werd gesteund – met een afspraak die in 2004 in Bonn is gemaakt om de financiering voor duurzame energie jaarlijks met 20% te laten stijgen. Dat gebeurt op het ogenblik ook. Wij spelen een belangrijke rol bij het bevorderen van duurzame energie in de Wereldbankgroep, onder andere door het Asia Sustainable and Alternative Energy Programme en het Energy Sector Management Assistance Programme.

Wij doen dus bijna alles wat de heer Vendrik vraagt, op één ding na. Wij zeggen namens Nederland niet dat digitaal nooit meer iets gesteund mag worden wat te maken heeft met fossiele brandstoffen. Ik heb het Tsjaad/Kameroen-project genoemd. Ja, dit is ongelukkig in de zin dat de opbrengsten met betrekking tot fossiele brandstoffen inderdaad onvoldoende door de Tsjadische regering zijn gebruikt voor toekomstige generaties, zoals de afspraak was. Dit is wel het type afspraak dat wij proberen te maken, ook binnen de Wereldbank, ten aanzien van landen die zelf kiezen voor het gebruik van fossiele brandstoffen. Ik wijs erop dat deze landen tot nu toe geen enkele bijdrage geleverd hebben aan het ontstaan van de grote problemen van onze planeet. Dan zou ik het heel ver vinden gaan als wij op geen enkele manier steun zouden geven aan een aantal projecten die ontwikkelingslanden ons voorleggen. Dat betekent niet dat wij daarover niet kritisch moeten zijn.

Laat ik nog een paar andere voorbeelden noemen.

De voorzitter:

Als ik zo vrij mag zijn: dit is een VAO. Ik begrijp uw drang naar volledigheid en die waardeer ik zeer.

Minister Koenders:

Ik begreep dat wij tot 16.00 uur hadden, mevrouw de voorzitter, of is dat niet juist?

De voorzitter:

Dit moet ik misschien opnieuw uitleggen. Het is de bedoeling dat de leden u hierna eventueel nog vragen kunnen stellen.

Minister Koenders:

Ik zal het kort houden.

Een voorbeeld is een land dat ons vraagt om beperking van de gas flaring, de opvang van hetgeen vrijkomt bij olieprojecten die overigens niet gefinancierd worden door de Wereldbank. Ik vind dat wij daarop moeten inspelen. Ook zijn er verzoeken geweest voor steun aan CO2-opslag. Dat vind ik belangrijke projecten. Op het terrein van extractive industries initiatives zijn er een aantal voorstellen die ook te maken hebben met de fossiele brandstoffen. Om al deze redenen kan ik aanneming van de motie niet steunen. Ze is te digitaal; wij doen al heel veel van de dingen waar de heer Vendrik op doelt. Dat is ook in overeenstemming met wat er is afgesproken in 2004. Ik kan aanstaande weekend echter niet de totale uitsluiting en volledige afbouw inzet maken van het Nederlandse regeringsbeleid.

Mijn volgende punt betreft de motie-Irrgang/Vendrik met betrekking tot de economische beleidsvoorwaarden. Ik ben het op zich niet met deze motie oneens. Ik vind niet dat wij beleidsvoorwaarden moeten opleggen aan landen met betrekking tot privatisering en liberalisering. De vraag is of het land zelf instemt met het plan dan wel bereid is het waar nodig te doen. Wij hebben al gezegd dat wij het aantal condities willen verminderen. Dat geldt zeker ook voor vermindering van uitgaven voor gezondheidszorg en onderwijs. Wij proberen juist in het kader van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen daar geld voor vrij te maken. Ik zie deze motie dus als ondersteuning van het beleid.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Betekent de uitleg van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking in reactie op mijn motie dat de Nederlandse regering het zou kunnen steunen dat de middelenuitbreiding IDA-15 niet wordt benut voor fossielebrandstofprojecten? Of wil de Nederlandse regering ook die optie openhouden?

Minister Koenders:

IDA-15 is inmiddels een afgesloten overeenkomst. Nederland heeft zich eraan gecommitteerd. Wij hebben daarbij niet ingebracht dat wij daar totaal op nul zouden moeten staan ten aanzien van fossiele brandstoffen. Dat neemt niet weg dat ik de kans zeer gering acht dat er substantiële gelden in die richting zullen gaan. Misschien betreft het wel helemaal geen gelden. Meestal gaat het ook via de IBRD.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik heb toch goed begrepen dat de Nederlandse regering in de Voorjaarsnota nog goedkeuring vraagt aan het parlement voor het funden van deze overeenkomst, zodat de middelen voor IDA-15 vanuit Nederland beschikbaar komen?

Minister Koenders:

Zeker.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik vraag de Nederlandse regering of het bespreekbaar is dat Nederland akkoord gaat met IDA-15 – dat zou dus een amendement zijn op de eerdere Nederlandse inzet – maar wel onder de conditie dat die middelen niet worden besteed aan fossielebrandstofprojecten. Dan zou ik ook akkoord gaan. Is dat voor de Nederlandse regering een bespreekbare optie?

Minister Koenders:

Nee. Daarin moet ik de heer Vendrik teleurstellen. Ik ga dat niet digitaal op die manier opnieuw inbrengen in de IDA-onderhandelingen om de reden die ik zojuist gaf: het ownership van landen zelf, de beperking die al aangebracht wordt. Er zijn een aantal programma's die juist milieubevorderend zijn als de Wereldbank daar leningen voor verstrekt, omdat waarschijnlijk een aantal landen sowieso zelf kiezen voor die energiebron. Dan heb ik liever een lening die ervoor zorgt dat de consequenties daarvan gemitigeerd worden, dan dat er helemaal niets wordt gedaan.

De heer Irrgang (SP):

Ik dank de minister voor zijn steun voor deze motie. Ik breng de motie wel in stemming, omdat ik het belangrijk vind dit vast te leggen. De eerstvolgende keer dat één van deze dingen gebeurt – ik reken erop dat dit zal gebeuren – hoop ik op de steun van de minister te kunnen rekenen. Dan ligt immers vast in een Kameruitspraak om het bij de Wereldbank opnieuw aan de orde te stellen. Ik vrees dat dit niet de laatste keer zal zijn.

Minister Koenders:

Wij nemen week in, week uit via onze vertegenwoordigers met de Wereldbank beslissingen over leningen. Ik heb de heer Irrgang al gezegd dat wij niet eenzijdig privatiseringen en liberaliseringen willen opleggen. Als het gaat om vermindering van overheidsuitgaven voor gezondheidszorg en onderwijs vind ik het primair een taak van het land zelf welke keuze het maakt in uitgavencategorieën. Dit staat los van de eigen keuze over hoe groot het tekort of de besteding van gelden moet zijn. Dit hoeft inderdaad niet door condities te worden opgelegd.

De voorzitter:

Ik wil toch nog een opmerking in uw richting maken, mijnheer Irrgang. U hebt het volste recht om de motie in stemming te brengen. Het feit dat de minister het heeft toegezegd is echter niet minder waard omdat u het in de motie vastlegt. Dat zou de suggestie wekken dat het anders minder sterk is. Ook zonder uw motie heeft de minister dit precies zo gezegd. Dat wil ik opgemerkt hebben.

De heer Irrgang (SP):

Dank u voor deze opmerking, voorzitter.

De voorzitter:

Graag gedaan. Zoals u weet, is het streven ook dat ik u help herinneren dat wanneer iets volledig wordt toegezegd, u zou kunnen overwegen om iets in te trekken. Dus mijn boodschap is, naar ik hoop, duidelijk. U loopt geen enkel risico als u de motie intrekt, want de minister heeft het toegezegd.

De heer Irrgang (SP):

Ik vind het toch belangrijk om op deze motie te kunnen teruggrijpen. En u kent mij niet als iemand die enorme aantallen moties indient.

De voorzitter:

Inderdaad, daar begon ik ook mee. U heeft dat recht.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Morgenmiddag zal er gestemd worden over de moties.

De vergadering wordt van 15.50 uur tot 16.00 uur geschorst.

Naar boven