Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Gerkens stel ik voor, haar motie (31200-VI, nr. 17) opnieuw aan te houden. Dit betekent dat de in artikel 69, lid 2, van het Reglement van Orde genoemde termijn van 60 dagen voor deze motie opnieuw gaat lopen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Jasper van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Ik wil graag het verslag van het algemeen overleg Veiligheid in en om scholen op de agenda hebben.

De voorzitter:

Ik stel voor, dit VAO toe te voegen aan de agenda van volgende week.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Pechtold.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Afgelopen vrijdag kwam het prestigepaardje van het kabinet, de gratis schoolboeken – u weet: inkomenspolitiek, geen onderwijsbeleid – tot een onverwachte halt. Omdat het kabinet nu rare sprongen gaat maken, verzoek ik om een spoeddebat met de staatssecretaris van Onderwijs en de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken. Het laatste wil ik even toelichten. Het kabinet geeft aan dat Europese regelgeving tot vertraging leidt. Ik vind dat een absurd excuus. Ik wil graag van de staatssecretaris voor Europese Zaken – hij zegt de laatste tijd elke keer dat wij Europa beter voor het voetlicht moeten brengen – horen waarom hij akkoord is gegaan met deze argumentatie van het kabinet.

De heer Dibi (GroenLinks):

Voorzitter. Mijn fractie steunt dit voorstel.

Mevrouw Dezentjé Hamming (VVD):

Mijn fractie steunt dit voorstel ook van harte.

De heer Bosma (PVV):

Kinderen met D66-ouders hebben geen gratis schoolboeken nodig, dus wij willen daar ook graag een spoeddebat over.

De heer Pechtold (D66):

Ik zal het overbrengen thuis.

Volgens mij heb ik de steun van het benodigde aantal Kamerleden. Ik zou graag op korte termijn, liefst nog deze week, met de twee staatssecretarissen spreken, want het hele uitvoeringscircus wordt nu gepland.

De voorzitter:

Volgens mij hebt u de steun van meer dan 30 leden; dat is voldoende voor een spoeddebat. Ik stel voor dat spoeddebat morgenochtend te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer De Wit.

De heer De Wit (SP):

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft vorige week donderdag een algemeen overleg gevoerd over de onvolledige AOW. Namens de commissie verzoek ik, het verslag van het algemeen overleg te plaatsen op de agenda van deze of eventueel volgende week.

De voorzitter:

Ik stel voor, dit onderwerp toe te voegen aan de agenda. Ik zal proberen of dat deze week lukt, maar ik denk dat het pas volgende week behandeld kan worden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Agema.

Mevrouw Agema (PVV):

Voorzitter. Dat arts-assistenten buiten kantooruren de ziekenhuizen draaiende houden en dat dit zorgt voor veel medische blunders, is al een ramp op zich. Dat hierdoor, naar nu blijkt, 's nachts 23% meer baby's komt te overlijden dan overdag, is werkelijk verschrikkelijk. Hierover moeten wij nog vandaag spreken. Ik vraag dan ook een spoeddebat aan.

De heer Van Gerven (SP):

De SP-fractie heeft over deze kwestie al vragen gesteld aan de minister en wij wachten eerst het antwoord af. Het gaat om een belangrijk en ook ingewikkeld probleem. Op basis van het antwoord van de minister zullen wij bezien wat verder nodig is.

Mevrouw Arib (PvdA):

Ik ben het met mevrouw Agema eens dat deze kwestie een debat waard is. Namens de PvdA-fractie heb ik hierover vragen gesteld. Ik wil de antwoorden hierop afwachten.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik steun het verzoek van mevrouw Agema. De antwoorden op de schriftelijke vragen kunnen voor het spoeddebat aan de Kamer worden toegezonden. Het wordt tijd dat de arts-assistenten niet zomaar aan hun lot worden overgelaten.

Mevrouw Schermers (CDA):

Deze vraag is ingegeven door een artikel dat geschreven is door twee hoogleraren die ook zorg naar zich willen toetrekken. Ik ben benieuwd hoe de minister over deze kwestie denkt. Dat zal blijken uit de antwoorden op de gestelde vragen. Ik ben er zeker voor, deze antwoorden eerst af te wachten en daarna in de procedurevergadering te overleggen over hoe verder te handelen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

De fractie van GroenLinks is het volledig met mevrouw Agema eens, ook met de stelling dat de kwestie spoedeisend is. Ik wil mevrouw Agema echter voorstellen om het spoeddebat later deze week te houden, zodat de antwoorden op alle vragen binnen zijn. Wij kunnen de minister dan ook verzoeken, de antwoorden zo snel mogelijk aan de Kamer te doen toekomen.

De voorzitter:

Mevrouw Agema, ik stel u voor om te wachten tot de antwoorden op de schriftelijke vragen binnen zijn en dan uw verzoek te herhalen. Op dit moment is er geen steun voor een spoeddebat.

Mevrouw Agema (PVV):

Ik herhaal het verzoek van mevrouw Halsema dat de Kamer uiterlijk donderdag de antwoorden op de vragen ontvangt, zodat er vervolgens een spoeddebat kan plaatsvinden.

De voorzitter:

Dan gaan wij dat op deze wijze organiseren. Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. Wij zorgen ervoor dat de antwoorden op de schriftelijke vragen snel binnen zijn, waarna wij opnieuw kunnen bepalen of er een spoeddebat komt.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Ulenbelt.

De heer Ulenbelt (SP):

Ik verzoek u, het verslag van het algemeen overleg over arbeidsomstandigheden van 17 januari 2008 op de agenda te plaatsen.

De voorzitter:

Ik stel voor, dit onderwerp toe te voegen aan de agenda.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Jansen.

De heer Jansen (SP):

Een aantal bewindslieden in het kabinet-Balkenende IV overtreedt de milieuregels voor het gebruik van dienstauto's. Dit blijkt uit gegevens die de NOS heeft opgevraagd met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur. De SP-fractie zou graag via een brief van de minister-president en de minister van VROM willen vernemen welke van deze dorstige dienstauto's zijn aangeschaft na het aantreden van het nieuwe kabinet, waarom is afgeweken van de Normering Rijkspersonenauto's en wat de minister-president onderneemt tegen bewindspersonen die zich niet storen aan het rijksbeleid.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Voorzitter. Ik steun het verzoek om een brief. Het lijkt mij het beste om deze aan minister Cramer te richten, want zij is verantwoordelijk voor dit onderwerp. Ik zou daar wel twee vragen aan willen toevoegen. Gebleken is namelijk dat van de 80 dienstauto's voor bewindslieden en hoge ambtenaren er meer dan 20 niet voldoen aan de normen die het vorige kabinet nog heeft gesteld. Ik zou minister Cramer willen vragen hoe zij wil realiseren dat wat beloofd is, alsnog wordt waargemaakt. Minister Cramer heeft in antwoord op Kamervragen van mij in het voorjaar 2007 zelfs gezegd dat zij ambieert dat alle ministers in auto's uit de A- of B-categorie gaan rijden. Hoe gaat zij dat waarmaken? Ik wil haar brief binnen een week hebben. Daarna kunnen wij bekijken of wij hierover plenair met de minister willen debatteren of tijdens een algemeen overleg.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Ik heb eigenlijk maar één vraag. Zullen wij dit niet doorzetten, maar ons bezighouden met de belangrijke problemen die wij in dit land hebben?

De heer Madlener (PVV):

Wij vinden dit ook niet zo belangrijk. Aan de andere kant wordt het door ons en heel veel andere mensen in Nederland als zeer hypocriet ervaren. Daarom wil ik er wel verder over praten. Wij steunen het verzoek om de brief dus.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Voorzitter. Wij denken dat de overheid een voorbeeldfunctie heeft en bewindslieden zeker ook. Ik steun het verzoek van de heer Jansen dus.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Ik steun het verzoek eveneens. Ik ben in ieder geval blij dat de ministers niet net als mevrouw Verdonk in een vrachtwagen rondrijden.

De voorzitter:

Met alle respect, ik vind het niet nodig om een dergelijke opmerking te maken.

De heer Jansen heeft volgens mij voldoende steun voor zijn voorstel om om een brief te vragen. De opmerkingen van de heer Duyvendak worden toegevoegd aan de vragen van de heer Jansen.

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Bommel.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Eind vorig jaar konden wij via de website van het ministerie van Buitenlandse Zaken vernemen wat er allemaal uit het Europafonds wordt betaald, het fonds van Buitenlandse Zaken voor projecten. Daar zit een paar miljoen in voor voorlichting en meningsvorming over Europese kwesties. Mij vielen twee dingen op. Vrijwel zonder uitzondering gaat het om projecten die Europa in een positief daglicht stellen. Je zou het propaganda kunnen noemen. Ook viel mij op dat er subsidie is verstrekt aan een project van de Alfred Moserstichting. U kent die stichting wel. Zij is aan de Partij van de Arbeid gelieerd en richt zich op contacten met Midden- en Oost-Europese landen. Het Europafonds is politiek volstrekt neutraal, schrijft de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken in een reactie op de website van het ministerie. De suggestie dat de Alfred Moserstichting subsidie zou ontvangen, noemt hij onjuist en ongefundeerd, terwijl dat toch uit het overzicht blijkt. Ik vraag de Kamer toestemming om de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken te interpelleren over deze onderwerpen die het Europafonds aangaan.

De heer Van Baalen (VVD):

Voorzitter. Ik geef de heer Van Bommel iets ter overweging. De VVD-fractie gaat er niet van uit dat de staatssecretaris willens en wetens een eigen partijinstantie heeft willen bevorderen. De heer Van Bommel kan natuurlijk wel om een brief vragen waarin de staatssecretaris de procedure nog eens goed uitlegt. Hij kan ook om toelichting op een aantal onderwerpen vragen, bijvoorbeeld de voorwaarden en procedure van subsidieverlening en de aard van gesubsidieerde projecten. Naar aanleiding daarvan kan hij in de vaste commissie voor Europese Zaken een gewoon algemeen overleg houden. Dat haalt de angel eruit. De heer Van Bommel zal staatssecretaris Timmermans niet van corruptie willen beschuldigen.

De heer Van Dam (PvdA):

Voorzitter. Het desbetreffende project is volgens mij samen met een aantal lokale SP-afdelingen georganiseerd, dus de heer Van Bommel weet daar vast van.

De voorzitter:

Wij gaan niet op de inhoud in. U kent de regels.

De heer Van Dam (PvdA):

Het lijkt mij goed dat de staatssecretaris zich tegen de aantijgingen van de heer Van Bommel kan verweren. Of dat in een interpellatie moet of op de manier die de heer Van Baalen voorstelt, vraag ik mij af. De voorkeur van mijn fractie gaat uit naar de route die de heer Van Baalen schetst.

De heer Ormel (CDA):

De CDA-fractie steunt de lijn van collega Van Baalen.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

De GroenLinksfractie steunt de suggestie van de heer Van Baalen.

De heer Pechtold (D66):

Ik steun het verzoek van de heer Van Bommel, omdat ik de staatssecretaris ken als iemand die het debat hier wel durft aan te gaan.

De heer De Roon (PVV):

De PVV-fractie steunt het verzoek van de heer Van Bommel onverkort.

De voorzitter:

Ik stel vast dat er meer dan 30 leden zijn die het verzoek om een interpellatie steunen. Wij zitten echter nog wel met het probleem van de aanwezigheid van woordvoerders en bewindslieden. Ik stel voor, samen met u te kijken naar een geschikt moment voor het plannen van de interpellatie.

Daartoe wordt besloten.

De heer Van Bommel (SP):

Dat is uitstekend. Mag ik in reactie op een aantal opmerkingen toch nog iets zeggen?

De voorzitter:

Nee.

De heer Van Bommel (SP):

Dat is bijzonder onredelijk.

De voorzitter:

Dat is helemaal niet onredelijk. Ik leg u uit waarom. De bedoeling is dat wij hier een besluit nemen over uw verzoek om een interpellatiedebat. Daarover is een besluit genomen, dus wij gaan niet verder op de inhoud in.

De heer Van Bommel (SP):

Dan komen wij hier later op terug.

De heer Van Baalen (VVD):

Voorzitter. De heer Van Bommel zou ook zijn verzoek hebben kunnen heroverwegen. Misschien wil hij daarover iets zeggen.

De voorzitter:

Als dat het geval is, kan de heer Van Bommel iets zeggen, maar ik zag nog niet het begin van een heroverweging. Ik ken de heer Van Bommel een beetje.

De heer Van Bommel (SP):

Het moment samen kiezen kan ook betekenen dat er ruimte ontstaat om in te gaan op een aantal verzoeken van leden van de Kamer. Zij wensen kennelijk meer informatie. Ik denk dat die informatie niet nodig is. Wat ik heb gezegd, in kranten en hier in deze zaal, zijn geen aantijgingen. Ik geef informatie die te vinden is op de website van het ministerie van Buitenlandse Zaken, waarop is vermeld dat de genoemde stichting is gesubsidieerd voor ruim € 94.000. Het woord "corruptie" heb ik al helemaal niet gebruikt.

De voorzitter:

Mijnheer Van Baalen, u hebt mij niet geholpen. Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken. Als de staatssecretaris er behoefte aan heeft, een brief naar de Kamer te sturen, zal hij dat zeker doen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Vos.

Mevrouw Vos (PvdA):

Ik verzoek om uitstel van de stemmingen over de moties ingediend bij het debat over de Postwet.

De heer Aptroot (VVD):

Dit VAO is onder anderen door mij aangevraagd. Ik wil graag weten waarom wij niet over de ingediende moties zouden kunnen stemmen.

De heer Poppe (SP):

Wij steunen het verzoek van de PvdA-fractie. Is die fractie het ermee eens dat er tussentijds geen onomkeerbare besluiten kunnen worden genomen of afspraken gemaakt in de richting van liberalisering van de postmarkt?

De voorzitter:

Wil mevrouw Vos antwoorden op de vraag hoe lang zij uitstel wil? Voordat men het weet – daarmee heb ik ook ervaring – hebben wij te maken met een heropening en dat willen wij niet.

Mevrouw Vos (PvdA):

Twee weken uitstel lijkt mij redelijk. De reden voor uitstel is dat er nog van alles gebeurt en dat er moties voorliggen die tot onomkeerbare zaken zullen leiden. Dat lijkt mij niet handig.

De heer Graus (PVV):

Omdat er geen gelijk speelveld is, willen wij sowieso niet dat dit allemaal doorgaat. Voor ons mag het allemaal vertraagd worden. Dat maakt helemaal niet uit. Er moet eerst een gelijk speelveld komen, dus ik steun het voorstel van mevrouw Vos.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

Als een van de fracties behoefte heeft aan uitstel, steunen wij dat verzoek.

De voorzitter:

Ik constateer dat mevrouw Vos steun heeft voor haar verzoek om uitstel van deze stemmingen.

De heer Poppe (SP):

Ik heb een vraag gesteld aan de PvdA-fractie die nog niet is beantwoord.

Mevrouw Vos (PvdA):

Wij zijn het helemaal met u eens dat er geen onomkeerbare besluiten moeten worden genomen. Daarom willen wij de stemming ook uitstellen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van Velzen.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. Ik heb ruim voor de kerst in Kamervragen een reactie aan het kabinet gevraagd op uitspraken van minister Koenders dat er openheid zou moeten komen over kernwapens in Nederland, sterker nog, dat die wapens zouden moeten worden teruggetrokken. Ik wil voor aanstaande donderdag 16.00 uur antwoord op die vragen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer De Wit.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. Ik heb op 12 december jongstleden vragen gesteld aan de minister van Justitie over het kansspelbeleid. Aanstaande donderdag wordt de behandeling van dat punt voortgezet in een algemeen overleg. Ik verzoek u, het daarheen te leiden dat de regering voor donderdag antwoordt op mijn vragen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Langkamp.

Mevrouw Langkamp (SP):

Ook ik heb op 12 december vragen gesteld. Deze betroffen de gespecialiseerde gezinsverzorging. Daarop heb ik nog geen antwoord ontvangen. Het is erg onduidelijk of, hoe en door wie deze vorm van ondersteuning vanaf 1 januari wordt gegeven. Ik zou graag de antwoorden nog deze week willen ontvangen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Kant.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Ik verzoek u, het verslag van het algemeen overleg over dure geneesmiddelen op de agenda te plaatsen.

De voorzitter:

Ik constateer dat daartegen geen bezwaren bestaan. Ik stel voor dit VAO aan de agenda toe te voegen. De Kamer zal later vernemen of dit aan de agenda van deze of de komende week zal worden toegevoegd.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Dit is het einde van de regeling van werkzaamheden. Ik constateer dat er geen verdere woordmeldingen zijn. Wij kunnen daarom overgaan tot de stemmingen.

De stemmingen over de moties ingediend tijdens het VAO Postwet zijn zojuist uitgesteld.

Naar boven