Vragen van het lid Kamp aan de minister voor Wonen, Wijken en Integratie over het bericht "Hulp Antilliaanse jongeren faalt".

De heer Kamp (VVD):

Voorzitter. Vorig jaar heeft minister Vogelaar een aantal keren specifiek beleid aangekondigd dat zou worden gericht op Antilliaanse jongeren. Tot dusver is het helaas bij die aankondigingen gebleven. Ondertussen nemen de problemen met de Antilliaanse jongeren toe. Meer dan de helft van de 23-jarige Antillianen in de grootste steden heeft geen startkwalificatie. Hun arbeidsdeelname is relatief laag, althans hun deelname aan legale arbeid. De betrokkenheid bij criminaliteit is groot, vooral bij ernstige geweldsmisdrijven en drugshandel. In Rotterdam werd op enig moment een kwart van alle Antillianen van jong tot oud verdacht van een of meerdere delicten. Bij de jonge Antilliaanse mannen betrof dit zelfs meer dan de helft. Landelijk zijn in het hele land de Antillianen bij geweldsdelicten acht keer oververtegenwoordigd. Het is voor iedereen duidelijk dat er sprake is van een ernstige en hardnekkige problematiek met een deel van de Antillianen in ons land.

Volgens de Antilliaanse organisaties zou het specifiek beleid dat tot dusver is gevoerd met betrekking tot de Antillianen geen effect sorteren. Een woordvoerder van de organisaties stelde dit weekend zelfs dat hij niet één project zou kunnen noemen dat geslaagd is. Mijn vraag aan de minister is: kan zij één project noemen dat geslaagd is? De tweede vraag aan haar is: waar blijven de beleidsmaatregelen die zij heeft aangekondigd? De derde vraag is: realiseert de minister zich dat het kabinet de problematiek alleen maar heeft verergerd door wat het wél heeft gedaan, namelijk het terugdraaien van de verstandige maatregelen van het vorige kabinet?

Minister Vogelaar:

Voorzitter. Ik denk dat er geen misverstand is over de ernst van de problematiek die de afgevaardigde Kamp van de VVD schetst. Het is mijn vaste overtuiging dat deze problematiek specifiek beleid nodig maakt voor in ieder geval deze groep jongeren, de Antiliaans-Nederlandse jongeren. In mijn Integratienota heb ik aangekondigd dat ik van opvatting ben dat dit ook voor Marokkaans-Nederlandse jongeren het geval is. Ik kom hier nog mee. Het al dan niet succesvol zijn van het huidige beleid is aan de orde.

Ik ga niet zover als de woordvoerders van de Antilliaanse gemeenschap die de heer Kamp aanhaalt. Blijkens hun uitspraken in het door hem genoemde ochtendblad zou geen enkel project succesvol zou zijn verlopen. Ik ga wel een eind met hen mee. Ook ik heb geconstateerd dat het huidige beleid, de uitvoering van het bestuursakkoord tussen het Rijk en de 21 gemeenten, nog volstrekt onvoldoende resultaten laat zien om de grote problemen waarmee wij te maken hebben effectief aan te pakken. Het is ook niet voor niets dat de woordvoerders van de Antilliaanse gemeenschap dit met wat minder nuance naar buiten brengen. Deze constatering hebben wij echter samen gedaan. Ik heb die gedeeld met de Antilliaans-Nederlandse gemeenschap en met de betreffende 21 gemeenten. Gezamenlijk is de conclusie getrokken dat er een en ander schort aan de resultaten die geboekt worden op basis van het huidige bestuursakkoord. Er is nog één jaar te gaan. De Kamer ontvangt echter zeer binnenkort een beleidsbrief. Ik heb besloten om niet te wachten tot afronding van het bestuursakkoord om naar de resultaten te kijken. De opgemaakte tussenstand geeft mij nu al aanleiding tot een aantal stevige bijstellingen daarin. Die bijstellingen staan in de genoemde brief aan de Kamer.

De heer Kamp vraagt of de situatie verergert door het terugnemen, bij de start van dit kabinet, van het wetsvoorstel over terugzending van Antilliaans-Nederlandse risicojongeren. Wij verschillen blijkbaar van mening over de uitvoerbaarheid van de wet en of die, gelet op alle clausules, een effectief instrument is om de problematiek op te lossen.

De heer Kamp (VVD):

Er is een groot verschil tussen de constatering dat er een en ander schort aan de projecten en de constatering dat alle projecten mislukt zijn. Dat zou immers betekenen dat wij er met projecten niet komen. Het moet dus op een andere manier.

Het vorige kabinet heeft twee verstandige maatregelen genomen. De meeste Antilliaanse kinderen in Nederland groeien op in gebroken gezinnen, zonder vader. Zeker als de moeder ook nog eens werkloos is, betekent dit dat het zo'n gezin aan iedere structuur ontbreekt. Juist een combinatie van goede kinderopvang en werken door de alleenstaande ouder kan de broodnodige structuur in een gezin brengen. Is het niet verstandig om de prikkel tot werken ook aan deze moeders te bieden? Zo kunnen de kinderen in ieder geval in een meer gestructureerd gezin opgroeien. De vrijstelling van sollicitatieplicht van maximaal zes jaar voor deze moeders moet dan ook heroverwogen worden. De minister zegt dat niet alle projecten zijn mislukt, maar dat er hier en daar wat aan schort. Kan zij een project noemen dat wel is geslaagd en waaraan wij ons een beetje kunnen optrekken?

Minister Vogelaar:

De vraag of ik van oordeel ben dat wij er met projecten alleen niet komen, kan ik volmondig met ja beantwoorden. Zodra mijn brief er is, wil ik graag met de heer Kamp van gedachten wisselen over wat wel effectief beleid is. Het lijkt mij niet verstandig om daarop nu al vooruit te lopen.

De heer Kamp stelde dat ik heb gezegd dat er hier en daar wat aan schort en dat dit iets anders is dan dat geen enkel project deugt. Als ik dat heb gezegd, corrigeer ik dat graag in tweede instantie. Ik heb gezegd: ik wil niet zover gaan dat ik zeg dat er geen enkel project goed is. Het gaat wat mij betreft echt verder dan zijn woorden: er schort hier en daar wat aan. Wij hebben dit beleid nog niet op de rails. Er zal fors moeten worden geïnvesteerd, niet alleen financieel, maar ook in het zoeken van effectieve instrumenten om het wel op de rails te krijgen. De heer Kamp heeft er een aantal voorstellen voor gedaan. Samen met collega Hirsch Ballin doe ik straks voorstellen om repressie en preventie in goed evenwicht met elkaar aan de Kamer te presenteren. Graag ga ik met de heer Kamp in debat op basis van de concrete brief die de Kamer zeer binnenkort ontvangt.

Mevrouw Agema (PVV):

Bij het bericht van deze week dacht ik: daar gaan wij weer; wij hebben het weer over verspilling van belastinggeld aan alleen allochtone groepen. Iedere keer is het weer de regering die een zak met geld op tafel zet en denkt dat zij er een probleem mee kan afkopen, maar iedere keer blijkt weer achteraf dat de voorafgestelde doelen niet zijn bereikt. Ik vraag van de regering niet alleen een overzicht van de gelukte plannen. Nee, ik wil dat de regering onderzoekt wat er met al dat geld gebeurt dat naar al die organisaties gaat. Ik wil dat de regering gewoon achteraf controleert of de doelen zijn bereikt die vooraf zijn gesteld. Als de minister dat doet, zal zij tot de conclusie moeten komen dat geld gewoon wordt verspild. Ik vraag haar om dat terug te halen. Ik vraag dus om daadkracht. Ik vraag haar om niet alleen te zeggen dat zij eens gaat kijken of er succesjes zijn geboekt, maar om toe te zeggen dat zij dat geld gaat terughalen.

Minister Vogelaar:

Het is niet zomaar een zak met geld van het kabinet. In ieder geval is er sowieso sprake van cofinanciering. Gemeenten hebben de helft van het budget uit eigen middelen erbij gedaan.

Het is niet zo dat ik alleen maar onderzoek of er hier en daar wel succesjes zijn geboekt. Ik heb mij heel intensief gebogen over de vraag hoe het komt dat wij onvoldoende resultaat boeken, wat er mis is gegaan en hoe wij ervoor moeten zorgen dat wij dat verbeteren. Ik debatteer er graag met mevrouw Agema over als de Kamer mijn brief heeft ontvangen.

De heer Pechtold (D66):

De minister maakt door haar toch wat afwachtende houding het probleem groter dan het is. Ik zou willen dat de minister wat assertiever kon reageren en dat zij in antwoord op de vraag van de heer Kamp wat geslaagde projecten zijn, ook zulke projecten kon opnoemen. Nu krijgen wij het beeld dat, zoals de VVD-fractie schetst, het aan de Antillianen ligt vanwege hun herkomst, terwijl er, inderdaad onder voorgaande kabinetten, fantastische projecten zijn uitgevoerd. Ik kan mij herinneren dat de ministers van Koninkrijksrelaties en van Defensie daarbij samen zijn opgetrokken. Er zijn echt prachtige voorbeelden te noemen. Ik zou zeggen: minister, als u hier naar toe komt, bereidt u daarop voor, want anders krijgen wij dadelijk dat PVV-geluid weer van "daar gaan de belastingcenten". Dus minister, zeg niet dat u dit gaat doen, dat u gaat studeren en dat u dat gaat doen, maar kijk naar Dordrecht, kijk naar Zoetermeer, kijk naar Den Helder. Daar zijn fantastische schoolprojecten. Daar zijn Antillianen bezig. Kom op, minister, verdedig het eens.

Minister Vogelaar:

Wij verschillen daarover misschien van opvatting. Ik heb daar echt een ander oordeel over. Ik zeg niet dat er geen enkel project is geslaagd. Ik zal mij op het debat voorbereiden om te laten zien dat er best succesvolle projecten zijn, maar ik constateer dat de resultaten, die wij in de bestuursakkoorden voornemens waren te realiseren betreffende het terugdringen van de werkloosheid en het voorkomen van schooluitval, onvoldoende tot stand zijn gebracht. Halverwege de rit kan ik dat al constateren. Het is mijn verantwoordelijkheid om samen met de gemeenten en de Nederlands-Antilliaanse gemeenschap na te gaan waardoor dat komt en hoe wij ervoor kunnen zorgen dat het beleid effectiever wordt. Ik heb mij daarbij niet afwachtend opgesteld, maar ik heb mij er de afgelopen maanden met heel veel energie op gericht. Ik dacht met een simpele opdracht naar huis te gaan. Wij hadden een wetsvoorstel ingetrokken en ik moest nadenken over het alternatief dat daarvoor kon worden geboden. Toen ik het deksel van de emmer haalde, vond ik een andere werkelijkheid. Daarmee heb ik mij beziggehouden.

De heer Jansen (SP):

Ik vraag mij af wat de minister van deze ervaring heeft geleerd bij het formuleren van de aanpak van de aandachtswijken. Ook daarbij is gekozen voor een decentrale aanpak, waarbij de regie ligt bij de gemeente. Hoe denkt zij te voorkomen dat de problemen die zij nu aantreft bij de Antillianenprojecten zich bij de aandachtswijken gaan voordoen?

Minister Vogelaar:

Misschien hebben wij dit nog onvoldoende met elkaar gedeeld. Ik ben niet voor een ongeclausuleerde decentrale aanpak, niet bij de wijken en niet bij de Nederlands-Antilliaanse jongerenproblematiek. Ik zal daar ook niet voor zijn bij de aanpak van de Nederlands-Marokkaanse jongerenproblematiek. Ik zoek naar een balans tussen onze constatering dat de problematiek decentraal is en dat het beleid decentraal moet worden uitgevoerd en mijn eigen opvattingen over en eigen kennis van hoe dat het beste kan. Ik ben op dat punt een behoorlijk kritische gesprekspartner van het lokale bestuur. Wij rekenen elkaar af op de afspraken die wij hebben gemaakt over de prestaties die moeten worden geleverd. Het is echt niet een kwestie van: hier hebt u een zak met geld en u doet er maar mee wat u goeddunkt. Het is geen kwestie van: wij hopen, smeken of bidden, afhankelijk van de percepties die mensen hebben dat het vanzelf wel goed komt. Zo simplistisch ben ik niet.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Mevrouw de voorzitter. Begrijp ik goed dat de minister nog niet weet hoe het komt dat de beoogde resultaten uitblijven en dat zij daarover het gesprek wil aangaan met een aantal gemeenten?

Minister Vogelaar:

Nee, ik heb een vrij scherp beeld van de oorzaken waardoor een en ander niet goed is verlopen. Ik heb al gezegd dat er nog een paar open eindjes aan elkaar moeten worden geknoopt en dat ik zeer binnenkort een brief aan de Kamer zal sturen. Wij verkeren nu in de afrondende fase.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik vind het grappig dat de partijen die in het verleden verantwoordelijk waren voor dit soort zaken, afstand nemen van hun eigen beleid zodra zij in de oppositiebankjes terechtkomen. Zij doen dit nu in dit debatje, maar deden dat ook in het vorige.

De minister heeft toegezegd dat zij de Kamer een brief zal sturen. Ik neem aan dat daarin een totaaloverzicht wordt gegeven van alle projecten. Dit is een urgent probleem. Wanneer zullen wij die brief ontvangen? De Kamer kan dan beslissen om de subsidie te stoppen van projecten die niet werken en om de projecten die wel werken, uit te breiden.

Minister Vogelaar:

De Kamer krijgt die brief uiterlijk in de eerste week van februari.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

De CDA-fractie is altijd een warm pleitbezorger van keurmerken. De minister van Justitie heeft onlangs toegezegd om mee te gaan met een motie van onze hand waarin de regering wordt gevraagd om projecten stelselmatig te laten keuren door een commissie effectieve interventies. Hoe denkt de minister hierover? Is zij bereid om zich in dezen bij de minister van Justitie te voegen en hierin mee te gaan, opdat provincies en gemeenten de gelegenheid krijgen hun projecten vooraf te toetsen op haalbaarheid?

Minister Vogelaar:

Ik zal dit met minister Hirsch Ballin bespreken. Ik ken die commissie niet en het lijkt me niet verstandig om nu zo maar uit de losse pols te zeggen dat dit voor alle projecten zou moeten gelden. Ik beloof dat ik hieraan aandacht zal besteden in mijn brief aan de Kamer.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Mevrouw de voorzitter. De minister zei: ik tilde het deksel op en toen kwam ik een andere werkelijkheid tegen. Dit is wel wat naïef, want ik had haar wel kunnen voorspellen wat zij zou tegenkomen: ellende. Ellende veroorzaakt door Antilliaanse risicojongeren. Hoe komt dat? Waar vragen de gemeenten al langer om? Om een stok achter de deur. Je kunt scholingsprojecten en huisvestingsprojecten blijven opzetten, maar zo lang er geen stok achter de deur is, lukt het niet om ze uit te voeren. Die stok achter de deur is er, namelijk de terugkeerregeling. De wet is klaar. Er zijn juristen die zeggen dat het niet kan, maar er zijn er nog meer die zeggen dat het wel kan. Het is aan de minister om de politieke moed te tonen om een stok achter de deur te verzinnen. Ik vraag haar om in haar brief van begin februari de analyse mee te nemen die ik net op basis van mijn ervaring heb gegeven, inclusief de oplossing.

Minister Vogelaar:

Het is altijd een risico om beeldspraak te gebruiken. Het is goed dat ik dit corrigeer. Met het beeld van het deksel op de emmer doelde ik niet op het feit dat ik in die emmer Nederlands-Antilliaanse risicojongeren zag, maar op het feit dat ik beleid constateerde en het realiseren van resultaten. Daar had ik het over.

De voorzitter:

Mevrouw Verdonk heeft u ook nog een andere vraag gesteld.

Minister Vogelaar:

Pardon. Ik keek helemaal gebiologeerd naar die mijnheer daar.

De voorzitter:

Dat hebben wij allemaal wel eens.

Minister Vogelaar:

Ik zal in mijn brief niet ingaan op de vraag van mevrouw Verdonk. Wij hebben al op een eerder moment van gedachten gewisseld over het besluit over de wet waarover zij spreekt. Een herhaling van zetten lijkt mij in het kader van een effectieve tijdsbesteding niet wenselijk.

De voorzitter:

Nee, mevrouw Verdonk, dit was een antwoord. Het is weliswaar een negatief antwoord, maar het is een antwoord.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik heb gevraagd om een stok of een alternatief.

Minister Vogelaar:

Wacht u mijn brief af.

De heer Heerts (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. Die stok had mevrouw Verdonk zelf kunnen aanreiken, want zij heeft die projecten gesubsidieerd. Hier zijn wij dus snel klaar mee. Begrijp ik goed dat wij dat plan van aanpak in de eerste week van februari krijgen? En staan de 21 Antilliaanse gemeenten achter het plan van aanpak, is dat in overeenstemming met hun wensen?

Minister Vogelaar:

Ik heb gezegd dat u de betreffende brief uiterlijk ontvangt in de eerste week van februari. Voor die brief is draagvlak bij de 21 gemeenten; ik heb daarover uitvoerig met de gemeenten overlegd. In de Integratienota heb ik al een task force aangekondigd. Ik was eerst van plan om het zelf te doen, maar overleg met de gemeenten heeft mij ervan overtuigd om samen voor de verbeterslag te zorgen. In de Antilliaans-Nederlandse gemeenschap is veel draagvlak voor deze aanpak.

De voorzitter:

Na de grote hilariteit van daarnet zal de heer Kortenhorst het vast wel jammer vinden dat hij dit allemaal straks zal moeten missen. Hij heeft mij een brief gestuurd waaruit ik een aantal passages zal voorlezen.

"Het is met pijn in het hart, dat ik u informeer omtrent mijn besluit terug te treden als lid van de Tweede Kamer met ingang van begin volgende week.

Eind vorig jaar ben ik onverwachts gevraagd, de functie op mij te nemen van Chief Executive Officer van de European Climate Foundation. De European Climate Foundation is een nieuwe pan-Europese stichting, die zich gaat richten op de aanpak van het klimaatveranderingprobleem.

Velen in de Kamer kennen inmiddels mijn grote passie voor dit onderwerp.

Een aantal overwegingen hebben mij ertoe gebracht de keuze voor de klimaatstichting te maken. Deze functie is een internationale en vereist nauwe samenwerking met de politiek, met het bedrijfsleven en met bestaande milieuorganisaties. Dat sluit goed aan bij mijn achtergrond. Ook het feit dat het een nieuwe organisatie betreft, past bij mij: ik heb immers al eerder nieuwe organisaties opgezet. Bovendien bood mijn beslissing de mogelijkheid om het hoofdkantoor van de European Climate Foundation naar Nederland te halen. Op basis van deze overwegingen heb ik daarom besloten, de overstap te maken.

Ik wil benadrukken dat het geen makkelijke keuze is geweest. Het betekent immers ook dat ik de droom van een bijdrage in de politiek vroegtijdig opgeef. En de idee dat dienstbaarheid aan de samenleving een essentiële verantwoordelijkheid is, weegt zwaar. Het schilderij van uw voorganger, Leonard Kortenhorst, dat nu weer in de oude Rooksalon hangt, herinnert mij daaraan. Maar ook in mijn nieuwe rol zal ik daaraan blijven werken.

Ik ben erg dankbaar dat ik de afgelopen tijd als volksvertegenwoordiger heb mogen dienen. De vriendelijkheid en dienstbaarheid van zo vele medewerkers van deze Kamer zullen mij bijblijven. Zij zijn, meer dan ze zich misschien realiseren, vaak een bron van inspiratie voor mij geweest. De collegialiteit van anderen, coalitie en oppositie, heb ik enorm gewaardeerd. Ik kijk met heel veel goede herinneringen terug op mijn tijd in de Tweede Kamer.

Jules Kortenhorst"

(geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Geachte medeleden, geachte heer Kortenhorst, vandaag nemen we afscheid van een ondernemer in de politiek.

Een citaat van Jules van ná de verkiezingen: "Ik wil heel graag milieu. Maar waar ik me de komende vier jaar definitief mee bezig ga houden, is ook voor mij nog even afwachten." Zijn portefeuille werd: fiscale zaken, rijksuitgaven, Europese zaken en het lidmaatschap van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven.Voorzitter

Op fiscaal terrein leverde Jules Kortenhorst een grote prestatie met de behandeling van het Belastingplan. Zo'n 30 uur debat over een brede waaier van technisch gecompliceerde en maatschappelijk zeer relevante wetgevingsvoorstellen. Hij was duidelijk in zijn element.

In de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven viel Jules op door zijn nauwgezetheid: hoe consciëntieus hij zich verdiepte in de gevarieerde problematiek waarmee burgers én ondernemers zich tot deze commissie wenden. Verzoekschriften op fiscaal terrein konden op zijn speciale belangstelling rekenen.

Jules Kortenhorst heeft er in zijn Kamerwerk altijd blijk van gegeven een echte Europeaan te zijn. Het is vast geen toeval dat zijn maidenspeech een Europees onderwerp betrof – de REACH-verordening over chemische stoffen – en dat hij in zijn laatste plenaire debat, vorige week over de douanewetgeving, het enorme economische succes van de Europese interne markt met grote nadruk onder de aandacht bracht.

Maar... de grote passie van Jules Kortenhorst was en bleef het milieuvraagstuk, de aanpak van het klimaatveranderingsprobleem.

Nog een uitspraak van de heer Kortenhorst: "De moed opbrengen om je eigen overtuiging te volgen, daar draait het om." Met de beslissing om zijn Kamerlidmaatschap neer te leggen, volgt Jules zijn eigen overtuiging. Als Voorzitter van de Kamer betreur ik het dat hij zo kort na zijn beëdiging de Kamer alweer verlaat. Vanzelfsprekend wens ik hem bij de uitoefening van zijn functie bij de European Climate Foundation heel veel succes toe!

Het ga je goed!

(geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mee dat de volgende leden zich hebben afgemeld:

Knops, Azough, Van der Staaij, Jonker, Omtzigt en Van de Camp;

Tang, ook morgen;

Gesthuizen, Waalkens, Tichelaar en Blom, de gehele week.

Deze berichten worden voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

Dan kom ik nu tot een verdrietige mededeling.

Donderdag 10 januari 2008 overleed op slechts 53-jarige leeftijd mevrouw Riet Godvree-Vissers. Zij was sinds 1 november 2002 medewerkster van de Afdeling Schoonmaakonderhoud van de Tweede Kamer. Mevrouw Godvree was al lange tijd ernstig ziek. De Griffier en de directeur Bedrijfsvoering hebben namens de Kamer haar uitvaart bijgewoond. Op verzoek van haar familie wordt mevrouw Godvree niet herdacht in de Kamer.

Op de tafel van de griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven