Lijst van ingekomen stukken, met de door de Voorzitter ter zake gedane
voorstellen:
1. de volgende brieven:
een, van de staatssecretaris van Justitie, inzake experiment met de resultaatgerelateerde
beloningsvorm "no win no fee" (31200-VI, nr. 93);
twee, van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, te
weten:
een, inzake uitvoering motie-Griffith (29754, nr. 122);
een, ten geleide van het kabinetsstandpunt eindrapport van de Nationale
conventie "Hart voor de publieke zaak" (30184, nr. 14);
twee, van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
te weten;
een, ten geleide van de tweede periodieke rapportage
voortgang staatkundig proces Nederlandse Antillen (31200-IV, nr. 22);
een, inzake wijziging beantwoording schriftelijke vraag begroting Koninkrijksrelaties
(31200-IV, nr. 23);
een, van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, over het huisvesten
van 20 niet-geïnfecteerde chimpansees bij dierenpark Amersfoort (31200-VIII,
nr. 61);
een, van de minister van Financiën, over de marktwerking in het stedelijk
vervoer (30421, nr. 23);
een, van de staatssecretaris van Defensie, inzake beantwoording vragen
van de commissie voor Defensie (31200-X, nr. 72);
een, van de minister van Verkeer en Waterstaat, ten geleide van de rapportage "ST-passages2006-Analyse
en resultaten over de periode 2002-2006" (29893 en 29984, nr. 62);
twee, van de minister en staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, te
weten:
een, over het instellen van een OV-Loket (31200-XII, nr.
58);
een, inzake reactie verbod op roken in de auto in het bijzijn
van kinderen (31200-XII, nr. 59);
twee, van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, te weten:
een, over de nadere invulling van het Derde Actieprogramma Nitraatrichtlijn
(28385, nr. 93);
een, inzake instellen Raad voor plantenrassen (31200-XIV,
nr. 154);
een, van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, inzake reactie
op het inspectierapport "Geen vrouwenbesnijdenis in klinieken aangetroffen"
(22894, nr. 149).
Deze brieven zijn al gedrukt en rondgedeeld;
2. de volgende brieven:
een, van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, ten
geleide van afschrift reactie Bestuursbureau Orion m.b.t. AMvB's;
een, van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, over
de behandeling van wetsvoorstel 30424;
een, van de minister van Verkeer en Waterstaat, ten geleide van brief
aan stadsregio inzake Tweede Coentunnel/Westrandweg;
een, van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, over brief
Landelijk Meldpunt Discriminatie Werk en Sollicitatie;
twee, van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, te
weten:
een, inzake brief van de Stichting Stimulering Zelfstandig
Ondernemerschap voor Doelgroepen;
een, inzake de kabinetsreactie RWI-advies "De
Drempel over";
drie, van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, te
weten:
een, ten geleide van beleidsadvies Verminderen suïcidaliteit;
een, over de toepassing bijzondere kosten joodse verzorgingstehuizen;
een, over de menusuggesties voor een toegankelijke samenleving.
De Voorzitter stelt voor, deze brieven door te zenden
aan de betrokken commissies en niet te drukken.
De Voorzitter en de eerste en tweede ondervoorzitter stellen voor, te
stellen in handen van
de vaste commissies voor Justitie en Buitenlandse Zaken gezamenlijk:
het op 29 september 2004 te 's-Gravenhage totstandgekomen Verdrag
bevattende het instrument bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Overeenkomst
betreffende uitlevering tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Europese
Unie, ondertekend te Washington op 25 juni 2003, inzake de toepassing
van het uitleveringsverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde
Staten van Amerika, ondertekend te 's-Gravenhage op 24 juni 1980, met
bijlagen (Trb. 2004, 299);
de op 25 juni 2003 te Washington D.C. totstandgekomen Overeenkomst
betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Europese Unie en
de Verenigde Staten van Amerika (Trb. 2004, 298);
het op 29 september 2004 te 's-Gravenhage totstandgekomen Verdrag
bevattende het instrument bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Overeenkomst
betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Verenigde Staten
van Amerika en de Europese Unie, ondertekend te Washington op 25 juni
2003, inzake de toepassing van het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden
en de Verenigde Staten van Amerika aangaande wederzijdse rechtshulp in strafzaken,
ondertekend te 's-Gravenhage op 12 juni 1981, met bijlagen (Trb. 2004,
300) (31307).