Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 12 december 2007 over de Landbouw- en Visserijraad.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. De Partij voor de Dieren heeft aan de minister gevraagd waarom zij in Europa pleit voor een versnelling van de toelatingsprocedure voor gengewassen. Wij hebben daarover van gedachten gewisseld tijdens het overleg over de Landbouw- en Visserijraad en wij zijn onvoldoende gerustgesteld over de handelwijze van de minister. Daarom dienen wij twee moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat adviezen van de European Food Safety Authority (EFSA) ten aanzien van gengewassen ter discussie staan binnen de EU;

overwegende dat de meningen over risico's te ver uiteenlopen om lidstaten de keuzevrijheid voor een strikte toepassing van het voorzorgsprincipe te ontnemen;

constaterende dat Nederland bij herhaling tegen EU-lidstaten heeft gestemd die genetisch gemanipuleerde gewassen van de eigen markt wilden weren;

van mening dat individuele lidstaten zelf moeten kunnen beslissen over toelating van gengewassen op de eigen markt;

verzoekt de regering, deze keuzevrijheid te respecteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Polderman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 251(21501-32).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er steeds meer onbedoelde vermenging van ggo-gewassen van buiten de Europese Unie kan plaatsvinden, zoals blijkt uit de Trendanalyse 2007;

overwegende dat maatregelen zoals het versoepelen van het EU-toelatingsbeleid voor ggo-gewassen geen oplossing zijn voor dit probleem;

overwegende dat een versoepeling van het EU-toelatingsbeleid voor ggo-gewassen een verkeerd signaal geeft aan ketenpartijen en averechts zal werken op de naleving van wetgeving;

overwegende dat versoepelen van het EU-toelatingsbeleid het vertrouwen in voedselveiligheid kan onder­mijnen;

verzoekt de minister, niet langer in Europa te pleiten voor een versnelling van de toelatingsprocedure voor ggo-gewassen en het opheffen van de nultolerantie voor ongeautoriseerde ggo's,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Polderman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 252(21501-32).

De heer Polderman (SP):

Voorzitter. Naar aanleiding van de discussie over de EFSA gisteren in het algemeen overleg over de Landbouw- en Visserijraad, dienen wij de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Polderman

overwegende dat er binnen de Europese Unie discussie bestaat over de risicoanalyses van de European Food Safety Authority (EFSA) ten aanzien van ggo's, zowel onder wetenschappers, binnen de Europese Commissie als onder de lidstaten;

overwegende dat een zorgvuldig toelatingsbeleid van gengewassen op basis van het "ja, mits"-principe slechts mogelijk is wanneer ggo-adviezen transparant en objectief tot stand zijn gekomen en breed gedragen worden;

verzoekt de regering, zich binnen de EU in te spannen voor een evaluatie van de wijze van totstandkoming van de EFSA-adviezen ten aanzien van ggo's,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Polderman, Ouwehand en Van Velzen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 253(21501-32).

De heer Waalkens (PvdA):

Voorzitter. In het overleg over de Landbouw- en Visserijraad hebben wij het punt aangesneden van het herkennen van runderen. Daar kwamen wij niet helemaal uit met de minister. Vandaar dat ik graag een Kameruitspraak zou willen over het volgende. Ik dien daartoe een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een goede individuele koeherkenning bijdraagt aan een optimale en adequate zorg voor dieren en van groot belang is voor koeien die worden behandeld voor een aandoening;

overwegende dat koudmerken een goede methode is om op afstand koeien snel te herkennen en, omdat er nu onvoldoende alternatieven zijn, onmisbaar is in het bedrijfsmanagement;

verzoekt de regering, de overgangstermijn voor het koudmerken in het Ingrepenbesluit van de Gwwd met drie jaar te verlengen tot juli 2011,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Waalkens, Atsma en Snijder-Hazelhoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 254(21501-32).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Verburg:

Voorzitter. Er zijn vier moties ingediend. Om herhaling van het AO van gisteren te voorkomen, geef ik onmiddellijk mijn oordeel over de moties.

De eerste motie is van het lid Ouwehand, ingediend mede namens de heer Polderman. Daarin staat dat individuele lidstaten zelf moeten beslissen over toelating van gengewassen op de eigen markt. De motie verzoekt de regering om deze keuzevrijheid te respecteren. EFSA is een adviesorgaan van de Europese Unie. Het heeft nog geen twee jaar geleden een zorgvuldig mandaat ontvangen van de Europese Commissie en de 27 lidstaten. Ik heb geen enkele reden om te twijfelen aan de onafhankelijkheid en deskundigheid van de leden van deze organisatie. Ik vind dat wij een positief oordeel van deze onafhankelijke instantie moeten respecteren. Ik ontraad daarom het aannemen van deze motie.

Mevrouw Ouwehand heeft nog een motie ingediend, mede namens de heer Polderman. Zij verzoekt de minister om in Europa niet langer te pleiten voor een versnelling van de toelatingsprocedure voor ggo-gewassen en het opheffen van de nultolerantie voor ongeautoriseerde ggo's. Dit is volgens mij volstrekt niet aan de orde. Ik heb daarvoor niet gepleit. Ik heb dit gisteren zorgvuldig uiteengezet. In de media is dit ook zo naar voren gekomen. Daarom ontraad ik ook het aannemen van deze motie.

De heer Polderman verzoekt, mede namens mevrouw Ouwehand en mevrouw Van Velzen, de regering om zich binnen de EU in te spannen voor een evaluatie van de wijze waarop de adviezen van EFSA over ggo's tot stand komen. Ik heb geen aanwijzingen dat de EFSA onzorgvuldig zou opereren. Ik realiseer mij zeer goed dat er in de verschillende lidstaten met de nodige terughoudendheid en zorgvuldigheid wordt gekeken naar ontwikkelingen ten aanzien van ggo's. Hierover is in Europa tijdens de bijeenkomst van de Landbouwraad ook gesproken. Ik kan mij dit heel goed voorstellen. Wij hebben daarover in Nederland zelfs een maatschappelijk debat gevoerd. Behoedzaamheid en zorgvuldigheid zijn van geweldig groot belang. Dit is echter iets anders dan twijfelen aan de deskundigheid en zorgvuldigheid van EFSA. Ik heb geen reden om daaraan te twijfelen. Dit betekent dat ik ook het aannemen van deze motie ontraad.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik heb een vraag over de discussie van gisteren. De EFSA maakt risicoanalyses. De politieke afweging is vervolgens hoe daarmee moet worden omgegaan. Gisteren heeft de minister tijdens de uitleg over het persbericht benadrukt dat zij bij de lidstaten heeft gezegd dat er niet te moeilijk moet worden gedaan over een advies van de EFSA. Ik interpreteer dit als een versnelling van de procedure. De minister zegt toch letterlijk tegen de lidstaten: zodra het advies van de EFSA er is, moeten wij niet meer bakkeleien? Of heb ik dit verkeerd begrepen?

Minister Verburg:

Dat heeft mevrouw Ouwehand verkeerd begrepen. Ik heb gesproken over het onafhankelijke adviesorgaan dat wij in Europa hebben. Als Europese lidstaten hebben wij zelf het mandaat geformuleerd. Dan neem je of de adviezen van de EFSA serieus, of je zegt dat het mandaat niet deugt. In dat geval moet je als Europese lidstaten het mandaat op een andere wijze formuleren. Daar moet je dan helder in zijn. Je moet dit niet in het schemergebied laten. Ik heb op dit punt alleen aan de Europese lidstaten gezegd dat zij transparant moeten zijn in wat zij willen en dat zij helder in de besluitvorming en de onderbouwing daarvan moeten zijn.

De heer Polderman (SP):

De minister zegt dat zij geen enkele reden heeft om te twijfelen aan de deskundigheid van de EFSA. Dat heb ik ook niet. Dit is ook niet de discussie. Wij constateren dat hierover in Europa discussie is. De minister hamert altijd op draagvlak. Dat ben ik met haar eens. Juist bij een gevoelig en omstreden onderwerp als gentechnologie moet je zorgen voor draagvlak. De instanties die adviezen moeten geven, moeten onomstreden zijn. Het gaat er niet om of ik twijfels heb of de minister twijfels heeft, maar er is discussie. Daarom vragen wij: laat een onafhankelijk onderzoek uitvoeren of een evaluatie opdat er een einde komt aan die twijfel.

Minister Verburg:

Ik denk dat de heer Polderman en ik terecht op draagvlak aandringen, maar mijn analyse is een andere. Mijn analyse is dat de EFSA goed werk doet met een mandaat van de Europese lidstaten. Ik zie een aarzeling bij die lidstaten zelf. Het mandaat is gegeven en als je bestuurlijk verantwoordelijk bent, moet je ook consequent zijn. Je moet dan zeggen: of wij vertrouwen wat de EFSA doet, of wij vertrouwen het niet. Als wij het vertrouwen, moeten wij de adviezen van EFSA serieus nemen en in de besluitvorming meenemen. Als wij de EFSA niet vertrouwen, moet het mandaat anders worden geformuleerd. Nu aarzelt een aantal Europese lidstaten omdat genetisch gemodificeerde organismen in hun land op onvoldoende draagvlak kunnen rekenen of dat mensen niet weten wat zij eraan hebben. Ik kan mij dat wel voorstellen, maar als je vaststelt dat diervoeder erg duur wordt en je weet dat genetisch gemodificeerd materiaal daarvoor zou kunnen worden gebruikt en dat dit, mits zorgvuldig gewogen, een begaanbare weg is, moet je jezelf als bestuurder in de spiegel durven aankijken en helder zijn. Op die helderheid, die transparantie en verantwoordelijkheid heb ik tijdens de Landbouwraad aangedrongen. Niet meer en niet minder. Nu ik de Landbouwraad heb opgeroepen om de verantwoordelijkheid te nemen, zou het gek zijn als ik vervolgens uit Nederland zou zeggen: ik kijk er nu anders tegenaan en ik vertrouw EFSA plotseling niet meer. Ik vind dit een verkeerd signaal en daarom ontraad ik de aanneming van deze motie.

In de motie-Waalkens c.s. wordt de regering gevraagd om de overgangstermijn voor het koudmerken in het ingrepenbesluit van de Gezondheid- en welzijnswet voor dieren met drie jaar te verlengen tot juli 2011. Er is al jaren geleden een brede discussie gevoerd over het aantal ingrepen bij dieren. Toen is afgesproken dat dit zo veel mogelijk zal worden beperkt. Bij die gelegenheid is ook besloten dat het invoeren van het verbod op koudmerken een goede zaak zou zijn, omdat er voldoende andere identificatie- en registratiesystemen zijn. De uitvoering van dit besluit is al enkele keren uitgesteld om de sector een extra overgangstermijn te geven. Vorig jaar heeft mijn voorganger dit nog een keer gedaan. Hij heeft toen gezegd dat nog voor één keer een overgangsperiode zou worden toegestaan en wel tot 1 juni 2008. Nu vragen de heer Waalkens en anderen om een verlenging van nogmaals drie jaar zonder deugdelijke onderbouwing. Wat komt er dan weer na die drie jaar? Ik voorzie dat wij dan in 2011 opnieuw een discussie zullen voeren waarin wij dit weer vooruitschuiven. Daarom ontraad ik de aanneming van deze motie.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag over de ingediende moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven