Aan de orde is de interpellatie-Kant, gericht tot de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de berekening van de eigen bijdrage AWBZ.

Tot het houden van deze interpellatie is verlof verleend in de vergadering van heden.

(De vragen zijn opgenomen aan het eind van deze editie.)1

De voorzitter:

Ik herinner de leden eraan dat wij een spreektijd van vier minuten per fractie hebben afgesproken.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter! Het kan niemand ontgaan zijn dat bij bewoners van AWBZ-instellingen dan wel hun naasten of familie enorme onrust is ontstaan over de verhoging van de eigen bijdrage. Veel mensen hebben deze week bericht gehad van schokkende verhogingen. Soms is er sprake van een verdubbeling of zelfs een verdrievoudiging van het bedrag dat men per maand aan eigen bijdrage moet betalen. Het kan uitkomen op een verhoging van meerdere honderden euro's per maand. Ik geef een paar voorbeelden: iemand gaat van € 90 naar € 327, van € 150 naar € 350, van € 150 naar € 530, van € 160 naar € 550, van € 219 naar € 470, van € 370 naar € 592, van € 450 naar € 660, van € 460 naar € 775 en, schrik niet, van € 790 naar meer dan € 1600 per maand.

Deze getallen laten zien dat op de precieze verhoging geen pijl is te trekken. Mensen voelen zich dan ook overvallen en blijven vaak in onbegrip achter. De eerste drie verhogingen betreffen Wajongers die in Het Dorp wonen. Mensen met een Wajong-inkomen hebben zeker geen hoog inkomen en dan is het des te verrassender dat zij met zo'n grote verhoging worden geconfronteerd.

Het was bekend dat de overgangsregeling op 1 januari zou stoppen en men wist dan ook dat er een verandering aankwam. Maar wat er nu gebeurt, kan echt niet. Je kunt mensen niet een paar weken voordat een regeling ingaat, plotseling confronteren met zo'n ingrijpende verhoging van de eigen bijdrage. Daarbij komt dat het CAK, dat de brieven de deur uit heeft gedaan, niet bereikbaar is: de telefoon is constant in gesprek en als mensen iemand aan de lijn krijgen, worden ze van het kastje naar de muur gestuurd.

Deze verhoging is ook onaanvaardbaar, omdat het er wel heel erg op lijkt dat er grove fouten zijn gemaakt. Zo wordt aangegeven dat gegevens van de Belastingdienst niet tijdig zijn aangekomen en blijkt uit reacties dat gegevens in de brief die mensen in de bus hebben gehad, soms echt niet kloppen. Door dit soort fouten worden mensen onnodig in paniek gebracht.

Als de getallen die ik onder ogen heb gehad, al juist zijn berekend, is het nog steeds de vraag hoe redelijk die verhogingen zijn. Sommige gedupeerden zeggen namelijk dat zij, als de verhoging correct is berekend, per maand minder over zullen houden dan de ondermaatse zak- en kleedgeldnorm.

Ik vraag de staatssecretaris met spoed een onderzoek in te stellen naar de berekeningen en de verdere gang van zaken. Overigens is het natuurlijk niet echt een verrassing dat deze operatie niet zo goed verloopt. Het CAK had immers al heel veel problemen met het innen van de eigen bijdrage voor de thuiszorg. Daarbij gaat en ging heel veel mis. En dit kantoor moet het dan ook nog eens samen met de Belastingdienst doen! Dat kan niet goed gaan, want wij weten allemaal hoe het is gegaan bij de zorgtoeslag en de huurtoeslag. Daar ging ook van alles mis. Wie laat nu uitgerekend die twee instanties deze regeling uitvoeren? Twee chaotische organisaties zorgen natuurlijk voor chaos in het kwadraat! Ik heb er overigens al eerder voor gewaarschuwd dat het vragen om moeilijkheden is om het CAK de eigen bijdrage te laten innen.

Is de staatssecretaris bereid om onderzoek te doen naar de aard en omvang van de problemen en de gemaakte fouten? Zal zij daarvoor snel oplossingen aandragen? Hoe garandeert zij verder dat het proces vanaf nu alsnog fatsoenlijk gaat verlopen? U moet wachten tot blijkt dat het echt klopt, voordat de nieuwe eigen bijdragen worden geïnd. Als het inderdaad terecht is, dan vraag ik aan de staatssecretaris: kan de maatregel dan wat geleidelijker worden ingevoerd? Ik vind het echt niet fatsoenlijk om mensen van de ene dag op de andere met dit soort gevolgen te confronteren.

Staatssecretaris Bussemaker:

Voorzitter. Misschien is het goed als ik eerst even de achtergrond van de huidige maatregel aangeef, want die gaat terug tot 2003. Toen is het verzamelinkomen gaan gelden als basis waarop de hoogte van de intramurale eigen bijdrage wordt berekend. Daarvoor was er sprake van een aparte ingewikkelde berekening van het bijdrageplichtige inkomen, met allerlei ingewikkelde inkomens- en aftrekposten. Voor de extramurale bijdrage gold het verzamelinkomen al; daaraan verandert nu niets. Het gaan hanteren van het verzamelinkomen voor alle inkomensafhankelijke regelingen was een kabinetsbreed besluit en gold dus ook voor andere regelingen. Er werd een overgangsregeling getroffen voor de bestaande bewoners van AWBZ-instellingen. Dat klinkt als een langzame afbouw, maar het was feitelijk een voortzetting van de bestaande situatie. Voor hen gold dat de eigen bijdrage vijf jaar lang niet op het nieuwe inkomensbegrip werd gebaseerd, maar alleen werd geïndexeerd. Eerst gold een termijn van vier jaar, maar dat is later een keer verlengd. De reden voor het invoeren van deze regeling was de wens de effecten op te vangen, vanuit de gedachte dat het gemiddelde verblijf in een instelling twee jaar is, en dat men daarna zou zijn uitgestroomd. Op deze wijze hoefden zorgkantoren niet meteen voor iedereen het nieuwe systeem te hanteren. De veronderstelling was dat de invoering geleidelijk zou verlopen.

Per 1 januari 2005 is er een nieuwe overgangsmaatregel ingevoerd, die feitelijk een voortzetting van de bestaande situatie was. Deze overgangsmaatregel gold voor de mensen die in de periode van 1 januari 2003 tot 1 januari 2005 in een instelling waren opgenomen. Dit had te maken met de correctie voor buitengewone uitgaven die in het eigenbijdragesysteem al wel was ingevoerd, maar per 1 januari 2005 pas echt ging gelden. Voor die groep, die dus wel een eigen bijdrage betaalde op basis van het verzamelinkomen, ging ook gelden dat de bijdrage alleen nog maar werd geïndexeerd. Voor alle andere bewoners geldt dat de eigen bijdrage jaarlijks wordt vastgesteld op een recenter inkomen, te weten het inkomen van twee jaar terug. Daardoor ontstaat er een ongelijke behandeling van beide groepen. Het vorige kabinet heeft besloten de overgangsmaatregel, die dus feitelijk een voortzetting was van het oude systeem, per 1 januari aanstaande stop te zetten. Dan betaalt iedereen met hetzelfde bijdrageplichtige inkomen dezelfde eigen bijdrage. Een langere voortzetting van de oude situatie zou juridisch niet houdbaar zijn, gelet op het besluit van het vorige kabinet en eerdere adviezen van de Raad van State.

Nu blijkt wel dat de groep die onder de overgangsmaatregel valt, veel groter is dan verwacht. Minder mensen zijn na twee jaar uitgestroomd. Het gaat om ongeveer 100.000 mensen, van de ongeveer 300.000 mensen in een instelling. Ongeveer de helft van deze mensen betaalt nu minder dan andere personen met hetzelfde inkomen in een instelling. Daarbij gaat het om ongeveer 25.000 Wajongers en nog 5000 andere personen onder de 65 jaar. Dit kan nogal wat schelen voor bijvoorbeeld een Wajonger die destijds 18 was en nog steeds een bijdrage betaalt op basis van een Wajong-uitkering voor 18-jarigen. Hij of zij betaalt nu een eigen bijdrage die tientallen euro's per maand lager is dan iemand die nu als 23-jarige wordt opgenomen, terwijl zijn inkomen verdubbeld is.

De bedragen die mensen die nu onder de overgangsbepaling vallen, meer gaan betalen, kunnen soms inderdaad fors oplopen. In sommige gevallen gaat het om een bedrag van meer dan € 60 per maand. Bedacht moet echter worden dat deze mensen ten opzichte van mensen die niet onder de overgangsmaatregel vallen en nieuw zijn ingestroomd, vijf jaar lang in vergelijking met anderen te weinig hebben betaald. Wij hebben dus te maken met ongelijke behandeling van gelijke gevallen. Dat maakt ook dat wij deze regeling niet zomaar kunnen voortzetten. De mensen die te weinig hebben betaald, moeten meer gaan betalen, maar er is ook een andere groep – dit betreft de helft van de mensen – die er door het aflopen van de zogenaamde overgangsmaatregel op vooruit gaat. Zij betaalden ten tijde van de overgangsmaatregel meer dan de mensen met hetzelfde inkomen die er niet onder vielen. Ook hier kan het verschil fors zijn, en soms meer dan gemiddeld € 60 per maand bedragen. Dat over de algemene achtergrond. Ik hecht eraan, dat even aan te geven, zodat iedereen de context begrijpt, ook omdat daarin ligt dat er geen andere keuze is dan een eind maken, per 1 januari 2008, aan de oude situatie.

Nu heeft mevrouw Kant mij een aantal vragen gesteld, allereerst wat mijn reactie is op meldingen van mensen dat zij vanaf 1 januari een veel hogere eigen bijdrage gaan betalen. Ik heb eigenlijk al uitgelegd dat dit een maatregel is waar ik na mijn aantreden mee werd geconfronteerd. Er is geen andere keuze dan per 1 januari 2008 een einde te maken aan de oude, inmiddels onrechtvaardige situatie. Verlenging daarvan zou op bezwaren stuiten van de Raad van State.

Dat betekent dus dat nu iedereen met hetzelfde inkomen dezelfde eigen bijdrage moet gaan betalen. Dat was niet het geval. Eigenlijk kunnen wij zeggen dat de afgelopen tijd twee eigenbijdrageregimes naast elkaar hebben bestaan. Ik denk dat er geen rechtvaardiging is om deze situatie van ongelijke behandeling langer te laten bestaan, ook juridisch niet. Ik zei het al: door het aflopen van de overgangsregeling zijn er mensen die meer gaan betalen, maar er zijn ook mensen die minder gaan betalen. Voor mensen die meer gaan betalen geldt net als voor de andere mensen dat het eigenbijdragesysteem zo is ingericht dat iedereen altijd minimaal het bijstandsbedrag aan zak- en kleedgeld overhoudt.

De tweede vraag van mevrouw Kant is wat de verklaring is voor de enorme verschillen. Uit verschillende voorbeelden blijkt dat sommige personen die worden geconfronteerd met een fors hogere eigen bijdrage nu vaak een eigen bijdrage betalen van ruim onder de € 300 per maand, bij een inkomen dat enkele duizenden per jaar hoger is dan het bijstandsminimum. Deze eigen bijdrage ligt ruim onder de eigen bijdrage van iemand die een inkomen heeft op bijstandsniveau, want deze persoon betaalt, afhankelijk van zijn huishoudsituatie, al snel € 500 per maand. Het lijkt mij terecht dat een huishouden met een inkomen dat nu boven het minimum ligt, een eigen bijdrage gaat betalen die in de lijn ligt van dat inkomen. Dit huishouden heeft dus ook anders gezegd jarenlang een eigen bijdrage betaald die lager was dan die van iemand op bijstandsniveau.

Iedereen gaat met de nieuwe regeling met hetzelfde inkomen dezelfde bijdrage betalen. Natuurlijk is het vervelend voor mensen die meer moeten betalen. Misschien was het ook beter geweest als die overgangsmaatregel niet gewoon een voortzetting van de bestaande situatie was geweest, maar al langzamerhand naar de nieuwe situatie was toegegroeid, maar dat is niet het geval geweest.

Het is voor ons lastig om in te schatten hoeveel mensen er nu op vooruit of achteruit gaan, omdat het om heel individuele gevallen gaat. Pas als de optelsom van alle inkomenseffecten bekend is, valt uit te rekenen of iemand erop voor- of achteruit gaat. Ik wil wel zeggen dat ons signalen hebben bereikt dat onder de voorwaarde – dat zeg ik wel nadrukkelijk – dat alle informatie goed is aangeleverd, het minder dan 1000 mensen zijn die in 2008 € 500 per maand meer moeten gaan betalen of die nu meer dan € 500 per maand moeten betalen en in de nieuwe situatie de helft daarvan of minder.

Mevrouw Kant wilde als derde vraag weten of ik inzicht heb in de mate van verschuiving die optreedt in de eigen bijdrage en de financiële gevolgen en of ik, zo niet, bereid ben om dit met spoed te onderzoeken. Ik gaf net al een voorbeeld waaruit blijkt dat wij wel enig idee hebben, maar ik zei ook dat het heel moeilijk is om dat precies in kaart te brengen. In de bijlage inkomensbeleid van de begroting van Sociale Zaken voor 2008 is aangegeven dat circa 60.000 mensen nadeel ondervinden van de beëindiging van de overgangsmaatregel. Hiervan hebben circa 25.000 een Wajong-uitkering. Circa 50.000 mensen hebben een voordeel. Op basis van het administratieve bestand van 2005 valt op te maken dat een kwart van de groep die erop achteruitgaat op jaarbasis minimaal € 450 extra gaat betalen.

Ik zei net al dat het lastig is om individuele gevallen te beoordelen, want wij weten dus wel mogelijke indicaties en gevolgen daarvan, maar het heeft – heel afhankelijk van de individuele inkomenssituatie – heel verschillende effecten op mensen. Kortom, ook bij de inschatting die wij moesten maken, konden wij niet preciezer zijn dan ik daarnet heb aangegeven.

Mevrouw Kant vroeg ook of ik erken dat het bedrag dat bewoners overhouden of te wel het zak- en kleedgeld, door de verhoging bij sommigen onder de norm van € 270 zakt. Zij vroeg naar mijn reactie daarop en naar wat ik ga ondernemen. Het mag niet voorkomen dat mensen aan zak- en kleedgeld minder overhouden dan de bijstandsnorm. Deze norm is de basis en moet die ook blijven. Het eigenbijdragesysteem is zo ingericht dat iedereen altijd het bijstandsbedrag aan zak- en kleedgeld overhoudt. De Kamer weet dat deze bijdrage minimaal € 268 per maand bedraagt maar voor veel groepen hoger is. Voor alleenstaande Wajongers bedraagt de bijdrage € 322, voor samenwonenden met een Wajong-uitkering € 506, voor alleenstaande 65-plussers € 295 en voor samenwonende 65-plussers € 469. Kortom, afhankelijk van je levenssituatie heb je altijd recht op deze bijstandsnorm voor zak- en kleedgeld. Wellicht ten overvloede zeg ik nog dat dit geld vrij te besteden is; kosten voor zorg, wonen en dergelijke zijn er al afgetrokken. Ik heb geen signalen ontvangen over mensen die onder deze norm uitkomen, maar als dit toch gebeurt, moeten zij onmiddellijk contact opnemen met het CAK. Dit plust dan op tot het zak- en kleedgeldniveau. Over deze kwestie onderhoud ik zeer intensief contact met het CAK. Ik vind namelijk dat mensen niet door deze bodem mogen zakken.

Mevrouw Kant vroeg vervolgens of het waar is dat voor het vaststellen van het inkomen op basis waarvan de eigen bijdrage wordt bepaald, het verzamelinkomen standaard gecorrigeerd wordt voor de teruggave in verband met buitengewone uitgaven voor ziektekosten. De Belastingdienst vult niet automatisch de buitengewone uitgaven in. De dienst geeft wel voorlichting en wijst mensen erop dat zij gebruik kunnen maken van de regeling voor buitengewone uitgaven. Het is echter aan de burger zelf om te bepalen of men gebruik wil maken van deze aftrekpost. Als mensen gebruik maken van de buitengewone-uitgavenaftrek, wordt deze doorgegeven aan het CAK. In 2008 zal dit proces niet wijzigen.

Mevrouw Kant vroeg ook of ik erken dat sommige verschillen dusdanig groot zijn dat er onmiskenbaar fouten zijn gemaakt. Zij vroeg of ik inzicht heb in de omvang hiervan en, zo ja, of ik bereid ben dit met spoed te onderzoeken. Zij vroeg verder wat mijn reactie is op de klachten over fouten die zijn gemaakt door het CAK. Op deze vragen kan ik antwoorden – ik deed dit in het begin van mijn betoog ook al – dat de verschillen inderdaad fors kunnen zijn. Dit wil echter niet zeggen dat er fouten zijn gemaakt door het CAK. Door de overdracht van de uitvoering van de eigen bijdrage van de zorgkantoren naar het CAK valt niet uit te sluiten dat er in individuele gevallen iets fout gaat. Het gaat immers inderdaad om een groep van maar liefst 300.000 mensen. Als dit het geval is, zal het CAK de fout zo snel mogelijk corrigeren. Ik heb van het CAK vernomen dat de overgang van de dossiers van de zorgkantoren naar het CAK goed is verlopen. Wij hebben wel gehoord dat er wellicht bij zo'n 200 mensen wel de beschikking is aangekomen, maar niet de informerende brief. Wat er in de brief stond, is onmiddellijk daarop aan de desbetreffende mensen uitgelegd. De brief is onmiddellijk nagezonden. Mochten mensen toch het idee hebben dat er bij de berekening fouten zijn gemaakt, dan kan men bezwaar aantekenen. Tegen de voorlopige beschikking die men nu heeft ontvangen, is geen bezwaar en beroep mogelijk. Een voorlopige beschikking wordt immers vastgesteld als de Belastingdienst geen definitieve gegevens kan leveren. Het CAK is echter bereid om in december voor deze cliënten nogmaals de gegevens op te vragen bij de Belastingdienst. Als deze dan definitief zijn, krijgen mensen alsnog een definitieve beschikking.

Mevrouw Kant vraagt wat ik ervan vind dat mensen blijkbaar zo slecht en laat zijn geïnformeerd dat zij zich overvallen voelen. De betrokkenen zijn al in 2002 en 2004 geïnformeerd. Men wist dus toen al dat men onder een overgangsregime viel. Er is voor gekozen om deze mensen er pas op te wijzen dat de eigen bijdrage meer kon afwijken dan andere jaren, op het moment dat het CAK de eigen bijdrage voor 2008 kon berekenen. Het was simpelweg niet mogelijk om dit eerder te doen, omdat het CAK niet eerder over de inkomensgegevens beschikte. Het zou ook geen zin hebben gehad om eerder een brief te sturen, want een mededeling zonder dat de individuele gevolgen voor de hoogte van de eigen bijdrage bekend zijn, is geen goede informatie. Je schrijft dan eigenlijk in zo'n brief: "het kan vriezen en het kan dooien, u moet nog maar afwachten". Zo'n brief zou terzijde geschoven zijn of onnodig paniek hebben veroorzaakt.

Op 21, 22 en 23 november heeft het CAK in een brief aan cliënten uitgelegd dat de overgangsregeling op 1 januari afloopt. De beschikking is op 16 november geautomatiseerd aangemaakt, ook weer bij het CAK. De betrokkenen zijn dus ruim een maand van tevoren ingelicht. Natuurlijk zou ik dit ook liever eerder hebben gezien, maar als je moet wachten op definitieve gegevens om de bijdrage in individuele gevallen te kunnen berekenen, is er geen andere keuze. Het heeft geen zin om de mensen halve informatie te geven. Bovendien wist iedereen al dat de regeling zou aflopen.

Het is misschien nog wel goed om aan te geven dat het CAK begin november, dus voordat deze brieven uitgingen, zo'n twaalfhonderd brieven per week kreeg, met name over het eigen risico. Nu komen er ongeveer veertienhonderd brieven, dus het CAK krijgt tweehonderd brieven over deze maatregel. Dat is niet exorbitant veel, maar het geeft wel aanleiding om goed de vinger aan de pols te houden. Ik heb ook al met het CAK afgesproken dat ik wekelijks een overzicht zal krijgen van het aantal brieven, van de aard van de klachten en van de individuele inkomensgevolgen.

Mevrouw Kant stelt dat de brief gedateerd is op 16 november, maar dat de betrokkenen hem pas eind november hebben ontvangen. Zij vraagt of ik haar mening deel dat de periode waarin deze mensen bezwaar kunnen maken, hierdoor niet met twee weken verkort kan zijn. Ik ben het met haar eens; de termijn van zes weken geldt vanaf het moment waarop de beschikking bekend is bij de verzekerde, dus de termijn is altijd zes weken vanaf het moment van ontvangst, de datum van het poststempel.

Ik zei zojuist dat de mensen nu een voorlopige beschikking krijgen, maar ik heb nu aanvullende informatie gekregen. De meeste mensen krijgen wel al meteen een definitieve beschikking, er wordt alleen een voorlopige beschikking afgegeven als er geen definitieve inkomensgegevens van twee jaar ervoor beschikbaar zijn. De mensen die een definitieve beschikking krijgen, kunnen dan ook meteen bezwaar aantekenen.

Mevrouw Kant heeft ook nog gevraagd of de gegevens die de AWBZ-zorgregistratie (AZR) aanlevert, juist zijn of dat er nog problemen zijn. Zij vraagt ook of de gegevens kloppen die de Belastingdienst aanlevert, en of ik haar mening deel dat de mensen om wie het gaat, niet de dupe mogen worden van problemen en fouten bij de uitvoering. Ik heb geen signalen gehad dat er op grote schaal problemen zouden zijn met het aanleveren van gegevens. Ik heb van het CAK begrepen dat de uitwisseling van gegevens met de Belastingdienst goed verloopt. Mocht blijken dat er in individuele gevallen fouten zijn gemaakt, dan zal het CAK deze zo spoedig mogelijk herstellen. Ik heb zojuist al aangegeven dat wij vernomen hebben dat er in tweehonderd gevallen fouten zijn gemaakt bij de aanlevering van gegevens door zorgkantoren, en dat ik daarbij de vinger aan de pols zal houden. De AZR heeft geen directe relatie met de overgangsregeling. Het CAK krijgt gegevens over mensen voor wie de overgangsregeling geldt, niet via de AZR van het zorgkantoor.

Verder heeft mevrouw Kant gevraagd of ik bereid ben, ervoor te zorgen dat de hogere eigen bijdragen pas worden geïnd vanaf het moment waarop er gegarandeerd kan worden dat er geen fouten zijn gemaakt bij de vaststelling van de hoogte ervan. Zoals ik al aangaf, is mij niet bekend dat er op grote schaal problemen zouden zijn; wij hebben dit vandaag nog nagevraagd bij het CAK. Ik zie dan ook geen aanleiding om dit complexe, technische proces te stoppen; het kan ook juridisch niet anders dan zoals wij het nu doen. Bovendien zijn er in het systeem genoeg vangnetten om onjuiste beslissingen zo snel mogelijk te kunnen terugdraaien. Ik heb ook al gewezen op de mogelijkheid om bezwaar te maken en ik heb gezegd dat ik de zaak goed zal monitoren, omdat ook ik wil weten hoe dit zal uitpakken. Ik heb al aangegeven dat het ook voor ons heel moeilijk is om in individuele gevallen de gevolgen te overzien.

Mevrouw Kant vraagt voorts of ik bereid ben om voor mensen die met een verhoging worden geconfronteerd een zodanige regeling te treffen dat deze verhoging geleidelijk wordt doorgevoerd. Ik heb al aangegeven dat ik niet anders kan dan de huidige regeling beëindigen. Als ik nu nog een overgangsregeling zou treffen, zou ik, nadat een overgangsregeling al een keer met een jaar is verlengd, terwijl die eigenlijk geen overgangsregeling was, weer een overgangsregeling treffen. Dat zou op problemen stuiten, ook omdat dat de ongelijke behandeling uiteindelijk in stand houdt. Ik zeg nogmaals dat het vorige kabinet heeft vastgesteld dat de regeling per 1 januari absoluut niet meer verlengd kan worden en dat daarvoor juridische argumenten gelden.

Mevrouw Kant vraagt wat mijn reactie is op de klachten dat het CAK niet of slecht te bereiken is en dat mensen langdurig in de wacht worden gehouden. Zij vraagt wat ik ga ondernemen om dit probleem op te lossen. Ik heb aangegeven dat ons geen signalen hebben bereikt die erop duiden dat er veel fout gaat. Natuurlijk moeten mensen wel eens wachten en natuurlijk is dat vervelend, maar ook het aantal toegenomen telefoontjes bij en brieven aan het CAK geven mij niet de indruk dat de situatie heel erg is veranderd. Het beantwoorden van telefoontjes gebeurt zorgvuldig en er is gepland. Er zijn extra mensen ingezet en de openingstijden zijn verlengd. Inmiddels zijn ook maatregelen getroffen om de wachttijd zo kort mogelijk te houden. Uiteraard blijf ik in nauwe samenwerking met het CAK de situatie goed monitoren, zodat ik weet of dit zo blijft. Ik zit er dus echt bovenop. Ik heb ook met het CAK afgesproken dat het mij elke week een overzicht stuurt waaruit de mogelijk onverwachte consequenties blijken. Mocht mevrouw Kant andere signalen over klachten hebben dan ik en die ook kunnen motiveren, dan hoor ik dat graag. Dan zal ik daarover contact opnemen met het CAK.

De beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Ik heb een enorm déjà vu-gevoel. Ik ken dit. Ik stond hier ook toen wij het hadden over de problemen met de zorgtoeslag. Toen was er ook niets aan de hand, maar dat kan ook nu niet waar zijn. Ik heb een rits getallen genoemd. Die getallen staan voor mensen die ons melden wat ze overkomt. Staatssecretaris, zegt u dan niet: er is niets aan de hand.

Ik denk ook aan de effecten voor de Wajongers. U zegt: als je destijds achttien was gold wat anders; dat kan met de situatie van nu enkele tientallen euro's schelen. Natuurlijk kan dat, maar geen honderden. Dat zeggen wel de berichten die wij krijgen. Ik heb u de voorbeelden gegeven: een Wajonger die in plaats van € 90 ineens meer dan € 300 per maand moet betalen, mensen die van € 150 naar € 350 en van € 150 naar € 530 gaan. Je kunt toch niet zeggen dat hier niet het een en ander aan de hand is, dat hier mensen niet getroffen worden door hoge betalingen en dat je niet aan je water voelt: dit klopt niet. Het water van dit kabinet is blijkbaar anders, maar dat begrijp ik absoluut niet. Tientallen euro's voor Wajongers: dat zijn niet de getallen die bij de meldingen worden genoemd. Ik vertrouw wat hier gebeurt totaal niet. Er worden mensen de dupe van fouten of misschien wel van het feit dat dat de regeling op een gekke manier wordt toegepast. Ik wil daarom een motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat zo'n 100.000 mensen die verblijven in een zorginstelling geconfronteerd worden met de verandering in de hoogte van de eigen bijdrage door het verdwijnen van een overgangsregeling;

van mening dat de invoering en het vaststellen van deze eigen bijdrage in intramurale ABWZ-zorg gepaard gaan met problemen;

verzoekt de regering, de aard en omvang van de problemen bij die uitvoering van het vaststellen van de hoogte van de eigen bijdrage en het innen van de eigen bijdrage te onderzoeken en de Kamer voor het kerstreces op de hoogte te stellen van de oplossingen en maatregelen die getroffen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kant. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1(31294).

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. De zaak grondig onderzoeken lijkt mij echt een betere oplossing dan nu de kop in het zand steken. Natuurlijk begrijpen wij, ik tenminste en ik neem aan alle Kamerleden, dat er een eind komt aan zo'n overgangsmaatregel, maar laten wij die dan op een fatsoenlijk manier beëindigen en niet accepteren dat er allerlei fouten gemaakt worden.Kant

De staatssecretaris zegt: gelijke monniken, gelijke kappen. Natuurlijk zijn wij het daarmee eens, maar de consequentie kan wel eens zijn dat die kappen niet goed zijn, dat mensen toch met wat ze overhouden door de bodem zakken. Daarom wil ik de gevolgen voor betrokkenen van deze overgangsmaatregel goed in beeld hebben. Daarom dien ik ook op dit punt een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er per 1 januari 2008 verschuivingen optreden in de hoogte van de eigen bijdragen voor mensen die verblijven in een AWBZ-instelling;

verzoekt de regering, de financiële gevolgen voor betrokkenen met spoed te onderzoeken en de Kamer voor het kerstreces op de hoogte te stellen van de uitkomsten van het onderzoek,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kant. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2(31294).

Mevrouw Kant (SP):

De staatssecretaris kan wel zeggen dat de gevolgen redelijk zijn, maar dat wil ik dan wel zien. Dan kunnen wij bepalen of wij dat met z'n allen vinden.

Er zouden geen signalen zijn dat er problemen zijn. Nu breekt mijn klomp! Ik heb hier zo vaak gestaan omdat ik signalen kreeg van burgers terwijl het hier niet bekend was. Heb ik dan als enige telefoon of e-mail? Krijgt de staatssecretaris die brieven dan niet? Natuurlijk wel, alleen sluit de staatssecretaris daarvoor haar ogen. Er zijn berichten dat mensen meerdere beschikkingen krijgen, dat het CAK-kantoor mensen meedeelt al negen keer contact opgenomen te hebben met de Belastingdienst om gegevens van hen op te vragen, maar die steeds niet krijgt. Hoe kan de staatssecretaris nu ontkennen dat dit soepel verloopt? Er zijn grote problemen. Mensen krijgen geen of onoverzichtelijke rekeningen, of aanhoudende rekeningen terwijl zij allang betaald hebben. Er is van alles mis en ik wil dat de staatssecretaris die problemen grondig onderzoekt en niet de kop in het zand steekt.

Dan is er nog het punt van het bezwaar, want dat vind ik ook ernstig. De staatssecretaris heeft gezegd dat vanaf het moment waarop de mensen de brief ontvangen, de periode van bezwaar ingaat. Dat is volstrekt onjuist. Ik zal het sterker vertellen: in de brief die de mensen krijgen staat dat de dagtekening van de brief het moment is waarop de periode van zes weken ingaat waarin mensen bezwaar kunnen maken. Het is dus onjuist zoals de staatssecretaris de Kamer informeert. Ik wil graag weten hoe zij ervoor zorgt dat mensen wél ruim de tijd krijgen om dat bezwaar te kunnen maken.

Als blijkt dat mensen terecht een hogere eigen bijdrage moeten betalen, kan de staatssecretaris niet zeggen: het is gemeld dat die regeling afliep en de mensen krijgen eind november of begin december bericht, en dan moeten ze ook maar gewoon vanaf 1 januari, hup, de hele rits in één keer betalen. Ik vind dat onfatsoenlijk, ongeacht je inkomen. Je kunt mensen niet zo van de ene dag op de ander het vel over de oren trekken. Als alles op orde is moet het wel op een fatsoenlijke manier gebeuren en met een geleidelijke invoering. Vandaar deze motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat de mensen die geconfronteerd worden met een sterke verhoging van de eigen bijdrage de kans en de tijd moeten krijgen, zich daarop voor te bereiden;

verzoekt de regering, met voorstellen te komen om de verhoging van de eigen bijdrage gefaseerd in te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kant. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 3(31294).

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter, nog één opmerking. Ik kan mij de debatten over de problemen rondom de zorgtoeslag herinneren. Toen zei de voormalige staatssecretaris, de heer Wijn, tegen mij: komt u maar met de voorbeelden die u bereiken. Ik was als het ware de ombudsman van de staatssecretaris. Ik heb daar een beetje genoeg van. De staatssecretaris ruimt haar eigen rommel maar op. De problemen worden door de Belastingdienst en het CAK veroorzaakt en de staatssecretaris zorgt er maar voor dat mensen fatsoenlijk behandeld worden.

De heer Jan de Vries (CDA):

Voorzitter. In de ogen van de CDA-fractie is het heel begrijpelijk dat de overgangsregeling voor het bepalen van de eigen bijdrage voor intramurale cliënten per 1 januari aanstaande komt te vervallen. Daarmee vervalt ook de onrechtvaardigheid ten opzichte van de cliënten die zijn ingestroomd na 1 januari 2003 of 1 januari 2005 en voor wie al langer het verzamelinkomen als grondslag geldt. De staatssecretaris heeft aangegeven dat het voor 50% van de cliënten die het betreft een voordeel oplevert en voor de andere 50% een nadeel. Toch hebben wij nog een aantal vragen, gezien de vele klachten en zorgen die wij hebben ontvangen. In onze ogen heeft de staatssecretaris onvoldoende antwoord op vraag 5 van mevrouw Kant gegeven. Ik kan mij voorstellen, gezien de complexiteit, dat de staatssecretaris er schriftelijk uitgebreider op wil terugkomen.

Mijn eerste, expliciete vraag betreft de communicatie: is het naar het oordeel van de regering het beëindigen van deze overgangsregeling goed en afdoende gecommuniceerd met cliënten en hun vertegenwoordigers? De toelichtingen bij de beschikkingen die nu zijn verzonden, zijn erg mager en voor cliënten niet erg begrijpelijk. Hoe wordt eventueel voorzien in een aanvullende voorlichting voor alle betrokken?

Waarom heeft het CAK de voorlopige beschikkingen zo laat verzonden? Als het peiljaar 2006 is, moet de aangifte dan niet voor 1 april 2007 binnen zijn? Veelal betreft het geen complexe aangiften. Dan moet de voorlopige beschikking toch al eerder verzonden kunnen worden? Mevrouw Kant heeft al gesproken over het recht op bezwaren en het moment waarop de bezwaartermijn ingaat, dus die vraag hoef ik niet te herhalen. Maar de staatssecretaris zegt dat je bij een voorlopige beschikking geen bezwaar kunt aantekenen. Uit voorlopige beschikkingen die in ons bezit zijn, blijkt dat daarop wel degelijk bezwaar mogelijk is. Het is goed voor alle betrokkenen dat snel helderheid komt over de vraag of er bezwaar mogelijk is en zo ja hoe.

De staatssecretaris zegt dat er 1400 brieven per week binnenkomen bij het CAK, in plaats van 1200 in het verleden. Zij volgt het aantal klachten. Hoeveel klachten komen er binnen? Die brieven bevatten immers niet allemaal klachten. Heeft zij werkelijk zicht op het aantal klachten over de werkwijze van het CAK? Hoe garandeert zij dat het CAK correct en klantvriendelijk haar taken uitoefent?

VG Belang heeft geconstateerd dat cliënten van voor 1 januari 2003 of 1 januari 2005 bij eerdere beschikkingen niet op de hoogte zijn gesteld van het feit dat men onder een overgangsregeling viel. Klopt dat en zo ja, wat zijn daarvan de effecten voor de lopende procedures? Een cliënt kan herziening van zijn eigen bijdrage vragen. Het CAK zal dat onmiddellijk regelen, en eventueel bijplussen. Maar de formele regeling luidt heel anders: je moet allerlei formulieren invullen en aanvullende informatie verstrekken. Is dat wel zo eenvoudig en helder voor cliënten? Gaat het wel zo snel als de staatssecretaris suggereert? Wij hopen met haar dat dat wel het geval is. Zijn de correcte inkomensgegevens wel beschikbaar en gebruikt? Immers, SUB/Walvis functioneert geheel niet. Graag een concreet antwoord.

Mevrouw Kant (SP):

U stelt aanvullende vragen op de vragen die ik al nadrukkelijk heb gesteld. Bent u het met mij eens dat er te veel ernstige signalen zijn om het hierbij te laten. Zou er geen onderzoek moeten komen naar aard en omvang van de huidige problemen?

De heer Jan de Vries (CDA):

Ik stel de vragen, in de hoop daarop een afdoend antwoord te krijgen. Op basis daarvan zal de CDA-fractie haar conclusies trekken.

Mevrouw Kant (SP):

De gevolgen kunnen heel grof zijn: bij sommige mensen gaat het om honderden euro's. Zelf geeft u aan dat u kritisch bent over het feit dat mensen veranderingen pas heel laat te horen hebben gekregen. Vindt u niet dat dat niet kan, en dat het wat geleidelijker zou moeten?

De heer Jan de Vries (CDA):

Ongerechtvaardigde verschillen worden rechtgetrokken, wat soms grote financiële consequenties kan hebben. Ik heb niet voor niets gevraagd of de cliënten daarover vroegtijdig en op juiste wijze zijn voorgelicht. Dat kan nooit met exacte bedragen, maar mensen hadden wel kunnen worden gewaarschuwd voor mogelijke inkomenseffecten per 1 januari. Ik ben benieuwd naar het antwoord van de staatssecretaris.

Mevrouw Kant (SP):

De feiten liggen er dat mensen net bericht hebben gehad, terwijl zij ook per 1 januari moeten betalen. Uw vraag waarom het te laat is, is een goede vraag, maar het feit dat het te laat is, is al bekend. Vindt u het dan gerechtvaardigd om mensen zo snel al met de gevolgen te confronteren?

De heer Jan de Vries (CDA):

Ik wacht de antwoorden van de staatssecretaris af.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

Voorzitter. Dank voor de antwoorden van de staatssecretaris, die in technische zin veel licht hebben geworpen op wat er aan de hand is. Wat overblijft, geeft heel veel mensen in dit land reden om de overheid voor geen ene biet te vertrouwen. Technisch gezien heeft de staatssecretaris gelijk. Het was een overgangsregeling en iedereen weet dat daar een einde aan komt. Wij weten dat, maar de mensen die het treft, wisten dat helemaal niet. Zij betaalden gewoon hun eigen bijdrage en wisten niet dat het een overgangsregeling was.

In de eerste zin van haar antwoord wijst de staatssecretaris erop dat het vorige kabinet deze beslissing heeft genomen. Dit kabinet is in maart aangetreden. Vanaf toen had de staatssecretaris dus de mogelijkheid om tegen die mensen te zeggen dat zij onder een overgangsregeling vallen, dat er wat gaat gebeuren en dat dit grote inkomensgevolgen kan hebben. Ik begrijp dat een en ander niet kan worden teruggedraaid. Ik zal de motie van mevrouw Kant dan ook niet steunen. Ik vind het wel een grove nalatigheid en ik hoop dat de staatssecretaris vandaag toezegt dat het in de toekomst niet meer op deze manier zal plaatsvinden. Het excuus dat je mensen niet nodeloos in verwarring moet brengen, vind ik te goedkoop.

De beschikking is de zestiende afgegeven, maar niet eerder dan vorige week of deze week verstuurd. Het is dus geen wonder dat er nog weinig klachten zijn binnengekomen bij het CAK. Ik verzoek de staatssecretaris om in de laatste week voor het reces de Kamer te laten weten hoe het dan staat met het aantal klachten dat bij het CAK is binnengekomen.

Mevrouw Kant (SP):

Ik heb niet gezegd dat alles teruggedraaid moet worden. Mijn eerste motie vraagt om een onderzoek naar de aard en de omvang van de problemen bij de uitvoering. Ik krijg ook berichten dat er van alles aan de hand is. Mevrouw Van Miltenburg heeft net als anderen kritische vragen. De staatssecretaris doet echter net of er niks aan de hand is.

Mevrouw Van Miltenburg zegt dat zij inzicht wil hebben in de klachten. Ik neem daarom aan dat zij de eerste motie, waarin wordt verzocht goed te onderzoeken wat er allemaal aan de hand is, wel steunt.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

Ik heb geen idee van de aard en omvang van de problemen. Ik weet dat er een aantal problemen is. Ook ik heb mails ontvangen. Mevrouw Kant heeft er nog een aantal aan haar stukken toegevoegd. Over twee weken hebben wij een beter beeld. Dan weten wij of er daadwerkelijk sprake is van een groter probleem. Op dit moment weet ik dat niet zeker. Over twee weken kunnen wij altijd nog een beslissing nemen.

Mevrouw Kant (SP):

Zeker, maar daar krijg je inzicht in als je daar onderzoek naar doet. Je moet wel bereid zijn om te onderzoeken wat er precies aan de hand is. Daar gaat de motie over.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

Ik neem liever de tussenstap. Laten wij nou niet gelijk een onderzoek gelasten. Er worden al zoveel onderzoeken gelast. Laten wij eerst de komende twee weken afwachten.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Voorzitter. Mijn fractie begrijpt de redelijkheid van de wijze van heffen en begrijpt ook dat het verlengen van deze overgangsregeling niet tot de mogelijkheden behoort. Het lost het probleem niet op; het stelt de oplossing alleen maar uit.

Het systeem waarbij de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen, is principieel niet onredelijk, maar op dit moment zijn wij net als de andere fracties bezorgd over de voorlichting. De staatssecretaris heeft daar het een en ander over gezegd. Er zijn aanvullende vragen gesteld over de uitvoering, die op zijn zachtst gezegd niet de schoonheidsprijs verdient, en over de individuele effecten. De precieze effecten op de individuele inkomens kan de staatssecretaris op dit moment niet inschatten. Zij verklaart hierop wel de hardheidsclausule van de minimale grens van zak- en kleedgeld van toepassing. Komen mensen onder deze grens, dan zijn bezwaar en beroep mogelijk. Het is ons allen bekend dat veel mensen in de instellingen er werkelijk alleen voorstaan. Zij kunnen zich niet door allerlei bureaucratie heen worstelen en zijn niet echt vaardig in het aantekenen van beroep. Wij hebben het in allerlei andere verbanden regelmatig over het gebrek aan cliëntenondersteuning. In dit geval zal het er waarschijnlijk op uitdraaien dat mensen die niet worden ondersteund door familie, verwanten of professionele ondersteuners, het aan de instelling moeten overlaten om bezwaar en beroep aan te tekenen. Mijn vraag past wel in de serie vragen die daarnet is gesteld. Kan de staatssecretaris aangeven of er voldoende anticipatieruimte was voor de instellingen om met deze cliënten het gesprek aan te gaan, over de consequenties ervan te communiceren en vervolgens voorbereidingen te treffen?

Als je dat op een rijtje zet, gaat er tijd overheen. Dat moet zorgvuldig gebeuren. Het zijn niet altijd mensen die op heel korte termijn ingevoerd zijn in complexe regelgeving. Nadenkend over oplossingen is mijn vraag of het procedureel mogelijk is om de bezwaarprocedure te verlengen, mensen meer tijd te geven en goed te communiceren met de cliënten over wie het gaat.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. Rationeel valt te beredeneren dat iedereen op de hoogte zou moeten zijn van de beëindiging van de overgangsmaatregel, maar de ChristenUnie is toch wat verrast en bezorgd over de effecten ervan. Na alles wat inmiddels al is gezegd, wil ik nog een paar vragen toevoegen aan dit debat. De grondvraag is wat er de afgelopen jaren is gebeurd om te anticiperen op het aflopen van deze regeling. Dan denk ik heel concreet aan wat er is gedaan bij de opstelling van de begroting. Is er toen voldoende geanticipeerd? De vraag is vooral of mensen voldoende zijn voorbereid op het aflopen van deze overgangsmaatregel.

De staatssecretaris is even teruggegaan in de tijd en refereerde aan wat in 2003 en in 2005 is gebeurd. Ik ben heel benieuwd wat er toen is gezegd. Welke conclusies zijn er toen getrokken? Zij zeiden toen ook al dat de uitstroom wat tegenviel. In 2005 was dat de reden om de overgangsmaatregel te verlengen.

Een andere vraag is of de effecten van beëindiging van de overgangsmaatregel eigen bijdrage AWBZ zijn meeberekend bij het koopkrachtplaatje over 2008. Zo nee, is het kabinet dan bereid om de koopkracht voor deze groep over 2008 opnieuw te berekenen en de Tweede Kamer zo spoedig mogelijk op de hoogte te stellen van de uitkomst? Ik ben benieuwd welke maatregelen het kabinet in dat geval voornemens is te nemen om de koopkracht van deze groep te herstellen.

Ik wil even stilstaan bij de effecten op de buitengewone-uitgavenregeling. Als mensen vanaf volgend jaar in sommige gevallen een eigen bijdrage AWBZ moeten betalen die drie keer zo hoog is, wat betekent dat dan voor de druk op de buitengewone-uitgavenregeling? De drempel daarvan wordt verlaagd tot 1,65% van het verzamelinkomen, terwijl men standaard 25% van de eigen bijdrage AWBZ mag aftrekken als buitengewone uitgaven. De staatssecretaris zei al dat dit in 2005 een reden was voor een nieuwe overgangsmaatregel. Die correctie had toen ook al te maken met de buitengewone uitgaven.

Het doel van het afschaffen van de buitengewone-uitgavenregeling is om een nieuwe regeling tot stand te brengen die beter wordt toegespitst op chronisch zieken en gehandicapten. De fractie van de ChristenUnie vindt het niet acceptabel wanneer de koopkracht van chronisch zieken en gehandicapten door beëindiging van de overgangsmaatregel afneemt. Graag een reactie op deze punten.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. De staatssecretaris heeft de achtergrond van het hele probleem geschetst. De markante momenten erin herinner ik me nog wel, vanaf 2003, 2005, 2007. Ik kan me nog herinneren dat er een gevoel van opluchting door de Kamer trok toen die overgangsregeling getroffen werd. Dat is duidelijk. Daar waren wij toen blij mee. Dat vonden wij nodig en dat hebben wij allemaal verwelkomd. Maar het was een eindige overgangsregeling. Op een gegeven ogenblik heeft iedereen kunnen zien aankomen dat er een einde aan kwam. De principiële motivering daarvan is inderdaad dat ongelijke behandeling van gelijke gevallen toch een keer ten einde moet zijn.

Ik ga ervan uit dat het verhaal van de staatssecretaris klopt. Dan is het dus vooral een kwestie van informatie, communicatie en transparantie. Uit de mailtjes en brieven die wij gekregen hebben, blijkt dat mensen zich overrompeld voelen. De uitvoeringspraktijk bij het CAK is blijkbaar niet vlekkeloos. Toen halverwege het jaar de inning van de eigen bijdrage overging van de zorgkantoren naar het CAK, had het CAK daarop geëquipeerd moeten zijn. Ook ik erger mij dan aan de slordigheden die er kennelijk in weten te kruipen. Dat behoort niet zo te zijn.

De staatssecretaris zegt eigenlijk: moet je eens kijken hoe netjes het allemaal is verlopen. Ze hebben toch maar één maand van tevoren informatie gekregen. Dat was een voorlopige beschikking, want de definitieve beschikking is nog niet mogelijk. Die komt volgend jaar. Dan zeg ik: dat had dan toch eerder gemoeten en naar mijn idee ook eerder gekund. Immers, als je een voorlopige beschikking maakt, is de basis daarvoor toch al eerder bekend, aangenomen dat de Belastingdienst die gegevens volgens de route die daarvoor is geëigend en ook is beschermd, tijdig weet af te geven. Die vraag stel ik dus aan de staatssecretaris: had dat nu toch echt niet eerder gekund? Had niet eerder tegen betrokkenen kunnen worden gezegd: dit komt eraan, dat kan een orde van grootte hebben die behoorlijk is, bereid je daarop voor?

Ik kom te spreken over de dagtekening van de brief die zij nu gekregen hebben. De brief is van 16 november, maar de mensen hebben die brief pas op 27 november ontvangen. Daar zitten elf dagen tussen. Dat is ruim anderhalve week. Dat betekent dat de periode van zes weken waarin bezwaar kan worden gemaakt, dan pas ingaat, want volgens mij gaan termijnen altijd in op de datum van dagtekening van de brief. Als dat anders is geregeld, wil ik dat graag van de staatssecretaris vernemen. Dat betekent dus dat daar een punt ligt.

Ik wil nog een opmerking maken over het aantal klachten. De staatssecretaris zegt: voor die tijd was het aantal klachten x, na die tijd was het x plus 200, er zijn dus maar 200 klachten. Zo werkt het niet! Dan moet je toch de inhoud van de brieven beter kennen. Wie garandeert mij immers dat het over de weken heen bij die 1200 dezelfde categorie blijft en is en dat alleen het stukje daarboven de nieuwe klachten zijn naar aanleiding van de laatste aanschrijving?

Kortom, ik wil dat het correct wordt afgehandeld en dat er een prudente en zorgvuldige wijze wordt gehanteerd om de sfeer rondom dit dossier die nu een beetje jammerlijk aan het worden is, drastisch te verbeteren.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Staatssecretaris Bussemaker:

Voorzitter. Ik zal proberen zo goed mogelijk in te gaan op de moties die mevrouw Kant heeft ingediend en op de vragen die door haar en andere sprekers zijn gesteld.

Mevrouw Kant noemde als voorbeeld iemand die nu een eigen bijdrage van € 90 per maand betaalt en straks veel meer moet betalen. Een eigen bijdrage van € 90 per maand is extreem laag, want deze persoon betaalt € 90 voor maaltijden, wonen, zorg et cetera, terwijl een huishouden op minimumniveau daarvoor al snel € 500 betaalt. Uitgaande van de solidariteitsgedachte van de AWBZ is een dermate lage eigen bijdrage niet houdbaar.

Mevrouw Kant vraagt in haar motie op stuk nr. 1 om de aard en omvang van de problemen bij de uitvoering van het vaststellen van de hoogte van de eigen bijdrage en het innen daarvan te onderzoeken en de Kamer voor het kerstreces op de hoogte te stellen van de oplossingen en de maatregelen die worden genomen. Zij wekte de indruk dat ik vind dat het allemaal fantastisch gaat. Dat klonk ook een beetje door in de woorden van de heer Van der Vlies. Ik heb het in ieder geval niet bedoeld. Als ik het heb over een toename van het aantal klachtbrieven met tweehonderd, zeg ik niet dat dit niets betekent, want het zijn er wel tweehonderd, maar de tijd is te kort geweest om die tweehonderd brieven al geanalyseerd te kunnen hebben. Ik kan de aard van de klachten nog niet in kaart brengen en er dus ook geen conclusies uit trekken. Als er problemen zijn, moeten die natuurlijk worden opgelost. Ik heb al aangegeven dat ik overal bovenop zit.

Ik heb ook al aangegeven dat ik het CAK heb gevraagd om mij wekelijks een overzicht te geven van de vragen en klachten die het krijgt en van de mogelijke effecten van de maatregel. Die zijn, zoals gezegd, voor ons moeilijk in te schatten, maar mochten die veel groter zijn dan wij konden verwachten, dan wil ik dat graag weten. Mevrouw Van Miltenburg heeft ook gevraagd om een overzicht van de klachten voor het kerstreces. De CDA-woordvoerder heeft eveneens gevraagd hoeveel brieven en klachten er zijn gekomen en nog worden verwacht. Eind volgende week moet ik de eerste stand van zaken van het CAK ontvangen. Ik ben bereid de Kamer daarover over twee weken te berichten. Ook na die twee weken zal ik dat zeer nauwgezet in de gaten houden. Ik zal de Kamer dus zo snel mogelijk informeren.

Mevrouw Kant (SP):

Dat is mooi. Iets specifieker wil ik weten wat wij van de staatssecretaris kunnen verwachten. Als ik het goed begrijp, komt zij binnen twee weken naar de Kamer met een analyse van de aard van de klachten op dit moment en van de aard van de problemen in de uitvoering.

Staatssecretaris Bussemaker:

Wij zullen bekijken hoeveel klachten en telefoontjes er bij het CAK binnenkomen, waar die op wijzen en of het bij de problemen gaat om uitvoeringsproblemen bij het CAK of om andersoortige problemen. Je kunt wel meer voorlichting geven, maar dat zal het resultaat niet anders maken, afgezien van mogelijke fouten in de berekening. Voor sommige mensen bevat de beschikking die zij hebben gekregen de prettige boodschap dat zij minder behoeven te betalen. Voor andere mensen zal de vervelende boodschap blijven dat zij meer moeten betalen. Ik wil dat soort problemen wel inventariseren, maar kan daarvoor geen oplossing bieden.

Mevrouw Kant (SP):

Ik wil graag precies weten wat wij mogen verwachten. Misschien is dat voor mij aanleiding om de moties aan te houden. Staat er in de brief ook iets over informatievoorziening vanuit de Belastingdienst? Ik krijg signalen dat er bij die dienst uitvoeringsproblemen zijn. Kan de staatssecretaris een analyse geven van de gevolgen voor bijvoorbeeld mensen met een Wajong-uitkering? Dat is een heel lage uitkering terwijl de negatieve gevolgen voor hen bijzonder groot zijn. Verder wil ik graag iets meer weten over de problemen bij het indienen van bezwaar.

Staatssecretaris Bussemaker:

Wij konden de beschikkingen niet eerder versturen omdat wij van de Belastingdienst de belastinggegevens over 2006 nodig hadden. Die gegevens moeten voor 1 april bij de Belastingdienst worden aangeleverd; na verwerking moet het CAK ook nog allerlei technische handelingen verrichten. Je hebt ook de eigen bijdrage van de zorgkantoren nodig en die is pas op 1 oktober beschikbaar. Ik zal proberen dat hele proces in kaart te brengen ten behoeve van de Kamer. De beschikking had wellicht een of twee dagen eerder kunnen worden verstuurd, maar dan was het wel een erg algemene brief geworden, zonder een termijn en zonder een bedrag. Dat zou de mensen ook niet helpen, want in die beschikking zouden niet de exacte gevolgen zijn omschreven. Ik zal de problemen echter inzichtelijk maken in de toegezegde brief. Daarin zal ik ook aandacht besteden aan de wet Walvis en de TBu.

In de brief zal ik tevens ingaan op de beschikking. In de verstuurde beschikking staat: als u het niet eens bent met deze beschikking, kunt u binnen zes weken na dagtekening bezwaar maken. In de AWB staat echter heel nadrukkelijk dat die termijn aanvangt met ingang van de dag waarop het besluit bekend is gemaakt bij de ontvanger. Artikel 6.7 regelt dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken is. Met andere woorden: dat is zes weken na ontvangst van de beschikking. Als de dagtekening 16 november is en de beschikking wordt op 30 november verzonden, dan start de termijn van zes weken op laatstgenoemde datum. Er zit dus een frictie tussen de brief en de AWB.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Ik ben niet gewend om een minister of staatssecretaris tegen te spreken als ik niet zeker ben van mijn zaak, maar als de dagtekening 16 november is, wordt de brief ook op die datum gepost. Twee dagen daarna zijn de brieven bij de mensen. Nu zit daar echter enige tijd tussen. Zo'n brief kan ergens blijven slingeren en dan moet de ontvanger maar het bewijs zien te leveren dat hij de brief pas veel later heeft ontvangen als hij bezwaar aantekent. Dat bewijs valt echter niet te leveren. Ook in de fiscaliteit wordt te werk gegaan op de manier zoals ik nu beschrijf. Het klinkt misschien een beetje eigenwijs, maar als het anders is, verneem ik dat graag van de staatssecretaris.

Staatssecretaris Bussemaker:

Voorzitter. In de brief zal ik hierop terugkomen. Als een gedagtekende brief een week blijft liggen, is het nog maar de vraag wat de juridische betekenis van die dagtekening is. Mevrouw Wolbert vroeg mij terecht of ik hieraan iets zou kunnen doen. Ik zal dat proberen te doen, want ik wil niet dat mensen de dupe worden van een brief die buiten hun schuld is blijven liggen. Als hiervoor een oplossing kan worden gevonden, zullen wij proberen om mensen via de websites van het ministerie van VWS en het CAK te informeren.

De heer De Vries vroeg mij of de inkomensgegevens correct zijn opgenomen. Het CAK zegt geen problemen te hebben met het aanleveren van gegevens. Het inkomen van mensen van wie het inkomen nog niet definitief is vastgesteld, wordt alsnog opgevraagd. De inkomens uit 2006 zijn voor het overgrote deel definitief. Ik heb zojuist al aangegeven waarom mensen daarover pas in de loop van het jaar een beschikking ontvangen.

De CDA-woordvoerder vroeg of het waar is dat de mensen die er in 2005 bij zijn gekomen, niet is verteld dat zij in een overgangsregeling vielen. Dat is niet zo; zij zijn hierover door hun zorgkantoor geïnformeerd.

Met het CAK zijn duidelijke afspraken gemaakt over de verzending van de brief en de beschikbaarheid van de telefoondienst in de periode dat de brieven worden verzonden. Mensen moeten immers een adequaat antwoord op hun vragen kunnen krijgen. Verder is het mogelijk om aan de hand van de rekenmodule op de website van het CAK de eigen bijdrage te berekenen. Ten slotte staat er een link op de website van VWS naar de website van het CAK. Mensen die op de website van VWS naar informatie zoeken, krijgen via die link rechtstreeks toegang tot de rekenmodule van het CAK.

Ik zal erop toezien dat de nieuwe informatie die voortvloeit uit de afspraken die ik vanavond met de Kamer heb gemaakt, zo snel mogelijk via de website en in latere brieven van het CAK wordt verspreid.

Mevrouw Kant verzoekt de regering de financiële gevolgen voor de betrokkenen met spoed te onderzoeken en de Kamer voor het kerstreces op de hoogte te stellen van de uitkomsten van dit onderzoek. De financiële gevolgen kunnen zeer divers zijn. Ik ben dan ook niet in staat om alle informatie voor het kerstreces te verzamelen. Ik wil echter ook zelf wel graag weten wat de gevolgen zijn. Ik heb het vermoeden dat minder dan duizend mensen opeens twee keer zo veel of meer dan € 500 extra moeten gaan betalen. Ik heb echter ook aangegeven dat ik dit niet kon voorzien toen de brieven werden verzonden. Ik had die informatie liever wel gehad, want dan had ik beter in kaart kunnen brengen wie erop achteruit en wie erop vooruit gaat. Ik had mensen dan ook individueel kunnen informeren. Helaas was dat niet mogelijk, omdat het zo sterk afhankelijk is van individuele omstandigheden. Ik ontraad de aanneming van de motie.

Mevrouw Kant verzoekt de regering in een motie om met voorstellen te komen om de verhoging van de eigen bijdrage gefaseerd in te voeren. Dat zou dus een verlenging van een verlenging van een overgangsregeling zijn, die feitelijk ook nog eens geen overgangsregeling was. De heer De Vries zei terecht dat de Kamer buitengewoon opgelucht was toen tot die overgangsregeling werd besloten. Met terugwerkende kracht constateer ik echter dat het een verlenging was van een bestaande regeling en geen overgangsregeling. Het was dus misschien beter geweest om er toen een echte overgangsregeling van te maken. Achteraf is het echter altijd gemakkelijk praten. De feiten zijn wat ze zijn. Het lijkt mij verder niet goed om nu weer een nieuwe ongelijkheid te introduceren, mede gezien de juridische kwetsbaarheid daarvan.

Mevrouw Kant (SP):

Er zit een tegenstrijdigheid in het antwoord van de staatssecretaris, want zij zegt nu dat het toen misschien beter was geweest om het stapsgewijs te doen. Als dat toen beter was, is het nu ook beter om het stapsgewijs te doen, nu de mensen definitief hiermee worden geconfronteerd. Zij kan wel stellen dat het is zoals het is, en dat wij gaan werken aan gelijkheid, maar het is buitengewoon onredelijk om mensen ineens in de eerste maand zulke grote aanslagen te laten verwerken. Ik denk dat het heel redelijk is om dat geleidelijk te doen. Mensen zullen uiteindelijk wel degelijk betalen wat rechtvaardig is. Ik vind het echter niet rechtvaardig om mensen in een klap zoveel tegelijk aan hogere eigen bijdrage te laten betalen.

Staatssecretaris Bussemaker:

Het is niet alleen zo dat heel veel mensen minder krijgen. Bijna net zoveel mensen hoeven minder te betalen. Die zouden dan langer meer geld betalen dan degenen die al vijf jaar lang een te lage eigen bijdrage betalen. Omdat het gaat om een ongelijke behandeling uit het verleden, lijkt het mij het beste om daarvan een echte gelijke behandeling te maken.

Mevrouw Kant (SP):

Natuurlijk moeten mensen die jarenlang zijn benadeeld, meteen worden gecompenseerd. Dat lijkt mij nogal wiedes. Iedereen snapt wel dat het moeilijker is op te vangen als je het met minder geld moet doen dan wanneer je het met meer moet doen. U maakt dus een oneigenlijke vergelijking. Het gaat om forse bedragen en om mensen die niet allemaal goed in de slappe was zitten. Ik noemde al het voorbeeld van mensen met een Wajong-uitkering. Als het klopt – maar daar zet ik vraagtekens bij– dat mensen zo veel meer moeten gaan betalen, vind ik een geleidelijke invoering alleszins redelijk.

Staatssecretaris Bussemaker:

Dat ben ik niet met u eens. Het zou betekenen dat mensen die al jarenlang te veel eigen bijdrage betalen, in die situatie blijven verkeren. Ik heb u al eerder gezegd dat dit lang geleden, bij de vaststelling van de overgangsregeling, duidelijk gemaakt is. Mensen wisten dat de overgangsmaatregel zou aflopen.

Mevrouw Kant (SP):

Natuurlijk moet dit geregeld worden. Het had al geregeld moeten zijn. Ik snap wel dat wat ik voorstel, een paar centjes kost, maar fatsoen kost soms nu eenmaal een paar centjes. In dit geval ben ik daartoe bereid.

Staatssecretaris Bussemaker:

Voorzitter. Mevrouw Wiegman heeft gevraagd naar de koopkracht. Het is een eerlijker verdeling, maar ik heb gezegd dat ik in de brief die ik heb toegezegd, nog zal terugkomen op de TBu-maatregel. Ik wijs erop dat de mogelijke effecten van deze maatregel in de begroting van SZW zijn opgenomen.

Daarmee heb ik volgens mij alle vragen beantwoord.

De heer Jan de Vries (CDA):

Voorzitter. De staatssecretaris heeft in haar eerste beantwoording van vragen van mevrouw Kant gezegd: op het moment dat iemand onder de zak- of kleedgeldgrens valt, kan betrokkene direct contact opnemen met het CAK en dan zorgen wij ervoor dat het bedrag zo snel mogelijk wordt opgeplust tot boven die grens. Maar als je de formele regeling bekijkt, zit er een heel formele procedure aan vast. Zo moet men zijn inkomenspositie bewijzen, formulieren invullen en noem maar op. Kan de staatssecretaris in haar brieven even uitleggen hoe zij bevordert of werkelijk bewerkstelligt dat het een eenvoudige en snelle procedure is?

Mijn tweede vraag betreft de voorlichting. Cliënten zijn laat op de hoogte gesteld van de gevolgen voor hun eigen bijdrage. Dit brengt veel onrust en onzekerheid mee: extra brieven naar het CAK, brieven naar de Tweede Kamer en noem maar op. Zou de voorlichting kunnen worden verbeterd, niet alleen via de website, maar ook via de ondersteunende organisaties, zoals patiënten- en cliëntenorganisaties en ouderenorganisaties? Het gaat erom dat zoveel mogelijk twijfels kunnen worden weggenomen, en er een verheldering kan plaatsvinden van de procedure. Wij voorkomen daarmee dat er onnodige onrust ontstaat.

Staatssecretaris Bussemaker:

Ik ben het met u eens dat mensen nooit onder de zak- en kleedgeldnorm terecht mogen komen. Mocht dat wel gebeuren, dan moet dat zo snel mogelijk verholpen worden. Ik zal dit nog eens onder de aandacht van het CAK brengen en u daarover nader berichten in mijn al toegezegde brief.

Ik zal kijken wat ik kan doen om de voorlichting te verbeteren, omdat ik er zelf zeer aan hecht dat iedereen weet wat de achtergrond is van dit besluit. Ik geef hier ook aan dat vooraf al een brief naar instellingen is verstuurd. De informatie had dus wel degelijk ook op die manier al bij de betrokkenen kunnen aankomen. Ik ga kijken hoe wij de communicatie met cliënten- en patiëntenorganisaties nog kunnen verbeteren en hoe wij die communicatie kunnen gebruiken om de consequenties per 1 januari aan te geven.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

Ik neem toch aan dat u zich versprak toen u net zei dat de instellingen op de hoogte gebracht waren van het feit dat er een verandering kwam, want het gaat om de bewoners van de instellingen, de cliënten, die de eigen bijdrage moeten gaan betalen. Ik wil graag van u horen of u zich daarin vergist hebt.

Mijn interruptie gaat over het volgende. U begon u tweede termijn door te zeggen: als de indruk is ontstaan dat ik het allemaal wel vind meevallen, dan wil ik u met mijn hand op mijn hart aangeven dat dit niet zo is; het is wel degelijk ernstig. Vervolgens staat u hier echter te beweren dat u nooit voorlichting kunt geven als u niet precies weet wat de individuele gevolgen voor mensen zijn. Dan kunt u een rode streep halen door heel veel overheidsvoorlichting. Ik kan mij grote campagnes herinneren over de Zorgverzekeringswet en over de WMO. Daarvan was ook niet bekend wat de individuele gevolgen waren, maar mensen werden wel nadrukkelijk gevraagd om rekening te houden met het feit dat er dingen gaan veranderen. Ik heb u gevraagd – dat was de enige vraag die ik u heb gesteld – om hier toe te zeggen dat u ervoor wilt zorgen dat dit soort processen in de toekomst veel zorgvuldiger begeleid worden. Aansluitend bij wat de heer De Vries zegt, legt dat een grote verantwoordelijkheid bij u om, nu er fouten gemaakt zijn en nu er zaken in ieder geval niet soepel zijn gegaan, meer te doen dan nog een briefje te sturen naar instellingen.

Staatssecretaris Bussemaker:

Ik heb niet gezegd dat de gevolgen nu direct ernstig zijn, ik heb gezegd dat ik op basis van het feit dat het CAK 1400 brieven krijgt in plaats van 1200 brieven, niet kan aangeven waar die 200 extra brieven over gaan. Ik kan die kwalitatieve analyse niet maken. Ik kan wel iets heel globaal proberen in te schatten, maar dat is allemaal buitengewoon voorlopig. Wij hebben echt de consequenties nodig en de uitslagen om daar een goed beeld van te krijgen. Mijn opvatting is dat mensen niet erg veel geholpen zouden zijn als wij hen brieven gingen versturen terwijl wij er geen weet van hebben wat er met hun eigen bijdrage gaat gebeuren. Het kan alle kanten op. Dat is echt een groot verschil met de Zorgverzekeringswet. Het gaat om veel grootschaligere verbanden en om veel meer generieke inkomenseffecten. Wij willen mensen immers ook niet nodeloos ongerust maken als wij nog niet in de verste verte kunnen beschikken over de gegevens die nodig zijn om mensen aan te geven wat precies de gevolgen kunnen zijn. Ik heb al toegezegd dat ik nog eens zal kijken wat wij op het gebied van voorlichting verder kunnen doen. Ik heb ook al gezegd dat ik daar in de brief nog op terug kom.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

Het is een verkeerde voorstelling van zaken als u zegt dat u totaal niet had kunnen aangeven om wat voor verandering het gaat. Het CAK heeft nota bene op haar eigen website een rekenmodel staan, waarmee mensen zelf kunnen berekenen wat globaal de eigen bijdrage wordt die zij moeten gaan betalen. Het is dus helemaal niet zoals u het nu voorstelt. Daar hadden mensen vanaf maart op gewezen kunnen worden: houdt u daar rekening mee. Dan heb je een aantal maanden de tijd om je daarop voor te bereiden en word je niet met Sinterklaas verrast met het cadeautje dat je per 1 januari misschien wel een paar honderd euro meer eigen bijdrage gaat betalen, ook al betreft het misschien, zoals u zegt, maar een kleine groep.

Staatssecretaris Bussemaker:

Ik heb u net al aangegeven dat dit juist bij deze maatregel niet kan, omdat het om zulke individuele gevallen gaat. Je kunt niet zeggen: als u Wajonger bent en u woont al zolang in een verpleeghuis en u hebt dit en dat soort inkomen, dan moet u rekenen op zus en zo een effect. Dat is juist het probleem. Dat effect hangt totaal af van de optelling van al die individuele gegevens. Ik heb al gezegd dat ik nog eens in een brief zal aangeven wat het proces is dat daartoe geleid heeft en meer kan ik niet doen. Dit is echt een heel andere situatie dan bijvoorbeeld die van de Zorgverzekeringswet.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik zit ook met het punt dat mevrouw Van Miltenburg aanstipte. In bredere zin had ik het over anticiperen. Ook ik ben van mening dat het beter had gekund, ook al was misschien niet alles al duidelijk geweest. Mensen hadden zelf alvast kunnen nadenken over wat een en ander voor hen had kunnen gaan betekenen. De staatssecretaris zegt toe dat zij het hele proces nog eens zal schetsen in de brief. Wij moeten op dit moment bezien of wij leermomenten uit deze gang van zaken kunnen destilleren. Wat is er gebeurd in 2003 en in 2005, toen werd besloten om een overgangsmaatregel in te voeren? Ik weet dat deze maatregel niet werkelijk een overgang was. Wij zouden moeten bezien wat toen de argumenten waren en welk traject toen is ingezet. Ik hoop dat wij op die manier kunnen leren van de geschiedenis en van dit moment. Zo kunnen wij ervoor zorgen dat wij hierop in de toekomst beter zijn voorbereid.

Staatssecretaris Bussemaker:

Ja, dit is een nuttige opmerking. Ik ben niet voor niets mijn bijdrage begonnen met het schetsen van de achtergrond van de besluitvorming over dit thema. Wij spreken steeds over een overgangsregeling. Toen was de opvatting dat je mensen door zo'n regeling niet direct met de overgang zou hoeven confronteren. Als dit echter uiteindelijk heeft geleid tot het vooruitschuiven van deze confrontatie, dan kunnen wij wellicht de les trekken dat een en ander toen al anders had gemoeten.

Mevrouw Kant (SP):

De staatssecretaris zegt toe dat zij binnen twee weken een brief naar de Kamer zal sturen, waarin veel vragen worden beantwoord die vanavond zijn gesteld. Daarom wil ik mijn drie moties aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Kant stel ik voor, haar moties (31294, nrs. 1 tot en met 3) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

De beraadslaging wordt gesloten.

Sluiting 22.02 uur

Naar boven