Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 11 september 2007 over het arbeidsmarktbeleid.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. Ik sta hier namens de heer Fritsma om twee moties in te dienen.

Naar aanleiding van het door mijn collega Fritsma bijgewoonde AO over arbeidsmarktbeleid wil ik namens de PVV-fractie graag de volgende twee moties indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het huidige sanctiebeleid ten aanzien van uitkeringsgerechtigden die niet gemotiveerd zijn om te werken, ernstig tekort schiet en dat de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft aangegeven dat dit sanctiebeleid beter kan;

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat iedereen met een bijstands- of WW-uitkering die ten aanzien van ofwel ambtenaren van uitkeringsinstanties ofwel werkgevers die in samenwerking met deze instanties personeel werven, aangeeft niet gemotiveerd te zijn om arbeid te verrichten, deze uitkering volledig en blijvend verliest,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Tony van Dijck. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 104(29544).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Tony van Dijck

constaterende dat iedereen te allen tijde een uitkeringsaanvraag in kan dienen, ook als nog een uitkering loopt of net heeft gelopen;

overwegende dat door het indienen van een nieuwe uitkeringsaanvraag de aan een eerdere of lopende uitkering verbonden sancties ongedaan kunnen worden gemaakt;

overwegende dat de staatssecretaris heeft aangegeven dat bij een nieuwe aanvraag wel rekening wordt gehouden met eerdere sancties, maar dat hij niet aan kon geven hoe dit in de praktijk vorm krijgt;

verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat opgelegde sancties altijd doorlopen bij nieuwe uitkeringen die verkregen worden op grond van aanvragen die zijn ingediend nadat die sancties zijn opgelegd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Tony van Dijck. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 105(29544).

De heer Ulenbelt (SP):

Voorzitter. Een lid van de PvdA-fractie mailt aan burgers het volgende: "Aanpassing van het ontslagrecht is nu van de baan." Verder mailt hij aan de burgers dat het voortbestaan van een goed ontslagrecht is gered. Dat roept natuurlijk de vraag op aan de woordvoerders van PvdA en CDA en aan de minister of zij opheldering kunnen verschaffen. Is er nu wel of geen deal en zo ja, wat houdt die deal dan in?

De vaste commissie heeft aan de minister gevraagd om het kabinetsstandpunt over het advies van de Stichting van de Arbeid aan de Kamer te sturen. De minister antwoordt ons dat dat standpunt zal worden opgenomen in een wetsvoorstel voor de versoepeling van het ontslagrecht en een aantal andere onderwerpen. Nu hebben ChristenUnie en Partij van de Arbeid buiten de Kamer gezegd dat zij eerst een hoofdlijnendebat willen over het kabinetsstandpunt en geen behoefte hebben aan een wetsvoorstel volgens de lijnen van de adviesaanvraag. Deze minister wil niet worden vergeleken met een looien deur, waar ik mij wel iets bij kan voorstellen, een vergelijking met plaatstaal vindt hij gepaster. Dat is dus de man van plaatstaal! Maar de vraag is hoe je met plaatstaal omgaat. Al sinds jaar en dag zijn snijbranders daarvoor het geëigende middel. Daarom stel ik voor een parlementaire snijbrander uit de kast te halen.

De voorzitter:

U moet het hier niet te bloederig maken!

De heer Ulenbelt (SP):

Een parlementaire snijbrander is per definitie niet bloederig, voorzitter! Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Stichting van de Arbeid op 30 augustus 2007 haar commentaar heeft gegeven op de adviesaanvraag van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over "Hoofdlijnen heroverweging arbeidsovereenkomstenrecht en ontslagrecht";

overwegende dat een hoofdlijnendebat over de heroverweging van het arbeidsovereenkomstenrecht en ontslagrecht gewenst is voordat de regering een eventueel wetsvoorstel hierover indient;

verzoekt de regering om binnen twee weken haar standpunt over het commentaar van de Stichting van de Arbeid aan de Tweede Kamer te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ulenbelt. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 106(29544).

De heer Nicolaï (VVD):

Ik probeer de bedoeling van deze motie te begrijpen. De heer Ulenbelt haalt begrijpelijk uitlatingen in de pers aan dat PvdA-fractieleden zeggen dat de herziening van het ontslagrecht van de baan is. Bovendien wordt in de pers expliciet de link gelegd dat als het referendum wordt geslikt door de PvdA-fractie, het CDA niets mag doen aan het ontslagrecht. Dat staat op scherp, en dat is precies wat de SP wil. Als PvdA en SP allebei willen dat het van de baan is, wat wil hij dan met een inhoudelijk debat op hoofdlijnen?

De heer Ulenbelt (SP):

Er moet goed duidelijk worden gemaakt waarom dit voorstel van het kabinet op het punt van het ontslagrecht absoluut niet deugt. Als de PvdA dat debat wil, wil ik dat niet uit de weg gaan. Ik voer dat debat graag. Ons standpunt is helder. Bij de algemene beschouwingen heeft mijn fractievoorzitter een motie ingediend om het plan in te trekken en met goede voorstellen te komen. Die motie werd niet gesteund door de coalitiepartijen, dus waag ik nu een tweede poging, met hetzelfde doel: het ontslagrecht moet van de baan.

De heer Nicolaï (VVD):

Voorzitter. Een belangrijk punt in het algemeen overleg over de arbeidsmarkt was wat mij betreft het aantal ontheffingen. Wij weten dat er veel vacatures zijn, maar dat er ook nog steeds veel te veel mensen in de bijstand zitten. Niettemin bestaat er een groot aantal ontheffingen van de sollicitatieplicht voor mensen in de bijstand.

Mijn voorganger als woordvoerder van de VVD heeft al langer erop aangedrongen om eens duidelijk te maken hoeveel en waarom die ontheffingen van de sollicitatieplicht er zijn. Met heel veel moeite is dat nu eindelijk gelukt. Ik heb de staatssecretaris daarvoor bedankt. Het is een eerste onderzoek van het CBS; het is indicatief maar het geeft in elk geval een beeld. De staatssecretaris wilde in het algemeen overleg geen oordeel geven over de uitkomst van het onderzoek. Dat oordeel heb ik wel gegeven: ik vind het grote aantal zeer zorgelijk en onacceptabel. Een kwart van alle mensen in de bijstand hoeft niet te solliciteren en ongeveer de helft van alle mensen boven de 57 jaar hoeft niet te solliciteren. Dat is natuurlijk niet de bedoeling van de wet, ook letterlijk niet gezien de memorie van toelichting bij de Wet werk en bijstand. Dus ik vraag een oordeel van de staatssecretaris en ik dien daarover een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat volgens CBS-onderzoek een kwart van alle mensen en de helft van alle 57-plussers met een bijstandsuitkering is ontheven van de sollicitatieplicht;

overwegende dat dit percentage te hoog is, omdat er zo te veel mensen een te grote afstand tot de arbeidsmarkt krijgen of daarvoor zelfs feitelijk worden afgeschreven;

overwegende dat dit in strijd is met de geest van de Wet werk en bijstand;

verzoekt de regering, de gemeenten op te roepen, zich strikter te houden aan de geest van de wet en het streven, zo veel mogelijk mensen weer aan de slag te krijgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Nicolaï en Fritsma. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 107(29544).

De heer Van Hijum (CDA):

De Wet werk en bijstand is in de vorige kabinetsperiode tot stand gekomen onder aanvoering van een VVD-staatssecretaris. In die wet hebben wij gemeenten de ruimte gegeven om werk te maken van uitstroom uit de bijstand. Dat doen zij goed; het aantal zit inmiddels onder de 300.000. Is het dan niet een klein beetje betuttelend om ze op deze manier op te roepen om er nog meer werk van te maken?

De heer Nicolaï (VVD):

De heer Van Hijum heeft twee gevoelige punten aangesneden, namelijk: als je decentraliseert moet je ook verantwoordelijkheid weg durven geven en je moet niet betuttelen. Dat is een mooi punt voor de heer Van Hijum. Ik vind beide zaken in dit geval niet aan de orde. Ter geruststelling van de heer Van Hijum geef ik hierbij aan dat ik met de man die dit allemaal heeft ingevoerd, de heer Rutte, hierover nauw contact heb gehad en dat die het gloeiend met mij eens is.

Er zijn regelmatig brieven van de regering aan de gemeenten waarin adviezen over best practices, aanwijzingen enzovoorts worden gegeven over de uitvoering van de Wet werk en bijstand. Wij zien nu deze aantallen en wij kunnen ons niet aan de indruk onttrekken dat het meer is dan zou passen in de geest van de Wet werk en bijstand; het zijn te grote aantallen. Ik vind het niet meer dan logisch dat wij zeggen: beste gemeenten, kijk daar nu nog eens heel kritisch naar. Daarmee ga ik geen enkele drempel van betutteling en decentralisatie over, want dat wil ik net zomin als de heer Van Hijum. Ik vind wel dat wij als Kamer en als regering de verantwoordelijkheid moeten nemen om die wet op de juiste wijze geïnterpreteerd en uitgevoerd te laten worden.

Een tweede motie zal ik zonder verdere omhaal indienen. Zij gaat over de discussie over de bijstandsmoeders die niet hoeven te solliciteren. De conclusie uit onderzoek was dat er maar 17% van de bijstandsmoeders wordt ontheven van sollicitatieplicht. Dat is juist weinig. De staatssecretaris heeft steeds betoogd dat de belangrijkste reden om die groep categoraal uit te zonderen van solliciteren, is omdat het in de praktijk al zoveel gebeurt en dat je dan maar beter de groep in zijn geheel kunt ontheffen, met een scholingsplicht erbij. Dat belangrijkste argument van de staatssecretaris is hiermee weggevallen, omdat het percentage juist klein in plaats van groot blijkt te zijn. Tegen die achtergrond dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering voornemens is om alleenstaande ouders met jongere kinderen met een bijstandsuitkering categoriaal te ontheffen van de sollicitatieplicht;

overwegende dat de regering hierbij als belangrijkste argument hanteerde dat dit feitelijk een verscherping is van de huidige situatie, omdat door gemeenten nu al een groot deel van deze categorie van sollicitatieplicht wordt ontheven en de regering de ontheffing met een schoningsplicht verbindt;

overwegende dat uit CBS-onderzoek blijkt dat niet een groot deel, maar slechts 17% van deze alleenstaande ouders van sollicitatieplicht wordt ontheven en daarmee de belangrijkste door de regering aangevoerde grond voor dit voornemen vervalt;

verzoekt de regering, het voornemen om alleenstaande ouders met jonge kinderen met een bijstandsuitkering te ontheffen van de sollicitatieplicht, te heroverwegen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Nicolaï en Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 108(29544).

De heer Van Hijum (CDA):

Voorzitter. De CDA-fractie heeft in het algemeen overleg over het arbeidsmarktbeleid gewezen op het belang van het benutten van de huidige economische situatie. Er is een enorm aantal vacatures voor het aan de slag helpen van mensen die nu nog langs de kant staan. Er zitten nog honderdduizenden werklozen in de kaartenbakken van gemeenten en UWV. De situatie dat werkgevers met vacatures geen kandidaten aangemeld krijgen door CWI, gemeenten en UWV is niet nodig. Het mkb luidde onlangs opnieuw de noodklok over de dienstverlening en de snelheid van het CWI. Uit gegevens blijkt dat 69% van de volwassenen nog steeds niet binnen twaalf maanden in een re-integratietraject terecht is gekomen. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de samenwerking tussen CWI, UWV en gemeenten de afgelopen jaren weliswaar is verbeterd, maar dat de re-integratie nog onvoldoende effectief, doelmatig en klantgericht is en nog onvoldoende is afgestemd op de regionale vraag naar arbeid;

overwegende dat de realisatie van de doelstelling om werkzoekenden snel en effectief te bemiddelen én om de komende jaren 200.000 langdurig werklozen aan de slag te helpen, staat of valt met een goede uitvoering en samenwerking op regionaal niveau;

verzoekt de regering om de organisatie van de bemiddeling van werklozen met voorrang op orde te brengen door CWI, UWV en gemeenten op regionaal niveau te laten samenwerken met werkgevers en onderwijsinstellingen, waarbij scholing en re-integratie worden ingezet om vacatures van werkgevers te vervullen, en de Kamer uiterlijk op 1 december 2007 te informeren over de wijze waarop deze samenwerking vorm zal krijgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Hijum en Hamer. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 109(29544).

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. Ik ben blij te horen dat CDA en PvdA ook het belang inzien van een betere stroomlijning tussen gemeenten, CWI en UWV, die zal leiden tot een betere samenwerking met het bedrijfsleven. Dit is een mooie stap. Ik herinner mij de debatten met mevrouw Verburg naar aanleiding van voorstellen die mijn fractie op dit punt voorlegde, die heel wat minder soepel verliepen. Is de heer Van Hijum het met mij eens dat de moeizame samenwerking tussen CWI, UWV en de gemeenten aanleiding is om toe te moeten naar één loket, zodat mensen niet al die instanties langs moeten gaan voordat zij hun vraag kwijt kunnen?

De heer Van Hijum (CDA):

Het antwoord is ja. Nog niet zo lang geleden heeft de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid een werkbezoek gebracht aan de zogeheten toonkamers. Dat zijn voorbeeldprojecten waarbij mensen met één loket te maken hebben. Mensen worden geholpen onafhankelijk van wat precies hun etiket is, de uitkering waarmee zij geconfronteerd worden. Ik ben ervan overtuigd dat je op die manier veel beter maatwerk kunt leveren aan werkzoekenden dan op dit moment het geval is.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Zou u mij steunen als ik een voorstel indien om landelijk te komen tot één loket?

De heer Van Hijum (CDA):

Dat is ook de strekking van mijn motie. Het gaat mij erom de samenwerking zodanig vorm te geven dat niet alleen de werkzoekende, maar ook de werkgever die op zoek is naar een geschikte kandidaat om zijn vacatures te vervullen beter wordt bediend.

De heer Ulenbelt (SP):

Is er nu sprake van een deal?

De heer Van Hijum (CDA):

Ik neem aan dat de heer Ulenbelt het ineens over het ontslagrecht heeft. Ik weet van niets. Ik zeg eerlijk dat ik vind dat het om buitengewoon belangrijke onderwerpen gaat: aan de ene kant het referendum wel of niet en de toekomst van Europa en aan de andere kant de hervorming van de ontslagbescherming. Het zijn discussies van totaal verschillende grootheden, die je ook inhoudelijk op hun eigen merites moet beoordelen. Ik ben er geen voorstander van om daarmee koehandel te bedrijven. Ik vind overigens wel dat je inhoudelijk natuurlijk goed moet kijken, zo begrijp ik de vraag van de PvdA-fractie, naar de zorgen die er leven in de samenleving en bij de vakbonden over het voorstel dat er ligt. Dat is echter niet meer dan normaal en dat is de afspraak die wij met de minister hebben. Hij heeft aangegeven dat zijn voorstel niet in beton is gegoten.

De voorzitter:

Ik begrijp het allemaal wel, maar wij moeten het onderwerp echt kort houden. Dit is een VAO arbeidsmarktbeleid.

De heer Nicolaï (VVD):

Het is inderdaad op zichzelf arbeidsmarktbeleid. Ik heb een zeer korte vraag. De heer Van Hijum wijst de formulering van de vicefractievoor­zitter van de PvdA af dat je natuurlijk in je overwegingen bij het referendum meeneemt wat er met het ontslagrecht gebeurt.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik vind dat je deze vraagstukken, die van grote inhoudelijke betekenis zijn, op hun eigen merites moet beoordelen. Dat geldt voor beide dossiers.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Voorzitter. Ik zal proberen kort te zijn. Ik dien geen moties in, behalve de motie die de heer Van Hijum zojuist heeft toegelicht. Kortheidshalve sluit ik mij daarbij aan. Daarom heb ik voorgesteld achteraan de rij aan te sluiten.

Misschien mag ik mijn inbreng gebruiken om een aantal zaken te beantwoorden waarover mij vragen zijn gesteld in de loop van dit korte debatje. De heer Ulenbelt heeft gezegd dat ik buiten de Kamer om een hoofdlijnendebat heb gevraagd. Ik heb zowel buiten als in de procedurevergadering, wat volgens mij in de Kamer is, gezegd dat ik behoefte heb aan een hoofdlijnenbrief. Ik heb op dit moment geen behoefte aan een uitgewerkt wetsvoorstel op basis van de adviesaanvraag zoals die er nu ligt. Voor dat voorstel heb ik geen meerderheid in de procedurevergadering gekregen. Derhalve heeft de procedurevergadering om een andere brief gevraagd. Tot mijn verrassing, moet ik zeggen, hebben wij eerlijk gezegd een wonderlijk briefje van de minister ontvangen, waarin zo weinig staat dat ik denk dat wij dat voor kennisgeving moeten aannemen.

Volgens mij is het standpunt van de PvdA over het ontslagrecht volstrekt helder. Ik heb dat gisterenmiddag in het vragenuurtje toegelicht. Ik ben eigenlijk niet van plan om elke dag bij de Kamer langs te komen om dat te herhalen. Daarom wacht ik nu even rustig af wat het kabinet gaat doen.

De eerste motie van de heer Nicolaï lijkt mij buitengewoon sympathiek. Ik vraag mij alleen af of deze echt nodig is. Over de scholing van vrouwen en de sollicitatieplicht hebben wij volgens mij afspraken in het regeerakkoord gemaakt. De heer Nicolaï weet precies hoe ik daarover denk.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Mevrouw Hamer is volgens mij tegenwoordig erg zelfverzekerd als het over ontslagrecht gaat. Ik weet nog dat die zelfverzekerdheid een paar maanden terug heel wat minder was als wij haar bevroegen over ontslagrecht. Ik herhaal toch de vraag of er een deal gesloten is over het referendum en het ontslagrecht. Het lijkt mij niet zo'n geslaagde zet om niet aan het referendum te mogen deelnemen, maar als het ontslagrecht ook niet wordt versoepeld, lijkt mij dat ook niet zo'n geslaagde zet. Buitenstaanders komen er nooit meer in. Kan zij mij vertellen of er een deal is?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Volgens mij ben ik altijd zelfverzekerd. U kent mij niet anders. Dat is dus niet specifiek voor het ontslagrecht.

Ik heb nergens gezegd dat er een deal is. Ik heb gisteren op de vraag van journalisten gezegd: als je een politieke afweging moet maken wat je belangrijker vindt – het was een persoonlijke vraag aan mij – vind ik het regelen van de rechtsbescherming van werknemers eerlijk gezegd een tikkeltje belangrijker dan het al dan niet houden van een referendum. Dat is mijn persoonlijke opvatting. Verder beoordeelt mijn fractie alle dossiers natuurlijk op hun waarde. De heer Tichelaar heeft gisteren op basis van een inhoudelijke argumentatie het standpunt van de fractie over het referendum duidelijk uiteengezet. Over het ontslagrecht kent u mijn standpunt. Dat is vandaag zo, dat was gisteren zo en ik verzeker u dat het ook morgen zo is.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

De PvdA blijft de gevestigde belangen dus verdedigen en beschermen. Minister Donner geeft aan dat de PvdA modernisering wil en geen flexibilisering. Volgens mij zijn "modernisering" en "flexibilisering" overigens kul, maar komen in die modernisering alleen de scholingsrechten en -plichten tot uitdrukking of komen er ook andere elementen?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik ben een buitengewoon groot voorstander van het verbeteren van de positie van flexwerkers. Ik heb ook gezegd dat ik graag een discussie wil voeren over bijvoorbeeld het veranderen van de wettelijke vergoeding. U kent mijn probleem met het wetsvoorstel, maar ik zal het nog één keer zeggen. In de kern van het wetsvoorstel wordt de rechtsbescherming aangetast door het vervallen van de preventieve toets en de andere rol die de rechter krijgt.

De heer Ulenbelt (SP):

Ik had het over een mailtje, maar inmiddels staat op de website van de heer Samsom, uw fractiegenoot, dat de aanpassing van het ontslagrecht nu van de baan is. Hij legt daarbij een relatie met de discussie van gisteren. U zegt dat er geen deal is. Moet Samsom dit van zijn website halen of is datgene wat hij zegt, wel correct?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik heb in de politiek geleerd om niet te reageren op dingen die je niet hebt gelezen. Ik heb de precieze bewoordingen op de website van de heer Samsom niet voor ogen; ik moet u verklappen dat ik die website niet elke ochtend bekijk. Als hij echter heeft bedoeld dat ook voor hem zo'n afweging een rol speelt, heeft hij volstrekt gelijk, maar er is niet een soort deal in de zin van: wij doen dit niet en dan doet u dat wel. De PvdA-fractie heeft haar standpunt over het referendum gisteren volstrekt helder gemaakt. Voor individuele collega's heeft natuurlijk een rol gespeeld dat wij weten dat er meer politieke dossiers zijn en dat je uiteindelijk bepaalde dingen laat wegen. Daar hebben collega's iets over gezegd.

De heer Nicolaï (VVD):

Ik vind het onthullend dat de vicefractievoorzitter van de PvdA hier zo doodleuk zegt dat ordinaire koehandel bij de politiek hoort.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dat heb ik helemaal niet gezegd. Ik zeg net dat er helemaal geen deal is. U legt mij nu dus woorden in de mond. Dat moet u niet doen.

De heer Nicolaï (VVD):

Ik leg de link niet. De link wordt gelegd dat er twee dossiers zijn en dat nu op dit dossier een keuze wordt gemaakt in de veronderstelling, hoop, verwachting of wat dan ook dat bij het andere dossier het andere wordt gekozen. Wij hebben nog wel meer dossiers. Ik heb echter een andere vraag, namelijk over de motie inzake de bijstandsmoeders en de ontheffing van de sollicitatieplicht. Ik weet natuurlijk wat er in het coalitieakkoord staat. Daar was ik het niet mee eens, maar die strijd ga ik niet steeds voeren. De belangrijkste reden die steeds wordt aangevoerd, is echter geen politiek punt maar het argument dat het in de praktijk eigenlijk beter wordt omdat zij nu al worden ontheven van de sollicitatieplicht. Als dat feitelijk anders blijkt te zijn, moet dat voor de ondertekenaars van het coalitieakkoord en hopelijk ook voor de regering toch reden zijn om daar opnieuw naar te willen kijken?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dat zou kunnen, maar ik wacht eerst maar eens af wat de staatssecretaris daarover te melden heeft. Ik heb op dit moment nog geen aanleiding om het coalitieakkoord op dat punt te willen veranderen. U weet dat ik er erg op heb aangedrongen dat er nu snel een regeling komt voor de scholingsplicht. Dat lijkt mij eigenlijk de eerste stap die nu gezet moet worden.

Om nog even op uw eerste punt terug te komen: ik heb u aangegeven dat ik heb gereageerd op de vraag van een journalist hoe je bepaalde dossiers afweegt. Misschien heeft het met mijn zelfverzekerdheid of openheid te maken, maar ik heb de neiging om dan gewoon eerlijk te antwoorden wat je belangrijker vindt. Dat is geen koehandel. Ik neem aan dat ook u bepaalde dossiers belangrijker vindt dan andere. Dat kun je gewoon zeggen.

Staatssecretaris Aboutaleb:

Voorzitter. De heer Van Dijck heeft op stuk nr. 104 een motie ingediend over het sanctiebeleid. Ik heb in de commissie uitvoerig uitgelegd dat wij ons moeten afvragen of het geen aanbeveling verdient om niet voortdurend aan gemeenten gedecentraliseerde bevoegdheden ter discussie te stellen. Immers, het wordt op een gegeven moment een herhaling van zetten. Bij het maken van de Wet werk en bijstand hebben wij besloten gemeenten verdergaande bevoegdheden te geven, ook ten aanzien van het opleggen van sancties. Gemeenten moeten die sancties opleggen aan de hand van gemeentelijke verordeningen. En dat is het. Het gaat niet aan om voortdurend vanuit Den Haag te proberen, de gemeenten te dicteren hoe ze hun sanctiebeleid moeten inrichten. Wilden wij dat kunnen dicteren, dan hadden wij de Wet werk en bijstand anders moeten inrichten. Dit is een procedureel punt betreffende de motie.

Inhoudelijk gezien is er, gegeven het resultaat van recent onderzoek, alle reden om ervan uit te gaan dat het sanctiebeleid op het ogenblik goed ter hand wordt genomen. Overigens, een betere prikkel vanuit Den Haag aan gemeenten om het sanctiebeleid beter op te tuigen dan misschien in het verleden het geval is geweest, is wel dat elke uitkering die ze onnodig betalen de gemeenten geld kost. Bovendien is er de afspraak die het kabinet heeft gemaakt met de VNG over het in de komende jaren creëren van 75.000 banen. Dat betekent zonder omhaal van woorden dat er een enorm groot financieel belang voor gemeenten is om zeer zorgvuldig met het sanctiebeleid om te gaan. Ook mensen die er de kantjes vanaf lopen worden beboet. Als mensen echt ongemotiveerd zijn, kan na enkele kortingen ook de gehele uitkering worden ingetrokken, zoals ik recentelijk heb vernomen. Ook om die reden acht ik de motie overbodig en ontraad ik de Kamer dan ook aanvaarding ervan.

De motie die de heer Nicolaï op stuk nr. 107 heeft ingediend gaat over het ontheffen van sollicitatieplicht. Hij sprak in dat kader over een zorglijke of zorgwekkende situatie. Ook hier geldt dat er kennelijk een mythe in het Haagse is dat ontheffingen voor de rest van het leven gelden. Dat is niet het geval. Ontheffingen worden veelal maximaal voor een jaar verleend. Daarna wordt bekeken of er aanleiding is om de ontheffing te verlengen. Bovendien betekent het ontheven zijn van sollicitatieplicht niet automatisch het ontheven zijn van re-integratieplicht in de vorm van het volgen van een opleiding die perspectief biedt op een andersoortige werkhervatting. Als gemeenten ontheffingen verlenen, doen ze dat mijns inziens vanwege objectief geformuleerde lichamelijke dan wel psychische redenen. Wij moeten er niet lichtzinnig over doen. Als medici op basis van objectieve medische gronden van oordeel zijn dat er sprake moet zijn van ontheffing van sollicitatieplicht, dan is het niet aan politici om dat te duiden. Ik benadruk dat politici niet op de stoel van de medici moeten willen gaan zitten. Voorts is er sprake van gemeentelijke vrijheid om aldus te handelen. Bovendien kosten vrijstellingen gemeenten geld. Het is dan ook weinig zinvol voor gemeenten om kwistig met ontheffingen om te gaan. Ook hier geldt dat de afspraak over het in de komende periode creëren van 75.000 banen, voor de gemeenten een stevige prikkel is om zeer zorgvuldig om te gaan met die ontheffingen. Om deze redenen ontraad ik de Kamer ook aanvaarding van deze motie.

De motie op stuk nr. 108 behelst het verzoek tot heroverweging van het voornemen om alleenstaande ouders met jonge kinderen die een bijstandsuitkering krijgen te ontheffen van de sollicitatieplicht. Zoals bekend, hebben de coalitiepartijen daarover een afspraak gemaakt. Bovendien is de motie rijkelijk vroeg. Immers, het kabinet moet nog bevallen van een wetsvoorstel op dit punt. Dat zal de Kamer de komende maanden bereiken. Dan kunnen wij erover debatteren. Op basis van de concrete plannen kan men dan eventueel moties indienen. Deze motie is in die zin dan ook te vroeg. Derhalve ontraad ik de Kamer ook aanvaarding van deze motie.

De heer Nicolaï (VVD):

Wat de motie op stuk nr. 104 betreft, heeft de staatssecretaris gezegd dat er vaak objectieve medische gronden zijn om iemand te ontheffen van de sollicitatieplicht, maar gegeven de verschillende arbeidsongeschiktheidsvoorzieningen waarin mensen in principe terecht zouden moeten komen, kan dat toch niet gelden voor de helft van het aantal mensen in de bijstand?

Staatssecretaris Aboutaleb:

Maar dan moet men eerst wel arbeid hebben verricht. Anders heeft men geen toegang tot de WIA of andere voorzieningen. Er zijn echter mensen die nooit arbeid hebben verricht, maar toch op medische gronden een sollicitatieontheffing krijgen.

De heer Nicolaï (VVD):

Nog een vraag over mijn andere motie. De staatssecretaris zal het er toch wel mee eens zijn dat zijn belangrijkste argument altijd was: laat bijstandsmoeders nu categoraal ontheven worden, want dan wordt het eigenlijk alleen maar beter als het op een goede manier met sollicitatieplicht wordt verbonden? Hij zal het toch ook met mij eens zijn dat uit de getallen die nu bekend zijn blijkt dat het helemaal niet zo'n groot percentage is? Is het dan niet logisch om juist bij de voorbereiding van zijn wetsvoorstel in ieder geval die nieuwe feitelijke informatie mee te nemen en daar opnieuw over na te denken? In mijn woorden is dat heroverwegen, maar misschien kan ik daar wel een "lichter" woord voor vinden als dat de staatssecretaris helpt.

Staatssecretaris Aboutaleb:

Ik denk voortdurend, het denken houdt nooit op en dus ook die cijfers betrek ik in de overwegingen. Ik wil echter het debat in de commissie niet overdoen en daarom bied ik u ook aan om het echte debat te voeren als het wetsvoorstel op tafel ligt.

Minister Donner:

Voorzitter. Ik kom allereerst op de motie op stuk nr. 105 van de heer Van Dijk waarin wordt gevraagd om bij nieuwe aanvragen rekening te houden met eerdere sancties. Op dit moment lopen sancties door, ook als er een nieuwe aanvraag wordt ingediend. Voor zover de gronden die daarop betrekking hebben evenzeer relevant zijn voor de behandeling van de nieuwe aanvragen, zullen ze daarbij meegenomen moeten worden. Als er echter een uitkering om andere redenen wordt aangevraagd, zal die op grond van die redenen moeten worden beoordeeld. Dit zijn met andere woorden onderdelen van het algemene rechtssysteem en de rechtsstaat. Op zichzelf worden sancties niet gebroken door een uitkering, maar aan de andere kant moet er wel rekening mee worden gehouden bij een nieuwe aanvraag voor zover de wetgever dat duidelijk heeft aangegeven en als daar materieel gezien redenen voor zijn.

In wezen geldt hetzelfde voor de andere motie. Op basis van de Grondwet kun je niet zomaar stoppen met het geven van bijstand; iedereen heeft daar immers recht op. Het gaat hier dus om algemene vragen rondom de rechtsstaat en voorlopig wil ik die maar niet bij het groot vuil zetten.

Over de motie van de heer Ulenbelt op stuk nr. 106 is al veel gesproken. In deze motie wordt het standpunt van de regering gevraagd over het commentaar van de Stichting van de Arbeid. Ik heb daar al eerder van gezegd dat dit specifiek betrekking heeft op de uitwerking van een wetsvoorstel en daar was dat commentaar ook voor gevraagd. Het is dan ook niet zinvol om nu specifiek een standpunt daarover te vragen. Het wetsvoorstel gaat ook niet over ontslagrecht, maar in den brede over de vraag hoe wij de doelstelling kunnen halen om 200.000 mensen extra aan de slag te helpen. In dat kader komt dit aan de orde. Als de heer Ulenbelt zeg dat het van tafel is, dan zeg ik dat dit op dat moment zal moeten worden gewogen. Dan moet de vraag worden beantwoord of wij de mensen die nu een grote afstand hebben tot de arbeidsmarkt – waar hij keer op keer van zegt dat zij slechte toegang hebben – wel of niet in de kou laten staan. Eenieder zal die weging moeten maken. Nogmaals, het lijkt mij niet zinvol. Over de hoofdlijnen van het wetsvoorstel hebben wij voor de zomer gediscussieerd op basis van het stuk dat ook naar de Stichting van de Arbeid is gegaan. Als nu specifiek ons standpunt over dat commentaar wordt gevraagd, dan is dat het wetsvoorstel zoals dat uiteindelijk naar de Kamer komt. Daar zal ons standpunt in zijn verwoord. De veel bredere vraag is hoe de verschillende componenten worden gewogen bij het bereiken van de doelstelling van die 200.000 mensen. Het is überhaupt onmogelijk om binnen twee weken met een wetsvoorstel of met een standpunt in dezen te komen. Nogmaals, het is niet zinvol, omdat wij de discussie al hebben gehad. Ik sluit mij dan ook geheel aan bij hetgeen mevrouw Hamer daarover zei, hetgeen zij ook al heeft gewisseld tijdens de algemene beschouwingen, namelijk laten wij eerst nu even kijken hoe wij dit verder aanpakken. Ik kan dan ook niet anders dan deze motie ten stelligste ontraden.

Voorzitter. Ik kom nu op de motie van de heer Van Hijum en mevrouw Hamer over de samenwerking tussen SUWI, UWV en gemeenten. Mag ik er op dat punt op wijzen dat dit een belangrijk onderdeel zal zijn van het standpunt van het kabinet over de SUWI-evaluatie? De Kamer zal de stukken ter zake zeker voor de behandeling van de begroting ontvangen en naar verwachting zelfs voor 1 december, want ze verkeren nu al in een vergaande staat van voorbereiding. In die stukken is het antwoord vervat en daarom vraag ik de indieners om hun motie aan te houden. Het is wellicht beter om haar te bespreken in het licht van wat in die stukken wordt uitgewerkt.

De heer Van Hijum (CDA):

Als de minister ons toezegt dat die informatie ons voor de behandeling van de begroting bereikt, zijn mevrouw Hamer en ik bereid om deze motie aan te houden.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van Hijum en mevrouw Hamer stel ik voor, hun motie (29544, nr. 109) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

De heer Ulenbelt (SP):

De Partij van de Arbeid heeft zich op de rechterwang laten slaan in de discussie over het referendum. Ze biedt nu haar linkerwang aan in de verwachting dat er niet op geslagen zal worden. De minister weigert om nu een standpunt in te nemen over het STAR-advies. Dan kan de Partij van de Arbeid er volgens mij op rekenen dat ze ook op de andere wang wordt geslagen.

Minister Donner:

De heer Ulenbelt refereert nu aan bepaalde passages uit de bijbel. Hij geeft daarvan een uitleg die ik niet begrijp. Het heeft geen zin de andere wang toe te keren als je ervan uitgaat dat er niet op geslagen zal worden. Zo staat het in de bijbel, dat doen anderen ook. Dus ook als je verwacht dat er geslagen zal worden, keer je de andere wang toe. Het is dus wat onzinnig om dit hierbij te halen.

Mevrouw Hamer heeft al gezegd dat je in de politiek altijd verschillende factoren moet wegen. Ik doe dat ook en ik heb aangegeven wat de uitkomst van mijn afweging is. De heer Ulenbelt zal ook de afweging moeten maken of hij 200.000 mensen in de kou wil laten staan of dat hij bepaalde wijzigingen in het arbeidsover­eenkomstrecht accepteert. Dit is maar een onderdeel van een veel bredere zaak. Daarmee hangen ook kwesties als loonkostensubsidie, scholing, et cetera samen. De Kamer zal die afweging moeten maken. Ik weet niet of dit een kwestie is van de ene of de andere wang. Als hij politiek zo ziet, zal het er hier nog ruw aan toe gaan.

De heer Ulenbelt (SP):

Zeker als een man van plaatstaal dit zal doen. Dit wordt nog wat!

De heer Nicolaï (VVD):

Ik vind dit een weinig orthodoxe uitleg van het mooie bijbelse adagium over de andere wang toekeren. De minister sluit zich aan bij de woorden van mevrouw Hamer. Geldt dit ook voor haar opmerking dat haar fractie bij de afweging van het referendum natuurlijk ook het ontslagrecht heeft betrokken?

Minister Donner:

Ik heb gezegd bij welke woorden van mevrouw Hamer ik mij aansloot. Als ik mij systematisch bij alle woorden van mevrouw Hamer aansloot en zij zich systematisch bij al mijn woorden aansloot, zou het onderscheid tussen kabinet en Kamer verdwijnen.

De heer Nicolaï (VVD):

Dat was mijn vraag niet.

Minister Donner:

Ik heb al een- en andermaal gezegd hoe ik de problematiek zie. Mevrouw Hamer heeft verwezen naar wat zij eerder heeft gezegd. Ik verwijs ook naar wat ik heb gezegd. De inhoud is hetzelfde, maar de strekking verschilt.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag te stemmen over de ingediende moties.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven