Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Op verzoek van de staatssecretaris van Financiën en een aantal woordvoerders stel ik voor om het voor hedenmiddag geagendeerde debat over de Evaluatie belastingherziening 2001 van de agenda van deze week af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Tevens stel ik op verzoek van de initiatiefnemers voor, de afronding van de behandeling van de Warmtewet en de afronding van de behandeling van de wijziging van de Mediawet in verband met de regeling verstrekking programmagegevens tot een nader te bepalen tijdstip van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het lid Ouwehand wenst haar gewijzigde motie 21501-20, nr. 355, over een raadgevend referendum over een gewijzigd Europees grondwettelijk verdrag opnieuw aan te houden.

Op verzoek van de SP-fractie benoem ik:

  • - in de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het lid Gesthuizen tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Langkamp;

  • - in de tijdelijke gemengde commissie Subsidiariteitstoets het lid Gesthuizen in plaats van het lid Van Bommel.

Het woord is aan de heer Van de Camp.

De heer Van de Camp (CDA):

Voorzitter. Namens de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap verzoek ik, het verslag van het algemeen overleg van 6 september jongstleden over het cultuurbeleid op de plenaire agenda te plaatsen, liefst zo spoedig mogelijk.

De voorzitter:

Ik stel voor om dit verslag toe te voegen aan de agenda van een van de volgende weken en het zo snel mogelijk te behandelen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Omtzigt.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Ik heb twee verzoeken. Het eerste betreft Kamervragen over het havenpensioenfonds OPTAS. Eén van de vragen is wat er is gebeurd met die 1,3 mld. Ik heb daar op 10 juli jongstleden Kamervragen over gesteld aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Soms vinden er in het reces ook gebeurtenissen plaats waarover vragen worden gesteld.

De voorzitter:

Wij houden het kort.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik wil graag dat die vragen na drie keer drie weken worden beantwoord.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is wederom aan de heer Omtzigt.

De heer Omtzigt (CDA):

Mijn tweede verzoek betreft de Wet eenmalige gegevensuitvraag. Hierover hebben wij vorige week in twee termijnen gedebatteerd. Vervolgens is er nog een brief van de staatssecretaris binnengekomen. Namens het CDA verzoek ik om een korte heropening van het debat, voordat wij over het wetsvoorstel stemmen.

De voorzitter:

Wij zullen bezien wanneer wij die heropening kunnen houden. Ik verwacht dat dit aanstaande donderdag het geval zal zijn.

Het woord is aan de heer Van Raak.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Ik heb op 16 juli jongstleden vragen gesteld aan de minister van Binnenlandse Zaken over de benoeming van een burgemeester in Raalte. Die vragen hebben aanleiding gegeven tot veel discussie, in de gemeenteraad, met de Commissaris van de Koningin en met de minister zelf. Volgens mij zijn alle mogelijke overleggen nu geweest. Ik wil deze week graag de antwoorden op mijn vragen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Gesthuizen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Op 9 augustus jongstleden heb ik schriftelijke vragen gesteld aan de staatssecretaris van Economische Zaken over de arbeidsvoorwaarden van postbezorgers, over het feit dat op dit moment in ieder geval een van de bedrijven op de postmarkt niet wenst te praten met de vakbonden over die arbeidsvoorwaarden en over de vorderingen van het onderzoek naar de sociale bescherming van postbezorgers. Tot op heden ontving ik noch de antwoorden noch een uitstelbrief. Ik zie graag dat de vragen zo snel mogelijk worden beantwoord, als het kan aanstaande donderdag voor 12.00 uur.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de staatssecretaris van Economische Zaken.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Zijlstra.

De heer Zijlstra (VVD):

Voorzitter. Wij verzoeken u om een heropening van het debat over de wijziging van de Elektriciteitswet 1998. Voordat deze plaatsvindt, willen wij graag van de minister een toelichting op haar verklaring dat wij op basis van de Europese richtlijn een vangnet moeten instellen. Ons heeft informatie bereikt dat dit niet nodig is. Daar willen wij graag eerst opheldering over. Vervolgens kunnen wij het debat heropenen, of tot stemming overgaan.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Economische Zaken.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Pechtold.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Vorige week heeft GroenLinks naar aanleiding van het weblog, getiteld "Geheugen", van collega Kamp, oud-minister, schriftelijke vragen gesteld over de opmerking daarin dat de missie in Uruzgan twee jaar zou duren. Voor mij was dit ook de vaststelling van een feit, maar daar is de laatste tijd discussie over. De heer Kamp schrijft dat dit toentertijd schriftelijk is vastgelegd. In aanvulling op de schriftelijke vragen vind ik dat wij, omdat wij anders weken moeten wachten, deze week van het kabinet een brief mogen verwachten, waarin de vragen zijn beantwoord en waarin wat ruimer op de thematiek wordt ingegaan; dit alles om het debat te bespoedigen. Die brief kan wat mij betreft worden opgesteld door de minister-president, de ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie en de minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Die vier bewindslieden kunnen daar wel zinnige dingen over schrijven.

De heer Van Baalen (VVD):

Ik heb een vraag aan de heer Pechtold. Zowel de artikel 100-brief van 22 december 2005 als de persverklaring van de heer Kamp geeft aan dat er een verplichting lag voor twee jaar. Die verplichting loopt af op 1 augustus 2008.

De voorzitter:

Het is misschien een misverstand, maar wij gaan nu niet in op de inhoud.

De heer Van Baalen (VVD):

Ik wil graag de volgende vraag stellen: waar zit de onduidelijkheid in?

De heer Pechtold (D66):

Ik heb de afgelopen tijd vaak gehoord dat die afspraak niet helder zou zijn. Deze onduidelijkheid is gecreëerd. Zij was er niet in het debat toen wij aan de missie begonnen. Met behulp van die brief wil ik opheldering krijgen. Ik wil zien welke afspraken toen zijn gemaakt. De heer Van Baalen heeft gelijk: de afspraken gelden voor twee jaar en daarna ligt het in principe open. Men mag echter niet met het argument komen dat de afspraak niet helder was.

Mevrouw Van Gennip (CDA):

Voorzitter. Wij bevinden ons nu in de notificatieprocedure. Het kabinet is bezig, een standpunt in te nemen. Daarna is de Tweede Kamer aan zet. Vindt de heer Pechtold het niet voorbarig om op deze manier de discussie alvast te openen, voordat er een kabinetsstandpunt is?

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de vraag van de CDA-fractie. Ook mijn fractie vindt dat dit heel goed binnen die artikel 100-brief aan de orde kan komen. Tevens is dit punt in schriftelijke vragen aan de orde gesteld. Mijn fractie heeft er dus geen behoefte aan om daarover nog van een aantal ministers een aparte brief te ontvangen.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Voorzitter. De GroenLinks-fractie steunt het verzoek van de heer Pechtold. Het overlapt voor een groot deel de schriftelijke vragen die wij hebben gesteld, maar het is van politiek belang wanneer een oud-minister een uitspraak doet over de missie. Wij stellen prijs op beantwoording binnen een week. Dat wil zeggen vóór de algemene politieke beschouwingen, dus vóór de regeling van werkzaamheden van volgende week dinsdag.

De heer Van Dam (PvdA):

Voorzitter. Ik steun het verzoek van de heer Pechtold. Het lijkt mij heel belangrijk dat die informatie op tafel komt, zodat iedereen tijdens het debat over de eventuele verlenging van de missie weet wat de afspraken uit het verleden zijn.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. De SP-fractie steunt het verzoek van de D66-fractie.

De heer Van Baalen (VVD):

Voorzitter. Als het de D66-fractie helpt, heb ik geen probleem met de gevraagde brief en steun ik het verzoek.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. De fractie van de ChristenUnie wil de notificatiebrief van het kabinet afwachten. Daar zal alle relevante informatie in staan. Daarna kunnen wij netjes het debat voeren.

De heer Pechtold (D66):

Ik veronderstel dat mevrouw Peters van de GroenLinks-fractie evenals ik blij is met de steun voor het verzoek om snel duidelijkheid te krijgen. De CDA-fractie heeft gevraagd waarom dat nu nodig is. Volgens mij wordt elke dag gesproken over de eventuele wenselijkheid van verlenging van de missie, dus ik ben van mening dat dit argument niet geldt. Het is vooral van belang, ons verleden goed op orde te hebben om nu een goed besluit voor de toekomst te kunnen nemen. Vooral omdat hierin het verschil tot uiting komt of dit een NAVO-verantwoordelijkheid of een Nederlandse verantwoordelijkheid is. Ik meen dat dit een van de essentiële punten is die in deze brief verduidelijkt kunnen worden.

De voorzitter:

Ik stel vast dat er steun is voor het verzoek om de brief. Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Brinkman.

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. Vorige week stond in het Brabants Dagblad: "Provincie kocht personeel af". Niet-functionerend personeel is niet conform de regelingen afgekocht. Ik verzoek de minister om een brief hierover en zal daarna mogelijk om een debat vragen.

De voorzitter:

Ik heb de mondelinge vragen van de heer Brinkman over dit onderwerp niet toegestaan, omdat de minister van Binnenlandse Zaken niet over dit onderwerp gaat. Dat geef ik de leden in de afweging mee.

De heer Heijnen (PvdA):

Voorzitter, u heeft gelijk. De provincie Noord-Brabant gaat, zoals iedere provincie, over haar eigen functioneren. Niettemin val ik de heer Brinkman bij. Er is niets tegen om aan de minister te vragen, een brief te schrijven over de bevindingen van de provincie Noord-Brabant ter zake.

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter. Het lijkt mij dat in deze zaak de staten van Noord-Brabant het voortouw hebben, zowel bij het boven tafel halen van feiten als bij de beoordeling van hetgeen is gebeurd. Als dat allemaal achter de rug is, kan het best nuttig zijn dat wij ook van de minister haar mening daarover horen. Ik wil graag die volgorde aanhouden.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Ik ben er nog lang niet van overtuigd dat er een einde is gemaakt aan deze wanpraktijk in Noord-Brabant. Dat wil ik van de minister weten. Ik wil weten of dit in andere provincies ook speelt. Ik steun het verzoek om een brief van harte. Mijn fractie zal vervolgens bezien of er aanleiding is voor een overleg.

Mevrouw Spies (CDA):

Voorzitter. De CDA-fractie heeft geen enkele behoefte aan een brief. De staten van Noord-Brabant zijn een rechtstreeks gekozen volksvertegenwoordiging. Zij zijn zelf primair in staat om de zaken aan de orde te stellen die aan de orde gesteld moeten worden. Zij zullen dat naar mijn stellige overtuiging ook doen. Laten wij ons in deze Kamer beperken tot de onderwerpen waarover wij gaan.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Mij is verzocht om de stemmingen over het wetsvoorstel Wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de implementatie van de richtlijn nr. 2004/35/EG (30920) uit te stellen, omdat er zojuist een amendement is ingediend. Ik stel voor, dat verzoek in te willigen. De stemmingen hierover zullen volgende week donderdag plaatsvinden, omdat volgende week dinsdag in verband met Prinsjesdag niet wordt gestemd.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven