Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Regeling tot wijziging van het overgangsrecht inzake toelating, het op de markt brengen en het gebruik van gewasbeschermings­middelen en biociden (Aanpassing overgangsrecht Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden) (31067).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Voorzitter. Op 4 mei oordeelde het College van beroep voor het bedrijfsleven dat de toelating van bestrijdingsmiddelen op grond van artikel 25d Bestrijdingsmiddelenwet en de vrijstellingsregeling van artikel 16 van deze wet in strijd is met het Europese recht. Zeker gezien deze aanleiding is de PvdA-fractie van mening dat de wijziging van het overgangsrecht inzake toelating, het op de markt brengen en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en biociden met zekerheid moet leiden tot een wet die wel gaat voldoen aan de Gewasbeschermingsmiddelenrichtlijn en Biocidenrichtlijn. Het moet nu gewoon goed gebeuren.

Het doel van deze wet is in de ogen van de PvdA-fractie uiteindelijk het beschermen van mens, dier en milieu. In de voorliggende wetswijziging is nog onduidelijk of wordt voldaan aan de vereisten uit de Biocidenrichtlijn. Van belang hierbij is dat het Europese Hof in de arresten in deze zaken ondergrenzen stelt aan inhoudelijke beoordeling en gegevensverstrekking. Dat was de onderliggende lijn bij de uitspraak van het Europese Hof. Het Europese Hof is er duidelijk over dat criteria dwingend moeten worden opgelegd in wettelijke regels. Het kabinet kiest er in de voorliggende wetswijziging voor om de criteria vast te leggen in een AMvB en niet in de wet zelf. Het zal van deze AMvB afhangen of wij positief staan tegenover deze overgang. De PvdA-fractie heeft tegen die achtergrond een amendement ingediend om een nahang te vragen. Naar het oordeel van de PvdA-fractie moeten er in de AMvB kenbare en duidelijke criteria staan. Die moeten gaan over de te verstrekken gegevens, de toelatingscriteria en de beoordelingsmethode. Ik spreek hier verder de verwachting uit dat in de AMvB de volledigheidseis voor de dossiers wordt overgenomen, omdat het Europese Hof eerder heeft bepaald dat de beoordeling naar behoren moet gebeuren. Kan de minister ingaan op de mogelijk incomplete dossiers? Hoe moeten wij daar in het kader van de quick scan mee omgaan? Hoe kunnen wij de zaak op orde brengen?

De criteria waaraan getoetst moet worden, moeten eenduidig zijn. De minister laat in de wet het oordeel nog aan de deskundigheidscommissie, het College Toelating Bestrijdingsmiddelen. De middelen moeten worden beoordeeld op effecten voor mens, dier en milieu. Dat zal ook gelden voor de risico's voor de mensen die deze middelen toepassen. Betrekt de minister deze beoordeling ook bij de toelatingscriteria? Uiteindelijk zien wij graag een voor iedereen duidelijke AMvB, waarin helder is op welke manier er wordt getoetst. Dat is goed voor de ontwikkelaars, de producenten, de handelaren en de gebruikers. Bedoeling van het amendement is niet om de wetgevingsvoortgang te vertragen, maar om de Kamer bij dit traject te betrekken. Wij zien graag dat de AMvB in het traject wordt meegenomen, zodat de zaak op 1 september de Tweede Kamer en Eerste Kamer kan passeren. Dan kan de zaak eind oktober worden afgerond.

De heer Mastwijk (CDA):

Voorzitter. Wij hebben vandaag een kort debat over een nog jonge wet, waarmee de Kamer erg blij was, maar die klaarblijkelijk nu al onderhoud nodig heeft. Het probleem was kort gezegd, dat het denkbaar zou kunnen zijn dat bij de toelating van middelen geen of onvoldoende rekening is gehouden met de gezondheid van mens en dier en met het milieu. Als gevolg hiervan stond de legaliteit van meer dan 800 middelen op de tocht; middelen ingezet in veel sectoren. De agrarische sector, de scheepsbouw, maar ook de zorgsector zouden in de problemen kunnen komen. Zelfs de bestrijding van huisstofmijt en ander ongedierte in de woning zou in het gedrang kunnen komen. De minister heeft het dreigende gevaar snel en vakkundig onderkend en opgepakt. Hulde daarvoor. De CDA-fractie stemt graag in met deze wetswijziging, zodat het gehele pakket op 1 oktober aanstaande in werking kan treden.

De fractie van het CDA is ervan overtuigd dat het CTB altijd rekening houdt met de belangen van gezondheid van mens en dier en met het milieu. Of het nu in de wet staat of niet, het CTB doet dat. Desalniettemin moet die borg in de regelgeving er wel zijn, zo vindt ook de CDA-fractie. Daarover mag geen misverstand bestaan.

Het is in het belang van de betrokken sectoren dat ze op een verstandige manier met middelen omgaan, dat bijvoorbeeld in de agrarische sector wordt gedaan aan geïntegreerde gewasbescherming. Dat gaat elk jaar beter, hetgeen ook blijkt uit het feit dat steeds minder schadelijke stoffen worden aangetroffen in bijvoorbeeld het oppervlaktewater. Zo wordt zichtbaar dat die sector er echt werk van maakt om zo gezond en milieuvriendelijk mogelijk te werken. Ik vind dat dit hier in deze zaal ook wel eens mag worden gezegd.

Het gaat, zoals gezegd, om ruim 800 middelen, een heel breed scala en verschillende werkingen. Het ene middel zou in theorie althans, best eens van meer of minder invloed kunnen zijn op gezondheid en/of milieu. Voor 1 oktober aanstaande moet een herbeoordeling hebben plaatsgevonden. Lukt dat allemaal voor die tijd? Leidt dit niet tot stagnatie bij de reguliere toelatingsaanvragen? De industrie en de sector zijn immers druk bezig om middelen op de markt te krijgen die de milieubelasting verder reduceren en de geïntegreerde gewasbescherming optimaliseren. Kan de Kamer ervan uitgaan dat na 1 oktober absoluut vaststaat dat bij de beoordeling voldoende rekening is gehouden met de belangen van de gezondheid van mens en dier en met het milieu?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Voorzitter. De aanpassing is belangrijk, zoals wij net al hebben gehoord, omdat uitspraken van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 4 mei jongstleden inzake de herprioritering van gewasbeschermingsmiddelen nogal de nodige commotie hebben veroorzaakt. Daarnaast had ook het CBP uitspraken gedaan inzake de vrijstellingsregelingen. Dat soort zaken moeten wij niet weer hebben. De minister heeft die zaak adequaat opgepakt. Vandaar het onderhavige wetsvoorstel waar de VVD-fractie volmondig kan instemmen.

Voor ons staat voorop dat de beschikbaarheid van een effectief pakket aan gewasbeschermingsmiddelen van essentieel belang is. Daaraan kan niet af en toe afbreuk worden gedaan. Daarom is het zeer belangrijk dat er straks als de invulling is gerealiseerd, mede door middel van de AMvB, een goede wet ligt, waarbij niet weer allerlei incidenten kunnen gebeuren. De vraag is dan ook of de minister ervan overtuigd is dat dat gerealiseerd gaat worden. Wij gaan daarvan uit. Vandaar dat wij positief zijn. De CDA-fractie heeft al gevraagd of het allemaal lukt voor 1 oktober. Voor ons is cruciaal dat zowel de wet als de toelating van de middelen per 1 oktober 2007 is gerealiseerd.

Wat ons betreft, had het amendement van de Partij van de Arbeidfractie niet gehoeven. Het geeft wel democratische transparantie als wij de AMvB nog eens voorgelegd krijgen. Maar dat mag volgens ons absoluut niet leiden tot vertraging van de wetbehandeling: 1 oktober moet 1 oktober blijven. Vandaar dat voor ons cruciaal is het antwoord op onze vraag aan de minister of zij kans ziet om invulling te geven aan het in dit amendement gevraagde en of zij kan garanderen dat het hele traject voor 1 oktober is afgehandeld.

Minister Verburg:

Mevrouw de voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng. Het wetsvoorstel Aanpassing overgangsrecht Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden is belangrijk, want het heeft gevolgen voor producenten en consumenten en dus eigenlijk voor iedereen. In de nota naar aanleiding van het verslag is ingegaan op de aard van de uitspraak van het College van Beroep en is uiteengezet wat Europa van ons vraagt en wat het Europese Hof heeft uitgesproken. Vandaag zijn wij in de afrondende en besluitvormende fase beland, maar wij zijn er nog niet helemaal. Ik wil nu zonder een lange inleiding ingaan op de vragen van de leden.

Mevrouw Jacobi heeft gevraagd welke belangrijke maatregelen en waarborgen in de wet en in de algemene maatregel van bestuur zijn opgenomen en wat er in de ministeriële regeling staat. Dit zou een geheel moeten zijn dat werkbaar is in de praktijk en helder is voor iedereen. In de wet is het criterium opgenomen dat naar behoren rekening moet worden gehouden met de effecten die een gewasbeschermingsmiddel onderscheidenlijk een biocide, kan hebben op de gezondheid van mens en dier alsmede op het milieu en dat moet worden beoordeeld of deze effecten niet onaanvaardbaar zijn. Met andere woorden: de effecten op zowel de gezondheid van mens en dier als op het milieu moeten aanvaardbaar zijn.

Het College Toelating Bestrijdingsmiddelen toetst dit aan het dossier. Het college is onafhankelijk en beschikt over de vereiste deskundigheid. Het dossier moet de informatie bevatten om die toets te kunnen uitvoeren; het moet tenminste de gegevens bevatten die vereist waren. De vereisten voor gewasbeschermingsmiddelen zijn op 19 augustus 1993 gepubliceerd en de vereisten voor biociden op 15 mei 1998. Het deskundigenoordeel van het college is een kapstok voor de volledige beoordeling van middelen met werkzame stoffen met een hoog risicoprofiel.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Ik denk dat er een misverstand is ontstaan. Ik heb niet gevraagd wat er in de wet staat, want dat kan ik zo opzoeken. Ik heb erop gewezen dat de harde criteria niet in de wet worden opgenomen, maar in de algemene maatregel van bestuur. Wij kunnen nu niet beoordelen in hoeverre er sprake is van heldere, eenduidige criteria, omdat de algemene maatregel van bestuur nog niet beschikbaar is. Het amendement is in feite een aanvulling hierop en ik heb gevraagd of de minister daarin kan meegaan.

Minister Verburg:

Ik had het iets breder gezien, maar ik zal nu ingaan op de algemene maatregel van bestuur en in dit kader ook op het amendement. De inhoud van de algemene maatregel van bestuur is in de memorie van toelichting verwoord en in de nota naar aanleiding van het verslag is nog eens aangegeven wat er in de algemene maatregel van bestuur wordt geregeld. Dit zijn alle gegevens waarover het College Toelating Bestrijdingsmiddelen beschikt over het middel en de stof, de risicoprofielen van werkzame stoffen, de toepassingsgebieden, de gebruiksvoorschriften, het juiste gebruik van biociden en goede agrarische praktijken. Dit betreft openbare wetenschappelijke informatie.

Het College Toelating Bestrijdingsmiddelen beoordeelt de meest kritische toepassing voor ieder onderscheidend effect op mens, dier en milieu vanuit het worst case scenario, dus het slechtst mogelijke scenario. Het gaat daarbij niet om de vraag of risico's aanvaardbaar zijn; de schadelijkheid in de slechtste situaties wordt beoordeeld. Valt de meest kritische toepassing weg, dan volgt een minder kritische toepassing, totdat er geen toepassing overblijft en dan vervalt de toelating. Verder is het de kapstok voor de volledige beoordeling van de middelen met de werkzame stoffen met een hoog profiel. In de ministeriële regeling is sprake van de volledige beoordeling van middelen met werkzame stoffen met een hoog risicoprofiel aan de hand van de handleiding voor de toelating van bestrijdingsmiddelen uit 2006. Mevrouw Jacobi heeft hiermee een overzicht van wat er in de wet staat, wat er in de AMvB staat en wat in de ministeriële regeling zou komen. Dit is een compacte set, waarmee vanaf 1 oktober 2007 kan worden gewerkt.

Mevrouw Jacobi diende een amendement in en vroeg of de AMvB, die op dit moment in behandeling is bij de Raad van State, kan worden nagehangen. Voorhangen is niet meer mogelijk, omdat deze al bij de Raad van State ligt. Ik begrijp haar verzoek. Ik kan me voorstellen dat de Kamer hier nog een blik op wil werpen, omdat dit een belangrijk dossier betreft voor mens, dier en milieu. Ik zeg hierbij toe, onder herhaling van wat zij zelf zei, dat ik bereid ben om na ontvangst van het advies van de Raad van State eventuele aanpassingen in de AMvB aan de Kamer te zenden, zonder de ingangsdatum van de wet van 1 oktober daardoor te vertragen. De Kamer zal dit zeer waarschijnlijk voor 1 september ontvangen. Daarna kan zij haar eigen oordeel vellen. Maar nogmaals, ik spreek hierbij graag met de Kamer af dat een eventuele behandeling niet zal leiden tot een vertraging van de invoering van de wet.

De heer Mastwijk vroeg of de herbeoordeling, het hele traject dat het College Toelating Bestrijdingsmiddelen nu doorloopt, gaat lukken voor 1 oktober. Ik heb geen reden om aan te nemen dat dit niet het geval zal zijn. De heer Tommel, voorzitter van het college, heeft mij daar laatst nog over geïnformeerd: alle verloven zijn ingetrokken, er is extra capaciteit ingehuurd bij het RIVM en alles is gericht op een afronding voor 1 oktober. Mijn antwoord is dus: ja, de herbeoordeling gaat lukken vóór 1 oktober. Mevrouw Snijder stelde ongeveer dezelfde vraag, benadrukte het belang van de herbeoordeling en zei dat dit niet mocht leiden tot een vertraging van de invoering van de wet.

De heer Mastwijk (CDA):

Voorzitter. Toen ik het had over de capaciteit van het CTB, raakte ik ook aan de pogingen om in Europa, en in Nederland, in versneld tempo middelen op de markt te krijgen die nog beter zijn voor mens, dier en milieu dan gebruikelijk. Ik vind dat de reguliere toelatingsprocedures door deze inhaalslag van het CTB niet in het gedrang mogen komen.

Minister Verburg:

Daarvoor heb ik geen enkele aanwijzing. Ik zal erop toezien dat het goede niet de vijand wordt van het betere.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Voorzitter. Mijn eerste vraag ging over de volledigheid van de dossiers. Heeft de minister daar een beeld van? En zo niet, hoe gaat ze daarmee om? Ten tweede vroeg ik of er in de wetgeving ook aandacht is voor de mensen die de middelen toepassen

Minister Verburg:

Beide zaken horen bij de beoordeling. Ik heb gezegd dat hier de zwaarst mogelijke beoordeling op wordt gezet om de risico's tot het absolute minimum te beperken. Het College Toelating Bestrijdingsmiddelen spreekt verder met de Arbeidsinspectie over de toepassing en de risico's die daarmee gepaard gaan. Deze gesprekken zijn bedoeld voor het voorbereidende en het beoordelende stadium.

De heer Mastwijk (CDA):

Mevrouw Jacobi heeft een amendement ingediend. Uit de reactie van de minister maak ik op dat zij goed met dit amendement kan leven. Voor de besluitvorming in mijn fractie hoor ik graag van mevrouw Jacobi of wij morgenavond nog over haar amendement gaan stemmen. Overigens staat de CDA-fractie positief tegenover dit amendement.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Ik heb overwogen om mijn amendement in te trekken, maar ik doe dat niet, ook al heeft de minister haar steun voor dit amendement uitgesproken.

Minister Verburg:

Voorzitter. Uiteraard is de beslissing hierover aan mevrouw Jacobi, maar ik kom wel volledig tegemoet aan de inhoud van het amendement. Als u mijn oordeel over het amendement zou vragen, zou ik u zeggen dat het echt overbodig is. Ik heb namelijk al toegezegd wat in het amendement wordt geregeld. Het zou dan ook mijn verzoek aan mevrouw Jacobi zijn om haar amendement in te trekken.

De voorzitter:

Er is natuurlijk een verschil tussen een motie en een amendement. Een motie kunt u overnemen, maar een amendement is een aanvulling op het wetsvoorstel.

Minister Verburg:

Dat weet ik. Blijft staan dat ik heb toegezegd wat mevrouw Jacobi in het amendement vraagt. Mijn toezegging is straks ook gewoon terug te lezen in de Handelingen van vandaag.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Ik interpreteer uw woorden zo dat u mijn amendement ziet als een welkome aanvulling.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor om morgenavond over het wetsvoorstel te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 14.05 uur tot 14.30 uur geschorst.

Naar boven