Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Regels inzake de aanspraak op een inkomensafhankelijke financiële bijdrage in de kosten van kinderen (Wet op het kindgebonden budget) (30912).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Ik constateer dat er nog geen sprekers beschikbaar zijn, dus ik schors de vergadering maar even.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Zo'n tien jaar geleden speelde mijn fractie al met de gedachte om een kindgebonden budget voor te stellen. Hierbij wil ik speciaal refereren aan oud-Kamerlid Van Dijke, die daar toen als eerste mee kwam. Vandaag is voor mijn fractie dan ook een mooie dag. Ouders krijgen straks een bijdrage per kind. Zo wordt een rechtstreeks verband gelegd tussen de kosten die kinderen met zich brengen en de tegemoetkoming die ouders hiervoor krijgen. Wij realiseren ons dat het niet de exacte invulling is die ons oorspronkelijk voor ogen stond, maar desondanks is dit een hele verbetering ten opzichte van de huidige situatie.

Het is fantastisch dat er ook extra geld voor het kindgebonden budget beschikbaar komt. Ouders hebben naast rust en tijd om hun kinderen op te voeden ook de middelen nodig om dit te kunnen doen. De kosten voor kinderen zijn hoog. De koopkracht van mensen neemt aanzienlijk af wanneer zij kinderen krijgen, terwijl de samenleving er baat bij heeft dat kinderen worden geboren. De overheid moet dan ook ouders willen ondersteunen bij de opvoeding, door hun genoeg tijd te gunnen om voor hun kinderen te zorgen en door hun financiële middelen ter beschikking te stellen.

Omdat er nog onduidelijkheid is over de exacte vormgeving van het kindgebonden budget, willen wij de minister wel een aantal suggesties aan de hand doen. De inkomensafhankelijkheid van het budget houdt voor ons niet alleen in dat boven een bepaald inkomen geen recht meer bestaat op het budget, maar ook dat rekening wordt gehouden met de koopkracht van de minima. Daarnaast is het kindgebonden budget een uitkering per kind. Voor ons betekent dit dat mensen met meer kinderen meer budget moeten krijgen. Wij wachten de uitwerking af, maar ik doe alvast deze suggesties.

Over de uitvoering heeft mijn fractie nog een aantal vragen. De exacte invulling van het kindgebonden budget is nog niet duidelijk. Bij AMvB worden hiervoor nadere regels opgesteld. Mijn fractie pleit ervoor deze essentiële onderdelen gewoon vast te leggen in de wet. Mijn fractie begrijpt overigens niet waarom de hoogte van het bedrag nog openstaat, terwijl al omschreven is welke inkomensgrenzen worden geaccepteerd en welk afbouwpercentage van toepassing is. Waarom laat de minister nu niet alles open en regelen wij straks de hele vormgeving niet ineens, waarna wij dat in de wet vastleggen? Graag hoor ik een reactie van de minister.

Ouders worden straks geconfronteerd met twee instellingen waarvan zij geld krijgen: de SVB voor de kinderbijslag en de Belastingdienst voor het kindgebonden budget. Het is goed dat het kindgebonden budget ambtshalve wordt verstrekt. De Belastingdienst neemt de gegevens over van de SVB. Wel moeten de ouders straks nog controleren of de gegevens correct zijn. Betekent dit dat er toch een administratieve stap nodig is voor de ouders? En zo ja, waarom moeten ouders dan nog gecontroleerd worden? Kan dit niet in één keer worden verwerkt?

Ik wil ook een opmerking maken over de uitvoerende instantie, de Belastingdienst. Het is bekend dat deze dienst grote problemen heeft bij de uitvoering van regelingen. Eerlijk gezegd, maken wij ons een beetje zorgen of dit wel gaat lukken voor het kindgebonden budget. Waarom heeft de minister de Belastingdienst gekozen als uitvoerende instantie? Is hij ervan overtuigd dat de Belastingdienst het kindgebonden budget zonder problemen kan invoeren? Graag hoor ik hierop een reactie.

Tot slot hoor ik nog graag een reactie op de toenemende complexiteit van het stelsel. De geldstromen voor kinderen zijn een grote wirwar aan het worden. Ik probeer een kort overzichtje te geven, zonder uitputtend te willen zijn. De ouders krijgen kinderbijslag, straks het kindgebonden budget, de kinderopvangtoeslag, de ouderschapsverlofkorting als de ouder meedoet aan de levensloopregeling, de combinatiekorting, de aanvullende combinatiekorting, de alleenstaande-ouderkorting en de aanvullende alleenstaande-ouderkorting. Daar komt straks nog de nieuwe combinatiekorting bij. Dit alles via de Belastingdienst.

Achter deze opsomming gaat een indrukwekkende financiële administratie schuil. Ouders moeten van goeden huize komen om daar nog een weg in te vinden. Mijn fractie vindt het eigenlijk van de gekke dat deze regelingen allemaal apart van elkaar bestaan en apart aangevraagd moeten worden. Het kabinet wil de administratieve lasten verlichten, maar dat doe je niet met zoveel regelingen. Ook werkt de complexiteit van de regelingen het niet-gebruik in de hand. Ouders vergeten een tegemoetkoming aan te vragen of maken daar fouten bij. Ik vraag de minister dan ook of hij een onderzoek wil starten naar de integrale aanvraag van kindgerelateerde regelingen of, nog liever, ambtshalve toekenning van deze regelingen wil organiseren, met als doel het voor de ouders eenvoudiger te maken om een tegemoetkoming in de kosten van de kinderen te krijgen. Ik hoor graag wat de minister hiervan vindt.

Mevrouw Langkamp (SP):

U geeft een hele opsomming van allerlei regelingen met betrekking tot gezinnen met kinderen. Hoe ziet u de kinderbijslag in dit kader? Bent u niet van mening dat die regeling erbij betrokken moet worden, opdat er één regeling komt voor mensen met kinderen?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Het verschil is dat de kinderbijslag een inkomensonafhankelijke regeling is, zodat er een vast bedrag wordt uitgekeerd voor kinderen. Dat zien wij los van de andere toeslagen.

Mevrouw Langkamp (SP):

Dat klopt, maar ik begrijp niet waarom de kinderbijslag niet net als alle andere regelingen inkomensafhankelijk wordt. De mensen met de hoogste inkomens hebben dat geld eigenlijk niet nodig. Op die manier kunnen wij heel eenvoudig één regeling maken, die heel overzichtelijk is voor de ouders. Kunt u nog een keer uitleggen waarom de kinderbijslag er niet bij betrokken moet worden?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dan moeten wij teruggaan naar de geschiedenis van de kinderbijslag, die is ontstaan als een vergoeding voor het krijgen van kinderen. Omdat wij dat als samenleving belangrijk vinden, hebben wij met elkaar vastgesteld dat iedereen ongeacht het inkomen een bepaald vast bedrag per kind krijgt. Er wordt nu een kindgebonden budget geregeld, maar wij pleiten ervoor om de kinderbijslag in stand te houden zoals hij is.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik neem aan dat u bekend bent met het coalitieakkoord en dat u zich ervan bewust bent dat uw vraag daarmee enigszins op gespannen voet staat. Wij hebben heel nadrukkelijk afgesproken dat de toeslag voor de kinderopvang apart daarvoor bestemd blijft en dat daarvoor middelen gereserveerd zijn. Ik weet niet welk balletje u probeert op te gooien, maar ik vraag u om aan die afspraak te voldoen. Dat zou betekenen dat er geen onderzoek hoeft te komen naar de kinderopvangtoeslag.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik ben mij bewust van wat in het coalitieakkoord is afgesproken. Wij zijn grote voorstanders van deze wet, ook al hebben wij in het verleden een andere regeling voorgestaan. Ik heb een opsomming gegeven van alle regelingen die er zijn. Ik vraag niet om de situatie te wijzigen, maar om in het belang van de ouders die een grote hoeveelheid aanvraagformulieren moeten invullen en daarbij mogelijk fouten of missers kunnen maken, te bekijken of dat niet eenvoudiger kan, ook in het kader van de lastenverlichting et cetera.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Laten wij geen naïef spel met elkaar spelen. Uw partij hecht op allerlei momenten aan handhaving van het coalitieakkoord. Het is niemand ontgaan dat er een heftige discussie is geweest tussen uw en mijn partij over uw aanvankelijke voorstellen over deze toeslag. Ik zal er in mijn termijn op ingaan dat wij nadrukkelijk hebben afgesproken om deze twee naast elkaar te laten bestaan. Ik vraag u om u aan de afspraken te houden en de kinderopvangtoeslag er verder buiten te laten.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dat mag u vragen. Ik heb gevraagd of het mogelijk is om tot zo'n onderzoek te komen en ik wacht de reactie van de minister af. Ik zeg nogmaals dat wij dit wetsvoorstel van harte ondersteunen.

Mevrouw Sterk (CDA):

Ik hoor graag de garantie van de heer Voordewind dat dit onderzoek er niet toe kan leiden dat de kinderopvangtoeslag uiteindelijk in het kindgebonden budget komt. Ik denk dat mevrouw Hamer dat ook bedoelde. Als u zegt dat dit niet uw intentie is en dat u uw handtekening onder dat akkoord hebt gezet, is dat misverstand de wereld uit.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Het gaat ons om een onderzoek naar het voor de ouders vereenvoudigen van de aanvraag. Wij trekken daarbij een vergelijking met de aanvraag voor kinderbijslag via de SVB. Wij vragen niet om het ontwikkelen van een nieuw systeem. Dat debat hebben wij gevoerd.

De heer Dibi (GroenLinks):

Het lijkt erop dat de heer Voordewind de kinderopvangtoeslag via een omweg wil integreren in het kindgebonden budget. Dat is mijns inziens onwenselijk en in tegenspraak met het coalitieakkoord.

Er zijn op dit moment allerlei regelingen, zoals de kinderbijslag, de kinderkorting, de aanvullende kinderkorting, combinatiekortingen en de heffingskorting voor de thuiszittende partner, door mijn politiek leider wel de aanrechtsubsidie genoemd. Waarom presenteren wij hier vandaag niet één geïntegreerde tegemoetkoming in de kosten van kinderen? Al is de kinderbijslag niet-inkomensafhankelijk, het is een tegemoetkoming in de kosten, net als het kindgebonden budget. De kinderbijslag betreft dezelfde doelgroep.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik begrijp dat hierover in de Kamer een lange discussie is gevoerd. Wij zijn blij dat wij nu de kinderkorting omzetten in het kindgebonden budget. Wij zien daarin een versterking van de gezinnen en een tegemoetkoming in de kosten die verband houden met kinderen. Ik tel mijn zegeningen en heb nu nog een andere vraag uitstaan bij de minister.

De heer Van der Vlies (SGP):

De kinderopvangtoeslag is een groot offer geweest, denk ik, want ik herinner mij heel goed dat die in de perspectieven van de ChristenUnie een rol speelde. Ik vraag de heer Voordewind niet al te braaf te zijn en zich niet in de armen van de coalitie te vleien. Hij kan toch vragen stellen over de toekomst? VoordewindHij is het toch wel met mij eens dat het perspectief op een echt kindgebonden budget moet blijven bestaan?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Wij hebben natuurlijk heel goed naar de toekomst gekeken toen wij de coalitiebesprekingen voerden. Ik moet toegeven dat wij die slag niet hebben binnengehaald, maar wij tellen onze zegeningen en zijn blij dat er een kindgebonden budget komt. Er wordt 450 mln. extra voor gereserveerd. Gezinnen met meer kinderen gaan er daardoor op vooruit. Ons pleidooi is om zo mogelijk tot een vast bedrag te komen. Je kunt niet alles binnenhalen, maar dit geld hebben wij in ieder geval als kindgebonden budget binnengehaald. U weet ook dat wij ons ervoor hebben ingespannen de overdraagbaarheid te handhaven van de algemene heffingskorting voor kinderen tot en met zes jaar. Die is wel in het regeerakkoord opgenomen. U weet ook dat wij de vrijstelling van de sollicitatieplicht voor alleenstaande moeders met kinderen tot vijf jaar hebben binnengehaald. U weet ook dat er een tegemoetkoming is binnengehaald voor kostwinnersgezinnen met pleegkinderen, chronisch zieke en gehandicapte kinderen. Ik vraag u dan ook, mijnheer Van der Vlies, om bij dit regeerakkoord uw zegeningen te tellen.

De heer Blok (VVD):

Zoals de heer Voordewind terecht aangeeft, komt dit uit de koker van de ChristenUnie. Hij is niet ingegaan op de exporteerbaarheid van het kindgebonden budget. Ik ben benieuwd of dat ook de bedoeling van de ChristenUnie was toen men dit bedacht.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik heb uw amendement gezien, mijnheer Blok. Wij bekijken of dat juridisch haalbaar is. Ik wacht de eerste termijn van de minister af om te horen of het uitvoerbaar is. Mocht dat het geval zijn, dan zullen wij welwillend naar uw amendement kijken. Ik begrijp dat de kinderkorting niet exporteerbaar was en dat exporteerbaarheid nu wel wordt voorgesteld.

De heer Bosma (PVV):

Voorzitter. De overheid kan vrouwen behulpzaam zijn bij emancipatie. Dat is belangrijk omdat er geen tekenen zijn dat de economie het rustiger aan gaat doen. Sterker nog, De Nederlandsche Bank verwacht dat de economie tot 2009 met 2 tot zelfs 3% zal groeien. Wij hebben dus iedereen nodig. Wie daaraan twijfelt, moet maar even een ommetje maken in de buurt van dit eerbiedwaardige gebouw. In veel etalages hangen bordjes met de tekst "collega's gezocht". Dezelfde tekst zie je op auto's staan. Het is dus zaak, ervoor te zorgen dat niemand aan de kant blijft staan.

De kindertoeslag komt uit de nalatenschap van staatssecretaris Joop Wijn. Hij voerde daarmee een motie uit van deze Kamer. Aanvankelijk weigerde hij dat te doen, omdat naar zijn mening de Belastingdienst niet in staat was de toeslag uit te voeren. Dat sloeg op het jaar 2006. Hij voegde daaraan toe dat het in 2008 wél moet kunnen. De Belastingdienst heeft echter op tal van fronten te maken met achterstanden. Daarover vond gisteravond nog een spoeddebat plaats in deze zaal; de microfoon is er bij wijze spreken nog warm van. De staatssecretaris van Financiën was er ook bij. De kop bij Telegraaf.nl luidde: "janboel bij UWV en fiscus", terwijl Elsevier.nl repte van "chaos bij de fiscus". Kan de staatssecretaris garanderen dat de capaciteitsproblemen nu zijn opgelost? Is de uitvoering gegarandeerd of wachten ons dezelfde problemen die gisteravond ter sprake kwamen? Dat zou onaanvaardbaar zijn, want het zou schade berokkenen aan miljoenen mensen. Is ook de SVB op orde? Deze bank fungeert immers als verbindingsorgaan.

Actal had sterke bezwaren tegen het oorspronkelijke wetsvoorstel. De minister zegt dat alle aanbevelingen van Actal zijn opgevolgd. Is dat werkelijk het geval? Nederland zit niet te wachten op weer een bureaucratische nachtmerrie. Is het formulier straks eenvoudig in te vullen?

De kindertoeslag levert een bedrag op per gezin. Dit in tegenstelling tot de kinderbijslag die per kind wordt toegekend. Het wetenschappelijk bureau van het CDA presenteerde een aantal weken geleden een plan om de kindertoeslag ook te laten gelden voor het tweede kind. De ChristenUnie zit ook op die lijn. Het debat moet nog worden afgerond en het CDA pleit nu al voor uitbreiding! Het wetenschappelijk bureau van het CDA is een machtig orgaan binnen die partij en ik ben benieuwd wat de minister van dit plan vindt.

Voorzitter: Wilders

De heer Bosma (PVV):

Voorzitter. Mijn fractie is weinig enthousiast over de kindertoeslag. Dat heeft te maken met de drempel die deze regeling kent. Ik kan het geen armoedeval noemen, want die drempel is er pas bij € 28.000. Het is echter wel een "werkval" of een "herintredersval".

Mevrouw Sterk (CDA):

Wij spreken nu toch over het kindgebonden budget en niet over de kindertoeslag?

De heer Bosma (PVV):

De kindertoeslag maakt onderdeel uit van het kindgebonden budget.

Mevrouw Sterk (CDA):

Dan voer ik kennelijk een debat over een ander onderwerp. Volgens mij hebben wij het gewoon over het kindgebonden budget. Dat is een andere naam voor hetgeen indertijd "kindertoeslag" heette. Dat is dan helder. Ik was namelijk wat in verwarring.

De heer Bosma (PVV):

Ik had het dus over een "werkval" of een "herintredersval". Naarmate een vrouw meer gaat werken, moet een groter deel van de toeslag weer worden ingeleverd. Dat kan een aanmoediging zijn om het wat rustiger aan te doen, bijvoorbeeld om niet 5 maar 4 dagen te werken. Maar wij hebben die vrouwen de komende jaren hard nodig, vooral in beroepsgroepen waarin vrouwen actief zijn, zoals de zorg en het onderwijs. Daar gelden enorme achterstanden.

Mijn fractie heeft principiële bezwaren tegen de export van uitkeringen. Dit wetsvoorstel leidt ertoe dat er weer veel geld over de grens gaat. In totaal een bedrag van 7 mln. Daarnaast kost het hele exportcircus ook nog eens een enorm bedrag. In totaal kost de uitvoering 4,5 mln. en volgens de paperassen gaat dit vooral in de export zitten, dus in verscheping naar het buitenland. Ik weet het exacte bedrag niet, maar het gaat om veel geld. Het is een leuke nieuwe klus voor de Belastingdienst, maar moet dit zo veel geld kosten? Het is echt een wanverhouding, een prachtige illustratie van de exorbitante overhead die er kennelijk moet zijn om de overheid in beweging te brengen: meer dan de helft van het eigenlijke bedrag is nodig voor de verwerking. Ik snap hier niets van. Wat doet de overheid met dat geld? Worden de muntjes stuk voor stuk opgepoetst voordat ze worden uitgevoerd, vliegt elk bankbiljet business class? Graag een toelichting.

Het is een vreemde zaak, Nederlands belastinggeld verschepen over de grens, wat ook nog eens miljoenen euro's kost. Maar veel principiëler: waarom moeten kinderen die in het buitenland wonen, überhaupt door de Nederlandse belastingbetaler worden gefinancierd? Welke morele plicht hebben wij om kinderen in het Rifgebergte of Anatolië te voorzien van een natje of een droogje? Kan de minister uitleggen hoe Nederland daar beter van wordt?

Zeven plus vier, dus bijna 11 mln. kost dit alles. Het is geen goed idee. Bij de kinderkorting bestond de eis nog dat het kind op hetzelfde adres moest wonen, maar bij de toeslag gaat dit vervallen. Waarom is dat?

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Langkamp. Zij zal haar maidenspeech houden. Zoals gebruikelijk, worden er dan geen interrupties toegestaan.

Mevrouw Langkamp (SP):

Voorzitter. Opgroeien in armoede is van invloed op de ontwikkeling van kinderen. Veel kinderen krijgen niet iedere dag vers fruit, verse groenten of zelfs warm eten, zitten niet op een sportclub of muziekles en gaan niet mee op schoolreisje, omdat hun ouders de ouderbijdrage niet kunnen betalen. Op sommige scholen worden zelfs de kleren van arme kinderen gewassen en wordt regelmatig een lunch verzorgd omdat de kinderen geen brood meekrijgen naar school. In ons land groeien inmiddels een half miljoen kinderen op in armoede. Deze kinderen worden aan het begin van hun leven op een achterstand gezet die ze de rest van hun leven waarschijnlijk niet meer inhalen.

Een verhoging van het inkomen van de ouders leidt direct tot een verbetering van de leefomstandigheden en toekomstkansen van deze kinderen. Daarom is het goed dat in 2001 is besloten om ouders extra tegemoet te komen in de kosten van kinderen door middel van de kinderkorting. Maar wat is het geval? Een grote groep van ouders die de kinderkorting het hardst nodig hebben, ontving jarenlang minder of zelfs helemaal geen kinderkorting, terwijl ze daar wel recht op had. Hoe verzin je het? Het gaat hierbij vooral om werkende alleenstaande ouders en eenverdieners met een laag inkomen. Omdat zij te weinig inkomstenbelasting betaalden, konden zij de kinderkorting niet of slechts gedeeltelijk aftrekken. Hierdoor zijn ze de afgelopen jaren een bedrag tot zo'n € 800 per jaar misgelopen, wat neerkomt op bijna € 70 per maand, oftewel zeven pakken luiers. Volgens het Nibud kost één kind minimaal € 200 per maand.

Gelukkig heeft de Kamer keer op keer aan de bel getrokken, met als resultaat het wetsvoorstel dat wij vandaag bespreken. Dit wetsvoorstel repareert deze tekortkoming; beter laat dan nooit. De kinderkorting wordt omgezet in een kindgebonden budget. Vanaf 1 januari 2008 zal de Belastingdienst maandelijks per gezin een inkomensafhankelijk kindgebonden budget uitkeren in de vorm van een voorschot. Een goede zaak: het is goed dat ouders met een laag inkomen nu in aanmerking komen voor deze tegemoetkoming in de kosten van kinderen, het is goed dat ze dit bedrag maandelijks krijgen uitbetaald en het is ook goed dat dit inkomensafhankelijk is, zodat het geld daar terechtkomt waar dit het hardst nodig is.

Over een eerlijke verdeling gesproken: wij hadden het liefst gezien dat alle regelingen inkomensafhankelijk zouden worden. De SP is voor inkomensafhankelijke kinderbijslag. Hiervoor hebben wij jaren geleden al een voorstel gedaan, het voorstel dat ik nu laat zien. Graag ontvang ik een reactie van de minister op dit voorstel.

Wij begrijpen niet dat destijds is gekozen voor een apart instrument naast de kinderbijslag en waarom daar nu aan wordt vastgehouden. De kinderbijslag en het kindgebonden budget zijn regelingen om ouders tegemoet te komen in de kosten van kinderen. Waarom is niet gekozen voor één nieuwe, inkomensafhankelijke regeling? Het bestaan van twee aparte regelingen naast elkaar maakt het er voor de ouders niet overzichtelijker op. Ook de Raad van State ziet geen overtuigende redenen voor een afzonderlijke wettelijke regeling voor het kindgebonden budget. Hoe staat de minister tegenover het idee van de SP om deze twee regelingen te integreren?

Er zitten nog een aantal minder goede kanten aan dit wetsvoorstel. In het voorstel is niets extra's geregeld voor de gezinnen die al die tijd geen of slechts een deel van de kinderkorting ontvingen terwijl zij daar wel recht op hadden. Zij hebben die kinderkorting het hardst van allemaal nodig gehad en zij zijn er in de afgelopen jaren fors op achteruit gegaan, bijvoorbeeld als gevolg van de invoering van het nieuwe ziektekostenstelsel, de hogere huren, de hogere energierekening en noem maar op. Het gaat om ruim honderdduizend gezinnen. Kan de minister aangeven hoeveel deze gezinnen in totaal zijn misgelopen? De SP-fractie vindt dat deze gezinnen gecompenseerd moeten worden. Is de minister hiertoe bereid, bijvoorbeeld door hun eenmalig een extraatje te geven, een kinderbonus?

De minister schrijft in de nota naar aanleiding van het verslag dat het verzilveringsprobleem, minder kinderkorting ontvangen dan waar je recht op hebt, voor een belangrijk deel wordt opgelost. Betekent dit dat sommige gezinnen vanaf 2008 nog steeds niet krijgen waar zij recht op hebben? Ik hoor graag een toelichting op dit punt.

Ouders die tot nu toe kinderkorting krijgen en gezinnen die een zorg-, huur- of kinderopvangtoeslag ontvangen, zullen het kindgebonden budget automatisch in de vorm van een voorschot ontvangen. Naar schatting 10% tot 15% van de gezinnen die nu in aanmerking komen voor de kinderkorting, zullen het kindgebonden budget zelf moeten aanvragen. Hoe zorgen wij ervoor dat zij dat tijdig doen, opdat zij met ingang van 1 januari 2008 het kindgebonden budget ontvangen?

Omdat er gewerkt wordt met voorschotten, bestaat het risico dat er te veel wordt uitgekeerd, waardoor gezinnen achteraf het te veel uitgekeerde moeten terugbetalen. Hoe zorgen wij ervoor dat dit risico zo beperkt mogelijk blijft?

De Belastingdienst wordt verantwoordelijk voor de uitvoering. De SP-fractie betwijfelt net als de fractie van de ChristenUnie, gelet op de huidige problemen met de zorg en de huurtoeslag, of dat wel goed zal gaan. Waarop is de verwachting van het kabinet gebaseerd dat de invoering van het kindgebonden budget geen grote problemen zal opleveren? Mijn fractie is hier zeker niet gerust op. Hoe voorkomt de minister dat het ook bij de uitbetaling van het kindgebonden budget een puinhoop wordt?

Voorzitter. Ik werp een korte vooruitblik op de nabije toekomst. In 2008 wordt het kindgebonden budget per gezin uitgekeerd. In 2009 wordt het per kind uitgekeerd. Op zich juicht mijn fractie dit toe: hoe meer kinderen, hoe meer kosten. Begrijp ik evenwel goed dat het bedrag dat per kind uitgekeerd wordt even groot is, ongeacht het aantal kinderen in dat gezin? Hoe verhoudt zich dat tot berekeningen van de kosten van kinderen door het CBS? Volgens het CBS kosten drie kinderen ongeveer twee keer zoveel als één kind. Ik hoor graag een reactie van de minister op dit punt.

Ik maak mij zorgen over de gezinnen met één kind en een laag inkomen. Het scenario is denkbaar dat deze gezinnen erop achteruitgaan bij de omzetting van het kindgebonden budget per gezin naar het kindgebonden budget per kind. Zij ontvangen in 2008 € 954 per jaar, maar hoeveel ontvangen zij vanaf 2009? Mijn fractie vindt het niet acceptabel als dat bedrag minder wordt. De kosten die deze gezinnen maken, blijven immers hetzelfde. Kan de minister garanderen dat niemand erop achteruitgaat bij de omzetting van het kindgebonden budget per gezin naar het kindgebonden budget per kind, dus ook niet de gezinnen met één kind?

De SP-fractie vindt het goed dat eindelijk geregeld wordt dat het geld terechtkomt bij de gezinnen die dat het hardst nodig hebben. Zij had echter liever één inkomensafhankelijke regeling gezien. Bovendien vindt zij dat de gezinnen die de kinderkorting tot nu toe zijn misgelopen, gecompenseerd moeten worden.

De voorzitter:

Ik dank mevrouw Langkamp voor haar doorwrochte verhaal. Ik hoop dat zij mij toestaat, haar als eerste te feliciteren met het houden van haar maidenspeech. Ik schors daarna de vergadering een paar minuten voor de terechte felicitaties.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Naar oud gebruik wil ik graag mevrouw Langkamp feliciteren met haar maidenspeech. Toen ik haar naam op de sprekerslijst boven de mijne zag prijken, had ik echt geen flits: hé, dat wordt een maidenspeech. Zij hoort er voor mij namelijk al heel erg lang bij. Dat neemt niet weg dat ik met stijgende verwondering heb gekeken... heb geluisterd naar haar speech. U begrijpt toch wat ik zeg? Ik wil het nog wel een keer herhalen: geluisterd naar uw speech. En natuurlijk ook gekeken, zeker weten. Geluk gewenst, en veel succes in de toekomst.

Als we Sytze Faber in zijn "De wet van de koestal" mogen geloven, heerste er in het formatieoverleg gedateerd 29 januari 2007 grote verwarring over het kindgebonden budget. Dit was niet het formatieoverleg tussen de onderhandelaars maar van het daarvoor binnen de ChristenUnie aangewezen team dat degenen begeleidde die het echte overleg deden. Hij doet daarvan verslag, niet afgestempeld door de politieke leiding van de ChristenUnie, maar het staat er dan toch maar. Ik zal er even uit citeren: "Er is een wat warrige discussie over het door de ChristenUnie gewenste kindgebonden budget. Het is onduidelijk welk budget beschikbaar zal zijn. Op steun van het CDA hoeft niet gerekend te worden. Jan Peter vindt het al heel wat als de ChristenUnie de naam van kindgebonden budget wordt gegund." Die passage staat na een opmerking over de afschaffing van de algemene heffingskorting, die als bittere pil wordt ervaren.

Die verwarring en die bitterepilervaring kan de SGP-fractie zich goed voorstellen, zelfs meer dan dat. Terwijl de hoogte van het kindgebonden budget per 2009 nog niet vaststaat, is de afschaffing van de algemene heffingskorting al zeker, zij het dat die van lieverlee wordt doorgevoerd. Wat met de ene hand gegeven wordt in het kindgebonden budget, wordt met de andere hand weer meer dan genomen met de afschaffing van de overdraagbare algemene heffingskorting en het extra geld dat naar de kinderopvang gaat.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De heer Van der Vlies heeft in het regeerakkoord kunnen lezen dat de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting bij kinderen onder de zes jaar gehandhaafd wordt.

De heer Van der Vlies (SGP):

Zeker, maar bij oudere kinderen niet. Ik moet inderdaad de nuance aanbrengen dat het niet geldt bij kinderen tot zes jaar.

Oppervlakkig beschouwd, zou men kunnen denken dat het wetsvoorstel dat we vandaag behandelen, precies past bij het verkiezingsprogramma van de SGP. Dat vraagt immers om een vertaalslag waarin er een kindgebonden budget komt dat beschikbaar is voor alle ouders. Dit wetsvoorstel suggereert de realisering daarvan, maar het is slechts een kleine stap naar wat ons voor ogen staat. Eigenlijk is het op hoofdlijnen gewoon het wetsvoorstel van het vorige kabinet dat diende als vervanging van de kinderkorting. Dat voorstel had twee doelen: het verzilveringsprobleem oplossen en het integreren van inkomensafhankelijke regelingen. Prima doelen, niets mis mee. Eigenlijk is het dus gewoon dezelfde regeling in een nieuw jasje: geen kinderkorting maar een kindersubsidie.

De SGP-fractie acht het positief als gezinnen financieel ondersteund worden. In gezinnen worden immers de belangrijke dingen van het leven geleerd. Daar leren kinderen waarden en normen. Daar leren kinderen onderscheid tussen goed en kwaad. Daar worden kinderen geestelijk gevormd. Daar krijgen kinderen een goede basis voor hun verdere leven. Uiteraard laat ik nu de vele schrijnende problemen die er ook kunnen zijn, zoals het mislukken van de opvoeding of het zelfs in kindermishandeling ontaarden, buiten beschouwing. Ideaal gesproken is het zoals ik het hier heb weergegeven.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik wil een kleine correctie maken. Ik hoop dat de heer Van der Vlies het met mij eens zal zijn dat het geen pure ombouw in naam van kinderkorting naar kindertoeslag, die wij kindgebonden budget zijn gaan noemen, betreft. Er is ook sprake van een verschuiving van de systematiek. Je krijgt de uitkering niet per huishouden, maar per kind. Ik veronderstel dat ook de heer Van der Vlies daarmee blij zal zijn.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik heb daarvoor zojuist dan ook waardering uitgesproken. Ik kom later te spreken over het probleem dat toen enkele fracties, waaronder die van de heer Voordewind en de mijne, pleitten voor een kindgebonden budget er heel nadrukkelijk een accolade was geplaatst achter veel meer dan wat er nu in zit. Dat kan niet worden ontkend. Daarom beschouw ik het als een eerste stap. Wat ons betreft moeten er meer volgen.

Om de opvoeding te kunnen geven is het belangrijk dat ouders beschikbaar zijn voor hun kinderen. Ouders moeten hun kinderen kunnen begeleiden. Daar moet tijd en ruimte voor zijn. Als die ruimte niet geboden wordt of als ouders altijd maar van huis zijn, is de kans op ontsporing zeer groot. Kinderen hebben een veilige basis nodig, een thuishaven, een warme plek.

Naast alle goede maatregelen en opvoedingsadviezen die gegeven kunnen worden, is hoe dan ook de financiële kant van de zaak zeer belangrijk. Het krijgen van kinderen is een geschenk, een gave van God. Het opvoeden van kinderen is een mooie en verantwoordelijke taak. Het is een opdracht die onvervreemdbaar is. Het onderhouden van kinderen kan een hele last zijn. Dat staat vast. Voor een goed gezinsbeleid zijn de financiële randvoorwaarden daarom van groot belang.

Als wij dit wetsvoorstel zelfstandig bekijken, is het oordeel eenvoudig. Het is weliswaar te weinig, maar het is toch een goed begin. Dat heb ik zojuist reeds gezegd. Dit wetsvoorstel is onderdeel van het kabinetsbeleid. In dat beleid worden arbeidsdeelname van iedereen en tweeverdienerschap sterk gepromoot. Als ik alleen al kijk naar het extra geld dat naar de kinderopvang gaat – zo'n 700 mln. – wordt dat al duidelijk. Als wij er dan ook nog geleidelijke afschaffing van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting bij betrekken, wordt het nog veel duidelijker. De visie erachter is dat ouders zo veel mogelijk moeten kunnen werken en dat de Staat ervoor zal zorgen dat hun kinderen een mooi plekje krijgen in de kinderopvang. Dat is niet onze lijn.

Het wetsvoorstel dat wij vandaag behandelen, vormt hierop slechts een eerste correctie. Het kijkt immers niet naar de wijze waarop ouders hun kinderen opvoeden of opvangen. Iedere ouder krijgt, afhankelijk van zijn inkomen, een bedrag in handen in de vorm van een kindgebonden budget. Dat is een eerlijke benadering. Dat zij nogmaals erkend.

Intussen moeten wij niet vergeten dat diezelfde ouders alleen een extra voordeel in de vorm van kinderopvangtoeslag ontvangen als zij ook buitenshuis werken of gaan werken. Alleen dán krijgen zij extra geld voor hun kinderen. Dat is een nare vorm van rechtsongelijkheid. Daar ging het bij het kindgebonden budget nu juist om. Ik hoor het de heer Van Dijke nog zeggen. Overigens hebben wij over het eerstgeboorterecht altijd een discussie gehad, maar die strijdbijl hadden wij begraven. Ik kom er dus niet meer op terug. De rechtsongelijkheid tussen de formele, reguliere kinderopvang en de informele zouden wij heel nadrukkelijk gelijktrekken via het instrument van het kindgebonden budget. Dat gebeurt dus niet.

De overheid moet zich niet bemoeien met de vraag hoe ouders hun kinderen willen laten opvangen; of zij dat via de formele kinderopvang doen – met budget! – of via de informele – zonder budget! – of zelfstandig beschikbaar zijn voor hun kinderen – ook zonder budget!

Het heeft onze fractie erg verbaasd dat in de beantwoording van onze vragen waarom de kinderopvanggelden niet zijn meegenomen, zo terughoudend wordt gereageerd. Er wordt geschreven dat de achtergronden van de kinderopvanggelden en het kindgebonden budget te verschillend zijn. Dat zou samenvoeging in de weg staan. Daar staat de handtekening van minister Rouvoet onder, gekozen op een verkiezingsprogramma waar dat juist als kerndoel in stond. Daar waren wij verwant aan en gelukkig mee.

Tot onze verbazing lezen wij in dezelfde Kamerstukken in het kader van het verdragsrecht dat kinderbijslag, kindgebonden budget en kinderopvangtoeslag gezamenlijk een vorm van gezinsbijslag zijn. Ze zouden daarom hetzelfde moeten worden behandeld. Daarin vinden wij elkaar gelukkig al weer heel wat beter.

Waarom dan toch later zeggen dat het een ander doel is? Want óf je vindt dat de doelen zo verschillend zijn dat dit ook een verschillende benadering vergt in verdragsrechtelijk licht, of je vindt dat het in beide gevallen gaat om vormen van ondersteuning van gezinnen die bijeengevoegd kunnen worden. De SGP pleit heel duidelijk voor het laatste. Kinderopvangtoeslag en kindgebonden budget zijn zaken die volledig samengevoegd kunnen worden. Ze hebben hetzelfde doel, gezinsondersteuning, maar samenvoeging is ook om administratieve en uitvoeringstechnische redenen veel beter. Het vereenvoudigt de regels, brengt de administratieve lasten omlaag en het brengt de burger meer duidelijkheid. Ook is het veel eerlijker. Wat willen wij nu nog meer?

Wij hebben de regering en – ik noem hem nog een keer – minister Rouvoet in het bijzonder daarom geholpen met een amendement. Daarmee wordt beoogd, ook het geld op basis van de Wet op de kinderopvang te laten verdelen via het kindgebonden budget. We rekenen op een positieve bejegening.

Ik sprak zojuist over een oude regeling in een nieuw jasje. Dat was het voorstel van het vorige kabinet. Daar wordt nu bij aangesloten voor het komende jaar. Waarom wordt het bedrag in dat jaar per gezin berekend? Dat is toch geen echt kindgebonden maar gezinsgebonden budget? Gelukkig gaat dat in 2009 veranderen. Is het nu echt zo moeilijk om dit al in 2008 te doen, zo vraag ik de staatssecretaris in het bijzonder. Ik kan me bijna niet voorstellen dat het doorgeven van het aantal kinderen nu echt zo moeilijk is dat het uitstel rechtvaardigt. Wat is daar zo complex aan?

Intussen is er al duidelijkheid dat op een gegeven moment de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting ophoudt, tenzij de coalitiepartijen het regeerakkoord wijzigen. Ook het extra geld voor de kinderopvang staat al vast. De negatieve zaken voor veel ouders zijn dus al bekend, maar we tasten nog in dikke duisternis over de hoogte van het kindgebonden budget per kind met ingang van 2009. Weten we pas bij de begroting in 2008 wat het wetsvoorstel voor ouders oplevert? Hebben we het vandaag dan alleen over de techniek? Omdat het kabinet nu al volop zoet uitdeelt, zou het wel erg zuur zijn als er in 2009 geen geld meer was om extra te investeren in het kindgebonden budget.

Gezien de karige hoogte van de gezinstoeslagen in Nederland ten opzichte van andere landen willen wij de regering met klem vragen, alert te zijn en nu eens echt gezinnen te gaan steunen. De tijd van de individualisering is nu wel voorbij. In dit verband intrigeert het wat wonderlijk geformuleerde artikel 3, tweede lid. Wat zijn de concrete plannen?

Net kwam de export van onder meer kinderbijslag al aan bod. Waarom is het nodig dat Nederland anders dan veel andere landen dit soort bijdragen doorsluist naar kinderen die in het buitenland zijn? Ongetwijfeld zijn er voorbeelden van landen die dat ook doen, maar Nederland behoort daarin toch tot de uitzonderingen. Waarom kiest de regering er niet voor, die verdragen te gaan wijzigen als de door de minister genoemde export verplicht zou zijn? De export van dit soort toeslagen is voor onze fractie ongewenst.

Op zichzelf hebben wij begrip voor een eventuele latere invoeging van de WTOS in de wet. Het hangt er alleen wel heel erg van af of dit in de praktijk een echte verbetering betekent. Hoe wil de minister hiermee omgaan? Welke vorm krijgt die WTOS, de tegemoetkoming in de studiekosten, in de wet?

De uitvoering vindt plaats door de Belastingdienst, terwijl bijvoorbeeld de kinderbijslag via de Sociale Verzekeringsbank wordt uitgekeerd. Zou het niet een beetje voor de hand liggen om te kijken of die twee zaken niet van meet af aan wat meer gecombineerd kunnen worden? Afstemming is mooi, maar we hebben bij de invoering van de diverse toeslagen vorig jaar gezien dat de uitvoering verre van vlekkeloos verliep. Daar moeten wij niet te laconiek over doen. Er zou een eenvoudige regeling komen. Naar onze bescheiden mening is zelfs de regeling voor de zorgtoeslag eenvoudiger. Er hoeft daarmee immers alleen gekeken te worden naar het inkomen en naar het soort huishouden. Hierbij moet ook nog eens contact gelegd worden met de SVB om te spreken over het aantal kinderen.

Er wordt verder een betaling per maand voorzien, terwijl de kinderbijslag per kwartaal wordt gegeven. Ik vraag mij af of dit verschil logisch is. Waarom is niet in lijn met het gestelde in artikel 11 van de Algemene kinderbijslagwet gekozen voor een kwartaalbenadering? Zeker nu het kindgebonden budget toch geen enorm bedrag wordt, zou dat het karakter van het "extraatje" kunnen opplussen. Misschien zijn er haken en ogen, maar als dat zo is, hoor ik dat graag van de minister.

De opmerking over het verminderen van de werkloosheidsval vindt onze fractie curieus. Voor velen die uit een situatie met een uitkering op minimumniveau komen, zal gelden dat hun inkomen op jaarbasis onder de € 30.000 blijft en dus houden zij een precies even hoog kindgebonden budget als in hun uitkeringssituatie. Sterker, nu krijgen de mensen met een uitkering geen kinderkorting uitbetaald en is het voor hen dus voordelig om te gaan werken. Straks maakt het niet uit in welke situatie je verkeert.

Ik trek mijn conclusie. Het wetsvoorstel dat wij vandaag behandelen, is voor de SGP-fractie een goed begin, maar de context van het kabinetsbeleid waarin het is geplaatst, bevalt ons niet. Dat heb ik verwoord: wat met de ene hand via de ene wet wordt gegeven, wordt met de andere via andere regelingen weer stevig weggehaald. Wat vandaag oogt als een mooie vooruitgang voor een goed gezinsbeleid, blijkt bij nadere beschouwing een camouflage te zijn voor verdere individualisering van het belastingstelsel en voor een grote nadruk op het tweeverdienerschap. Helaas!

Mevrouw Hamer (PvdA):

Voorzitter. Voor u staat een tevreden woordvoerder van de Partij van de Arbeid. De omzetting van de fiscale kinderkorting in een toeslag is een lang gekoesterde wens van onze fractie. Wij zijn ook tevreden, omdat de motie van mijn partijgenoot Crone aan de basis van dit wetsvoorstel ligt. Wij zijn nog meer tevreden omdat met het coalitieakkoord nadrukkelijk is afgesproken dat naast het kindgebonden budget ook de kinderopvangtoeslag blijft bestaan en ouders dus de mogelijkheid behouden om te kiezen. Het is bekend dat ik een warm voorvechtster ben van de kinderopvang. Daarom zijn wij zeer tevreden met het grote bedrag van 700.000 mln. dat het regeerakkoord vermeldt.

Ik herinner aan het interruptiedebatje. Wij hebben inmiddels van de ChristenUnie begrepen dat het onderzoek waarom zij heeft gevraagd, absoluut niet tot doel heeft om ook maar iets af te doen aan de kinderopvangtoeslag. Ik verwacht dat de minister dat zal bevestigen.

In de huidige situatie komt de kinderkorting niet terecht bij degenen die die het hardst nodig hebben. Alleenstaande ouders met alleen een minimumloon en alleenverdieners met een minimumloon betalen te weinig belasting om in aanmerking te komen voor de volledige aftrek. Daarom komen zij niet in aanmerking voor een volledige tegemoetkoming, hoewel zij recht hebben op deze korting. De wetswijziging die wij nu behandelen, lost dit verzilveringsprobleem van de kinderkorting op door deze korting vanaf 2009 om te zetten in een toeslag. Daarom beoordelen wij dit wetsvoorstel positief. Desondanks heb ik enkele vragen aan de minister en die betreffen vooral de uitvoering van deze wet.

Allereerst wil ik een opmerking maken over het punt van de kleine gezinnen. Wij vinden het van veel waarde dat niemand er door deze regeling op achteruitgaat. Onze zorg betreft dus ook de kleine gezinnen. De toeslag zoals die in dit voorstel is vormgegeven, is kindgebonden, terwijl de kinderkorting een bedrag per gezin was. Vanaf 2009 zal gelden: hoe meer kinderen, hoe meer toeslag. Hoewel dit verdedigbaar is, vragen wij de minister wel om ervoor te zorgen dat niemand er door deze regeling op achteruit kan gaan. Hiervoor is het natuurlijk van belang dat de marginale druk niet te groot is. Kan de minister dit toezeggen? Ik weet dat mijn collega Sterk van het CDA straks ook nog zal vragen om een onderzoek naar hoe de kosten per kind zijn opgebouwd. Ik sluit mij graag bij haar oproep aan.

Een tweede punt betreft het effect van deze regeling op de armoedeval. Deze is volgens mij vooral afhankelijk van het afbouwpercentage en de lengte van het traject. Een grote armoedeval zou nadelig kunnen werken voor de arbeidsparticipatie van de partner die het grootste deel van de zorg van het kind op zich neemt, en dat is nog altijd in veel gevallen de moeder. Mede in het licht van de vergrijzing en de krapte op de arbeidsmarkt is het van belang dat werken voor iedereen aantrekkelijk blijft. Ook is het van groot belang dat ouders met een grote zorgtaak aansluiting behouden met de arbeidsmarkt. De vraag is, hoe de minister hier in de uitvoering van deze regeling rekening mee gaat houden.

Wij zijn bij het debat over de verantwoording nogal kritisch geweest over de hele toeslagenuitvoering bij de Belastingdienst, iets wat de staatssecretaris van Financiën niet zal zijn ontgaan. Nu er weer een nieuwe toeslag bijkomt, is de vraag hoe dat met de uitvoering gaat, en of hij ons gerust kan stellen dat deze toeslag meteen vanaf het eerste moment zorgeloos verloopt. Ik ga ervan uit dat tegen de tijd dat deze toeslag wordt ingevoerd het probleem met alle andere is opgelost, maar ik wil daarvan wel een verzekering.

Mevrouw Langkamp (SP):

Hoe denkt u over inkomensafhankelijke kinderbijslag?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dat lijkt sympathiek. Ook binnen mijn partij is daarover gesproken. Op dit moment zijn wij daar geen voorstander van, omdat wij de nadelen niet vinden opwegen tegen de voordelen.

Mevrouw Langkamp (SP):

Wat zijn de nadelen?

Mevrouw Hamer (PvdA):

De berekening is moeilijk. Tot nu toe wordt de kinderbijslag gerealiseerd als een bijdrage voor iedereen die kinderen heeft, en dat willen wij graag zo laten.

Mevrouw Langkamp (SP):

Ik begrijp niet dat het moeilijk te berekenen zou zijn, want het kindgebonden budget is ook niet moeilijk te berekenen. Als wij dat samenvoegen, is dat probleem opgelost.

Mevrouw Hamer (PvdA):

De kinderbijslag is bedoeld om iedereen een ondersteuning te geven voor een kind. Wij vinden dat goed.

Er komt nog een amendement van mevrouw Sterk en mij om de Kamer betrokken te houden bij de verdere wetsvoorstellen.

De heer Dibi (GroenLinks):

Voorzitter. Ik wil de minister en de fractie van de ChristenUnie allereerst feliciteren met de moeizame, doch geslaagde geboorte van het kindgebonden budget. Zij zetten zich al lange tijd in om via het kindgebonden budget een subsidie te realiseren voor thuisblijfmoeders. Het is goed om te zien dat je, als je gelooft en lang genoeg doorzet, in staat bent om hier langgekoesterde idealen te verwezenlijken. In tijden van nood zal ik mij daaraan vastklampen.

De GroenLinks-fractie is tevreden met de oplossing die de voorliggende wet biedt voor het verzilveringsprobleem. Het probleem van de kinderkorting was dat ruim 100.000 huishoudens geen belasting betalen, omdat hun inkomen te laag is. Als je geen belasting betaalt, kun je ook niets aftrekken. Vooral werkende ouders rondom het minimumloon zijn de grote winnaars, een enorm winstpunt.

Ik sta eerst stil bij de filosofie achter het kindgebonden budget. Hoewel ik de ChristenUnie heb gefeliciteerd met de geboorte, betekent dit niet dat GroenLinks dezelfde filosofie heeft. In een weblog schreef de huidige staatssecretaris Tineke Huizinga-Heringa over het kindgebonden budget: "Zij kunnen het geld besteden aan kinderopvang buitenshuis, maar zij mogen het ook zelf houden als zij ervoor kiezen, de zorgtaken voor kinderen zelf op zich te nemen en daarvoor een deel van hun inkomsten op te geven." Steeds meer mensen lijken in te zien dat dit een goed idee is dat uitstekend bij deze tijd past. In de verkiezingscampagne heeft de heer Rouvoet het volgende opgemerkt: "Gratis kinderopvang vind ik echt zot. De primaire verantwoordelijkheid ligt bij de ouders. Het is een heel rare visie op wie verantwoordelijk is voor de opvang van kinderen. Dat zijn dus een soort staatscrèches." De indruk wordt gewekt dat het kabinet met het kindgebonden budget een waardeoordeel uitspreekt over het traditionele gezin tegenover het moderne gezin. Het wetsvoorstel hinkt daarmee op twee benen. Dat zien wij terug in de toelichting op de wet, waarin staat dat het kabinet hecht aan het gezin als plaats waar kinderen worden opgevoed en waar essentiële waarden en normen worden overgedragen. Meer kinderen brengen meer kosten met zich mee. Omdat de wet op twee benen hinkt, doet de fractie van GroenLinks dat ook. Voor zover het kindgebonden budget is bedoeld voor het ondersteunen van arme gezinnen in de kosten voor de kinderen, heeft de wet onze steun. Wij zijn echter tegen het onderdeel waarmee het verlies aan inkomen voor de thuisblijvende moeder wordt gecompenseerd.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Is de heer Dibi het met mij eens dat dat tweezijdig geldt? In de eerste plaats kan men het kindgebonden budget gebruiken om zelf de kinderen op te vangen. In de tweede plaats is het mogelijk om informele kinderopvang te organiseren. Daarvan moet de heer Dibi toch ook een voorstander zijn?

De heer Dibi (GroenLinks):

Het is correct dat het enerzijds een mogelijkheid biedt om de opvang van kinderen uit te besteden aan formele of informele kinderopvang. Anderzijds zou het voor moeders een stimulans kunnen zijn om toch thuis te blijven. In de toelichting op de wet worden beide onderdelen genoemd. Naar mijn idee gaat het echter om een tegemoetkoming in de kosten voor kinderen in plaats van om vrouwen te stimuleren thuis te blijven.

Ik ben gelukkig met de oplossing voor het verzilveringsprobleem. Voor het echte verzilveringsprobleem is echter geen oplossing voorhanden. Ik doel op de vergrijzing, die ik liever de verzilvering noem. De fractie van GroenLinks is van mening dat arbeidsparticipatie van vrouwen goed is voor de samenleving. Ook voor de vrouwen zelf is het goed. Er is immers sprake van feminisering van armoede. Het komt ook de kinderen ten goede. De 430.000 kinderen die in armoede leven, hebben grotendeels immers een moeder in de bijstand. De overheid dient dus alles op alles te zetten om vrouwen aan het werk te helpen. Dat is niet gemakkelijk in Nederland, want het behoort wat goede arbeid en zorgregelingen betreft tot de slechtste jongetjes van de klas. In Nederland heerst een sterke moedernorm. De overheid hoeft wat dat betreft niet neutraal te zijn. Zij moet zich vooral richten op het stimuleren van vrouwen om deel te nemen aan de arbeidsmarkt.

Er zijn in ons land nog te veel vrouwen die worstelen met de vraag of zij hun kinderen naar de kinderopvang moeten laten gaan. Soms ligt daaraan een financiële afweging ten grondslag, maar veel vaker wordt die afweging bepaald door angst en onzekerheid. Zij vragen zich af wat anderen zullen denken en of zij de moederrol slecht vervullen als zij ervoor kiezen om de opvoeding van hun kinderen te combineren met een carrière. Hoewel wij in een modern land leven, is het raadzaam om deze dilemma's niet te onderschatten en die te erkennen. Zojuist merkte een medewerker op dat zij zich een betere moeder voelt omdat zij werkt. Zij laadt zich op tijdens het werk. Uiteraard mist zij haar kind, maar zij heeft na het werk weer volop energie om zich met de opvoeding bezig te houden.

Het kabinet zal arbeidsparticipatie van vrouwen actief moeten bevorderen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik maak bezwaar tegen de opmerking van de heer Dibi over die medewerkster die een betere moeder zou zijn omdat zij werkt. Dat wekt de suggestie dat alle vrouwen die thuis voor hun kinderen zorgen slechtere moeders zijn. Ik neem aan dat de heer Dibi het daarmee niet eens is.

De heer Dibi (GroenLinks):

Daarmee ben ik het absoluut niet eens. Huisvrouw zijn en ook thuis voor de kinderen zorgen is naar mijn idee één van de zwaarste beroepen in de Nederlandse samenleving. Ik weet echter ook dat er veel vrouwen worstelen met de vraag of het goed is om te gaan werken. Zij hebben angst voor reacties uit hun omgeving. Daarvoor moet ook aandacht komen.

Het kabinet kan de arbeidsparticipatie van vrouwen actief bevorderen door geld te steken in de kwaliteit van kinderopvang. Het kan dat doen door de kinderopvang grotendeels gratis te maken, te voorzien in goede publiek gefinancierde zorgverloven en door het afschaffen van de zogenaamde aanrechtsubsidie. Helaas hebben de honderd dagen dat niet opgeleverd. Het extra geld voor inkomensondersteuning voor kinderopvang komt er niet. Dat was overigens ook een wens van de PvdA-fractie. In het beleidsprogramma zijn geen concrete doelstellingen opgenomen die betrekking hebben op het bevorderen van de arbeidsparticipatie van vrouwen. Het enige wat daarover in het beleidsprogramma staat, is het stimuleren van vrijwilligerswerk. Ik vraag de minister om een reactie op de twee filosofieën achter deze wet. De doelstelling van de wet op het kindgebonden budget is identiek aan de doelstelling van de Algemene kinderbijslagwet, namelijk het geven van een tegemoetkoming in de kosten voor kinderen. Ook de doelgroepen van het kindgebonden budget en de kinderbijslag stemmen in beginsel met elkaar overeen. Het enige wezenlijke verschil tussen beide is dat het kindgebonden budget gebaseerd is op draagkracht. Er is nu sprake van een opeenstapeling van allerlei regelingen voor kinderen: kinderbijslag, kinderkorting, aanvullende kinderkorting, combinatiekortingen, kinderopvangtoeslag en heffingskorting voor de thuiszittende partner. Burgers zien door de bomen het bos niet meer en de overheid zorgt voor onnodige bureaucratie. Dit is terug te zien in de stijging van de uitvoeringskosten van de overheid en de stijgende administratieve lasten voor de burgers.

De SGP-fractie heeft voorgesteld om de rijksbijdrage aan de kinderopvang op te laten gaan in het kindgebonden budget en zo het "ga toch koken"-budget compleet te maken. Terecht antwoordt de minister dat de achtergronden van de regelingen te verschillend zijn om ze samen te voegen. De doelstelling van de kinderbijslag en het kindgebonden budget zijn dat echter niet. Ik wil dan ook de vraag van mevrouw Langkamp tijdens haar mooie maidenspeech herhalen: waarom zijn wij vandaag niet één geïntegreerde inkomensafhankelijke tegemoetkoming in de kosten van kinderen aan het bespreken? De fractie van GroenLinks is voorstander van één inkomensafhankelijke tegemoetkoming. Net als bij het kindgebonden budget is deze gebaseerd op draagkracht, maar vindt er een afbouw plaats bij € 90.000. Daarmee zou de kinderbijslag voor gezinnen die het echt nodig hebben, bijna verdriedubbelen. Dit is de manier waarop je de honderdduizenden gezinnen die opgroeien in armoede echt helpt. Kunnen de minister en de staatssecretaris aangeven welk deel van de 500 mln. uit de lastenenveloppe Jeugd en Gezin bestemd is voor het kindgebonden budget? Wat gaat er gebeuren met de rest van het geld? De fractie van GroenLinks is bang dat er te veel geld gaat naar het traditionele gezin en te weinig naar moderne gezinnen, te weinig naar de combinatie arbeid en zorg. Ik heb daarover nog twee korte vragen aan de staatssecretaris. Steekt hij zijn hand ervoor in het vuur dat het bij de uitvoering niet zo'n rommeltje wordt als bij de huurtoeslag, de zorgtoeslag en de kinderopvangtoeslag? Zouden wij hem te midden van alle drama's bij de Belastingdienst geen enorm plezier doen door gewoon met één geïntegreerde inkomensafhankelijke tegemoetkoming in de kosten van kinderen te komen?

De heer Blok (VVD):

Is GroenLinks nu voor of tegen deze wet?

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik heb al gezegd dat wij in eerste instantie, aangezien er meer geld gaat naar gezinnen voor de kinderen, voor deze wet zullen stemmen. Als echter de vervolgstap wordt dat vrouwen nog meer gestimuleerd worden om thuis te blijven, hebben wij daar ernstige bedenkingen bij.

De heer Blok (VVD):

Nu heeft mevrouw Halsema de term "aanrechtsubsidie" bedacht. Die wil de fractie van GroenLinks afschaffen. Het effect van deze wet is dat het afschaffen precies gecompenseerd wordt. Wanneer een vrouw gaat werken of meer gaat werken, wordt deze toeslag afgebouwd, waardoor het niet loont om te gaan werken. Wat wilt u nu eigenlijk?

De heer Dibi (GroenLinks):

In de toelichting bij dit wetsvoorstel kunt u lezen dat in het eerste jaar van invoering vrouwen gestimuleerd worden om aan het werk te gaan met het oog op het bestrijden van de armoedeval. Het wordt ineens interessanter om te gaan werken, omdat je dan meer geld overhoudt. Als je thuisblijft met een uitkering, houd je minder geld over. Dat is een positief effect en daarom zijn wij voorstander van het wetsvoorstel. De effecten op langere termijn zijn echter nog niet duidelijk. Mochten die nadelig zijn en mocht het een "ga toch koken"-budget blijken te zijn, dan zullen wij het niet steunen.

De heer Blok (VVD):

Maar dan zou het logisch zijn als u een amendement indient om deze wet slechts voor één jaar te laten gelden. Daarmee voorkomt u alle ellende.

De heer Dibi (GroenLinks):

Dat heb ik niet gedaan. Ik wacht eerst de reactie van de minister af.

De heer Blok (VVD):

Ook ik wil graag namens de VVD-fractie felicitaties aan het adres van mevrouw Langkamp uitspreken. Ik was het niet helemaal eens met haar speech, maar ik weet dat wij samen de oppositie vormen. Dus daar zullen wij nog wel gebruik van maken de komende tijd. Ook wil ik minister Rouvoet en de ChristenUnie een compliment maken, want het kindgebonden budget is hun punt. Het komt uit het verkiezingsprogramma van de ChristenUnie. Het is sterk ideologisch gekleurd. Er was al een debatje over de vraag of de volgende stap het idee uit het verkiezingsprogramma is, namelijk dat het gefinancierd zal moeten worden uit bezuinigingen op de kinderopvang. Maar gelukkig is dat voorlopig even afgewend. Wij wachten met spanning de verdere onderhandelingen in de coalitie af.

Het plan dat voorligt, is een slecht plan. Het is gestoeld op een "aanrechtideologie". Het zal per saldo schadelijk zijn. Dat is ten eerste het geval omdat het geen oplossingen biedt voor de echte uitdagingen waar Nederland nu voor staat en ten tweede omdat er een nieuwe export van uitkeringen ontstaat. Ik zal beide punten uitgebreid toelichten. Ik heb daarop graag een inhoudelijke reactie van de minister.

Eerst ga ik in op de echte uitdagingen waar Nederland voor staat. Daarop zou de regering dus ook haar actie moeten richten. Als het doel van de regeling zou zijn het bestrijden van armoede bij gezinnen met kinderen, heeft het doel onmiddellijk de steun van de VVD, maar ik vind dat niet erg geloofwaardig omdat dit kabinet andere maatregelen neemt. Ik denk bijvoorbeeld aan de vrijstelling van de sollicitatieplicht voor bijstandsmoeders met jonge kinderen, die bepaald geen bijdrage levert aan het verminderen van de armoede bij gezinnen met kinderen. Als echt het doel was om armoede bij gezinnen met kinderen te bestrijden, zou het logischer zijn om de buitenschoolse opvang tot speerpunt van dit kabinet te maken. Wij hebben al eerder geconstateerd dat dit kabinet weliswaar honderd dagen heeft geluisterd naar de samenleving, maar het is kennelijk geen enkele werkende ouder tegengekomen.

Een ander zeer dringend probleem: het tekort op de arbeidsmarkt. Dit probleem hangt sterk samen met het feit dat er nog massa's mensen langs de kant staan, met het feit dat werken vaak nauwelijks loont of dat meer gaan werken vanuit een kleine deeltijdbaan nauwelijks in de portemonnee wordt gevoeld. Dat probleem wordt met deze regeling bepaald niet minder. Het is een inkomensafhankelijke regeling. De afbouw leidt ertoe dat meer werken niet loont. Het gaat daarbij bepaald niet om goudverdieners. De afbouw begint immers vanaf een gezamenlijk inkomen van € 29.000. Wie verdienen er gezamenlijk € 29.000? Dat zijn bijvoorbeeld een metselaar en zijn vrouw die in deeltijd in de thuiszorg werkt. Dat is juist zo'n sector waar veel parttime wordt gewerkt en waarvoor het heel goed zou zijn wanneer het aanlokkelijk is om meer uren te maken. Niet met deze regeling, want die wordt met 5% afgebouwd. En dat komt nog bovenop al die andere inkomensafhankelijke regelingen die wij in Nederland hebben. De regering heeft ons recentelijk nog een uitgebreid rapport toegestuurd over de armoedeval, de doorstroomval, de deeltijdval: al die vallen die optreden door de stapeling van inkomensafhankelijke regelingen. Deze regeling komt daarbovenop. Het gaat om enorme groepen. Ik verwijs naar het rapport over de armoedeval. Er zijn 780.000 potentiële herintreders. Zij zouden dus ingeschakeld kunnen worden in het onderwijs, de zorg of bij andere knelpunten. Volgens dat rapport heeft deze groep last van de afbouw van deze regeling. Er zijn maar liefst twee miljoen deeltijders, die daar volgens hetzelfde rapport ook veel last van hebben. Er zijn overigens ook nog eens vier miljoen voltijders in Nederland, voor wie het eigenlijk maar weinig loont om te investeren in zichzelf of in scholing omdat zij vaak te maken hebben met een extra druk op iedere verdiende euro van de helft, of zelfs meer dan de helft.

Daar waar dit wetsvoorstel een beetje ruimte biedt op de arbeidsmarkt – het is twijfelachtig; de heer Van der Vlies wees daar al op – komt men in de toelichting op een aantal van 8000 mensen. 8000 mensen zouden bij een stap naar de arbeidsmarkt geholpen zijn met deze wet! Dat is nogal schril vergeleken met de miljoenen die ik net heb genoemd.

Dan de uitdaging van de vergrijzing of de "verzilvering"; inderdaad een terecht woord van de heer Dibi. Voor die vergrijzing zullen wij die arbeidsparticipatie dringend nodig hebben, om financiële redenen of voor het kunnen spreiden van belastingen en premies, maar toch ook vanwege die handen aan het bed. Daarbij helpt het niet als het niet loont om te gaan werken of om meer te gaan werken.

Ik sluit mij aan bij de vragen van anderen over de uitvoering door de Belastingdienst Toeslagen. De staatssecretaris heeft daar inmiddels slapeloze nachten door, maar hij gaat er zelf mee akkoord dat dit "er ook nog bij komt". Het hoeft niet, hoor.

Eerlijk gezegd, zijn de uitvoeringskosten mij niet helemaal duidelijk. Graag zie ik dat verhelderd. Als ik het goed begrijp, omvat het verzilveringsprobleem 80 mln. en zijn de uitvoeringskosten van deze wet 20 mln. Het probleem dat deze wet oplost ten opzichte van de vorige, omvat dus 80 mln., terwijl de uitvoeringskosten 20 mln. bedragen. Als ik het bereken, wordt er voor iedere € 4 die wordt uitgekeerd, € 1 aan kosten gemaakt. Dat lijkt mij een wanverhouding. In de toelichting wordt het bedrag van 20 mln. omgeslagen over de hele regeling, maar als wij de huidige regeling gewoon zouden handhaven, hoeven wij die 20 mln. kosten niet te maken.

Het tweede grote bezwaar van de VVD-fractie betreft de export die volgens de toelichting van het kabinet een onvermijdelijk gevolg is. De politieke vraag is wat mij betreft of het kabinet het wenselijk vindt dat er wordt geëxporteerd. Als wij dat niet wenselijk vinden, kunnen wij vervolgens in deze Kamer discussiëren over de vraag of de wet zelf aangepast moet worden of een internationaal verdrag. De politieke vraag die de minister eerst moet beantwoorden, is of hij export wil. De VVD-fractie niet, daarover wil ik geen misverstand laten bestaan.

Wij willen dat niet, omdat het een ongewenst effect heeft op integratie. Wij zien te vaak dat kinderen en een partner pas na vele jaren volgen uit het buitenland en dat zij dan een enorme taalachterstand hebben. Daarnaast kennen wij helaas het verschijnsel dat jongeren, vooral vaak meisjes in de middelbare schoolleeftijd, worden teruggestuurd naar Turkije, Marokko of een ander land van herkomst om te voorkomen dat zij verwestersen, terwijl dat juist van belang zou zijn met het oog op hun verdere kansen.

Het is bovendien zeer fraudegevoelig. Een bedrag van ongeveer € 500 per kind is een kapitaal. Het is ongeveer het gemiddeld jaarinkomen in Marokko. In het verleden heeft Nederland ook al problemen gehad met fraude bij de kinderbijslag. De burgerlijke stand in andere landen is niet altijd even solide en onkreukbaar als in Nederland. Wij hadden onze lessen kunnen leren. Een bedrag van € 500 is misschien in Nederland wel logisch, maar het past niet bij de kosten van levensonderhoud in andere landen, zoals ik al schetste.

Hierbij heb ik ook een vraag over de uitvoeringskosten. Er wordt gezegd dat de kosten van het optuigen van deze regeling door de Sociale Verzekeringsbank 4,5 mln. zijn, specifiek vanwege de buitenlandcomponent, terwijl de uitkeringen aan het buitenland 7 mln. bedragen. Moet ik dat echt zo lezen: 4,5 mln. kosten om 7 mln. te exporteren, wat wij überhaupt al niet zouden moeten willen?

Volgens de VVD-fractie zijn dit soort aanrechtsubsidies niet van deze tijd. Zij lossen geen problemen op van werkende ouders, mensen met een uitkering en of van de samenleving die handen aan het bed nodig heeft. Dit voorstel is zeker niet gebaseerd op luisteren naar de samenleving, maar op luisteren naar eigen parochie.

Mevrouw Sterk (CDA):

Mijnheer de voorzitter. Allereerst feliciteer ik mevrouw Langkamp met haar maidenspeech. Ik zeg altijd, als ik dat mag doen bij nieuwe Kamerleden, dat ik hoop dat zij net zo van dit vak zullen gaan houden als ik de afgelopen vijf jaar heb gedaan. Dat wens ik haar toe.

Dit kabinet vraagt terecht aandacht voor het gezin. Dat is immers de plaats waar kinderen worden opgevoed tot betrokken en betrouwbare burgers. Het gaat in het algemeen goed met het gezin in Nederland. In maar liefst 85% van de gezinnen groeien kinderen op in een sfeer van liefde, vertrouwen en respect. Kinderen zijn belangrijk voor onze toekomst. Daarom is het goed dat de overheid ook bijdraagt in de kosten die het opvoeden met zich brengt.

Vandaag ligt dan ook het wetsvoorstel voor het kindgebonden budget voor. Dat wetsvoorstel is een aangepaste vorm van het wetsvoorstel om de kindtoeslag in te voeren. De aanpassing houdt in dat wij niet meer alleen kijken naar het gezin, zoals bij de kindtoeslag, maar dat wij kijken naar het aantal kinderen in het gezin. Met dit wetsvoorstel wordt tevens de verzilveringsproblematiek opgelost. Alle gezinnen met kinderen, ook ouders met een laag inkomen, kunnen de kindtoeslag nu volledig verzilveren. Deze aanpassing van de wet is in overeenstemming met het coalitieakkoord. Tot zover heeft de CDA-fractie dan ook geen vragen.

Toch wordt de indruk gewekt dat het wetsvoorstel op sommige punten haastwerk was. Op sommige punten is de nota van wijziging onvoldoende aangepast aan de memorie van toelichting. De indruk wordt gewekt dat iemand op het ministerie heeft zitten slapen en vorige week wakker is geschud, waarna het ministerie een ongebruikelijke tweede nota van wijziging naar de Kamer heeft gestuurd. Daardoor is in ieder geval nu wel de indexatie van het kindgebonden budget en het gezamenlijke toetsingsinkomen opgenomen, en dat is wat het CDA betreft een verbetering.

Maar de CDA-fractie mist wel de uitwerking van de vorm van het kindgebonden budget. In deze wet wordt immers uitgegaan van het aantal kinderen per gezin in tegenstelling tot alleen de kindertoeslag, maar in deze wet wordt niet beschreven voor welke variant de minister zal kiezen. De minister verwijst voor de uitwerking van deze variant naar een AMvB. Het gevolg is dat er wel een erg zware AMvB naar de Kamer komt en onder deze wet ligt. Wat het CDA betreft, vraagt dat dus in ieder geval ook om een zware voorhangprocedure aan de Kamer. Ik heb daartoe een amendement opgesteld. Daar heeft mijn collega Hamer al aan gerefereerd.

Hoewel het natuurlijk niet gebruikelijk is om in een wet aan te geven wat het budget is, is de CDA-fractie wel benieuwd naar de omvang daarvan. Zij gaat ervan uit dat er ten laatste bij de begrotingsbehandeling helderheid zal komen over dat budget, maar hoopt natuurlijk dat de minister er nu al iets over kan zeggen. Betekent dit dan ook dat de AMvB voor de begrotingsbehandeling naar de Kamer wordt gestuurd?

De minister geeft in het verslag aan dat verschillende varianten van het kindgebonden budget mogelijk zijn. Wij horen graag aan welke variant hij denkt. Gaat hij daarbij uit van hetzelfde bedrag voor elk kind of is daarin ook variatie mogelijk, bijvoorbeeld als je een gezin met twee kinderen hebt? Om dat goed te kunnen bepalen, is inzicht in de kosten van kinderen nodig. Daarom zien wij graag een overzicht tegemoet waarin per gezin uitgesplitst wordt wat een kind kost. Wat kost een gezin met één kind, wat kost een gezin met twee kinderen, waarin zit de kostenoploop en waar nemen de kosten wellicht ook weer af? Dat hebben wij nodig om een goede afweging te maken bij de keuze voor een variant van het kindgebonden budget. De CDA-fractie vindt voorts dat als de hoogte van het kindgebonden budget is vastgesteld, die bij nieuwe wetswijziging in de wet zal moeten worden opgenomen. Ik hoor graag een reactie van de minister daarop.

Met betrekking tot het co-ouderschap staat in de memorie van toelichting dat de kinderbijslag opgedeeld kan worden tussen twee ouders. In het voorliggende wetsvoorstel is echter bepaald dat geen deling van het kindgebonden budget kan plaatsvinden. In de memorie van toelichting wordt alleen gesteld dat in zo'n geval de aanspraak op het kindgebonden budget wordt toegewezen aan de ouder wiens recht op kinderbijslag wordt uitbetaald. Wat wordt hier precies bedoeld? Beide ouders hebben recht op kinderbijslag, terwijl maar één ouder recht heeft op het kindgebonden budget? Ik hoor graag een toelichting van de minister.

De minister kondigt ook aan dat de WTOS in 2009 onder het kindgebonden budget komt. Kan hij aangeven waarom dit dan pas gebeurt? Het zou toch veel overzichtelijker zijn als wij dat nu al in die regeling zouden kunnen opnemen.

Een aantal gezinnen had te maken met een verzilveringsproblematiek bij de kinderkorting. Voor mensen die werken, werkt de kindertoeslag. Hun verzilveringsprobleem wordt dan ook per 1 januari 2008 opgelost. Maar hoe zit dat voor mensen met een uitkering? Wanneer zij problemen hebben met de verzilvering en hun uitkering via een netto-nettokoppeling is gekoppeld, gaan zij er dan op vooruit of krijgen zij te maken met een mogelijke armoedeval? Gaan mensen met kinderen die recht hebben op minimumuitkeringen zoals de WAZ en de Toeslagenwet, erop vooruit? Ik hoor graag een toelichting van de minister.

Ik sluit me aan bij de opmerkingen van een aantal collega's over de exporteerbaarheid van het kindgebonden budget. Hoe voorkom je dat dit kindgebonden budget misbruikt kan worden om dingen te subsidiëren die wij als land eigenlijk liever niet hebben?

De heer Blok (VVD):

Vindt u het wenselijk dat het kindgebonden budget wordt geëxporteerd?

Mevrouw Sterk (CDA):

Daarover hebben wij vanmorgen op de radio ook al een debatje gevoerd, zoals u zich vast wel herinnert. Ik stel vast dat dit een regeling is die vijftig landen aangaat en 700 gezinnen, als ik het een beetje goed heb uitgerekend. Daar zitten dus ook mensen bij die bijvoorbeeld militair zijn, die op een basis in het buitenland werken, maar in Nederland keurig hun belasting betalen. Ik noem voorts ontwikkelingswerkers die in het buitenland werken, wier kinderen daar naar school gaan en die keurig in Nederland hun belasting betalen. Zij hebben ook gewoon recht op deze uitkering. Ik zie uw probleem wel. Misbruik moeten wij voorkomen. Het is natuurlijk niet goed als kinderen pas op hun zesde naar Nederland komen en er hier veel moet worden geïnvesteerd om hun taalachterstand weg te werken. Maar de werkelijkheid is aan de andere kant dus ook, dat hardwerkende Nederlanders die tijdelijk in het buitenland actief zijn, ook van het kindgebonden budget gebruikmaken.

De heer Blok (VVD):

Wij vinden elkaar ongetwijfeld in een regeling voor de hardwerkende Nederlanders in het geval dat u beschrijft. De andere gevallen zijn binnen deze wet helemaal geen misbruik. Als het wetsvoorstel wordt aangenomen, kan iemand zijn dochter een aantal jaren naar Marokko brengen en € 500 per jaar krijgen. Dat is dan geen kwestie van misbruik. Mijn vraagt blijft of u dat wenselijk acht.

Mevrouw Sterk (CDA):

Ik vind het niet wenselijk – en dat noem ik misbruik – dat kinderen tot hun zesde bijvoorbeeld in Marokko blijven bij hun moeder en dan pas naar Nederland komen. Dat is niet wenselijk, omdat die kinderen daardoor een achterstand oplopen in het Nederlandse onderwijssysteem. Dat probleem heb ik de afgelopen jaren verschillende keren aangekaart. Deze wet is ook bedoeld voor al die mensen die tijdelijk in het buitenland werken en keurig in Nederland belasting betalen. Deze mensen hebben gewoon recht op het kindgebonden budget.

Mijn laatste vraag betreft natuurlijk de uitvoering. Zal het de Belastingdienst lukken om per 1 januari 2009 uitvoering te geven aan de regeling? Wij zijn het nog niet eens over de te kiezen variant, maar daar komen wij wel uit voor 1 januari 2009. De regering verwacht dat de invoering geen grote problemen zal opleveren. Ik ben benieuwd wat "geen grote problemen" betekent. Wij zouden het zeer op prijs stellen als het kabinet de Kamer tijdig zou informeren in het geval dat deze termijn niet kan worden gehaald, en dat het daarbij voorstellen zou doen over hoe dan moet worden gehandeld.

Kortom, wij zijn blij dat dit kabinet kiest voor een gerichte investering in gezinnen. Wij zijn blij met deze wetswijziging die de verzilveringproblematiek oplost. Wij zien de uitwerking van het kindgebonden budget graag tegemoet.

De vergadering wordt van 18.08 uur tot 18.25 uur geschorst.

Minister Rouvoet:

Voorzitter. Met dit wetsvoorstel wordt de fiscale kinderkorting omgezet in een inkomensafhankelijk kindgebonden budget. Vooral werkende alleenstaande ouders en alleenverdieners met een laag inkomen hebben nu niet altijd baat bij een verhoging van de kinderkorting. Die gezinnen betalen te weinig belasting om de kinderkorting te kunnen ontvangen. Het kindgebonden budget zorgt ervoor dat zij nu wel steeds het volle bedrag ontvangen. Daarmee is meteen het belang van dit wetsvoorstel aangetoond. Het verzilveringsprobleem voor gezinnen met lage inkomens in 2008 wordt hiermee opgelost. Het is daarom noodzakelijk dat dit wetsvoorstel voor 2008 in werking treedt. De Kamer zal, gehoord de woordvoerders, hiermee kunnen instemmen. In de motie-Crone werd het vorige kabinet verzocht om uitbetaling van die kinderkorting. Ook uit de reacties van vandaag blijkt dat die motie breed werd gedragen.

Voor de meeste gezinnen verandert er per saldo niets in 2008. Het bedrag van het kindgebonden budget is gelijk aan dat van de kinderkorting. De omzetting is neutraal. Er wordt uitgegaan van hetzelfde afbouwpercentage en toetsingsinkomen. Vandaar dat ook het kindgebonden budget het vrouwen niet lastiger maakt om buitenshuis te gaan werken. Voor mensen in de bijstand met kinderen wordt het zelfs aantrekkelijker om te gaan werken. Met de oplossing van de verzilveringsproblematiek wordt het verschil tussen bijstand en werk juist groter.

Het oplossen van het verzilveringsprobleem is een belangrijke stap in de goede richting. In 2008 krijgen gezinnen met lage inkomens een bedrag per huishouden. Eerst is de kinderkorting omgezet in een toeslag per huishouden, maar nu maken wij de stap naar een wezenlijke andere vorm: een bedrag per kind. Het gezin is de plaats waar kinderen worden opgevoed en waar essentiële waarden en normen worden overgedragen. Behalve voldoende tijd en vaardigheden hebben ouders daarvoor ook middelen nodig. Meer kinderen brengen meer kosten met zich mee. De tegemoetkoming van de overheid in de kosten van kinderen is niet kostendekkend. Dat betekent dat het vrij besteedbare inkomen voor de ouders na de aftrek van de kosten van kinderen lager wordt naarmate het aantal kinderen toeneemt. Vandaar dat het kabinet heeft besloten om een budget per kind in te voeren in het kader van het gezinsvriendelijke beleid dat wordt voorgestaan. Door nu te regelen dat ouders vanaf 2009 een bedrag per kind ontvangen, is het kader voor die periode neergelegd.

Gevraagd is hoeveel geld er vanaf 2009 beschikbaar is. Er zal gefaseerd een extra budget worden toegevoegd. Ook is gevraagd hoe hoog het bedrag per kind is en aan welke varianten ik denk. Verder is gevraagd naar de gevolgen van de inkomens voor de gezinnen.

Er is niet voor niets gekozen voor de route die wij nu bewandelen. Het kabinet wil het wetsvoorstel zoals het er lag, benutten voor een oplossing van de verzilveringsproblematiek per 1 januari a.s. Tegelijkertijd wil het een omzetting naar een kindgebonden budget mogelijk maken. Het wil namelijk voorkomen dat het wetgevingstraject wordt opgehouden waardoor het verzilveringsprobleem vanaf 2008 niet kan worden opgelost.

Wij zullen echt nog de variantendiscussie met elkaar moeten voeren. Ik hecht zeer aan nauwe betrokkenheid van de Kamer hierbij. Als in het kader van de voorbereiding van de begroting 2008 de precieze budgetten zijn vastgesteld en de begroting inhoudelijk is vastgesteld, zal ik zo snel mogelijk – wat mij betreft kort na het zomerreces – met de nodige varianten naar de Kamer komen. Uiteraard zijn de verschillende factoren die de Kamer aangaf, voor mij belangrijke parameters: de koopkrachteffecten; de hoogte van het bedrag, voor mij nog even een open vraag; de mogelijkheid van variatie van bedragen voor eerste, tweede en volgende kinderen; de marginale druk, een belangrijke overweging gezien vanuit het probleem van de armoedeval en ook een belangrijke overweging bij de keuze van de varianten. Het is niet mogelijk om daar nu een uitgebreide beschouwing over te geven, maar de zorg en aandachtspunten van de Kamer zijn ook mijn zorg en aandachtspunten bij de keuze van de uiteindelijke variant. Ik hecht zeer aan de betrokkenheid van de Kamer daarbij.

Mevrouw Langkamp (SP):

Voorzitter. Mag ik hieruit concluderen dat de minister nog niet kan garanderen dat gezinnen met één kind er niet op achteruit kunnen gaan bij de omzetting van een bedrag per gezin naar een bedrag per kind?

Minister Rouvoet:

Die vraag heeft u gesteld, andere Kamerleden ook. Ik begrijp die vraag, maar het is nog niet mogelijk om inzicht te geven in de inkomenseffecten omdat de variant nog niet is gekozen. Maar het signaal van de Kamer is duidelijk. Het gaat hierbij om de kleinere gezinnen, met name de eenkindgezinnen. Ik heb het signaal goed verstaan, voor de regering is dit ook een belangrijk aandachtspunt. Wij zullen goed rekening houden met de huidige situatie, al is de koopkracht van gezinnen niet alleen maar afhankelijk van deze maatregel. Er zijn meer maatregelen en in het begrotingsdebat zal de uiteindelijke koopkracht het beeld bepalen. Het is daarom niet mogelijk om voor deze ene maatregel de harde garantie te geven dat die niet tot koopkrachteffecten zal leiden, maar dit is wel een prominent onderdeel.

Ik heb verteld over de besluitvorming in augustus en het stuk voor Prinsjesdag. Ik stel voor dat zo snel mogelijk daarna het debat met de Kamer over de vormgeving en de varianten wordt gevoerd. Een aantal leden van de Kamer sprak over het karakter van dit wetsvoorstel. Zij legden de relatie tussen enerzijds de elementen van gezinsvriendelijkheid, de ondersteuning van gezinnen in de kosten van kinderen, en anderzijds arbeidsparticipatie. Ik kon mij wat minder vinden in de bijdragen waarin werd gesuggereerd dat hiermee sprake was van een "aanrechtsubsidie". Ik vind dit een heel onvriendelijke term, eigenlijk een diskwalificatie van wat de heer Dibi een van de zwaarste beroepen noemde. Ik laat de keuze aan degenen die de term gebruiken, maar dit wetsvoorstel heeft echt een andere strekking. Uiteindelijk gaat het om een tegemoetkoming in de kosten van kinderen, waarbij wordt overgeschakeld naar een uitkering per kind. Met de keuze als zodanig van al dan niet participeren heeft dat niet veel te maken. De heer Dibi stelde veel vragen over kinderopvang. Het zal niemand zijn ontgaan dat in dit wetsvoorstel de keuze van de ouders om daarvoor te kiezen, niet aan de orde is. Het gaat dus echt over iets anders, namelijk de oplossing van het verzilveringsprobleem en een andere organisatie en billijkere uitvoering van de tegemoetkoming van de overheid in de kosten van gezinnen met kinderen.

De heer Blok (VVD):

Voorzitter. De minister had geen mooiere illustratie kunnen geven van de vloek van de goede daad dan met dit betoog. Het doel van de wet is wel de oplossing van een verzilveringsprobleem, maar het effect van de wet is dat voor mensen die meer gaan werken, bijvoorbeeld vrouwen die van achter het aanrecht uit huis aan het werk gaan, de toeslag wordt afgebouwd. De minister kan dit niet ontkennen; de afbouw begint vanaf € 29.000 gezamenlijk inkomen.

Minister Rouvoet:

Dat klopt. Dat is de keuze die het vorige kabinet onder aanvoering van staatssecretaris Van Hoof heeft gemaakt bij de vormgeving van de omzetting van de kinderkorting naar de kindertoeslag. Dit kabinet heeft er inderdaad voor gekozen om die systematiek, inclusief de inkomensgrens en het afbouwpercentage van 5,75 van het vorige kabinet, overeind te houden. Ik begrijp dat u daar inmiddels anders over denkt dan in de vorige periode. Dat is toegestaan. Het leek ons evenwel verstandig om vast te houden aan die systematiek. Overigens hebt u gelijk dat de problemen rond de armoedeval te maken hebben met het afbouwpercentage. Het kabinet heeft ook niet voor niets vastgehouden aan het percentage dat nu in het wetsvoorstel is vastgelegd, in elk geval voor het komende jaar, waarbij de omzetting naar een bedrag per huishouden overeind wordt gehouden. Ik denk ook niet dat u graag zou zien dat dit wetsvoorstel opeens een heel andere kant opgaat, tenzij ik mij daarin vergis.

De heer Blok (VVD):

Daar vergist u zich inderdaad in. Het is gemakkelijk om tegen een partij die lange tijd regeringsverantwoordelijkheid heeft gedragen, te zeggen dat die partij er zelf bij was. Dat is zo; je neemt daarbij verantwoordelijkheid voor alle compromissen, zoals u dat ook doet. De situatie is inmiddels echter veranderd. De arbeidsmarkt is momenteel ontzettend gespannen. De vraag waar de euro het meest effectief kan worden besteed, moet nu anders beantwoord worden dan een paar jaar geleden. Dat was ook de kern van mijn betoog. Als u de problemen van vandaag wilt aanpakken, bijvoorbeeld die van vrouwen met één kind in een armoedesituatie, dan had die euro beter besteed kunnen worden aan buitenschoolse opvang dan aan deze regeling.

Minister Rouvoet:

In het coalitieakkoord en het beleidsprogramma van dit kabinet staat een mix van maatregelen die voor een balans zorgen. Ik zeg dit ook tegen de woordvoerders van andere fracties die vanuit een andere invalshoek kritiek uiten. Dit kabinet heeft gekozen voor maatregelen die expliciet gericht zijn op het bevorderen van de arbeidsparticipatie, zeker van moeilijke groepen. Dat is ook nodig. Die maatregelen staan in het coalitieakkoord. Er wordt onder meer geïnvesteerd in de kinderopvang en er wordt gekeken naar de combinatiemogelijkheden van arbeid en zorg. Ik wijs in dit verband op de maatregel van ondersteuning van informele kinderopvang door dit kabinet. Verder zijn afspraken gemaakt over de individualisering van de algemene heffingskorting en de inkomensafhankelijke, aanvullende combinatiekorting. Er is dus een aantal maatregelen genomen dat gericht is op participatie. Met het oog op een balans tussen deze maatregelen en kindvriendelijkheid heeft het kabinet ook gekozen voor maatregelen die in dat licht meer doen dan in het verleden wellicht is gebeurd. Het kindgebonden budget maakt daar onderdeel van uit, maar ook de uitzondering die gemaakt is op de individualisering van de algemene heffingskorting en een tegemoetkoming voor alleenverdieners met een chronisch ziek of gehandicapt kind of een pleegkind. Met deze mix van maatregelen wordt een balans bereikt. De noodzaak van bevordering van arbeidsparticipatie wordt erkend, maar hang het algemene oordeel over de effecten van het beleid niet op aan één maatregel, want dat is een eenzijdige benadering.

De heer Blok (VVD):

Ten eerste zou ik buitenschoolse opvang bij voorrang als kindvriendelijke maatregel beschouwen. Ten tweede zorgt juist het totaal aan maatregelen ervoor dat de echte problemen van de tekorten op de arbeidsmarkt en de handen aan het bed niet worden opgelost. U legt dat keurig uit door aan te geven dat u een compromis moest sluiten en dat het totaal van die maatregelen niet leidt tot het oplossen van de tekorten op de arbeidsmarkt.

Minister Rouvoet:

Het zoeken van een balans binnen het kabinetsbeleid verschilt wezenlijk van het sluiten van compromissen. Dit kabinet heeft er oog voor dat er een balans moet zijn tussen beide aspecten en dat het niet moet doorslaan in de ene of de andere richting. Wellicht verschillen wij op dit punt van mening, want ik vind het van groot belang dat er naast de bevordering van arbeidsparticipatie, met name van een aantal moeilijke groepen, oog is voor de inkomenspositie van de grotere gezinnen. Ik zou graag zien dat dat brede steun kreeg, ook van uw fractie.

De heer Dibi (GroenLinks):

Bij het spreken over het karakter van dit wetsvoorstel en de filosofie daarachter baseer ik mij op de toelichting, waarin enerzijds staat dat meer kinderen meer kosten met zich meebrengen en anderzijds gesteld wordt dat het kabinet hecht aan het gezin als plaats waar kinderen worden opgevoed en waar essentiële waarden en normen worden overgedragen. Ik heb de minister ook twee citaten voorgelegd, een van hemzelf en een van zijn collega-bewindspersoon Tineke Huizinga-Heringa. De SGP-fractie zou het fantastisch vinden als de kinderopvangtoeslag erin zou worden verwerkt, ongeacht of er voor kinderopvang wordt gekozen. Mijn vraag is heel simpel: is deze wet bedoeld als tegemoetkoming in de kosten van kinderen of voor de instandhouding van het traditionele gezin?

Minister Rouvoet:

Dat is een wat merkwaardige vraag. De heer Dibi citeert terecht uit de toelichting van het kabinet over wat de bedoeling is van het wetsvoorstel. Vervolgens vraagt hij: wat is eigenlijk de bedoeling van het wetsvoorstel? Zoals hij terecht citeert, is de bedoeling: een tegemoetkoming in de kosten van kinderen. Dat lijkt mij glashelder; het stond al zwart op wit.

Mevrouw Sterk (CDA):

De minister refereerde zojuist aan het opnemen van een norminkomen in de wet. Dit is overgenomen uit de onderliggende kindertoeslagwet. Heeft de minister overwogen om een ander norminkomen vast te stellen of het afbouwpercentage aan te passen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

Minister Rouvoet:

Dat heb ik niet overwogen, in ieder geval niet voor het eerste jaar. De hoogte van het toetsingsinkomen en het afbouwpercentage kunnen wel aan de orde komen in de variantendiscussie voor de situatie vanaf 2009. Zover ben ik nu echter nog niet. Wij hebben niet voor niets vastgehouden aan dit percentage. Dat is ook het uitgangspunt bij de latere discussie. Er zijn een aantal parameters, knoppen waar je aan kunt draaien om inkomenseffecten te bereiken. Tot aan welk inkomen loopt overheidsondersteuning door? Het antwoord daarop hangt mede af van hoe snel er wordt afgebouwd en waar daarmee wordt begonnen. Ik houd het dus open, maar wij handhaven in de eerste fase niet voor niets het toetsingsinkomen en het afbouwpercentage op het niveau waarop het wetsvoorstel die had bepaald.

Mevrouw Sterk (CDA):

Als de regering gaat nadenken over de varianten, kunnen er dus een andere norm voor het toetsingsinkomen en een ander afbouwpercentage komen?

Minister Rouvoet:

Dat zou kunnen. Het is belangrijk om goed te kijken naar de effecten daarvan, bijvoorbeeld op de marginale druk voor de inkomens rond modaal. Ook de Kamer heeft vandaag dit soort overwegingen genoemd: weet wel wat je doet als je een keuze maakt. Ik kan niet veel uitsluiten, maar het zullen geen revolutionaire veranderingen zijn ten opzichte van wat er nu ligt. Het kunnen schuiven met opties is nodig om tot een verantwoorde keuze te komen.

Er zijn ook vragen gesteld over onderwerpen die niet rechtstreeks in het wetsvoorstel besloten liggen, zoals de relatie met de kinderbijslag. Eigenlijk wil ik daar kort over zijn. Eerder is in dit huis uitvoerig gesproken over verschillende visies op de inkomensafhankelijkheid van bepaalde regelingen. De standpunten daarover zijn bekend. Terecht is geconstateerd dat dit kabinet er niet voor heeft gekozen om over te gaan tot integratie van het kindgebonden budget met de AKW. Het is niet heel vruchtbaar om het debat op dat punt over te doen. Het kabinet heeft ervoor gekozen om de kinderbijslag inkomensonafhankelijk te houden en dit wetsvoorstel te wijzigen en door te zetten zoals ik zojuist heb aangegeven.

Mevrouw Langkamp (SP):

Ik begrijp dat de minister die discussie niet wil overdoen. Kan hij echter toch heel kort aangeven waarom het kabinet daar niet voor heeft gekozen?

Minister Rouvoet:

Daaraan ligt een heel principiële discussie over de AKW ten grondslag. Een eerste reden was in ieder geval dat wij het wetsvoorstel dat er lag, niet wilden vertragen met een zware principiële discussie die in dit huis al een aantal keer eerder is gevoerd. Ik schuif het even door. Ik heb mij niet geprepareerd op een meer principiële discussie over de AKW. Ik ging ervan uit dat ik die in het kader van dit wetsvoorstel niet zou hoeven te voeren. Zo nodig wil ik er straks graag nog op terugkomen.

Een andere zaak waarover is gesproken, is de omvang van het kindgebonden budget. De heer Van der Vlies heeft daarover een interessante bijdrage geleverd. Hij verwijst naar het boekje van Sytze Faber en de daarin verwoorde observaties van een buitenstaander. Ik vat zijn betoog op als een compliment. Hij citeerde letterlijk dat in de formatiebespreking zou zijn gezegd dat het heel wat zou zijn als de ChristenUnie de naam "kindgebonden budget" zou worden gegund. Ik stel nog maar eens vast dat dit voor rekening van de heer Faber komt. Zijn conclusie luidde: "met de ene hand is genomen wat met de andere hand was gegeven". Ik zou bijna zeggen dat het een knap onderhandelingsresultaat is als je begint met iets te verliezen en het op een andere manier weer terug weet te krijgen. Misschien komt dat overeen met wat ik net bedoelde met de "balansdiscussie". Ik wil er echter niet te diep in treden.

De heer Van der Vlies stelde dat er lange tijd sprake is geweest van een andere vormgeving en een ruimere opzet van het kindgebonden budget. In dat verband verwees hij onder andere naar de verkiezingscampagne en naar het programma van de ChristenUnie. Dat valt mij toch een beetje tegen van de heer Van der Vlies. Ik moet hem er bijna over vermanen dat hij een dienaar van de Kroon confronteert met uitspraken die in een verkiezingsprogramma zijn gedaan. Dat stelt mij bijna een beetje teleur.

Hij heeft gelijk dat er andere varianten en andere opties denkbaar zijn voor de vormgeving van het kindgebonden budget. Het kabinet heeft daarvoor niet gekozen. In de toelichting is daarop ingegaan, evenals in de beantwoording van de vragen die vanuit de Kamer zijn gesteld. Dat heeft mede te maken met de verschillende achtergronden van de verschillende regelingen en de doelen die ermee worden gediend. Dat laat onverlet dat andere opties denkbaar zijn. Het kabinet kiest daarvoor niet.

Ik ben het niet met de heer Van der Vlies eens dat het resultaat in feite de oude regeling in een nieuw jasje is. Dan ziet hij toch echt over het hoofd dat wij toewerken naar een systeem van een uitkering per kind. Ik meen dat dit ook altijd zijn oogmerk is geweest. Ik ben er buitengewoon tevreden over dat het die kant op gaat. Dat is een keuze geweest van dit kabinet. De fracties van onder andere de SGP en de ChristenUnie hebben in de Kamer jarenlang vruchteloos gestreden voor het systeem van een uitkering per kind. De heer Voordewind heeft daarop zojuist ook al gewezen. Nu ligt het warempel in een wetsvoorstel voor. Ik zou de heer Van der Vlies daarom willen zeggen: "tel uw zegeningen".

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Dat wil ik graag doen. Het is een permanent onderdeel van mijn leven om mijn zegeningen te tellen. Soms loopt de teller op en soms blijft het getal wat laag. Dat is bijvoorbeeld het geval in de politiek. Ik heb niet de dienaar van de Kroon op een verkiezingsprogramma aangesproken. Ik weet heel goed dat ik dat niet zo gemakkelijk kan doen. De heer Rouvoet staat hier als minister van een kabinet dat steunt op een coalitie van fracties in dit huis. Deze fracties hebben alle drie een verkiezingsprogramma aan de bevolking voorgehouden. Eén van die heb ik mij voor de geest staan. Ik weet ook hoe deze fractie in het verleden over dit onderwerp heeft gesproken. Niemand kan uit mijn geheugen wissen dat de gelden voor de kinderopvang altijd waren inbegrepen wanneer wij spraken over het kindgebonden budget. Dat kan de minister niet ontkennen. Nu is dat niet meer het geval. Dat is mijn punt van kritiek op het voorstel, waarvoor ik overigens erg erkentelijk ben. Dat heb ik duidelijk verwoord. Maar het is minder dan mij voor ogen stond wat het moest zijn om slagkracht te leveren. Het gaat daarbij ten principale om de keuzevrijheid over zaken als het punt van de formele of informele kinderopvang. Deze ongelijkheid blijft nu immers in het systeem gehandhaafd.

Minister Rouvoet:

Voorzitter. De heer Van der Vlies heeft gelijk dat deze keuze niet is gemaakt. Dat is toegelicht. Ik heb er geen enkele moeite mee dat hij mijn partij daarop aanspreekt. Hij noemde in dit verband echter een paar keer mijn naam en zei zelf dat hij het minister Rouvoet nog een keertje vroeg. Juist omdat ik weet hoe zeer de heer Van der Vlies en zijn fractie hechten aan staatsrechtelijke zuiverheid, meende ik deze kanttekening te moeten maken. Hij verwees immers naar het verkiezingsprogramma. Ik geef toe: ik sta hier niet om een verkiezingsprogramma te verdedigen. Ik sta hier om een coalitieakkoord te verdedigen. Ik zeg echter tegen u: tel uw zegeningen; dit is wat u ook wilde. Ik verwijs daarvoor naar een belangrijk onderdeel: ondersteuning van grote gezinnen. Het voorstel voorziet in een tegemoetkoming om bij te dragen aan de kosten van kinderen. Die tegemoetkoming neemt toe naarmate er meer kinderen zijn. Dit is een mooie stap. Ik zou zeggen: dat is binnen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Een minister van een coalitie hoeft zich niet te schamen voor een gesloten compromis, maar ik vind het wel bedenkelijk dat het ideaal niet verder kan reiken dan het compromis.

Minister Rouvoet:

Zet met ons deze stap in deze periode. Wie weet wat er in een volgende periode kan gebeuren. Hier hebt u echter jarenlang voor gepleit en nu is het binnen. Dan zou ik niet te zuur doen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Dit is maar een deel van hetgeen waarvoor ik jarenlang heb gepleit.

Minister Rouvoet:

Maar incasseer dan, net als ik, dat deel.

Voorzitter. Er zijn uiteraard veel vragen gesteld over de uitvoering van de wet door de Belastingdienst. Vanzelfsprekend zal hierover de staatssecretaris spreken. Een ander punt dat ook door meerdere sprekers aan de orde is gesteld, zal ik vervolgens behandelen. Het is een punt waarover de heren Blok en Bosma, maar ook anderen hebben gesproken: de exporteerbaarheid.

Het kindgebonden budget valt, evenals de kinderbijslag, onder de werkingssfeer van EG-verordening 140871 en onder de geldende sociale verzekeringsverdragen. Evenals met de kinderbijslag geven wij met het kindgebonden budget een tegemoetkoming in de kosten van kinderen. Dat heeft tot gevolg dat het kindgebonden budget moet worden geëxporteerd naar landen waarmee een verdragsrelatie bestaat. Dit stond reeds in de toelichting bij het oorspronkelijke wetsvoorstel. Binnen de Europese Unie is het coördinatieregime van verordening 140871 met betrekking tot gezinsbijslagen van toepassing. Hoe het kindgebonden budget nationaal wordt omschreven, is daarbij niet van belang. In internationaal verband wordt gekeken naar het karakter van de regeling. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft duidelijk uitgesproken dat een regeling als deze moet worden geëxporteerd. De consequentie daarvan is dat een exportverbod in de nationale wetgeving in strijd is met de Europese verordening en met de bilaterale sociale verzekeringsverdragen. Het Europese recht is van een hogere orde en gaat dus voor. Het amendement van de heer Blok op dit wetsvoorstel heeft dan ook niet het beoogde effect. Het kan dat ook niet hebben vanwege de voorrang die aan het Europese recht moet worden gegeven.

Het zal dan duidelijk zijn dat het kabinet aanneming van het amendement zal ontraden. Een mogelijk exportverbod in het wetsvoorstel voor het kindgebonden budget zal geen toepassing kunnen vinden, aangezien dat niet verenigbaar is met de bepalingen van de Europese verordening of met die van de bilaterale sociale verzekeringsverdragen.

Overigens, de opvatting dat de kinderkorting niet exporteerbaar is, is een misvatting. Ook de kinderkorting komt buitenlandse belastingplichtigen toe die ervoor kiezen om te worden behandeld als binnenlandse belastingplichtigen. Die keus kan om verschillende redenen gemaakt worden, maar als die gemaakt wordt is, zij het beperkt, de kinderkorting exporteerbaar. Dat geldt in ieder geval voor die gezinsbijslagen die vallen binnen het sociale domein en dit geldt dus ook voor de kindertoeslag. Die gold voorheen. Met de nieuwe vormgeving kennen dus wij het kindgebonden budget.

Het amendement van de heer Blok gaat mijns inziens ook verder dan alleen het voorkomen van de exporteerbaarheid. Met de huidige tekst van het amendement is er ook voor de kinderen die niet tot het huishouden behoren, maar die wel in belangrijke mate worden onderhouden, bijvoorbeeld doordat zij in een instelling verblijven, geen recht meer op een kindgebonden budget. Dit is een extra afwijking van het toepassingsbereik van de Algemene kinderbijslagwet. Ik wijs hierop, opdat de heer Blok dit punt bij zijn overwegingen kan betrekken. Ik weet namelijk niet of hij zijn amendement deze strekking wilde geven.

De heer Blok (VVD):

Ik heb heel bewust eerst de vraag gesteld of de minister het wenselijk vindt dat wordt geëxporteerd. Als wij die vraag hebben beantwoord, kunnen wij verder over de juridische techniek gaan spreken. Vindt de minister het wenselijk?

Minister Rouvoet:

Ik vind dat niet helemaal de goede route. Wat wenselijk is, is dat wij, als wij bilaterale verdragen afsluiten, ons daaraan houden. Die houden in dat in het sociale domein dit type toeslagen exporteerbaar moet zijn. Dat geldt ook voor de AOW en de AKW. Als wij de vraag naar de wenselijkheid aan de orde stellen, is eigenlijk de vraag aan de orde of wij het wenselijk vinden om op die terreinen bilaterale verdragen te sluiten. Als je die eenmaal sluit, vind ik het in ieder geval wenselijk, juist en op zijn plaats om je aan die verdragen te houden. Ik heb niet de indruk dat de heer Blok voorstelt om ook de exporteerbaarheid van de AOW af te schaffen. Wat wij niet kunnen doen, is shoppen binnen bilaterale verdragen. Als wij bilaterale verdragen sluiten, houden wij ons daaraan. Als een gezinstoeslag daarbinnen valt, geldt het daar ook voor, dan gaan wij daar niet selectief in te werk.

De heer Blok (VVD):

Ik luister met stomme verbazing naar deze minister, omdat ik eerder deze week dezelfde minister hoorde zeggen dat hij een internationaal verdrag ter discussie wil stellen, omdat het hem hindert bij het vormen van campussen voor criminele jongeren. Ik kan mij heel goed voorstellen dat de minister in zo'n geval zegt: ik wil het verdrag ter discussie stellen. Als dat daar kan, kan dat hier ook.

Minister Rouvoet:

Ik heb niets gezegd over het ter discussie stellen van een Europees verdrag. Ik weet wel waarop u doelt, namelijk op de ruimte die het Europees Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en de burgerlijke vrijheden biedt. Dat is wel één van de laatste verdragen die ik ter discussie wil stellen. De vraag is wel relevant, welke ruimte zo'n verdrag biedt om nationaal gewenste ontwikkelingen door te voeren. Onderzoek daarnaar lijkt mij niet verkeerd. Als uw voorstel is om eens te praten over het opzeggen van bilaterale verdragen binnen het sociale domein in algemene zin, waardoor ook een AOW niet meer kan worden geëxporteerd, moet u dat doen. Het bilaterale verdrag heeft niet alleen betrekking op het kindgebonden budget, maar ook op de AKW en de AOW. Of je zegt het op en je stelt het ter discussie, of je doet dat niet, maar dan mag je niet selectief gaan winkelen.

De heer Blok (VVD):

Ik heb de AOW niet ter discussie gesteld, en wij gaan zelf over wat wij wel of niet in verdragen willen opnemen.

Minister Rouvoet:

Onjuist. Wij gaan wel zelf over wat wij in verdragen regelen of niet, maar als een bilateraal verdrag betrekking heeft op het sociale domein, kun je niet het één erin stoppen en het andere eruit halen.

Mij is gevraagd of het waar is dat de SVB 4,5 mln. aan uitvoeringskosten kwijt is om het kindgebonden budget in het buitenland uit te keren en te controleren, dit naar aanleiding van berichtgeving in de media. Het antwoord daarop is: ja. De internationale gevalsbehandeling is duurder dan de nationale gevalsbehandeling, en de SVB heeft voor het kindgebonden budget aangegeven dat een gevalsbehandeling met internationale aspecten gemiddeld € 100 kost. Dat betekent dat de verhouding tussen uitvoeringskosten en uitkeringslasten inderdaad relatief hoog is. Dat is overigens niet alleen hierbij het geval. Ook de internationale gevalsbehandeling voor de AKW en de AOW is duurder dan voor de nationale gevallen. Ik noem het exporteren van de AOW naar Spanje, Duitsland of België. Een voorwaarde voor het ontvangen van het kindgebonden budget in het buitenland is dat er een band is met Nederland. Eén van de ouders moet dus in ieder geval in Nederland werken en/of wonen. Meestal zal men daarom in Nederland ook belasting betalen. Deze gezinnen hadden in de meeste gevallen ook recht op kinderkorting. Dat was de voorloper van het kindgebonden budget. De internationale gevalsbehandeling is duurder, omdat die ingewikkelder is. Soms zullen gegevens uit het buitenland moeten worden opgevraagd om de hoogte van het kindgebonden budget te kunnen vaststellen. In een aantal gevallen zal het andere land op grond van de daar geldende wetgeving de Nederlandse uitkering moeten aanvullen of verrekenen met de uitkering die dat land zelf geeft. Dat kan ertoe leiden dat niet de gehele Nederlandse uitkering hoeft te worden uitbetaald. Het mag duidelijk zijn dat het soms ingewikkelde berekeningen zijn en dat het arbeidsintensief is.

Voor de goede orde meld ik dat de kosten die de heer Blok noemde, voor 95% zijn gebaseerd op verrekeningen binnen de Europese Unie. De extra uitvoeringskosten voor het kindgebonden budget van de SVB zijn voor bijvoorbeeld Marokko en Turkije nihil, omdat de kwestie van de verrekening in die landen niet speelt. Zij kennen immers geen vergelijkbare gezinsbijslag. Bij de voorbereiding van het wetsvoorstel heeft de SVB ingeschat dat er maximaal 45.000 gevallen zullen zijn met internationale aspecten. Van die EU-groep is ongeveer 80% afkomstig uit België en Duitsland en 20% uit andere EU-landen. Het zal duidelijk zijn dat de kosten voor controle hoger zijn als de uitkering naar het buitenland gaat, omdat die personen zich buiten ons gezichtsveld bevinden. Dat is de verklaring voor de relatief hoge kosten waarvan niet alleen sprake is bij de uitvoering van deze wet, maar ook bij de uitvoering van andere sociale verzekeringswetten.

De heer Bosma (PVV):

Is de minister het met mij eens dat er sprake is van een wanverhouding als 5 mln. wordt uitgegeven om 7 mln. te kunnen uitgeven?

Minister Rouvoet:

Het is inderdaad relatief hoog. Het is overigens niet 5 mln. maar 4,5 mln. Wij moeten het niet opplussen. Dat neemt niet weg dat het een hoog bedrag is. Zoals ik al zei, is dat inherent aan het exporteren van sociale verzekeringen naar het buitenland. De verhouding ligt echt anders dan die bij de nationale uitkering. Dat mag ook geen verbazing wekken, al begrijp ik dat daarover een vraag wordt gesteld.

De heer Van der Vlies heeft opgeroepen tot royalere steun aan gezinnen. Met dit wetsvoorstel is aan die oproep gehoor gegeven. Hij heeft evenals anderen gevraagd naar de integratie van de WTOS. Gelet op de complexe materie van de WTOS is met de Kamer afgesproken dat 2009 als uitgangspunt wordt genomen. Het is voor het nieuwe kabinet niet mogelijk om dat naar voren te halen. Die toezegging aan de Kamer wordt dus gestand gedaan.

Mevrouw Hamer was vooral heel tevreden. Zij heeft een aantal vragen gesteld over de uitvoering en de invulling. Ik heb zojuist gezegd dat wij die discussie later zullen voeren. Zij heeft een aantal suggesties gedaan en ook voor bepaalde zaken gewaarschuwd. Ik heb gereageerd op de opmerkingen over de kleine gezinnen en de marginale druk. De invulling komt na de zomer.

De heer Dibi heeft gezegd dat hij hinkt op twee benen. Ik wens hem sterkte met het maken van een definitieve keuze. Die kan hij niet pas maken als de effecten van de wet duidelijk worden. Hij zal die keuze voor de stemming moeten maken. Als ik hem daarbij behulpzaam kan zijn, ben ik daartoe uiteraard bereid. Ik kan hem dan nogmaals informeren over de achterliggende gedachte van dit wetsvoorstel. De heer Dibi heeft ook vragen gesteld over de aanwending van de enveloppen en over de varianten. Ook daarop ben ik ingegaan.

De vragen van de heer Blok heb ik beantwoord en ik heb ook over de balans gesproken. Hetzelfde geldt voor de afbouw, de keuze voor het toetsingsinkomen en de export.

Mevrouw Sterk heeft veel vragen gesteld over de varianten. Ook daarover hebben wij gesproken. Hetzelfde geldt voor de omvang van het budget. De staatssecretaris zal de vragen beantwoorden over de armoedeval en de uitvoering.

Mevrouw Sterk (CDA):

De minister is niet ingegaan op mijn vraag of hij bereid is om de Kamer voor Prinsjesdag een onderzoek te doen toekomen, waarin hij aangeeft wat de kosten zijn voor een gezin met één kind oplopend tot een gezin met vijf kinderen. Ook is hij niet ingegaan op mijn vraag of mensen met een uitkering er vanwege de netto-nettokoppeling uiteindelijk op achteruit gaan.

Minister Rouvoet:

Ik vind de eerste vraag van mevrouw Sterk relevant, met name voor het bepalen van de keuze voor de variant. Ik kan geen onderzoek voor Prinsjesdag toezeggen. Wel kan ik het betrekken bij de discussie met de Kamer over onze keuze voor de definitieve variant. Dan wordt in kaart gebracht wat de uitwerking is voor verschillende gezinssamenstellingen, variërend van gezinnen met één kind tot gezinnen met meer kinderen. Dat wil ik gaarne toezeggen. Mocht het lukken om dat rond Prinsjesdag aan de Kamer te sturen, dan gaat dat separaat. Vindt mevrouw Sterk dat voldoende?

Mevrouw Sterk (CDA):

Akkoord.

Mevrouw Langkamp (SP):

Graag krijg ik een reactie van de minister op mijn vraag over de inkomensafhankelijke kinderbijslag en op mijn suggestie om kinderbijslag en kinderkorting onder één regeling te laten vallen. Ook heb ik in mijn bijdrage aandacht gevraagd voor de gezinnen die de kinderkorting misgelopen zijn vanwege het verzilveringsprobleem. Ik heb de suggestie gedaan om voor die gezinnen iets extra's te doen.

Minister Rouvoet:

Dit brengt mij in herinnering dat de heer Van der Vlies nog een vraag heeft gesteld over de uitvoering door aan de ene kant de Sociale Verzekeringsbank en aan de andere kant de Belastingdienst. Die vraag neem ik meteen mee bij de beantwoording van mevrouw Langkamp.

Het kindgebonden budget is inderdaad een inkomensafhankelijke regeling die voorziet in een tegemoetkoming voor kinderen. Deze valt net als alle andere inkomensafhankelijke regelingen direct onder de werkingssfeer van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, de Awir. Dat is een algemene wet die een geharmoniseerd kader biedt voor inkomensafhankelijke regelingen op het gebied van zorg, kinderen en wonen. Ook de meer geharmoniseerde uitvoering van zulke regelingen door de Belastingdienst is in de Awir geregeld. De AKW wordt door de SVB uitgevoerd. Die wet is een volksverzekering en is dus inkomensonafhankelijk. De doelstelling van kinderbijslag is het verkleinen van inkomensverschillen tussen gezinnen met en gezinnen zonder kinderen. Het relateren van kinderbijslag aan inkomen past niet in die doelstelling en is daarom, ook in voorgaande situaties, afgewezen. Dat gebeurt ook door dit kabinet. Samenvoeging van het kindgebonden budget en de kinderbijslag wekt daarnaast de suggestie dat, in afwijking van het kabinetsstandpunt van onder andere 28 mei 2004 naar aanleiding van het onderzoek integratie en stroomlijning van kinderregelingen, de kinderbijslag toch deels inkomensafhankelijk zou worden, namelijk aan de bovenkant. Dat zou een verkeerd signaal geven aan de burger. Voorts is het zo dat in het eerder ingenomen kabinetsstandpunt de zienswijze van het kabinet op de kinderbijslag is weergegeven. Kort samengevat houdt dat in dat het kabinet het van belang acht, de kinderbijslag en kinderkortingen in samenhang te bezien en als complementaire instrumenten te beschouwen.

Voorzitter. Dan de vraag over de compensatie. Ik begrijp die vraag wel, maar de Kamer heeft met de aanvaarding van de motie-Crone gewezen op het probleem van de verzilvering, waarop dit wetsvoorstel is ingediend om daar een einde aan te maken. Zoals systemen soms mankementen hebben, was dat ook op dit punt het geval. Om dat probleem op te lossen, is het wetsvoorstel ingediend. Dan begrijp ik wel dat mevrouw Langkamp constateert dat mensen in het verleden geld zijn misgelopen. Dat is precies de reden waarom wij er nu iets aan doen. Ik kan nu echter niet becijferen wat die mensen in het verleden zijn misgelopen. Juist het feilen van dat onderdeel van het stelsel willen wij nu repareren. Daar heeft de Kamer zelf op aangedrongen. Het debat waarin dat gebeurde, staat mij nog goed bij. Het is goed dat het nu zo snel mogelijk gaat gebeuren, maar dan ligt het niet voor de hand om dat met terugwerkende kracht te compenseren. Dus daar moet ik mevrouw Langkamp in teleurstellen.

Voorzitter. Hiermee heb ik alle aan mij gestelde vragen beantwoord.

Staatssecretaris De Jager:

Voorzitter. Ik zal per onderwerp de belangrijkste punten langslopen en dus niet per se per vragensteller antwoorden, maar ik denk wel dat alles aan bod komt.

Het is niet mogelijk om het kindgebonden budget al bij de invoering in 2008 per kind te realiseren omdat de implementatie van de kindertoeslag, die al eerder is voorgesteld, reeds in een vergevorderd stadium is. Deze is al door het vorige kabinet ingezet. De Belastingdienst is daarom al begonnen met het aanpassen van de systemen en dergelijke. Een wijziging in de systematiek die nodig is om dit echt per kind te gaan doen, zou de invoering per 1 januari 2008 in feite onmogelijk hebben gemaakt.

Dan kom ik op de uitvoerbaarheid in het algemeen. Gevraagd is waarom wij menen dat de Belastingdienst de kindertoeslag, gezien de problemen met de uitvoering van de huur- en de zorgtoeslag, kan uitvoeren. Bij de invoering van het kindgebonden budget is gekozen voor een ander uitvoeringsproces dan bij de huur- en de zorgtoeslag. Mensen die recht hebben op de nieuwe toeslag – het kindgebonden budget of de kindertoeslag in 2008 – hoeven deze in de meeste gevallen niet zelf aan te vragen. De Belastingdienst kent de toeslag ambtshalve toe en bericht dit aan de rechthebbende. Dat kan omdat de Belastingdienst de doelgroep al kent. Dat zijn namelijk de mensen die nu al recht hebben op een kinderkorting. De gegevens over het recht op de kinderbijslag komen van de SVB. Door de doelgroepen te koppelen aan de gegevens van de SVB kan de Belastingdienst zelf de toeslag bepalen. Een belangrijk deel van de toeslaggerechtigden kan op deze wijze worden bediend. Dit geldt voor de meeste rechthebbenden, maar niet voor alle. Bij de geboorte van het eerste kind bij mensen die geen andere toeslag hebben, is het nodig om een aanvraag te doen. Ouders die een aanvrage moeten doen, worden door de Sociale Verzekeringsbank daarop geattendeerd. In heel veel situaties is het dus niet nodig om een aparte aanvraag te doen bij de Belastingdienst.

In het wetsvoorstel is ervoor gekozen om ouders zo min mogelijk lastig te vallen met aanvraagformulieren. Hier werd gesuggereerd dat voor iedere kindertoeslag en ieder kindgebonden budget een aanvraag moet worden ingediend. Zoals uit mijn vorige beantwoording eigenlijk al blijkt, is dat niet het geval. Nu is ervoor gekozen om aan te sluiten bij de aanvraag voor de kinderbijslag. Deze ouders kunnen ook recht hebben op een kindgebonden budget indien zij voldoen aan de inkomensvereisten.

Ik heb begrepen dat mijn voorganger over de toeslagen altijd zei: garanties worden gegeven op wasmachines, niet op een complexe uitvoeringsorganisatie zoals deze. In mijn vorige beantwoording heb ik al gezegd dat dit proces veel eenvoudiger is dan het proces bij andere toeslagen. Wij gaan er daarom heel goed beargumenteerd van uit dat de uitvoering daadwerkelijk veel beter zal verlopen dan bij andere toeslagen. Veel van de oorzaken van de problemen bij de andere toeslagen doen zich immers hierbij niet voor. Ik noem bijvoorbeeld het zelf aanvragen van de toeslag in alle gevallen. Slechts in een beperkt gedeelte van de gevallen moet men de aanvrage zelf doen. In de meeste gevallen zal de toeslag ambtshalve worden opgelegd. De kinderopvangtoeslag moet worden aangevraagd door de ouders. Op dat aanvraagformulier kunnen ouders 77 fouten maken. De toeslag die hier voorligt, is veel eenvoudiger en zal dus in veel gevallen door de Belastingdienst automatisch worden toegekend. Het blijft echter een toeslag en bij de uitvoering heb je nooit garanties op een foutloze uitvoering. Dat is nu niet zo en dat kan ook nooit het geval zijn. Het ziet er wel veel beter uit dan bij de andere twee toeslagen.

In dit licht is door de SP en GroenLinks gerefereerd aan een veel eenvoudiger regeling. De burger ziet met al die kortingen en toeslagen op dit moment door de bomen het bos niet meer. Het meest complex zijn op dit moment de kinderopvangtoeslag – die wil je echt niet met deze dingen integreren, want dan wordt het nog veel erger dan het al is – en de huurtoeslag. Ik heb nog geen voorstel van GroenLinks of de SP gehoord om deze sterk te vereenvoudigen of af te schaffen. De bestaande kortingen in de inkomstenbelasting zijn veel eenvoudiger uit te voeren. Daar hebben wij minder problemen mee en zij zijn ook goedkoper in de uitvoering.

Vanaf 1 januari 2008 wordt de verzilveringsproblematiek opgelost met de kindertoeslag. Dat is feitelijk al door het vorige kabinet voorgesteld en dat voeren wij nu uit. Per 2009 zal een verdere verfijning plaatsvinden doordat per kind een kindgebonden budget wordt berekend. Het algemene werkproces staat er dan al, want dat hebben wij voor 2008 nodig. Alleen de wijze van berekenen zal worden aangepast, omdat dan rekening moet worden gehouden met het aantal kinderen en de leeftijd van de kinderen. Het aanpassen van de berekening vergt meer tijd. Om die reden wordt het per-kind-deel per 1 januari 2009 uitgevoerd.

Dan kom ik op het amendement dat mevrouw Sterk heeft ingediend, waarbij ik inga op de vraag of de datum 1 januari 2009 in gevaar komt. Voor ons is van belang dat dit afhangt van de vraag wanneer een en ander vaststaat. De systematiek, bedragen en parameters die betrekking hebben op het kindgebonden budget, moeten tijdig vaststaan. Voor de systematiek is dit op 31 juli 2007, dus al heel snel. Wat betreft het kindgebonden budget voor 2009 moeten de bedragen en parameters uiterlijk op 1 september 2008 zijn vastgelegd. Het maakt niet zoveel uit of dat in een wetsvoorstel of een algemene maatregel van bestuur gebeurt. De laatste is wel wat flexibeler en kan tijdig worden vastgesteld, maar belangrijk is dat dit fatale data zijn. Als niet tijdig in een wet of AMvB duidelijkheid wordt verschaft over de systematiek, de bedragen en parameters, kan het kindgebonden budget niet per 1 januari 2009 worden ingevoerd.

Mevrouw Sterk (CDA):

Ik wijs erop dat ik geen amendement heb ingediend, maar dat ik wellicht een motie indien om ervoor te zorgen dat de Kamer tijdig wordtgeïnformeerd, als er op welk front dan ook problemen voorkomen, en dat er tijdig maatregelen worden genomen om die problemen te verhelpen.

Staatssecretaris De Jager:

Oké. In algemene zin is het voor ons heel belangrijk dat een en ander tijdig vaststaat. Daar gaat het om.

De heer Blok heeft gevraagd naar de verhouding tussen de uitvoeringskosten en het verzilveringsprobleem. De uitvoeringskosten van 20 mln. zijn voor het hele kindgebonden budget en dat is ongeveer 2,3% van de uitvoeringskosten als geheel. De heer Blok vergelijkt dit met de situatie bij de kinderkorting, maar een regeling in de inkomstenbelasting is veel eenvoudiger en goedkoper uit te voeren dan een toeslag, dat is nu eenmaal zo. Het was een uitdrukkelijke politieke wens van deze Kamer om het verzilveringsprobleem met een toeslag op te lossen. Dit is door mijn voorganger een jaar vertraagd, wat ook tot allerlei problemen leidde. Het is altijd veel duurder om een subsidie uit te voeren dan een korting in de inkomstenbelasting.

Mevrouw Langkamp vroeg hoe wij ervoor zorgen dat er zo weinig mogelijk wordt terugbetaald. De Belastingdienst gebruikt de meest recente gegevens voor de voorschotbepaling. Het gaat vooral om het inkomen en dat is in veel situaties bekend. Als deze gegevens veranderen, moeten de ouders dat zelf doorgeven en dan wordt dat verwerkt door de Belastingdienst. Het kindgebonden budget zal daarop worden aangepast. Gelukkig gebeurt dit in veel situaties en dan loopt het goed.

Minister Rouvoet:

Voorzitter. Ik wil nog even iets zeggen over een amendement van de leden Sterk en Hamer over de versterking van de positie van het parlement. Het past de regering natuurlijk wel om daar een oordeel over te geven. Wie ben ik om een amendement inzake de positie van het parlement kritisch te bejegenen, maar ik stel het wel op prijs om een nadere duiding te krijgen van de strekking van de voorhangprocedure die hier gekozen is. Er zit een tweeslag in, wat aangeduid kan worden als een zware voorhangprocedure. Gelet ook op de woorden van de staatssecretaris over de timing en de tijdigheid van de definitieve vaststelling van bedragen, varianten en vormgeving, moeten wij heel goed weten waar dit amendement precies toe gaat leiden. Ik vraag mevrouw Sterk om nader toe te lichten hoe zij dat ziet: aan de ene kant de voordracht en aan de andere kant, na plaatsing in het Staatsblad, de route die dan gekozen wordt voor ten minste een vijfde van het aantal leden van een van beide Kamers der Staten-Generaal. Zo lees ik haar amendement. Misschien kan zij het in tweede termijn toelichten. Dan zal ik daar in tweede termijn op reageren.

De voorzitter:

Voor een tweede termijn geldt per fractie een spreektijd van drie minuten. Als men überhaupt al een tweede termijn nodig heeft! Het is nog beter als dit niet het geval is.

Het woord is aan de heer Voordewind.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. De beantwoording van de bewindslieden was duidelijk. Ik heb nog één vraag aan de staatssecretaris en de minister. In hoeverre zouden de aanvraagprocedures voor de kindgerelateerde regelingen versimpeld kunnen worden? Ik heb die vraag ook al in eerste termijn gesteld.

De heer Bosma (PVV):

Voorzitter. "Garanties alleen bij wasmachines". Dan denk ik toch: waar beginnen wij aan? Het oogt weer als een regeling waarvan de uitvoering toch weer ongewis is en die bovendien heel veel geld kost. Een ander bezwaar dat mijn partij blijft hebben tegen deze regeling, is toch de armoedeval; noem het de werkval, noem het de herintredingsval. Je gaat harder werken en uiteindelijk ga je minder verdienen. Dat is niet goed!

Het exporteren van deze hele regeling blijft een probleem voor mijn fractie. Er zullen best EU-bepalingen zijn, maar laten wij dan toch vooral de kont tegen de krib gooien in Brussel. Regel het dan! Dit is duidelijk weer een regeling die negatief uitpakt voor Nederland. Gisteren heeft mijn fractiegenoot Raymond de Roon er op deze plaats nog eens voor gepleit dat wij hoe dan ook altijd de mogelijkheid zouden moeten hebben om niet akkoord te gaan met een regeling als die in het nadeel is van Nederland. Ik denk dat de wijsheid van zijn woorden hiermee weer eens geïllustreerd is.

Mevrouw Langkamp (SP):

Voorzitter. Ik heb geen overtuigende argumenten gehoord waarom inkomensafhankelijke kinderbijslag geen goed idee is. De enige reactie die ik heb gehoord, is: daar moeten wij van afblijven; het is een volksverzekering, dus daar komen wij niet aan. Ik wil derhalve de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat gezinnen met kinderen en een laag inkomen meer kinderbijslag nodig hebben om in de kosten van kinderen te voorzien dan gezinnen met een hoog inkomen;

verzoekt de regering, met voorstellen voor inkomensafhankelijke kinderbijslag te komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Langkamp en Dibi. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17(30912).

Mevrouw Langkamp (SP):

Ik kom te spreken over Langkamphet integreren van de kinderbijslag en het kindgebonden budget tot één regeling. Ook de Raad van State is van mening dat er geen argumenten zijn om twee regelingen naast elkaar te laten bestaan. Van de minister heb ik eigenlijk alleen maar een technische reactie hierop gekregen. De heer Rouvoet zei: dan zou je een inkomensonafhankelijk deel krijgen en daar bovenop een inkomensafhankelijk deel. Mijn bedoeling is juist om die twee zaken te integreren en er één inkomensafhankelijke regeling van te maken. Een praktisch punt is dat één regeling veel overzichtelijker is. Vandaar dat ik mede namens de heer Dibi de volgende motie indien.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Raad van State geen overtuigende redenen ziet voor een afzonderlijke wettelijke regeling voor het kindgebonden budget naast de kinderbijslag;

overwegende dat het bestaan van twee aparte regelingen naast elkaar om in de kosten van kinderen te voorzien het er voor ouders niet overzichtelijker op maakt;

verzoekt de regering, met voorstellen te komen voor een geïntegreerde inkomensafhankelijke regeling voor de tegemoetkoming in de kosten van kinderen en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Langkamp en Dibi. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 18(30912).

Mevrouw Langkamp (SP):

De minister zei dat hij niet kan garanderen dat inkomens er niet op achteruitgaan als het kindgebonden budget per gezin met ingang van 1 januari 2009 wordt omgezet in het kindgebonden budget per kind. Ik snap dat het ook afhankelijk is van andere factoren of gezinnen er in koopkracht op achteruit kunnen gaan, maar ik heb uitsluitend bedoeld dat volgens ons het bedrag van het kindgebonden budget voor gezinnen met één kind in 2009 niet lager mag zijn dan in 2008. Vandaar mijn volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, ervoor zorg te dragen dat gezinnen er bij de omzetting van het kindgebonden budget per gezin naar het kindgebonden budget per kind niet op achteruit gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Langkamp en Dibi. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19(30912).

Mevrouw Langkamp (SP):

Ik zie dat mijn tijd op is en zal mij daarom nu beperken tot het voorlezen van mijn laatste motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat gezinnen door het verzilveringsprobleem met de kinderkorting meerdere jaren minder of geen kinderkorting hebben ontvangen dan waarop zij recht hadden;

verzoekt de regering, met een voorstel te komen om deze gezinnen als tegemoetkoming eenmalig een kinderbonus te geven en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Langkamp en Dibi. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 20(30912).

De heer Van der Vlies (SGP):

Mijnheer de voorzitter. Allereerst zeg ik de bewindslieden dank voor hun beantwoording. De minister heeft mij en mijn fractie aangeraden om onze zegeningen te tellen. Dat zullen wij doen en blijven doen. Natuurlijk, dit wetsvoorstel verwelkomen wij. Daaraan zullen wij ook steun geven. Daar mag geen misverstand over bestaan. Het enige wat ik de Kamer en ook de bewindslieden heb willen voorhouden, is dat enkele fracties in dit huis al jarenlang pleiten voor een kindgebonden budget dat meer omvat, veel meer zelfs, dan datgene wat nu in het wetsvoorstel wordt voorgesteld. Gelukkig wordt dat ook erkend, maar het is maar waar je naar kijkt. Je kunt kijken naar wat je krijgt en je kunt kijken naar wat je nog steeds mist. Wij zullen beide kanten op blijven kijken.

Inderdaad, het gaat om een balans tussen die gezinsondersteuning en de arbeidsparticipatie en al die zaken meer. Ik begrijp best dat een coalitie daarin een balans vindt die niet precies is wat een van de coalitiegeledingen wenst. Ik snap dat allemaal, maar het gaat om het behoud van de essentie van de gedachte van het kindgebonden budget, namelijk keuzevrijheid voor ouders. Het gaat om de vrijheid van ouders om ervoor te kiezen, de arbeidsmarkt op te gaan en de kinderen onder te brengen in een formele kinderopvang óf om in gezamenlijkheid ervoor te kiezen om, desnoods gedeeld, de kinderen thuis zelf op te vangen dan wel in beperkte kring in de directe omgeving te laten opvangen, dus in de informele kinderopvang. Wij zouden dat gelijk trekken, want naar de eerste categorie gaat een heleboel rijksgeld, onze belastingcenten, en naar die andere niet. Of je moet ook die mensen ertoe weten te bewegen om zich als gastouder te laten inschrijven bij de formele kinderopvang. Dan krijgen zij ook wat centen, maar moeten wij dat nu willen? Dat lijkt mij overdone.

Ik begrijp de bedoeling van amendement nr. 15 van mevrouw Sterk en mevrouw Hamer, maar leidt dit niet tot een opeenstapeling van zaken? Zo wordt het wel erg zwaar. Er zijn nogal wat varianten denkbaar die materieel tot hetzelfde leiden: bemoeienis van de Kamer in de voorhangperiode. Willen de indieners hier nog eens naar kijken?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor hun antwoord. Het mag duidelijk zijn dat wij onze aandacht vooral richten op het gegeven dat gezinnen er niet in inkomen op achteruit gaan. Wat betreft de vraag van de ChristenUnie: wij willen de kinderopvangtoeslag echt apart houden.

De heer Dibi (GroenLinks):

Voorzitter. Vooral werkende ouders met het minimumloon zijn de grote winnaars en daarom zal mijn fractie nooit of te nimmer tegen deze wet kunnen stemmen. Het hinken op twee gedachten had te maken met iets anders. Zeker in het eerste jaar houdt de regeling vrouwen niet thuis, maar zet het hen ertoe aan om te gaan werken. Het verschil tussen werken rond het wettelijk minimumloon en een uitkering wordt groter. Daarmee vermindert de werkloosheidsval. In de jaren daarna zijn de effecten echter volstrekt onduidelijk. Dat is geheel afhankelijk van de invulling. Daarom is er sprake van enige ambivalentie.

De reactie van de minister op de vraag naar een geïntegreerde tegemoetkoming in de kosten van kinderen is teleurstellend. Het gaat daarbij om een inkomensafhankelijk kindgebonden budget in combinatie met de kinderbijslag. Hij heeft alleen maar gezegd dat hij de discussie niet over wil doen. Dat vind ik jammer. Ook de Raad van State heeft zich hierover uitgesproken. Als hij echt een gezinsvriendelijk beleid wil voeren en handen en voeten wil geven aan armoedebestrijding, is het echt niet meer dan logisch om beide zaken samen te voegen.

Ik heb ook moeite met het antwoord van de staatssecretaris. Over een geïntegreerde tegemoetkoming heeft hij alleen maar gezegd dat er bij toeslagen geen garantie te geven is en dat dat alleen maar bij wasmachines gebeurt. Als mensen hun toeslag niet of te laat ontvangen, kan dat echter desastreuze gevolgen hebben. Ik zou willen dat de staatssecretaris dat niet bagatelliseert. Ik heb hem overigens niets gevraagd over de huurtoeslag en de kinderopvangtoeslag, maar wel over de kinderbijslag.

De heer Blok (VVD):

Voorzitter. Wil de staatssecretaris zijn uitspraak dat subsidies altijd duurder zijn in het kabinet herhalen? Er staat nog het nodige op stapel en ik zal hem dan ook wel eens aan deze uitspraak moeten herinneren.

De minister was helder over het feit dat dit een compromis is dat de grote problemen op de arbeidsmarkt en van de handen aan het bed niet oplost. Ook was hij helder over de kosten. Het kost 4,5 mln. om 7 mln. te exporteren!

Het antwoord van de minister op vragen naar de exporteerbaarheid was bijzonder teleurstellend. Hij doet zichzelf tekort door de vraag van de wenselijkheid niet te willen beantwoorden. De AOW is echt iets anders dan de kindertoeslag. Er zijn geen integratieproblemen bij AOW'ers, wel bij kinderen. Als wij het verschil kunnen uitleggen tussen een bedrag voor 65-plussers en een bedrag voor kinderen, kan dat ook worden opgenomen in die 50 bilaterale verdragen. Er is echt geen hogere juridische macht die ons dat verhindert. Daarmee speelt de minister juridisch blufpoker. Als het hem goed uitkomt, ziet hij wél de nodige ruimte in het EVRM, bij voorbeeld bij de campussen voor criminele jongeren. Ik steun hem daar overigens in, maar diezelfde ruimte kan hij ook benutten om de onwenselijke export van uitkeringen tegen te gaan.

Mevrouw Sterk (CDA):

Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor hun antwoorden. Ik heb genoteerd dat er is toegezegd dat de Kamer tijdig wordt geïnformeerd over uitvoeringsproblemen rond het kindgebonden budget en ook dat er een onderzoek naar de kosten zal worden gedaan per kind en per gezin. Het liefst zien wij dat de resultaten vóór Prinsjesdag, maar als dat niet eerder kan, in ieder geval met de AMvB naar de Kamer worden gezonden.

De minister vroeg mij naar het doel van het amendement dat de CDA-fractie met steun van de PvdA-fractie heeft ingediend. Dat amendement is inmiddels een tikje gewijzigd, maar dat maakt voor onze vraag niets uit. Mijn fractie heeft grote aarzelingen bij de plaatsing van het kindgebonden budget in een AMvB en had liever gezien dat dit in de wet een plaats had gekregen. Ik heb in het begin van mijn betoog al gezegd dat het wel een heel zware AMvB wordt, onder deze wet die eigenlijk wel heel dun is, met name omdat we niet weten welke variant we zullen kiezen en wat daarvan de gevolgen zullen zijn. Daarom hebben wij gemeend een amendement te moeten indienen dat na goedkeuring van de Kamer zal worden omgezet in wetgeving. Dat betekent geen vertraging van het kindgebonden budget, want de AMvB treedt onmiddellijk in werking. Het enige wat wij willen is dat het systeem van het kindgebonden budget uiteindelijk een plaats krijgt in de wet. Dat schijnt ook het geval te zijn in de systematiek van de andere twee toeslagen die wij kennen. Dat is de achtergrond.

Ten slotte wil ik nog een motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de hoogte van het kindgebonden budget niet in de Wet op het kindgebonden budget is opgenomen;

overwegende dat dit gelet op de wetgevingsystematiek van de Algemene wet inkomensafhankelijke Sterkregelingen wel wenselijk is;

verzoekt de regering om bij de eerstvolgende wijziging van de Wet op het kindgebonden budget de hoogte van het kindgebonden budget in de wet onder te brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Sterk, Hamer en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 21(30912).

Mevrouw Sterk (CDA):

Misschien ziet de minister dat er een verdubbeling is in amendement en motie. Wij wachten zijn reactie af.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Rouvoet:

Voorzitter. Ik zal beginnen met de opmerkingen uit de tweede termijn die niet met moties zijn belegd. Er is wederom gesproken over de exporteerbaarheid, door de heren Bosma en Blok. De heer Bosma zei dat het in Europa moest worden geregeld. De heer Blok zei dat de ruimte in het EVRM ook in de bilaterale verdragen zal moeten worden gezocht. Ik heb op dit laatste al in eerste termijn uitvoerig gereageerd. Ik weet niet of er ruimte is binnen het EVRM. Ik heb gezegd dat wij gaan bekijken of wat wij willen op nationaal terrein, mogelijk is binnen de internationale verdragen. Ik weet wel – dat hoef ik niet te onderzoeken – dat het onmogelijk is om te shoppen in bilaterale verdragen. Het is mogelijk om verdragen te wijzigen of op te zeggen, maar daar pleit de heer Blok niet voor. De heer Bosma heb ik daar ook niet over gehoord; dat zou immers raken aan de AOW. De heer Blok heeft er gelijk in dat dat een andere socialezekerheidswet is dan de AKW of de wet over het kindgebonden budget, maar zij vallen wel onder dezelfde verdragen. Dan is het kiezen of kabelen. Het kabinet volgt hierin de argumentatie van de indiener van het wetsvoorstel van het vorige kabinet. Als het binnen het sociale domein valt, wat het geval is met die omzetting, dan valt het binnen de reeds gesloten bilaterale verdragen. Als de heer Blok vraagt of het kabinet daarbinnen selectief wil winkelen en alle verdragen wil wijzigen om een uitzondering op te nemen voor het kindgebonden budget, dan is het antwoord op die vraag: neen.

Mevrouw Sterk (CDA):

Ik stel toch graag nog een vraag over die exporteerbaarheid. De minister heeft net een vergelijking gemaakt met de AOW. De AOW is een verzekering maar het kindgebonden budget is een voorziening. De Wajong, ook een voorziening, is ook niet exporteerbaar. Waarom kiest de minister er dan toch voor om het exporteerbaar te maken op grond van bilaterale verdragen?

Minister Rouvoet:

Ik kies daar niet voor. Door de vorige staatssecretaris, de heer Van Hoof, is al aangegeven dat dit voortvloeit uit het wetsvoorstel. Het is niet afhankelijk van de definitie of de karakterisering die wij geven van een voorziening of een regeling. De vraag is of het karakter van de regeling krachtens de bekende verordening binnen het domein van de bilaterale verdragen valt. Dat is het geval als het gaat om een gezinsbijslag. Er valt dus niet veel te kiezen. De conclusie is dat het onder de bilaterale verdragen valt en daarbinnen kan niet geshopt worden.

De heer Blok constateert terecht dat dit wetsvoorstel het probleem van de handen aan het bed niet oplost. Hij weet echter ook dat in het coalitieakkoord en het beleidsprogramma veel meer maatregelen genoemd zijn die daar wel op gericht zijn. Dit wetsvoorstel lost niet alle problemen op waarmee het kabinet geconfronteerd is, maar het lost wel het belangrijke probleem op rond de tegemoetkoming aan gezinnen met kinderen. Over de handen aan het bed komen wij zeker op een ander moment nog te spreken; daar zijn ook andere oplossingen voor, zoals de heer Blok ook wel weet.

Zowel de heer Dibi als mevrouw Langkamp heeft gezegd dat er onvoldoende zwaarwegende argumenten zijn voor een andere keuze ten aanzien van de inkomensafhankelijkheid van de AKW en de integratie van het kindgebonden budget en de kinderbijslag. Ik heb al aangegeven dat de principiële discussie over de inkomensafhankelijkheid van bepaalde regelingen niet het onderwerp van dit debat is. Het gaat over het wetsvoorstel. Ik begrijp dat er vragen over gesteld zijn omdat de Raad van State er opmerkingen over heeft gemaakt, maar het kabinet kiest niet voor het inkomensafhankelijk maken van de kinderbijslag. Dat is een politieke, vrij principiële keuze. Het is bekend dat de SP op dat punt een andere keuze maakt dan het kabinet. Ik had ook niet de verwachting dat wij elkaar in dit debat over dit wetsvoorstel van dat principiële punt zouden overtuigen. Ik meen echter wel degelijk te hebben aangegeven waarom ervoor gekozen is om de instrumenten naast elkaar, complementair, te gebruiken. Mevrouw Langkamp heeft hierover moties ingediend die nog niet genummerd zijn. Laat in elk geval duidelijk zijn dat ik het aannemen van de moties over het inkomensafhankelijk maken van de kinderbijslag en de integratie van beide regelingen ontraad.

De heer Dibi heeft, samen met mevrouw Langkamp, een motie met stuk nr. 20 ingediend over de compensatie en de kinderbonus. Ik vind deze enigszins verrassend omdat de heer Dibi in zijn eerste uitspraken het wetsvoorstel karakteriseerde als een steun voor ouderwetse gezinnen en als subsidie voor thuisblijvende moeders. De strekking van de motie is om dat met terugwerkende kracht nog wat extra te doen. De gedachte is sympathiek, maar ik heb al in mijn eerste termijn gezegd dat het kabinet daaraan geen gevolg zal geven. Het aannemen van de motie moet ik daarom ontraden.

Mevrouw Langkamp en de heer Dibi hebben ook een motie ingediend over de eenkindgezinnen. Mevrouw Langkamp zei dat ik geen garantie heb kunnen geven, wat erg dreigend klonk. Als een samenstel aan maatregelen wordt uitgevoerd, is het ingewikkeld om bij één maatregel de garantie te geven dat die niet tot bepaalde effecten zal leiden. Ik heb mevrouw Langkamp wel toegezegd dat de effecten op eenkindgezinnen, sociale minima en de middeninkomen zwaar zullen meewegen bij de vormgeving van de variant. Het is uiteraard niet de bedoeling dat de introductie van een instrument dat gericht is op ondersteuning van gezinnen, leidt tot enorme negatieve koopkrachteffecten voor bepaalde gezinnen.

Mevrouw Langkamp (SP):

Het bedrag voor 2008 staat vast. Het enige wat ik van de minister vraag, is om toe te zeggen dat de introductie van een budget per kind in 2009 niet leidt tot een lager bedrag voor gezinnen met één kind.

Minister Rouvoet:

Dat is een lastige vraag. Ik begrijp de gedachte erachter, maar de discussie over de varianten wil ik graag kort na de zomer voeren met de Kamer. Het is niet op zijn plaats om op één aspect al een garantie te geven. Dat leidt er slechts toe dat andere Kamerleden op andere aspecten ook een garantie willen. Daarom ontraad ik het aannemen van de motie, maar het signaal is glashelder. Overigens laat een raming van de Belastingdienst zien dat over 2007 circa honderdduizend gezinnen de kinderkorting niet kunnen verzilveren, waarmee een totaalbedrag van ongeveer 80 mln. is gemoeid.

In de eerste termijn heb ik gezegd dat de WTOS in 2009 wordt geïntegreerd in het kindgebonden budget, conform de afspraak met het vorige kabinet. Daarop moet ik even terugkomen om het ietwat te nuanceren. Juist door de samenhang met verschillende voornemens van dit kabinet zal integratie per 1 januari 2009 niet mogelijk zijn. Gezien de gemaakte afspraken en de wensen van de Kamer blijft integratie uiteraard ook ons doel. Op de planning kom ik later nog uitvoerig terug. Het is goed om deze feitelijke correctie op te nemen in de Handelingen.

Het amendement van mevrouw Sterk was een vierde versie, maar ik heb begrepen dat het inmiddels opnieuw is gewijzigd. Ik zal nu een eerste reactie geven en de wijziging afwachten. Mocht het nodig zijn, dan ben ik bereid om schriftelijk nog voor de stemmingen op de definitieve versie te reageren. De strekking van het amendement is dat de inhoud van de algemene maatregel van bestuur in de wet moet komen. Via een zware procedure wordt die dan automatisch in de wet vastgelegd. Terecht stelde mevrouw Sterk al dat de motie eigenlijk op hetzelfde betrekking heeft. Een amendement en een motie naast elkaar is wat lastig. Mijn oordeel geldt voor beide. De regering heeft geen inhoudelijk bezwaar tegen het opnemen van de bedragen in de wet. Ik onderstreep wel wat de staatssecretaris hierover heeft gezegd, namelijk dat de timing heel cruciaal is. Aan ons zal het niet liggen. Wij zullen de AMvB met de overige informatie die wij hebben toegezegd zo snel mogelijk naar de Kamer toesturen opdat wij het debat hierover kunnen voeren. Voor zover ik de gekozen procedure nu kan overzien, benadruk ik dat deze er niet toe mag leiden dat het traject van de omzetting per 1 januari 2009 naar een kindgebonden budget per kind in gevaar zou kunnen komen. Er bestaan bij de regering geen bezwaren tegen het vastleggen van de bedragen in de wet. Met het oog op de stemmingen lijkt mij dit voorlopig voldoende. Als dat nodig is, kom ik er later graag op terug. Dit oordeel geldt zowel voor het amendement als voor de motie.

Staatssecretaris De Jager:

Voorzitter. Ik meen al antwoord te hebben gegeven op de vraag van de woordvoerder van de ChristenUnie in het kader van de aanvraagprocedures. Ik zal het heel in het kort herhalen. Het kindgebonden budget zal in de meeste gevallen niet hoeven te worden aangevraagd. Zelfs de Belastingdienst kan het dan niet makkelijker maken. Ik constateer dat de heer Voordewind niet doelde op de kinderopvangtoeslag. Dat is inderdaad een ingewikkelde aanvraag, maar die valt buiten de scope van dit debat. De aanvraagprocedure voor het kindgebonden budget kan niet makkelijker. In de meeste situaties zal een aanvraag daarvoor niet hoeven te worden verricht, maar gebeurt dit ambtshalve.

De heer Dibi heeft een vraag gesteld, maar is niet aanwezig.

De voorzitter:

De heer Dibi heeft zich verontschuldigd. Gaat u vooral door.

Staatssecretaris De Jager:

Geef ik dan wel een antwoord op zijn vraag?

De voorzitter:

Dat is aan u.

Staatssecretaris De Jager:

Dan zal ik het antwoord kort houden.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb een vraag over de vorige opmerking van de staatssecretaris.

De voorzitter:

U hebt niet het woord. De staatssecretaris geeft eerst antwoord op de vraag van de heer Dibi. Daarna kunt u uw vraag stellen.

Staatssecretaris De Jager:

Wat betreft de vraag van de heer Dibi: het is een beleidsmatige vraag om de geïntegreerde kinderregeling al of niet inkomensafhankelijk te maken. De uitvoering is in ieder geval niet gebaat bij het integreren van de kinderopvangtoeslag in het kindgebonden budget. Die toeslag is namelijk zeer ingewikkeld. Zolang die niet sterk vereenvoudigd is, wordt met het integreren ervan in het kindgebonden budget de uitvoering alleen maar moeilijker. De kinderbijslag wordt in het geheel niet door de Belastingdienst behandeld. Het integreren de kinderbijslag in deze toeslag heeft dan ook geen voordelen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Het ging mij niet om de kinderopvangtoeslag, maar om de kindgerelateerde regelingen, zoals de combinatiekorting. Ik wilde weten of de uitbetaling daarvan vereenvoudigd kan worden.

Staatssecretaris De Jager:

Nee. Ik heb al aangegeven dat het geven van die kortingen over het algemeen vrij eenvoudig is. Zij worden verstrekt met een korting op de inkomstenbelasting. De kinderkorting die er nu is, wordt een kindertoeslag/kindgebonden budget, maar het proces blijft hetzelfde. De andere regelingen hebben weer andere eigenschappen. Aangezien wij het kindgebonden budget over het algemeen ambtshalve zullen opleggen en niet apart laten aanvragen, voorzie ik bij het aanvragen geen grote problemen voor de burgers. Wat het aanvragen betreft, dit wordt voor de burgers een van de meer gemakkelijke toeslagen.

Ik wil nog iets rechtzetten. De heer Blok zei dat de uitvoeringskosten bij subsidies altijd hoger zijn dan bij andere tegemoetkomingen. Ik wijs er echter op dat inhoudelijk een belastinguitgave heel erg groot kan zijn. Er zijn er die miljarden kosten. De heer Blok kent er twee van.

Mevrouw Sterk stelde een vraag over het in de wet opnemen van de hoogte van het kindgebonden budget. Het opnemen van die hoogte kan natuurlijk het gevolg zijn van een andere politieke wind. Ik laat de opmerkingen op dit punt helemaal over aan de heer Rouvoet. Op de grond van de Awir is het echter absoluut niet nodig om de hoogte van de toeslag in de wet op te nemen. Dat geldt ook voor de andere toeslagen.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De minister voor Jeugd en Gezin heeft toegezegd dat hij:

  • - indien nodig, voor de stemmingen van aanstaande dinsdag nog schriftelijk zal reageren op het gewijzigde amendement van de leden Sterk en Hamer, het amendement dat nu nog nummer 15 heeft;

  • - na het indienen van de begroting voor 2008 de Kamer nader zal informeren inzake de keuzevarianten en de vaststelling van de hoogte van het kindgebonden budget, alsmede over het onderzoek naar de kosten voor gezinnen, uitgesplitst naar het aantal kinderen.

Ik stel voor om aanstaande dinsdag over het wetsvoorstel en de ingediende moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 19.55 uur tot 20.55 uur geschorst.

Voorzitter: Ten Hoopen

Naar boven