Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | nr. 61, pagina 3426-3434 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | nr. 61, pagina 3426-3434 |
Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 4 april 2007 over het vreemdelingen- en asielbeleid.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Voorzitter. De afgelopen jaren hebben wij veel gesproken over amv's, ofte wel alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Een administratieve terminologie die de problemen die daarachter schuilgaan niet kan verhullen. Ik heb het dan over mensenhandel, over criminaliteit, over jongeren die opgroeien in armoede omdat het leefgeld is stopgezet, over meisjes die gedwongen worden tot prostitutie of over kinderen die jaren opgroeien in pleeggezinnen zonder dat ze zicht hebben op hun toekomst en weten in hoeverre ze bij die pleegouders kunnen blijven. Tot mijn vreugde heeft de staatssecretaris enige tijd geleden gezegd en dat verleden week nog herhaald in het AO dat zij komt met een herijking van het amv-beleid, een herijking die wat mijn fractie betreft zou moeten leiden tot meer effectiviteit, dus enerzijds meer terugkeer en anderzijds ook veel sneller helderheid over de toekomst van deze jongeren. In het AO viel mij op dat de staatssecretaris niet aangaf of zij bij die herijking ook uiterste termijnen zal invoeren, limieten aan de tijd waarin amv's in onzekerheid worden gehouden als zij buiten hun schuld niet kunnen terugkeren. In dat geval moet er een deadline worden gesteld aan de overheid. Wat GroenLinks betreft, zou dat één jaar moeten zijn, maar het is aan de staatssecretaris en de Kamer om die limiet te stellen. Ik krijg van de staatssecretaris in ieder geval wel graag meer helderheid op dit punt en daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv's) zo kort mogelijk in onzekerheid moeten worden gelaten over hun verblijfsrecht in Nederland en dat de Nederlandse overheid omwille van de bescherming van de belangen van deze jongeren zo snel mogelijk een helder perspectief moet bieden;
overwegende dat het wenselijk is dat deze jongeren na afwijzing van hun verblijfsaanvraag op korte termijn terugkeren naar het herkomstland of, als terugkeer buiten hun schuld onmogelijk blijkt, in het bezit worden gesteld van een verblijfsvergunning;
overwegende dat de huidige aanpak vooralsnog onvoldoende effectief is gebleken in het realiseren van terugkeer onder deze groep amv's en dat amv's niet zelden jaren in onzekerheid blijven over hun toekomstperspectief;
overwegende dat de regering reeds heeft toegezegd op korte termijn met een herijking van het beleid rond amv's te zullen komen;
overwegende dat de regering heeft toegezegd in deze herijking het buitenschuldcriterium vorm te geven;
verzoekt de regering om in de toegezegde herijking te voorzien in uiterste termijnen waarop jongeren, voor wie terugkeer naar het land van herkomst buiten hun schuld niet binnen een bepaalde termijn na binnenkomst in Nederland gerealiseerd kan worden, in het bezit worden gesteld van een verblijfsvergunning,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Azough en Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 1143(19637).
De heer Van de Camp (CDA):
Voorzitter. Wat mevrouw Azough zei, is in lijn met haar inbreng in het algemeen overleg, maar als nu volstrekt duidelijk is dat een alleenstaande minderjarige vreemdeling tegenwerkt, procedures verziekt, de zaak bedondert. Moet zo iemand na die bepaalde tijd dan toch nog een verblijfsvergunning krijgen?
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Waarschijnlijk hebt u toen, maar ook nu niet helemaal goed geluisterd naar mijn inbreng. Ik heb heel duidelijk gezegd dat het gaat om jongeren, kinderen voor wie terugkeer niet mogelijk is buiten hun schuld. U kent de gevallen heel goed. Er zijn jongeren die geen reispapieren krijgen omdat de ambassades zo moeilijk doen, die geen opvang kan worden geboden in het land van herkomst. Aan die jongeren zou de Nederlandse overheid bescherming moeten bieden. In andere gevallen zijn wij zeker bereid om mee te denken en oppositie te voeren voor deze kinderen om ervoor te zorgen dat zij opvang kunnen krijgen. Dit geldt zeker ook voor jongeren en kinderen die heel sterk tegenwerken. Mijns inziens is het probleem nu vooral dat veel jongeren en kinderen niet tegenwerken, in tegendeel zelfs, maar toch jarenlang in onzekerheid verkeren. Daar moet een einde aan komen. In neem aan dat de CDA-fractie het hiermee eens is.
De heer Van de Camp (CDA):
Een tweede vraag: wie stelt uiteindelijk vast dat de jongere objectief buiten schuld niet terug kan.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Dit is een probleem dat nu ook al geldt voor volwassenen. Wij zien dat veel mensen dit niet kunnen aantonen, omdat de ambassade niet op papier stelt of zij meewerken. Ik denk dat er genoeg mogelijkheden zijn om dit vast te stellen, bijvoorbeeld door mee te gaan naar de ambassade, aan te tonen hoe vaak je naar de ambassade bent geweest, welke inzet er is getoond om een buitenschuldcriterium op te stellen. Als dit voor volwassenen kan, kan het zeker ook voor kinderen en jongeren. Het probleem is dat het buitenschuldcriterium nu niet wordt toegepast. Hopelijk kan de staatssecretaris hier door de toegezegde herijking van het beleid verandering in brengen. Ik hoop dat het CDA bereid zal zijn om mee te werken om dit criterium echt toe te passen en het niet alleen in naam te laten bestaan. Ik zie dat de heer Van de Camp al weer is gaan zitten en leid hieruit af dat hij hier geen antwoord op zal geven.
De heer Kamp (VVD):
Voorzitter. Omdat de spreektijd in een VAO beperkt is, zal ik proberen om mijn motie voor zich te laten spreken. Zij luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat categoriale bescherming Kampvoor asielzoekers uit Midden- en Zuid-Irak inhoudt dat iedereen die uit deze delen van het land afkomstig is en waarvoor geen contra-indicaties gelden, een verblijfsvergunning voor Nederland krijgt met alle daarbij behorende rechten en faciliteiten;
overwegende dat dit Nederland in Europa bijzonder aantrekkelijk zou maken als bestemming voor personen die Irak wensen te verlaten;
overwegende dat Nederland als bestemming toch al in beeld is vanwege het grote aantal Irakezen dat reeds in ons land verblijft (bijna 44.000 in 2006);
overwegende dat in 2006, ten tijde van het in Nederland bieden van categoriale bescherming aan asielzoekers uit Midden- en Zuid-Irak, het aantal asielaanvragen van deze groep met 252% steeg ten opzichte van diezelfde periode in 2005 toen geen categoriale bescherming voor deze groep asielzoekers geboden werd;
overwegende dat het de voorkeur verdient, Irakezen zo nodig elders in hun eigen land of in hun regio op te vangen;
spreekt uit, van mening te zijn dat afgezien dient te worden van categoriale bescherming en overwogen dient te worden in plaats daarvan opnieuw een vertrekmoratorium in te stellen;
roept de staatssecretaris van Justitie op, tezamen met haar Europese collega's, de totstandkoming van adequate opvang in Irak of in de regio te bevorderen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kamp en Fritsma. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 1144(19637).
De heer Kamp (VVD):
Ik adviseer de staatssecretaris om zeer voorzichtig te zijn met het wekken van verwachtingen bij amv's. Ik denk dat het zeker van belang is om de trage afhandeling te beëindigen en zaken snel af te handelen. Het allerbeste wat wij kunnen doen, is mensen die hier niet horen te zijn, zo snel mogelijk terug te sturen. Naarmate wij er in slagen om mensen snel te laten terugkeren en er minder jongeren naar Nederland komen, zullen er hier ook minder in problematische omstandigheden moeten leven.
De heer Spekman (PvdA):
Mevrouw de voorzitter. Wij hebben tijdens het algemeen overleg uitgebreid gesproken over de minderjarige asielzoekers die hier als alleenstaanden zijn gekomen. De manier waarop wij daarover hebben gesproken, vind ik heel goed. De staatssecretaris heeft toegezegd dat zij het beleid zal herijken. Wij waren het er allemaal over eens dat de huidige werkwijze rampzalig is. Die leidt tot de meest mensonwaardige situaties. Jonge meiden die de prostitutie ingejaagd worden en van de straat worden geplukt door mensenhandelaren. Jongens die verslaafd raken aan de cocaïne. Je ziet die kinderen de vernieling ingaan en je ziet dat de samenleving daaronder lijdt. Dat is nooit de bedoeling geweest en dat moet ook echt anders. De staatssecretaris heeft de situatie explosief genoemd. Die erkenning is er. Zij heeft aangegeven dat de voorgenomen herijking tijd kost en dat is ook logisch. Die herijking vergt ook tijd. Er moet immers beoordeeld worden hoe wij omgaan met de nieuwe stroom van mensen, met allerlei ideologische verschillen die hier misschien ook zijn. Die tijd moet er zijn. Maar er is nu ook al een groep en voor die groep gaat het maar door. Daarom dien ik een motie in die mede ondersteund wordt door de heer De Wit van de SP-fractie, de heer Anker van de fractie van de ChristenUnie, mevrouw Azough van de GroenLinks-fractie en mevrouw Koşer Kaya van de D66-fractie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat onder het vorige kabinet is besloten, de leefgelden van ex-ama's te beëindigen, met als doel de terugkeer naar de landen van herkomst te bevorderen;
overwegende dat de beëindiging van de verstrekking van leefgelden aan ex-ama's een averechts effect heeft gehad, waarbij veel van deze ex-ama's juist in de illegaliteit verdwijnen, met verslavingsproblemen kampen en in de prostitutie belanden;
overwegende dat de huidige landelijke aanpak hiermee onvoldoende effectief is gebleken in het realiseren van de terugkeer onder deze groep van ex-ama's;
overwegende dat de staatssecretaris van Justitie heeft toegezegd, onderzoek te doen naar de m.o.b.-problematiek onder ex-ama's en de amv's en naar wegen om tot een sluitende aanpak te komen met betrekking tot de terugkeer naar de landen van herkomst en dit te vervatten in nieuw beleid;
verzoekt de regering om in afwachting van nieuw beleid nog voor het zomerreces met een plan van aanpak te komen voor de reeds hier ter lande verblijvende ex-ama's,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Spekman, De Wit, Anker, Azough en Koşer Kaya.
Zij krijgt nr. 1145(19637).
De heer Van de Camp (CDA):
Wij hebben hier inderdaad tijdens het algemeen overleg uitgebreid over gesproken. De staatssecretaris heeft toegezegd, met een herijking van het beleid te komen. Begrijp ik goed dat deze motie vooral bedoeld is voor de periode tot aan het vaststellen van dat nieuwe beleid?
De heer Spekman (PvdA):
Dat begrijpt u volstrekt goed.
De heer Van de Camp (CDA):
Bent u van plan om tijdelijk die leefgelden weer in ere te herstellen? Laat Spekmanik het maar even scherp vragen. Kan dat ook een consequentie zijn van deze motie?
De heer Spekman (PvdA):
Het verzoek is precies wat er staat. Het doel dat wij met elkaar hebben afgesproken in de Kamer, hoort centraal te staan. Dat doel was dat jongeren die hier niet kunnen blijven, terug zouden moeten keren naar het land van herkomst. Dat is nu geëindigd in de illegaliteit. In de tussentijd moeten wij op zoek naar een methode die effectief het doel helpt bereiken om daarmee illegaliteit te voorkomen.
De heer Van de Camp (CDA):
Voorzitter. Het zal u inmiddels duidelijk zijn dat wij een paar buitengewoon omvangrijke maar ook goede algemene overleggen achter de rug hebben over het toch wel indringende probleem van het asiel- een vreemdelingenrecht in Nederland. De laatste keer, op 4 april 2007, stond de positie van asielzoekers uit Irak in het middelpunt. Daar is uitgebreid gediscussieerd – dat blijkt ook uit de motie van collega Kamp – over het categoriale beschermingsbeleid voor asielzoekers uit Irak. Ik heb tijdens dat algemene overleg namens de CDA-fractie gezegd dat wij van mening zijn dat asielzoekers uit Irak conform het Vluchtelingenverdrag in Nederland welkom kunnen zijn. Moeten zijn, zou ik bijna willen zeggen. Wij hebben het Vluchtelingenverdrag ondertekend. Het is een waardevol verdrag en wij kennen allemaal de situatie in Irak.
Het verschil van inzicht tussen onze fractie en de staatssecretaris concentreert zich op het categoriale beleid. Moet het op voorhand categoriaal beschermingsbeleid zijn? Dit betekent met andere woorden dat alle mensen uit Irak die hier naartoe komen, onderworpen worden aan een – als ik het zo mag noemen – lichte individuele toets en dan een voorlopige status krijgen. Dat vindt de CDA-fractie niet goed. Wij betreuren het ook dat wij daarover een verschil van inzicht hebben. Ik voel toch de noodzaak om dat verschil van inzicht te markeren in de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat een eensgezind Europees asielbeleid gewenst is;
overwegende dat dit ook de beslissing ten aanzien van categoriale bescherming van asielzoekers betreft;
constaterende dat landen als Duitsland, Denemarken en het Verenigd Koninkrijk geen categoriaal toelatingsbeleid voeren voor asielzoekers uit Irak;
overwegende dat een beschermingsbeleid dat afwijkt van de buurlanden, kan leiden tot een grote druk op de opvangcapaciteit in Nederland;
verzoekt de regering, met landen in de Europese Unie te komen tot een eenduidig beleid ter zake;
verzoekt de regering, te bevorderen dat de UNHCR meer mogelijkheden krijgt voor de opvang van Irakezen in de regio;
verzoekt de regering, aanvragen van asielzoekers uit Centraal- en Zuid-Irak zorgvuldig te (blijven) beoordelen, met een volle toetsing op individuele basis en daarbij in het bijzonder aandacht te besteden aan asielzoekers uit onveilige gebieden in Centraal- en Zuid-Irak,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van de Camp. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 1146(19637).
De heer Fritsma (PVV):
Voorzitter. Zoals bekend, vindt de Partij voor de Vrijheid het komende generaal pardon een regelrechte ramp. Ik heb in het AO al aangegeven dat de PVV het bijzonder hoog opneemt dat ook criminelen onder de pardonregeling komen te vallen. Uit het regeerakkoord blijkt namelijk dat vreemdelingen die veroordeeld zijn voor een misdrijf waarvoor zij minder dan een maand gevangenisstraf hebben gekregen, onder de pardonregeling vallen.
Het is in een woord onverteerbaar dat het kabinet vele geweldplegers, oplichters, inbrekers, tasjesdieven en andere straatterroristen trakteert op een verblijfsvergunning. De opmerking van de staatssecretaris dat zij een streng vreemdelingenbeleid wil voeren, is tegen deze achtergrond niet veel meer waard.
Overigens heeft de staatssecretaris in het vragenuurtje van 13 maart jongstleden aangegeven dat criminelen, mensen wie verstoring van de openbare orde tegengeworpen kan worden, zijn uitgesloten van de pas op de plaats. Dit staat dus haaks op wat hierover in het regeerakkoord staat. Desondanks wilde de staatssecretaris niet toezeggen dat er geen enkele criminele vreemdeling onder de pardonregeling zal vallen.
Daar het kabinet vindt dat misdadigers die veroordeeld zijn tot een gevangenisstraf van minder dan een maand, onder het generaal pardon kunnen vallen en de PVV van mening is dat geen enkele misdadiger onder de pardonregeling kan vallen, dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat ingevolge het vreemdelingenbeleid plegers van een misdrijf niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning, ongeacht de strafmaat;
constaterende dat dit logische principe blijkens het regeerakkoord vreemd genoeg niet geldt voor vreemdelingen die binnen het generaal pardon komen te vallen;
overwegende dat het met het oog op de openbare orde zeer onwenselijk is dat criminele vreemdelingen binnen de pardonregeling komen te vallen;
verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat geen enkele vreemdeling die voor een misdrijf is veroordeeld dan wel een transactieaanbod ter zake van een misdrijf heeft aanvaard, in aanmerking komt voor het generaal pardon, ongeacht de strafmaat,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Fritsma. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 1147(19637).
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Voorzitter. Voordat ik twee moties indien, wil ik aandacht vragen voor het volgende punt. Ik vind dat punt zeer zorgelijk. Een aantal collega's heeft zich daar ook al over uitgesproken.
In 2005 is 84,3% van de alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv's), die onder de verantwoordelijkheid van de Nederlandse staat vielen, met onbekende bestemming vertrokken. Het is waarschijnlijk dat een substantieel aantal van hen in de illegaliteit en de prostitutie belandde. De oorzaken hiervan zijn voor een belangrijk deel gelegen in de onzekerheid waarin deze amv's verkeren en in de dreiging dat zij na hun achttiende verjaardag uitgezet worden. Snelle duidelijkheid voor amv's is daarom zeer belangrijk. Dan vertrekken ze niet met onbekende bestemming. Ik vraag de regering nogmaals om dit punt specifiek bij de toegezegde herijking te betrekken. Indien hier een naar mijn mening inadequate oplossing voor wordt geboden, dien ik alsnog een motie in om te verzoeken, minderjarigen binnen twaalf maanden duidelijkheid over hun verblijfsstatus in Nederland te geven en hun bij overschrijding van deze termijn automatisch een verblijfsvergunning te verstrekken. Ik dien nu de volgende twee moties in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat een aanzienlijk deel van de jaarlijks instromende alleenstaande minderjarige vreemdelingen ofwel door mensenhandelaars naar Nederland wordt gestuurd ofwel in Nederland door mensenhandelaars wordt geronseld;
overwegende dat door psychische en fysieke druk de drempel om aangifte van mensenhandel te doen dermate hoog is dat deze minderjarige vreemdelingen nauwelijks gebruikmaken van de B9-regeling;
overwegende dat betrokken organisaties tekenen van slachtofferschap van mensenhandel kunnen constateren;
verzoekt de regering, de mogelijkheden te onderzoeken of en hoe de B9-regeling kan worden verruimd, zodat aangifte niet langer een voorwaarde is, maar dat op aanwijzing van betrokken organisaties amv's die het slachtoffer zijn van mensenhandel, in aanmerking kunnen komen voor een B9-regeling,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Koşer Kaya en Azough. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 1148(19637).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het de Vreemdelingenpolitie aan capaciteit ontbreekt om de problematiek rondom amv's op te pakken en bij individuele melding een opsporingsonderzoek te starten;
verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat de Vreemdelingenpolitie adequaat geëquipeerd is om haar opsporingstaken in dezen te vervullen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Koşer Kaya, Azough, Spekman, Anker en Van der Staaij.
Zij krijgt nr. 1149(19637).
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Staatssecretaris Albayrak:
Voorzitter. Wij hebben lang gesproken over de vele brieven van dit verzamel-AO. Het grote aantal moties dat hier is ingediend heeft vooral ook met die veelheid van onderwerpen te maken.
Mevrouw Azough heeft gevraagd om sneller te beslissen wanneer er sprake is van alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Wij hebben lang stilgestaan bij de herijking die ik heb toegezegd en bij de redenen die ik daarvoor aanwezig acht. Vanzelfsprekend ben ik van mening dat, ook in afwachting van die herijking, op dit moment alles erop moet zijn gericht om zo snel mogelijk te beslissen als er sprake is van alleenstaande minderjarige vreemdelingen.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Het gaat mij er juist om, in de herijking die u hebt toegezegd die termijnen op te nemen.
Staatssecretaris Albayrak:
Dat heb ik begrepen, maar dan loopt u vooruit op de uitkomst van die herijking, op het onderzoek waar ik nu mee bezig ben en op de reactie daarop van de staatssecretaris. Als u zegt dat ik sneller moet beslissen, vindt u mij aan uw zijde. De IND doet er nu alles aan om binnen de wettelijke termijn te beslissen over minderjarige vreemdelingen. Aan de andere kant verwacht ik dat u het ook zult accepteren dat juist deze beslissingen gepaard moeten gaan met een grote mate van zorgvuldigheid. Die zorgvuldigheid gaat wat mij betreft boven de snelheid. Wij doen er alles aan om te achterhalen of er nog familie is, of een kind kan worden teruggebracht naar die familie, waar die familie woont, of er andere organisaties in het land van herkomst zijn en of er een opvanghuis is waar het kind heen kan. Ik heb in de debatten voldoende duidelijk gemaakt dat voor mij het eerste belang van het kind de hereniging met het gezin of met de familie is. Dat belang is niet per definitie gelegen in een verblijf hier. Wanneer wij tijdens de herijking nu al redenen zien om hieraan een limiet te stellen, ontneemt men mij de mogelijkheden om de benodigde zorgvuldigheid te betrachten. Het doel blijft om kinderen zo veel mogelijk terug te brengen als zij hier alleen naar toe komen. Vaak is er sprake van familie of van een situatie waar zij naar terug kunnen. Als dat niet zo is, blijft mijn beleid dat bescherming mogelijk is voor deze kinderen. Bij alle inspanningen die erop zijn gericht om kinderen terug te brengen wil ik mij vooralsnog niet aan een tijd binden. In de herijking zal ik dit onderdeel natuurlijk ook meenemen. Ik kan op dit moment niet toezeggen dat de uitkomst van die herijking zal zijn dat er een maximumtermijn voor de beslissing zal zijn. Het belang van de zorgvuldigheid en het belang dat het kind teruggaat naar de familie staat voorop.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Iedereen in deze Kamer heeft deze zorgvuldigheid hoog. Ik pleit ervoor dat de overheid zichzelf serieus neemt en de onzekerheid waarin jongeren kunnen verkeren serieus neemt door zichzelf een deadline te stellen voor het moment waarop zij haar zaakjes op orde moet hebben. Ik kan mij niet voorstellen dat de staatssecretaris in die herijking niet op het punt zal komen dat zij moet constateren dat het belangrijk en nuttig zal zijn om jonge kinderen niet langer dan drie jaar in onzekerheid te laten.
Staatssecretaris Albayrak:
Om snel te kunnen beslissen, heb ik zo'n wettelijke termijn niet nodig. Ik doe er op dit moment al alles aan in de uitvoering van het beleid om ervoor te zorgen dat die beslissingen, zeker als het gaat om minderjarigen, zo snel mogelijk tot stand komen. Ik heb op dit moment al de mogelijkheden daartoe. U kent het beleid inzake de termijn van drie jaar die wij kunnen gebruiken om te kunnen bewijzen dat een kind niet meewerkt aan de eigen terugkeer, het buitenschuldcriterium dat nu geldt. Ik vind dat een goed werkbaar criterium. Wij moeten andersom voorkomen dat wij door de termijn bijvoorbeeld op een jaar te zetten, de termijn die mevrouw Azough in het debat heeft genoemd, uitlokken dat zo'n kind allesbehalve meewerkt, omdat hij weet dat de bijl na een jaar valt en dat een verblijfsvergunning dan is gegarandeerd. Dan leggen wij een bom onder het huidige beleid van het leveren van een maximale inspanning om ervoor te zorgen dat iemand ook echt teruggaat. Dat is mijn verantwoordelijkheid en die van de vreemdeling. Die inspanningen kunnen langer duren dan een jaar, maar als snel kan worden beslist, zal dat gebeuren.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Ik heb in het AO aangegeven dat je verschillende termijnen kunt hanteren, zoals het Nidos dat ook heeft gedaan. Het komt er volgens mij op neer dat wij van mening verschillen. Dat moet bij de stemmingen duidelijk worden.
Staatssecretaris Albayrak:
Dat lijkt mij duidelijk. Ik wil de ruimte hebben om het onderzoek zorgvuldig te doen, maar de Kamer kan ervan op aan dat ik die ruimte niet per definitie helemaal zal gebruiken. Als een onderzoek snel kan plaatsvinden, dan kan de beslissing ook snel worden genomen. Ik heb de wettelijke termijn dus niet nodig om adequaat, snel en zorgvuldig te beslissen.
Dan kom ik op de motie van de heer Spekman, waarin hij de regering verzoekt, in afwachting van nieuw beleid, nog voor het zomerreces met een plan van aanpak te komen voor de minderjarigen die hier op dit moment al zijn, in afwachting van de herijking die ik heb toegezegd. Ik heb ook toegezegd dat ik een breed kwalitatief onderzoek laat verrichten naar wie die minderjarigen zijn die zich illegaal in de straten van Utrecht en andere gemeenten ophouden. De heer Spekman heeft zelf ook om dat onderzoek gevraagd. Ik ben met hem van mening dat in dat kader zorgvuldig moet worden gekeken naar de problemen van minderjarigen die onder het amv-beleid vielen, het beleid voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Als ze 18 worden, houdt dat op, want dan zijn ze jong volwassenen. De heer Spekman stelt dat veel van die jongeren op straat terechtkomen. Dat is op dit moment een probleem volgens hem en hij is blij dat ik dat beleid ga herijken. Hij vraagt wel om maatregelen voor dit moment. Ik heb toegezegd dat ik ga praten met de gemeenten waar deze problemen spelen, onder andere met de gemeente Utrecht waar het project Perspectief loopt. Ik zal bezien of ik naar aanleiding van die gesprekken op korte termijn met maatregelen kan komen voor de groep waarover de heer Spekman spreekt. Als wij wachten op de herijking waarover wij pas in 2008 gaan praten, is het voor deze groep misschien te laat, was zijn stelling. Als voor die groep op dit moment al maatregelen mogelijk zijn, zal ik die overwegen. Ik zal die overwegingen met de Kamer delen.
Dan kom ik toe aan de motie van de heer Fritsma. In die motie wordt vooruitgelopen op de pardonregeling, zoals die op dit moment door mij wordt gemaakt. De heer Fritsma verwijst terecht naar het coalitieakkoord, want daarin wordt het kader geschetst waarbinnen ik werk. Daar staat onder andere in dat ik bij de uitwerking van deze regeling moet aansluiten bij de ongewenstverklaring. Een en ander staat daar nauwkeurig omschreven. Ik heb in het vragenuurtje van een paar weken geleden aangegeven dat criminelen, mensen die openbare-ordeaspecten krijgen tegengeworpen, met name oorlogsmisdadigers die artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag krijgen tegengeworpen, zijn uitgesloten van de regeling en van de pas op de plaats op dit moment. Wij zijn namelijk nog steeds bezig met het afwikkelen van de dossiers van mensen tegen wie dit wordt tegengeworpen. Ook de uitzettingen gaan waar mogelijk gewoon door.
De heer Fritsma merkt op dat hij uit hetgeen tijdens het vragenuurtje is gezegd, de conclusie trekt dat dit in strijd zou zijn met het coalitieakkoord. Die conclusie deel ik allesbehalve. Als ik spreek over de openbare orde tegenwerpen, is dat een algemeen standpunt. De nadere uitwerking daarvan in de regeling zal ik de Kamer voorleggen. Dat op dit punt mijn kaders zijn geschetst door het coalitieakkoord, hoeft hier niet nogmaals gezegd te worden.
De heer Fritsma (PVV):
Ik heb nog een simpele vraag. Het coalitieakkoord is helder. Dat zegt de staatssecretaris zelf ook. Waarom wordt het algemene principe zoals dat nu geldt in het toelatingsbeleid, namelijk dat iemand die een misdrijf heeft gepleegd, niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning, losgelaten bij de vreemdelingen die in het kader van het generaal pardon een verblijfsvergunning krijgen? Waarom wordt bij dit generaal pardon het gangbare beleid met betrekking tot de openbare orde nu plotseling versoepeld?
Staatssecretaris Albayrak:
Het lijkt mij goed om dat debat te voeren als wij de regeling met de Kamer bespreken. Nogmaals, mijn politieke boodschap vind ik in het coalitieakkoord. Dat laat daarover absoluut geen onduidelijkheid bestaan.
Mevrouw Koşer Kaya vraagt de regering in haar motie op stuk nr. 1149 om "te bewerkstelligen dat de Vreemdelingenpolitie adequaat geëquipeerd is om haar opsporingstaken in deze te vervullen". Zij doet dit omdat het de vreemdelingenpolitie aan capaciteit zou ontbreken om de problematiek rond amv's (alleenstaande minderjarige vreemdelingen) op te pakken en bij elke individuele melding een opsporingsonderzoek te starten. De term amv's schept enige verwarring, misschien moeten wij maar blijven spreken over ama's. Wij hadden gekozen voor de term "alleenstaande minderjarige vreemdelingen" omdat er meer alleenstaande minderjarigen zijn dan de minderjarigen die hier asiel vragen. De term ama's is echter inmiddels zodanig ingeburgerd dat wij die maar moeten blijven hanteren, anders blijven wij maar worstelen.
Ik heb in het debat gezegd het niet wenselijk te achten, de politie zodanig te equiperen dat elke individuele melding onmiddellijk tot een opsporingsonderzoek leidt.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ik denk dat de staatssecretaris de motie nogmaals moet lezen. Ik verzoek namelijk, de vreemdelingenpolitie zodanig adequaat te equiperen dat zij kan nagaan welke melding wel en welke niet onderzocht moeten worden. De voorganger van de staatssecretaris zegt in de brief heel duidelijk dat de vreemdelingenpolitie aangeeft dat het ontbreekt aan capaciteit om goed opsporingsonderzoek te doen. Verder geeft de vreemdelingenpolitie aan dat er ook gebrek aan aanwijzingen is om gericht onderzoek te doen. Ik ben nieuwsgierig waaraan dat ligt. De vreemdelingenpolitie moet adequaat geëquipeerd worden om haar werk te kunnen doen. De staatssecretaris moet mijn motie wel goed lezen.
Staatssecretaris Albayrak:
Denkt u dat ik er enig belang bij heb dat de vreemdelingenpolitie haar werk niet kan doen? Zij is een van mijn belangrijkste ketenpartners! Wij hebben dit debat uitvoerig met elkaar gevoerd. Het capaciteitstekort is een verwijzing naar een algemene prioriteitsstelling bij de politie. Er kan niet op basis van elke melding gezegd worden dat het een zaak wordt. De politie maakt een overweging en zal inderdaad de ruimte moeten hebben om dat te kunnen doen. Op dit moment is het Landelijk Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel meer dan intensief bezig om in alle zaken waarin sprake is van mensenhandel of mensensmokkel en waarin actie ondernomen kan worden, ook daadwerkelijk tot opsporing en vervolging over te gaan. U moet echt iets secuurder zijn, mevrouw Koşer Kaya. U zegt namelijk dat er ergens een capaciteitstekort is dat ertoe leidt dat zaken niet vervolgd worden. Ik heb in het debat gezegd dat ik dat niet als zodanig herken en dat waar mogelijk verbeteringen worden doorgevoerd. Het is een continue inspanning. Het is in mijn belang dat de vreemdelingenpolitie werkt zoals zij moet werken.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Nogmaals, ik vraag niet dat elke melding wordt onderzocht, ik zeg wel dat in de brief van het kabinet staat dat er een capaciteitstekort is en dat dit moet worden aangepakt.
Ik heb aangegeven dat in ons land meer dan 84% van de minderjarige vreemdelingen met onbekende bestemming vertrekt en dat er ook sprake is van mensenhandel. Ik zeg niet dat die hele 84% terechtkomt in die mensenhandel. Maar het geeft mij wel het gevoel dat de meldingen wel degelijk moeten worden onderzocht om te bekijken of verdere vervolging noodzakelijk is. De prioriteit gaat op dit moment uit naar allerlei andere onderwerpen. Ik wil dat de Vreemdelingenpolitie adequaat geëquipeerd is om haar vervolgtaken te kunnen oppakken.
Staatssecretaris Albayrak:
Mevrouw Koşer Kaya ontkent mijn lezing van de motie, maar er staat toch echt in dat het de Vreemdelingenpolitie aan capaciteit ontbreekt om de problematiek rond amv's op te pakken en dat zij bij elke individuele melding een opsporingsonderzoek moet starten. Ik heb al vele malen informatie gegeven over capaciteitstekorten. De Vreemdelingenpolitie maakt niet vanwege een capaciteitstekort geen werk van deze zaken. Er zit een weging in. Er kan zeker geen werk gemaakt worden van elke melding die binnenkomt. Het wordt onderzocht, maar er wordt om meer dan alleen een onderzoek gevraagd. Er wordt ook gevraagd om vervolging en de hele keten van berechting. Ook buiten de vreemdelingenketen maakt de politie geen werk van elke melding. In de prioritering wordt daarover een afweging gemaakt. Het lijkt mij ook niet wenselijk dat de politie zo geëquipeerd wordt, dat zij van al deze zaken echt werk maakt. Dan zouden wij een politiemacht opzetten waarop wij in Nederland niet zitten te wachten.
De voorzitter:
Ik verzoek de staatssecretaris om in haar volgende antwoord beknopter te zijn. Het gaat om een VAO en niet om een compleet debat.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
In de motie verzoek ik de regering te bewerkstelligen dat de Vreemdelingenpolitie adequaat geëquipeerd is om haar opsporingstaken in dezen te vervullen. Dat is het dictum. Er staat niet dat iedere melding moet worden aangepakt. Het gaat erom dat wij precies weten waar de knelpunten zitten en dat de politie de tools heeft om de problematiek aan te pakken. De staatssecretaris weet net zo goed als ik dat sprake is van kinderhandel.
Staatssecretaris Albayrak:
Niet elke aangifte van vermissing betekent dat sprake is van mensenhandel en mensensmokkel. Mevrouw Koşer Kaya vraagt mij om werk te maken van elke aangifte van vermissing. Een motie bestaat niet alleen uit een dictum, maar ook uit overwegingen. Op basis van de huidige tekst ontraad ik aanneming van de motie.
De heer Spekman (PvdA):
Wij hebben de motie ondersteund met het oog op het verzoek en minder met het oog op de overwegingen. Je kunt iedere regel even serieus nemen, maar voor ons zit het echt in het verzoek. Herkent de staatssecretaris het beeld dat de Vreemdelingenpolitie erg geneigd is om vooral de 100%-zekerzaken te behandelen, die zeker leiden tot een opsporingsresultaat? De zaken die wat minder zeker zijn, krijgen niet de eerste prioriteit. De keuze van de Vreemdelingenpolitie heeft dit beeld tot gevolg. Daarom vind ik het verzoek van belang.
Staatssecretaris Albayrak:
Ik vind het een merkwaardig fenomeen dat hier twee Kamerleden staan die zeggen: wij hebben een motie ingediend, maar leest u alstublieft alleen het dictum. Nee, als ik de motie niet ontraad en zij wordt aangenomen, dan verplicht ik de politie ertoe om van elke aangifte werk te maken. Zo'n politieorganisatie kan ik niet opzetten. Dat zou ertoe leiden dat wij met alles een beetje bezig zijn en niet met de zaken waar alle aandacht naar uit moet gaan.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ik zal mijn motie in die zin aanpassen, dat ik een zin toevoeg opdat de overgang naar het dictum wat helderder wordt voor de staatssecretaris.
Staatssecretaris Albayrak:
Zolang de eerste overweging wordt gehandhaafd, zal ik de motie blijven ontraden.
Irak is een van de hoofdpunten van het debat geweest. De motie van de heer Kamp bevat veel onderdelen en vraagt in het dictum twee zaken. Ik ben het deels eens met deze motie. Ik heb gezegd dat al mijn inspanningen erop gericht zijn dat in Europees verband stappen worden gezet in de richting van verdere harmonisatie van het beleid inzake Irak. Om die reden ga ik volgende week naar Genève voor een gesprek met de UNHCR. Het andere onderdeel van de motie vraagt om niet een categoriaal beschermingsbeleid in te stellen, maar over te gaan tot wederom een vertrekmoratorium voor asielzoekers uit Irak. Ik heb in het debat, met alle argumenten die ik heb gegeven, naar mijn mening voldoende duidelijk gemaakt waarom op dit moment wel alle reden aanwezig is om over te gaan tot een categoriaal beschermingsbeleid inzake Irak. Alleen daarom al ontraad ik aanneming van de motie. Ik wijs er nog eens op dat een vertrekmoratorium ook criteria kent. Een van die criteria is dat het moet gaan om een kortdurende periode van onzekerheid. Als wij inzake Irak over een ding niet kunnen spreken, is het een kortdurende periode van onzekerheid. Je kunt niet zomaar zeggen: wij sturen ze even niet weg, want er zal wel iets veranderen. Ik acht goede gronden aanwezig voor een categoriaal beschermingsbeleid, maar geen gronden voor een vertrekmoratorium. Om deze redenen ontraad ik aanneming van deze motie.
De motie van de heer Van de Camp over Irak vraagt mij om de aanvragen van asielzoekers uit Centraal- en Zuid-Irak zorgvuldig te blijven beoordelen met een volle toetsing op individuele basis. Daarmee zegt deze motie eigenlijk hetzelfde als de motie van de heer Kamp, namelijk dat er geen categoriale bescherming moet worden ingevoerd voor asielzoekers uit Centraal- en Zuid-Irak. Ik heb er al op geantwoord in mijn reactie op de motie van de heer Kamp. Kijken wij naar de actuele berichten over Irak: een aanslag op het parlement, een rapport van het Rode Kruis dat er niet om liegt. Wij hebben zelf criteria opgesteld voor het categoriale beschermingsbeleid: de veiligheidssituatie, de ernst en omvang van het geweld. Leg dat naast de situatie in Irak en je ziet dat het daaraan voldoet. Kijk ook naar de activiteiten van internationale organisaties en het standpunt van de UNHCR; dat is een ander criterium, als wij dit beleid denken te moeten invoeren. Wij zien een zeer onveilige situatie die ertoe heeft geleid dat veel hulporganisaties hun activiteiten hebben gestaakt. Vanwege de aard en omvang van het geweld zegt de UNHCR dat landen met asielzoekers uit Irak soepel moeten omgaan met de toekenning van statussen, juist vanwege die langdurige situatie. De UNHCR roept op om geen asielzoekers uit te zetten naar Centraal-Irak en zegt ook: u moet eigenlijk ook niet mensen naar Noord-Irak uitzetten, als zij daar niet vandaan komen.
Het derde criterium voor het categoriale beschermingsbeleid is wat de landen om ons heen doen. België, Zweden en Zwitserland hebben al besloten tot een categoriaal beschermingsbeleid. Zij zijn ons daarin voorgegaan. De Zweden hebben ook te maken met hoge aantallen, maar dat heeft hen er niet van weerhouden om deze bescherming te bieden. Het geldt niet voor landen zoals het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Denemarken. Wel wil ik erop wijzen dat ook deze landen op dit moment niet uitzetten naar Irak. Wij hebben de facto heel veel asielzoekers uit Irak die hier al heel lang zijn door het aan-en-afbeleid: beschermen, niet beschermen, vertrek, geen vertrek. Het lijkt mij goed dat deze mensen op enig moment wel zekerheid krijgen. Er liggen veel herhaalde asielverzoeken. Naar schatting zullen hier zo'n 3700 mensen onder vallen. Dat zijn deels mensen die eigenlijk onder het beleid van mevrouw Verdonk hier hebben kunnen zijn en hier nog steeds zijn. Dat zijn er ongeveer 2500. Daarnaast is er sprake van een nieuwe instroom tot in de eerste maanden van dit jaar. Naar schatting is ongeveer de helft daarvan afkomstig uit Centraal-Irak. Dat betreft ongeveer 1200 mensen. Met de criteria en regels die wij hier samen hebben vastgesteld zie ik werkelijk geen mogelijkheid om anders te oordelen dan dat op dit moment een categoriaal beschermingsbeleid ten aanzien van Centraal- en Zuid-Irak echt gerechtvaardigd is.
De voorzitter:
Ik wijs erop dat voor een VAO in de regel een half uur is gepland. Gelet op de agenda van vandaag is er wat dat betreft nog wel wat meer ruimte, maar als wij de komende tijd te maken hebben met een drukke agenda komen wij op deze manier echt in de problemen. Als er nog leden zijn die nu een vraag hebben, verzoek ik hun die heel kort en bondig te stellen.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Er ligt nog een motie van mij, waarop ik graag de reactie van de staatssecretaris ontvang.
Staatssecretaris Albayrak:
Ik was ook nog niet gereed met mijn antwoord. Ik heb de motie hier in mijn hand. Deze motie vraagt om verruiming van de B9-regeling zodat aangifte niet langer een voorwaarde is maar dat op aanwijzing van betrokken organisaties ama's die het slachtoffer zijn van mensenhandel, in aanmerking komen voor de B9-regeling. Ik kan opmerken dat die verruiming op dit moment al geschiedt. Overigens vind ik wel dat het meewerken aan het onderzoek van de politie daarbij een vereiste is. Dat is ook de deal die daarover hier is gemaakt. In ruil voor medewerking aan het politieonderzoek krijgen betrokkenen de bescherming van de B9-regeling. Dat kan op dit moment overigens ook al zonder aangifte.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Wij weten allemaal dat dit pas kan als er een melding is. Vaak wordt die melding echter niet gedaan. Het gaat mij er ook niet om dat die B9-regeling per se moet worden verruimd. In mijn motie staat ook: te onderzoeken of en hoe de B9-regeling kan worden verruimd.
Staatssecretaris Albayrak:
Ik heb gezegd dat die verruiming al bekeken wordt. Andersom moet het niet zo zijn dat elk aangedragen geval leidt tot B9-bescherming. Ik zeg bij dezen toe dat ik de Kamer een schriftelijke reactie zal doen toekomen op uw verzoek waarin staat wat op dit moment bekeken wordt, wat daarvan de gevolgen zijn en wat de B9-regeling concreet inhoudt, met of zonder aangifte.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik besef dat dit een verzamel-AO was met vijftien punten, zodat u toch nog een bijzonder snelle prestatie heeft geleverd.
Aanstaande dinsdag stemmen wij over de moties, ingediend bij beide VAO's.
De vergadering wordt van 15.55 uur tot 16.15 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20062007-3426-3434.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.