Vragen van het lid Azough aan de staatssecretaris van Justitie over uitgewezen asielzoekerskinderen waar geen zicht meer op is.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Voorzitter. Vandaag spreek ik over honderden en misschien wel duizenden alleenstaande asielzoekerskinderen die in Nederland wonen en leven maar bedreigd worden met uitzetting. Neem Eric, die vanzelfsprekend bij zijn familie in Klundert wil blijven, of het vijfjarige jongetje George dat al vier jaar en drie maanden bij een Nederlands pleeggezin woont; recent heeft de IND beslist dat George Nederland moet verlaten. Er is namelijk een weeshuis in Congo waar George en Eric kunnen wonen. Vanzelfsprekend heeft het kleine jongetje George zich in de tussentijd aan zijn pleeggezin gehecht en blijft Eric liever bij zijn moeder. Daar wordt echter geen rekening mee gehouden, integendeel. Blijkbaar kiest de Nederlandse regering niet voor het belang van het kind, want het belang lijkt er vooral op gericht te zijn dat kinderen kunnen worden teruggestuurd. Ook lijkt er nauwelijks op te worden toegezien hoe het met het uitgezette kind verder gaat.

Het nieuwe kabinet zegt te staan voor de belangen van het kind en het gezin. Dit is dus een geweldige kans voor het kabinet om een nieuwe koers te varen, namelijk een koers waarbij ama's rechtvaardiger, volgens het Verdrag inzake de rechten van het kind, worden behandeld. Voor de GroenLinksfractie staat voorop: een kind is een kind. Ik stel de staatssecretaris de volgende vragen. Hoe vaak zijn in de afgelopen jaren ama's vrijwillig dan wel gedwongen uitgezet? Hoe worden deze kinderen verder gemonitord? Het is toch wel heel vreemd dat kinderen geacht worden terug te kunnen keren naar familie zonder dat onderzocht is of de familiebanden ook op termijn wat voorstellen. Is de staatssecretaris het met mij eens dat de belangen van deze kinderen te allen tijde voorop moeten staan? Betekent dit niet dat deze kinderen na een bepaalde termijn, van bijvoorbeeld één jaar, van onzekerheid recht op verblijf zouden moeten krijgen omdat voortdurende onzekerheid niet in hun belang is? Alles wijst erop dat de weeshuizen in Congo en Angola papieren constructies voorstellen. Waarom zouden wij die in stand houden?

Staatssecretaris Albayrak:

Voorzitter. Het lid Azough ziet aanleiding voor het stellen van deze vragen in twee individuele zaken die aandacht hebben gekregen in de pers. Ik kan daar kort over zijn. Het is gebruik dat wij in de Kamer, en plein publique, geen details bespreken van individuele zaken. De door mevrouw Azough aangehaalde zaak van George is bovendien nog onder de rechter. Zo lang deze zaak onder de rechter is, is er absoluut geen sprake van uitzetting. Op 29 maart dient het beroep. Daarna zullen er nog eens zes weken overheen gaan voordat de uitspraak er is. Tot die tijd is er geen sprake van uitzetting van het gezin of het weghalen van het kind bij het pleeggezin. De zaak van Eric heeft geen betrekking op een alleenstaande minderjarige asielzoeker. Zijn moeder is op dit moment in Nederland en het betreft een reguliere aanvraag. De feiten van die casus doen mij hier zeggen dat dit buiten de orde valt van het onderwerp dat wij vandaag met elkaar bespreken.

Vervolgens kom ik op het beleid ten aanzien van alleenstaande minderjarige vreemdelingen. De Kamer kan ervan op aan dat het belang van het kind bij mij voorop staat en altijd zal blijven staan. In vele debatten in de Kamer is gebleken en ook betrokkenen daarbuiten hebben erop gewezen dat het niet altijd in het belang van het kind is om in Nederland te blijven. Mijn beleid zal erop gericht zijn om kinderen, zodra er adequate opvangvoorzieningen in de landen van herkomst zijn, terug te brengen naar de landen van herkomst, omdat dit uitdrukkelijk in het belang van het kind is. Het kan hierbij natuurlijk om familie gaan, maar ook om opvangvoorzieningen in de vorm van een tehuis. Die lijn zal ik handhaven.

In het geval van Angola en de Democratische Republiek Congo zijn met ontwikkelingsgeld twee tehuizen gefinancierd door Buitenlandse Zaken. Hierover hebben een aantal artikelen in de krant gestaan, waarin werd gesteld dat daar geen kinderen naar teruggaan of dat ze, als ze teruggaan, niet in de opvangvoorzieningen blijven. Mijn doel is niet om kinderen koste wat het kost uit te zetten. Er moet echt sprake zijn van adequate opvang. Ik vind het getuigen van het nemen van verantwoordelijkheid dat Nederland mede zorg draagt voor het bestaan van die opvangvoorzieningen. Wij hebben geld gestoken in bestaande opvangfaciliteiten, ook voor wat betreft onderwijs en beroepsopleidingen voor de kinderen. In ruil daarvoor hebben wij gevraagd om een beperkte capaciteit van die opvanghuizen te reserveren voor kinderen die vanuit Nederland worden teruggebracht. In het geval van Angola gaat het om tien plekken en in het geval van de DRC gaat het om vijf plekken. Alle andere plekken, waarin wij ook ontwikke­lingsgeld stoppen, zijn uitdrukkelijk bedoeld voor kinderen ter plekke. De opvangfaciliteiten die mede door Nederland worden gefinancierd, komen dus ook de lokale straat- en weeskinderen ten goede.

Dan kom ik op het feit dat kinderen worden teruggebracht omdat er opvangfaciliteiten zijn, maar vervolgens toch besluiten om naar familie te gaan. Dat kan ik alleen maar toejuichen. Als het goed is heeft de Kamer de brief van de Internationale Organisatie voor Migratie gezien. De IOM zegt dat in veel van de gevallen waarmee het bezig is gegaan, tijdens de voorbereidingen bleek dat er toch familie was. Dit terwijl er hier tijdens de procedure is volgehouden dat het om alleenstaanden zou gaan. Het feit dat die kinderen niet in het opvanghuis terecht zijn gekomen maar bij de familie, is iets dat wij volgens mij allemaal moeten toejuichen.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik heb een aantal concrete vragen gesteld, maar heb nog weinig concrete antwoorden gehoord. In hoeverre zijn er de afgelopen jaren vrijwillig dan wel gedwongen ama's uitgezet? Ik vraag u hierop een concreet antwoord te geven. Mijn tweede vraag was hoe deze kinderen verder worden gemonitord. Ook op deze vraag hebt u geen antwoord gegeven. Mijn belangrijkste vraag was de volgende. Vindt u niet dat het belang van deze kinderen te allen tijde voorop moet staan? Dat betekent dat er wat mijn fractie betreft rekening moet worden gehouden met het feit dat zij in Nederland opgroeien, hier langere tijd in onzekerheid verblijven en hier soms een gezinsband hebben. In dat laatste geval heb ik het over een individuele zaak. Dat geldt echter niet alleen voor deze individuele zaak, maar ook voor vele andere kinderen. Deze factoren moeten worden meegewogen als het gaat om vertrek of uitzetting. Uw antwoord op deze vraag was echter volstrekt ontoereikend. Ik heb bovendien een termijn van een jaar genoemd die geldt voor de onzekerheid die je kinderen zou mogen aandoen. Vindt u het echt rechtvaardig dat kinderen jaren – soms wel vijf tot zes jaar – in onzekerheid worden gehouden over hun toekomst en vervolgens met uitzetting worden bedreigd?

Staatssecretaris Albayrak:

De cijfers over vrijwillige en gedwongen terugkeer zal ik de Kamer schriftelijk doen toekomen, want ik was daarop niet geprepareerd. Naar Angola zijn in 2006 via de IOM 39 kinderen teruggebracht. In alle gevallen, zo meldt de IOM, zijn zij overgedragen aan familie. In de brief die de Kamer ook heeft ontvangen, schrijft de IOM niet alleen hier goede voorbereidingen te treffen, maar ook de overdracht in de landen van herkomst te regelen. Als daar familie op het vliegveld staat, wordt het kind aan de familie overgedragen. Als er geen familie staat, gaat de IOM met het kind mee tot aan de straat in het dorp of de stad waar de familie woont en wordt het kind daaraan overgedragen. Wij hebben geconstateerd dat niet veel kinderen in de opvang terechtkomen. Mochten dat kinderen zijn die zelfstandig besluiten om uit de opvang te vertrekken, dan houdt daar onze verantwoordelijkheid op. Wij zijn verantwoordelijk voor het bieden van die opvang en voor het terugbrengen van kinderen, omdat er in het land van herkomst adequate opvang is, maar het monitoren hiervan is een langdurige kwestie waarvoor wij geen verantwoordelijkheid hebben.

Ik kom bij de vraag over recht op verblijf na een jaar. Ik heb de Kamer aangekondigd – de brief ter zake is geagendeerd voor het algemeen overleg van 4 april aanstaande – dat ik op dit moment aanleiding heb gezien in een aantal lopende zaken om het beleid ten aanzien van kinderen in het vreemdelingenrecht te herijken. De amv's, de alleenstaande minderjarige vreemdelingen, zijn hiervan uitdrukkelijk ook een onderdeel. Het verzoek van mevrouw Azough om de onzekerheid tot een jaar te beperken zal ik in die herijking betrekken.

De heer Kamp (VVD):

De staatssecretaris zegt dat het haar gaat om het belang van het kind. Er zijn miljoenen, zo niet tientallen miljoenen kinderen in de wereld in wier belang het zou zijn om naar Nederland te komen en hier op te groeien. Dat kan natuurlijk niet. Dit is echt een voorbeeld van grootschalig misbruik van de asielprocedure. Mensen met geld in het land van herkomst sturen hun kind naar Nederland. Wij maken die kinderen tot onze verantwoordelijkheid. Vervolgens blijven zij hier. Ik vind het van het allergrootste belang dat er aan dit misbruik van de asielprocedure een einde wordt gemaakt door consequent alle kinderen terug te sturen naar het land van herkomst. Ik vraag de staatssecretaris om dit als uitgangspunt te nemen van haar beleid en voor die gevallen waarin kinderen toch in procedure zijn ervoor te zorgen dat die procedure zo snel mogelijk wordt afgewikkeld, opdat de kinderen in kwestie daarna worden teruggestuurd en zij niet een tweede procedure kunnen beginnen.

Staatssecretaris Albayrak:

Het belang van het kind vergt dat wij hier zorgvuldig bezien of een kind terug kan. Die afweging zal ik altijd maken. De vraag van de heer Kamp of ik iedereen zomaar wil terugsturen beantwoord ik daarom met een nee. De internationale verdragen waaraan Nederland gebonden is, vergen van ons dat wij heel goed bezien wat echt in het belang van het kind is. Het kan in het belang van het kind zijn dat het hier blijft omdat er geen adequate opvang in het land van herkomst is. Die adequate opvang is een ruim begrip. Daarbij gaat het niet alleen om familie, maar ook om bredere kringen om het kind heen, of opvangvoorzieningen in de vorm van een tehuis. Dit zal wat mij betreft ook gewoon de lijn in de komende jaren blijven.

De heer De Wit (SP):

De staatssecretaris merkt op dat het moet vaststaan dat er adequate opvang is in het land van herkomst. Dit is in een aantal gevallen aan de orde, aangezien de IND zegt dat er een weeshuis is in Angola of in Congo, hetgeen zou impliceren dat er adequate opvang is. Daartegenover staat dat kinderen in Nederland bijvoorbeeld al jarenlang bij pleegouders verblijven, waarover het Verdrag inzake de Rechten van het Kind bepaalt dat die kinderen na jaren geworteld zijn en niet kunnen worden teruggestuurd. Hoe beoordeelt de staatssecretaris de beslissing van de IND in het genoemde geval?

Staatssecretaris Albayrak:

Het is internationaal erkend dat de normen in het land van herkomst gelden als het erom gaat wat adequaat is. De opvangvoorzieningen die ik daarnet noemde en waarin Nederland investeert, zijn een vorm van opvang die adequaat is; dat staat buiten kijf. Dat dat andere normen zijn dan die welke in Nederland gelden voor de opvang staat ook buiten kijf. Elk geval is er één op zichzelf, dat ook individueel wordt bezien. Als er door individuele omstandigheden van een kind redenen zijn te stellen dat het onevenredig hard is om dat kind terug te sturen, dan vindt deze afweging altijd op die manier plaats.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

De staatssecretaris zegt terecht dat het belang van het kind altijd vooropstaat bij haar. Dat is goed nieuws, maar klopt het dat kinderen gedwongen zijn uitgezet? Als dat het geval is, is dat in tegenspraak met het Verdrag voor de Rechten van het Kind. Kan de staatssecretaris garanderen dat dit niet is gebeurd en dat dit niet gaat gebeuren?

Staatssecretaris Albayrak:

Ik heb zojuist toegezegd dat wordt uitgezocht of er gedwongen uitzettingen hebben plaatsgevonden. Ik zal dat schriftelijk melden. Ik weet wel dat de IOM hier nauw bij betrokken is, zeker als het gaat om de verwijdering van minderjarige asielzoekers en minderjarige vreemdelingen. De IOM werkt in principe niet mee aan een gedwongen vertrek. Bij een zelfstandig vertrek, zoals dat is geformuleerd ten aanzien van minderjarige vreemdelingen, moet het pleeggezin instemmen met de effectuering daarvan. Hier zit dus meer aan vast. Ik zal dat de Kamer allemaal in een brief melden.

De heer Fritsma (PVV):

Ik hoor herhaaldelijk dat vreemdelingen jarenlang in onzekerheid wachten op een verblijfsvergunning, maar dat is volgens mij een valse voorstelling van zaken. Het komt vaak voor dat een asielzoeker na de ene procedure, waarbij een asielverzoek is afgewezen, direct met een andere begint, door middel van een reguliere aanvraag. Realiseert de staatssecretaris zich dat het stapelen van procedures het probleem is en dat dit dus keihard moet worden aangepakt?

Staatssecretaris Albayrak:

De heer Fritsma vindt mij aan zijn zijde als het gaat om het stapelen van procedures om het stapelen, om het plegen van fraude dus, om het rekken van het verblijf hier, zodat vertrek onmogelijk wordt. Onze inspanningen zijn erop gericht die vorm van fraude zoveel mogelijk tegen te gaan. Anderzijds kan er altijd sprake zijn van nieuwe feiten, op basis waarvan een nieuwe procedure moet worden gestart. Ook dat is een goed uitgangspunt van het internationale recht, dat wij gewoon respecteren.

Naar boven