Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | nr. 104, pagina 6399-6404 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | nr. 104, pagina 6399-6404 |
Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 7 september 2006 over terrorisme.
De voorzitter:
Ik maak de leden erop attent dat de spreektijd twee minuten per fractie is, met daarbij de mogelijkheid van het indienen van moties. Ik nodig de leden uit, de discipline op te brengen, zich aan die twee minuten spreektijd te houden.
De heer Wilders (Groep Wilders):
Mijnheer de voorzitter. Op zondag 10 en maandag 11 september vindt er een conferentie plaats in de Taibah-moskee in de Bijlmer, in Amsterdam. Deze conferentie zal worden geleid door de radicale moslimleider Mohammed Anas Noorani Siddiqui, die er tevens zal spreken. Hij kan dit doen, omdat hij een visum heeft gekregen van de Nederlandse regering om daar te spreken. Aan het begin van de middag bereikte mij zelfs de informatie dat betrokkene al sinds eind augustus in het land is. Mijn fractie vindt dit onacceptabel.
Deze moslimleider is een voorman van een radicaal-islamitische beweging, genaamd Jamiat Ulema Pakistan, ofwel JUP. Dit is een organisatie die in februari 1998 de beruchte fatwa van Osama bin Laden over de vorming van "een islamitisch front voor de jihad tegen de Joden en de Kruisvaarders" medeondertekende, waarin moslims werden opgeroepen Amerikanen en bun bondgenoten, burgers en militairen, te doden. Wij hebben allemaal gezien tot wat voor ellende die fatwa onder andere op 11 september 2001, maar ook elders daarna, heeft geleid. De organisatie van deze man heeft haar handtekening gezet onder die fatwa van Osama bin Laden. Dat is wat mij betreft onaanvaardbaar.
Daarnaast heeft deze radicale leider eerder dit jaar – dat was in maart; ook dat heeft uitgebreid de media gehaald – een doodvonnis ondersteund voor alle lasteraars van de profeet. Het was dus niet alleen in 1998; het was ook nog dit jaar dat hij dat heeft gedaan.
Wij hebben vanmorgen een debat gehad over radicalisme, waar wij vooral spraken over het tegengaan van de toename van dit soort extremistische teksten en spreekbeurten in Nederland. Ik wil voorkomen dat deze mijnheer in Nederland blijft en ik wil dat hij linea recta het land uit gaat, want voor extremisten, voor islamitisch-radicalen, is geen plaats in Nederland. Daartoe zal ik een motie indienen.
Voordat ik echter de motie indien, wil ik tegen de minister zeggen dat de werkelijkheid méér is dan het wetboek. De werkelijkheid is ook het gezond verstand. Het gezond verstand zegt dat iemand die leiding geeft aan een extremistische organisatie, iemand die een fatwa van Bin Laden tegen de joden, tegen het Westen en tegen wie dan ook heeft medegetekend, iemand die gaat voor dood en verderf jegens het Westen en onze burgers, iemand die ieder jaar hier opnieuw komt spreken – het is de tweede keer dat hij in Nederland komt spreken – en altijd precies rond 11 september en iemand die daar blijkbaar een satanisch genoegen in heeft, niet in Nederland thuishoort. Ik dien daarom de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat aan de radicale Pakistaanse moslimleider Mohammed Anas Noorani Siddiqui een visum is verleend om komende zondag in de Taibah-moskee te Amsterdam een conferentie te leiden;
constaterende dat betrokkene voorman is van de radicaal-islamitische beweging Jamiat Ulema Pakistan (JUP), welke organisatie in februari 1998 de beruchte fatwa van Osama bin Laden over de vorming van "een Islamitisch Front voor jihad tegen de Joden en de Kruisvaarders" medeondertekende, waarin moslims werden opgeroepen Amerikanen en hun bondgenoten, burgerlijk en militair, te doden;
constaterende dat betrokkene in maart van dit jaar een doodvonnis voor alle lasteraars van de profeet ondersteunde;
van mening dat het ongewenst is dat deze radicale moslimleider Nederland bezoekt;
verzoekt het kabinet, het verleende visum voor betrokkene in te trekken en te bevorderen dat hij Nederland onmiddellijk verlaat,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Wilders. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 228(27925).
De heer Dittrich (D66):
Mijnheer de voorzitter. De heer Anas Noorani is voorman van een radicale, islamitische partij. Hij is ook de grondlegger van de Taibah-moskee in Amsterdam-Zuidoost. Zijn curriculum vitae liegt er niet om: hij is ondertekenaar van de fatwa, inspirator van de aanslagen in New York en Washington vijf jaar geleden en hij heeft opgeroepen tot het doden van burgers en militairen. Als zo'n persoon in Nederland toespraken wil houden, moeten alle alarmbellen gaan rinkelen.
Wij hebben vandaag een algemeen overleg gehad over onder andere de weerbaarheid van de Nederlandse samenleving tegen mensen die jongeren willen laten radicaliseren. Als hetgeen wij weten uit de media en naar aanleiding van het overleg van vanmorgen klopt, is het standpunt van de fractie van D66 dat het juridisch mogelijk moet zijn om te verhinderen dat deze man zijn denkbeelden in Nederland in het openbaar ontvouwt. Die denkbeelden zetten aan tot haat en roepen op tot het doden van mensen. Dat zijn strafbare feiten. Daarnaast kun je de redenering volgen dat als je zulke denkbeelden in het openbaar naar voren brengt, je de openbaar orde in gevaar brengt.
Het heeft ons dus verbaasd dat de Nederlandse regering dit visum heeft verleend en wij horen dan ook graag van de minister van Justitie welke redenen hebben gegolden voor deze verlening. Mocht het juridisch niet mogelijk zijn om het visum in te trekken en om deze man het land uit te zetten, dan vindt de fractie van D66 in elk geval dat heel goed moet worden opgelet als hij tijdens een openbare bijeenkomst aanstaande zondag en maandag in Amsterdam het woord voert. Wanneer deze man in die openbare toespraak over de schreef gaat en strafbare feiten propageert, moet hij in de kraag worden gepakt, voorgeleid worden en zo mogelijk gestraft. Vervolgens moet hij het land worden uitgezet.
De heer Van der Staaij (SGP):
Mijnheer de voorzitter. In het algemeen overleg over terrorismebestrijding hebben wij van gedachten gewisseld over het probleem van de toenemende radicalisering en over het belang van het zoveel mogelijk voorkomen van radicalisering. In dat licht bevreemdt het zeer dat een voorman van een obscure organisatie als de JUP in Nederland wordt toegelaten. Eerder hebben wij uit informatie van de regering zelf begrepen dat de fatwa van Bin Laden in 1998 tegen joden en kruisvaarders, de fatwa vanwaar een lijn loopt naar de aanslagen van 11 september, mede is ondertekend door de secretary van de JUP, de Pakistaanse jihadistische organisatie.
Het feit dat deze man niet voor de eerste keer omstreeks de datum van 11 september in Nederland is, roept eveneens vragen op. Daarom spreken ook wij onze verbazing en bevreemding uit over de verlening van het visum. Aan de minister vragen wij waarom aan deze man ondanks de feiten die zijn genoemd en die door de regering zijn bevestigd als het gaat om de positie van de betrokken organisatie, toch een visum is verstrekt. Is het waar, zoals door de heer Wilders naar voren is gebracht en zoals in kranten is gezegd, dat de betrokkene daadwerkelijk doodvonnissen van wat genoemd wordt lasteraars van de profeet heeft ondersteund? Wij krijgen op dit punt graag een reactie van de minister. Wij staan zeer sympathiek tegenover het afgeven van een signaal zoals dat ook met de motie van collega Wilders gebeurt, al beseffen wij dat het altijd lastig is om in een individuele zaak te oordelen als je niet rustig het dossier hebt kunnen bekijken. Niettemin roepen de feiten die bekend zijn en die onomstreden zijn zoveel vragen op dat wij zeer sterk hechten aan een duidelijke uitleg van de kant van de minister. Is het visum terecht verleend? Kan het alsnog worden ingetrokken?
Tot slot. Vanuit de staatsrechtelijke positie van de Kamer hebben wij altijd een wat ongelukkig gevoel als wij te veel met een individuele zaak bezig zijn, hoe belangrijk die op zichzelf ook kan zijn, en hechten wij eraan om het debat zo snel mogelijk te kunnen verbreden tot het onderwerp waarover de Kamer wel gaat, namelijk het beleid bij het toelaten van mensen die naar Nederland willen komen. Daarom wil ik daarover een motie indienen, geïnspireerd door deze zaak.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de toegang tot Nederland ontzegd dient te worden aan personen die een gevaar vormen voor de openbare orde en/of de nationale veiligheid;
overwegende dat het in dit licht grote bevreemding wekt dat aan de Pakistaanse moslimleider Mohammed Anas Noorani Siddiqui een visum is verstrekt, onder meer gelet op haatzaaiende uitspraken die hij gedaan zou hebben;
overwegende dat ter voorkoming van radicalisering grote alertheid nodig is ten aanzien van personen die banden hebben met radicaal-islamitische bewegingen;
verzoekt de regering, de Kamer nader te informeren over de wijze waarop hiermee in de praktijk wordt omgegaan, en te bezien in hoeverre het in individuele gevallen uit te voeren onderzoek verdiept kan worden en de in dit verband gehanteerde toetsingscriteria aangescherpt kunnen worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 229(27925).
De heer Çörüz (CDA):
Voorzitter. Onze fractie heeft altijd gezegd dat Nederland geen vrijhaven mag worden voor allerlei lieden of organisaties die kwaad in de zin hebben. Juist nu wij pleiten voor harmonieus samenleven, kunnen wij het toch niet toelaten dat allerlei organisaties of personen Nederland binnenkomen die dit samenleven dreigen te verstoren.
Als je in Google de naam van deze persoon of zijn organisatie intikt, zie je dat het resultaat niet helemaal fris is. Hoe is het dan mogelijk dat deze persoon Nederland binnen mag komen? Wij hebben vanmiddag nog over radicalisering en over terrorisme gesproken. Wij hebben herhaaldelijk gesteld dat dit soort organisaties die kwaad in de zin hebben, Nederland niet in mogen. Ik heb vanmiddag ook blijk gegeven van mijn zorgen over een andere organisatie, die gelieerd is aan de PKK. Ook daarover hebben wij al een keer vragen gesteld.
Hoe is het mogelijk dat de heer Siddiqui een visum voor Nederland heeft gekregen? Hoe is in dit geval het onderzoek verlopen? En wat is de rol van de burgemeester van Amsterdam hierbij? Het gaat immers om de openbare orde.
De heer Weekers (VVD):
Voorzitter. Kamer en regering hebben met elkaar afgesproken dat terrorisme keihard zal worden aangepakt. En om mogelijk terrorisme in de kiem te smoren worden allerlei activiteiten ondernomen, onder meer om radicalisering te voorkomen, dit proces vroegtijdig te signaleren en het effectief tegen te gaan. Dit is ook gericht op radicaliseringshaarden waartegen niet strafrechtelijk kan worden opgetreden. Met dit algemene beleidskader als uitgangspunt is het onbegrijpelijk dat de Pakistaanse moslimleider Mohammed Anas Noorani Siddiqui een visum is verleend om zondag in Amsterdam een internationale conferentie te kunnen bijwonen, en dat hem dus in Nederland een podium wordt verschaft. Onze fractie heeft al anderhalf jaar geleden vragen gesteld over deze figuur en zijn organisatie, gelet op de antwoorden begrijp je niet waarom hij tot Nederland toegelaten wordt.
Mijn fractie staat dan ook zeer sympathiek tegenover de motie-Wilders, want dergelijke figuren horen hier niet thuis, en ook tegenover de motie-Van der Staaij, waarin dit in een wat breder verband wordt gebracht. Wij hebben immers wel met een beleidskader te maken.
De heer Koenders (PvdA):
Voorzitter. De Partij van de Arbeid heeft vanmiddag in het debat over terrorismebestrijding opgeroepen om samen sterk te staan tegen radicalisering en terreur. Wij hopen dat dat niet aan dovemansoren is gericht. Er is geen enkele behoefte van onze kant om enige naïviteit te vertonen als het gaat om de strijd tegen radicalisering, en wij maken ons ernstige zorgen over de groeiende radicalisering, ook in Nederland. Daarom hebben wij geen enkele boodschap aan het in dit land binnenhalen van extreemradicale islamitische leiders van politieke partijen in Pakistan, die dat ook nog eens op 11 september doen, en vervolgens ook nog eens via een fatwa oproepen om degenen die samen werken in de strijd tegen het terrorisme, dus de VS en de bondgenoten, om te brengen. Dat kan eventueel direct onze eigen mensen betreffen die in de regio het terrorisme bestrijden.
Het is eigenlijk een gotspe dat deze meneer kennelijk een visum heeft gekregen, zodat wij benieuwd zijn naar de redenen, waarom dat is gebeurd. Ten eerste is deze meneer bekend in Pakistan. Het kan toch niet zo zijn dat de ambassade in Islamabad heeft zitten slapen? Dit is een man die betrokken is bij een partij die 11% van de stemmen in Pakistan heeft behaald. Ten tweede hebben mijn collega Dijsselbloem, maar ook de VVD-fractie in de persoon van mevrouw Griffith, en anderen, eerder over deze zaak vragen gesteld. Ik neem toch aan dat de ambassade, de AIVD en andere instellingen bij het bepalen van een ambtsbericht een beetje serieus kijken naar wat het parlement hiervan vindt. Ten derde weten wij allemaal dat dit land zeer precies is als het gaat om visumbeleid: elke dag krijgen wij de e-mails binnen van schrijnende gevallen. Kennelijk is deze meneer hier doorheen geslopen. Ten vierde hebben wij een precedent als het gaat om het verlenen van visa, als daar risico's zijn voor werving of radicalisering. Op basis van welke informatie, op basis van welk ambtsbericht heeft de regering hier een visum verleend?
Nu deze situatie zich voordoet, doet de vraag zich voor hoe dit heeft kunnen gebeuren, en wat dit betekent voor de huidige situatie. Ik neem aan dat in ieder geval alle voorbereidingen zijn getroffen om te kijken wat deze meneer hier doet, zodat er als er maar iets gebeurt wordt ingegrepen, en hij wordt voorgeleid. Nederland staat hierin niet alleen: Europa heeft een groot probleem met radicalisering. Als wij samen sterk willen staan tegen radicalisering, neem ik aan dat in de buurlanden hierop beleid bestaat. Ik hoor graag de antwoorden op deze vragen.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Voorzitter. Ook mijn fractie maakt zich zorgen over de komst van deze persoon: het lijkt mij erg onprettig gezelschap! Hij kan aanzetten tot verdere radicalisering in onze samenleving. Maar wij moeten vertrouwen op de professionaliteit en de deskundigheid van onze diensten. Is deze meneer voldoende gescreend? Het is een beetje zuur om te bedenken dat juist deze persoon, die bekend staat om zijn radicaliserende uitspraken, wel een visum krijgt, terwijl heel veel mensen, zoals artiesten, dat niet zo makkelijk krijgen. Hoe ziet de minister dat? Is de betrokken korpsbeheerder op de hoogte gesteld van de komst van deze meneer? Zo ja, zijn er maatregelen genomen? Hoelang gaat deze meneer in Nederland verblijven? Wordt hij gedurende zijn verblijf in de gaten gehouden, zodat eventueel adequaat kan worden ingegrepen? Graag verneem ik de reactie van de minister hierop.
De heer Van Bommel (SP):
Voorzitter. De Pakistaanse moslimleider Siddiqui was eerder in Nederland en er is hem toen een visum verleend. De vraag die de SP-fractie bezighoudt, is hoe dit toen al mogelijk was. Ook toen leek namelijk al bekend te zijn dat hij één van de inspirators was van de aanslagen van 11 september 2001, dat hij in ieder geval getekend heeft voor het oproepen tot het doden van westerlingen en joden en dat hij mede heeft aangezet tot geweld in het algemeen. De vraag aan de minister is dan ook de volgende. Zijn dit verdenkingen of zijn dit beoordelingen, constateringen? Als dat laatste het geval is, zou je toch wensen dat zo'n persoon de toegang tot Nederland geweigerd kan worden. De vraag die hier in zijn algemeenheid op tafel ligt, is of wij helemaal niemand meer de toegang tot dit land kunnen weigeren. Wanneer dit de feiten zijn – ik kan dat van hier af niet goed beoordelen – dan zou je toch wensen dat wij instrumenten hebben om zo'n persoon de toegang tot Nederland te weigeren. Als de juridisch instrumenten daartoe niet toereikend zijn, is mijn fractie van mening dat in dat geval de wet gewijzigd zou moeten worden.
Het huidige acute probleem is dat de moslimleider Siddiqui in Nederland is. Dat leidt bij mijn fractie tot een drietal concrete vragen.
1. Kan deze minister garanderen dat alle uitspraken en oproepen van Siddiqui gevolgd en beoordeeld worden? Daarmee bedoel ik niet alleen de grote bijeenkomsten in de moskeeën maar ook de kleinere bijeenkomsten zoals huiskamerbijeenkomsten.
2. Kan deze minister garanderen dat elke oproep tot haat of geweld onmiddellijk tot uitzetting leidt?
3. Kan deze minister garanderen dat de visumverlenende dienst tot een juist oordeel is gekomen op basis van voldoende informatie, verband houdende met vragen zoals ik die eerder gesteld heb?
Ik zou heel graag zien dat deze drie vragen met ja of nee beantwoord werden. Dat zijn namelijk de vragen waarvan de antwoorden bepalend zijn voor de vraag of wij steun geven aan de moties die zo-even zijn ingediend.
Mevrouw Van Oudenallen (Groep Van Oudenallen):
Voorzitter. Als Nederlander vraag je je af hoe het heeft kunnen gebeuren dat er blijkbaar niet goed is gescreend, juist waar wij een binnenlandse veiligheidsdienst hebben. Het is sowieso al vreemd dat wij het bericht over de desbetreffende persoon hebben moeten vernemen via een collega. Waarom heeft de minister dit bericht niet via zijn binnenlandse veiligheidsdienst aan ons doen toekomen? Kortom, hoe heeft dit kunnen gebeuren en waarom weet de minister blijkbaar van niets af?
De voorzitter:
De minister heeft aangegeven enige tijd nodig te hebben voor de voorbereiding van zijn antwoord.
De vergadering wordt van 18.20 uur tot 18.32 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de minister van Justitie, die namens het kabinet de minister van Buitenlandse Zaken vervangt.
Minister Donner:
Voorzitter. Ik bevind mij in een ietwat ongelukkige positie, omdat het een materie betreft die gedeeltelijk onder de minister van Buitenlandse Zaken valt, namelijk het onderdeel visum. Het vreemdelingenrecht valt onder de verantwoordelijkheid van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. Ik sta voor de Kamer omdat ik vanmiddag aanwezig was bij het algemeen overleg over terrorisme waarop dit VAO betrekking heeft. Dat had tot gevolg dat het niet mogelijk was om alle ins en outs te weten te komen. Toch zal ik mijn best doen om de zaken over deze persoon op te helderen.
Ik kan inderdaad bevestigen dat aan de heer Mohammed Anas Noorani Siddiqui een visum is verleend en dat hij in Nederland aanwezig is. Ook zal hij aanwezig zijn bij een bijeenkomst in de Taibah-moskee in Amsterdam. In die moskee wordt sinds enkele jaren één keer per jaar een bijeenkomst gehouden en betrokkene zal dus niet voor het eerst aanwezig zijn. Voor zover wij weten, is er vooralsnog geen aanleiding geweest om te constateren dat betrokkene tijdens die bijeenkomsten uitspraken heeft gedaan die in Nederland in strijd zijn met de openbare orde en die dus strafrechtelijk vervolgbaar zijn. Betrokkene is voor zover wij dat kunnen nagaan geen voorzitter van de JUP. Hij is voorzitter van de World Islamic Mission. Inderdaad is hij lid van de JUP, maar dat is in Pakistan een regeringspartij. Een groot aantal mensen is lid van die partij en hij behoort tot één van de bekendere leden. De JUP is, zoals ik al heb gezegd, een politieke partij die lid is van de Pakistaanse regering. Als zodanig handelt die partij ook met andere landen. Deze partij is niet geplaatst op een lijst van terroristische organisaties. Ik kan niet oordelen over andere leden van de JUP, maar weet wel dat betrokkene ook visa heeft voor andere Europese landen. Ook komt hij het Verenigd Koninkrijk binnen op basis van een visum. Afgezien van dat feit, is zijn aanvraag op grond van de Schengen-procedure voorgelegd aan de andere landen en er zijn geen bezwaren geuit om hem toe te laten.
Voor personen die eerder een visum hebben gekregen, wordt ervan uitgegaan dat er niet onmiddellijk gronden zijn uit het oogpunt van nationale veiligheid of de openbare orde, tenzij dat tussentijds is gebleken of betrokkene naar aanleiding van een vorige keer op de lijst van ongewenste personen staat dan wel wordt gesignaleerd. Ik herhaal dat betrokkene eerder in Nederland is geweest en dat hij niet ongewenst is verklaard. Wat het tweede betreft vindt consultatie bij de betrokken diensten plaats om na te gaan of er reden is om betrokkene een visum te weigeren. Voor zover wij kunnen nagaan heeft over deze visumaanvraag consultatie plaatsgevonden. Ook daarin zag men geen reden om een visum te weigeren. Er is wel contact geweest met de referent, de World Islamic Mission. Dit is een organisatie die in Nederland mede aan tafel zit in het kader van het CMO. Houd mij ten goede, ik zal niet beweren dat het naar Nederlandse begrippen één van de gematigde of minder radicale organisaties betreft. Op dit punt zijn in deze Kamer verschillende keren vragen gesteld. Ik heb hierover, evenals de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, vragen beantwoord. Het feit blijft dat de organisatie in Nederland zich beweegt binnen de grenzen die door de Nederlandse regering zijn aangegeven. Kortom, er waren bij geen van de betrokken diensten gegevens bekend die aanleiding waren om dit visum te weigeren. Gesteld is dat betrokkene in maart van dit jaar betrokken was bij de fatwa waarin de dood werd bepleit van alle tegenstanders van de profeet. Wat dat betreft valt nu juist op dat hij die fatwa niet heeft ondertekend.
De heer Dittrich (D66):
Volgens het Nederlandse beleid kan een visum geweigerd worden wanneer men het vermoeden heeft dat iemand naar Nederland komt die een radicaliserende invloed heeft op jongeren. Dat is in 2004 gebeurd met een Pakistaans parlementslid, te weten Qazi Hussain Ahmed. De Nederlandse regering heeft toen besloten hem een visum te weigeren gelet op de partij waar hij lid van was en ook gelet op zijn cv. Deze man heeft een cv dat er niet om liegt. Dat hebben wij hier allen omstandig beweerd. Het is vreemd dat de één een visum geweigerd wordt en dat de ander elk jaar hier rond 11 september het woord mag voeren.
Minister Donner:
U geeft juist aan dat dit onderdeel is van het Nederlandse beleid. Nederland is in menig opzicht zelfs strenger dan andere Europese landen. Betrokkene kon wel andere Europese landen binnenkomen, maar Nederland niet. In dit geval ligt dat anders. Betrokkene was al eerder in Nederland geweest en gaf toen ook geen aanleiding tot die zorgen. Ik zal niet zeggen dat er geen sprake was van een radicaal element. Wij zagen echter geen aanleiding om hem te zien als een gevaarlijk radicaliserend element in die zin dat zijn aanwezigheid leidt tot geweld of tot effecten die onderdeel zijn van het beleid waarmee wij radicalisering trachten tegen te gaan. In dat opzicht is er nu juist sprake van dat er in het licht van de criteria die wij hanteren, die mede ingegeven worden door het beleid dat u aangeeft, geen redenen waren om een visum te weigeren.
De heer Dittrich (D66):
Wij hebben ons eigen beleid ten aanzien van het weerbaar maken van de samenleving tegen mensen die een radicaliserende invloed hebben en tot kwaad kunnen oproepen. Dat andere landen daar misschien wat coulanter in zijn, wil niet zeggen dat wij ons beleid wat dat betreft zouden moeten aanpassen. Sterker nog, je kunt je voorstellen dat die andere landen hun beleid aanpassen met het oog op een Europees beleid. Vindt u dan niet, gesteld dat deze man zijn visum niet ontnomen kan worden en dat hij niet het land uit kan worden gezet en hij wel zijn toespraak houdt rond 11 september in Amsterdam-Zuidoost in een Taibah-moskee, dat de Nederlandse overheid daar aanwezig moet zijn, goed moet luisteren of hij daar dingen zegt die strafbare feiten zijn of die een gevaar kunnen zijn voor de openbare orde? Kunt u toezeggen dat er dan ook meteen ingegrepen wordt, zodat daarmee een goed voorbeeld gesteld wordt voor andere zaken?
Minister Donner:
Eerst wil ik nog terugkomen op het eerdere voorbeeld dat u gaf. In dat geval is mede gehandeld op basis van een ambtsbericht van de AIVD. Dat geeft aan dat er wel degelijke sprake is van maatwerk, ook bij dit beleid. Dit laat onverlet dat het visum is gegeven volgens de procedures en de regels die daarvoor zijn. Ik zeg de Kamer graag toe dat de betrokken ministers de Kamer zullen informeren over de procedure die in dit soort zaken wordt gevolgd en de uitgangspunten die daarbij gelden. Daarmee maak ik de motie van de heer Van der Staaij overbodig.
De betrokkene verblijft hier wel rechtsgeldig. Het beëindigen van het verblijf moet daarom volgens onze regels gemotiveerd worden met een gevaar voor de openbare orde of de nationale veiligheid. Uiteraard wordt ervoor gezorgd dat geen inbreuken plaatsvinden. Dit aspect hier openbaar bespreken, maak het echter minder zinvol om het te doen. De Kamer kan ervan verzekerd zijn dat bij dit soort bijeenkomsten wordt opgelet.
De heer Van der Staaij (SGP):
De minister zegt dat zeker in dit soort gevallen wordt bekeken of er geen inbreuken zijn op onze rechtsorde. Mag ik aannemen dat een herhaalde visumverlening berust op kennis over wat iemand hier eerder naar voren heeft gebracht en dat niet alleen wordt gezegd "er is niets gebleken"? De minister zegt dat niet is gebleken dat door deze persoon eerder strafbare feiten zijn gepleegd.
Minister Donner:
Uit mijn woorden kan worden afgeleid dat deze persoon geen onbekende was. Zodra hij uitlatingen doet die in Nederland strafbaar zijn, ontstaat een reden om hem op de lijst van ongewenste personen te zetten en hem de toegang tot Nederland in de toekomst te verbieden.
De zorg van de Kamer begrijp ik ten volle. Ik ga ervan uit dat de concrete verblijfsrechtelijke situatie voor de verantwoordelijke minister aanleiding zal zijn om deze positie met zorg te volgen. Voor het overige wordt er gedaan wat er gedaan moet worden, maar daar wordt niet over gesproken.
De heer Wilders (Groep Wilders):
Ik vind dit toch een vrij technisch en onbevredigend antwoord. Mohammed Anas Noorani Siddiqui is niet alleen maar, zoals de minister zegt, een lid. Hij is ook niet alleen maar een bekend lid. Volgens alle openbare bronnen is hij in Pakistan een leidend lid van de Jamiat Ulema Pakistan. Hij is dus niet zomaar een lid van een partij, maar een leidend, bekend lid van een partij in een land dat achter de fatwa van Bin Laden staat, gericht tegen het westen en iedereen met het doel dood en verderf te zaaien. Dat is ook op 11 september en daarna gebeurd. Hoe kan de minister de Kamer vertellen dat dit geen reden is om iemand een vergunning te weigeren om in Nederland te spreken? Als dat al geen uitsluitingsgrond is, moet het dat morgen worden; collega's zeiden het al. Er is geen betere reden denkbaar dan deze om iemand de toegang tot Nederland te ontzeggen. Waarom heeft de minister – ik spreek hem nu aan als minister van Buitenlandse Zaken – dat niet gedaan?
Minister Donner:
Ik gaf al aan dat de relatie van de JUP met de fatwa verband houdt met de secretaris die heeft getekend. Of dat voor de organisatie was dan wel of daarmee de organisatie dat deed, weet ik niet, maar dat is de relatie waarop het berust. Ik constateer dat deze organisatie regeringspartij is in Pakistan. Ook voor de Amerikaanse regering, die toch als eerste betrokken was bij de aanslagen op 11 september, is dat geen aanleiding geweest om deze organisatie op de lijst van terroristische organisaties te zetten. Sterker nog, het was juist aanleiding om intensiever samen te werken met de regering waar deze partij in zit. In Pakistan behoort deze partij tot het gematigd midden. Ik gaf al aan dat de persoon zelf toegang heeft tot het Verenigd Koninkrijk, dat veel directer betrokken is bij de radicalisering in Pakistan. In die zin zou het door de heer Wilders gewenste beleid inderdaad maken dat Nederland een totaal andere richting uitgaat. De vraag is wat de basis daarvoor is.
De heer Wilders (Groep Wilders):
Ik luister echt met verbazing naar de minister. Hoe kan hij het uit zijn mond krijgen dat een partij waarvan de secretaris een fatwa van Bin Laden heeft getekend, waarin over moord en doodslag wordt gepraat, behoort tot het gematigd midden? Een partij waarvan de secretaris, zoals de minister in Kamervragen heeft beaamd, de fatwa ondertekent van Bin Laden tegen de kruisvaarders en de joden, om ze allemaal te doden, is geen gematigde partij, maar een partij vol met gevaarlijke gekken. Als iemand daarvan naar Nederland komt, moet de minister ervoor zorgen dat hij hier geen spreekgestoelte krijgt om die onzin ook nog allemaal in de hoofden van de moslims in Nederland te stoppen. Het is zijn verantwoordelijkheid om daar iets aan te doen.
Minister Donner:
De heer Wilders legt mij woorden in de mond die ik niet in de mond heb genomen. Ik heb niet gezegd dat dit een gematigde partij is, maar geschetst dat deze partij in Pakistan behoort tot het gematigd midden. De heer Wilders weet dat het Nederlands beleid erop is gericht om gevaarlijke radicalen geen spreekgestoelte te geven in Nederland. Hij vraagt of het enkel behoren tot deze partij of tot de leidende kopstukken in deze partij automatisch moet leiden tot het weigeren van de toegang tot Nederland, terwijl deze leden of kopstukken overal elders, en zeker in de direct betrokken landen, wel toegang hebben. Dan is de vraag: wat is de bijzondere reden hiervoor? Dat laat onverlet dat Nederland als beleid heeft om te voorkomen dat de radicalisering zich hier uitbreidt. Dat is niet op deze wijze.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik dank de minister. Op verzoek van de heer Wilders stel ik voor om, na een korte schorsing, direct over de ingediende moties te stemmen.
De vergadering wordt enkele minuten geschorst.
De voorzitter:
Wij stemmen thans over beide moties, ingediend bij het zojuist gevoerde debat over terrorisme.
In stemming komt de motie-Wilders (27925, nr. 228).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Wilders, de ChristenUnie, de SGP, de LPF en de Groep Van Oudenallen voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Van der Staaij (27925, nr. 229).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdA, de Groep Wilders, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA, de LPF en de Groep Van Oudenallen voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
De vergadering wordt van 18.58 uur tot 20.15 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20052006-6399-6404.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.