Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Algemene bepalingen betreffende de toekenning, het beheer en het gebruik van het burgerservicenummer (Wet algemene bepalingen burgerservicenummer) (30312).

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De heer Szabó (VVD):

Voorzitter. Wij hebben gisteravond en vanmorgen de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer besproken en een heleboel vragen gesteld aan de minister. Er waren ook vragen van andere partijen die heel nuttig waren en die aansloten op de vragen van de VVD; daarmee sloten vragen van ons aan op die van andere partijen. Ik dank de minister voor het uitgebreide antwoord dat hij heeft gegeven, maar op een aantal punten krijg ik graag nog verduidelijking dan wel toezeggingen van hem.

Het eerste punt is meer algemeen. Wij hebben vandaag gesproken over verschillende zaken die hetzij rechtstreeks betrekking hebben op het burgerservicenummer dan wel daarvan afgeleid zijn. Wij hebben de Landkaart en DigiD besproken. Wij hebben een aantal malen gevraagd wanneer de burgers en bedrijven kunnen verwachten dat de dienstverlening wordt geoptimaliseerd via deze puzzelstukjes. Het burgerservicenummer is een van de puzzelstukjes die in het project Andere Overheid zijn beschreven voor een betere dienstverlening. In de verschillende debatten die wij hebben gevoerd met de voorgangers van deze minister en nu voor het eerst ook met hem, worden de besprekingen vernauwd tot een van die puzzelstukjes. Daardoor is het buitengewoon gemakkelijk om je te verschuilen achter het gegeven dat je het niet over andere puzzelstukjes hebt en dat je niet met deadlines hoeft te komen. De VVD wil straks naar buiten toe, in de richting van de burgers en de bedrijven kunnen zeggen: dit is het moment, de datum waarop de dienstverlening volledig operationeel is. Ik ga dus niet naar buiten toe zeggen: op 1 januari hebben jullie het burgerservicenummer, op 3 mei hebben jullie DigiD en op 18 juni hebben jullie weer iets anders. Daar hebben zij buiten niets aan. Het is ook niet de doelstelling van het project Andere Overheid. Doelstelling van dat project is onder andere het digitaliseren van de dienstverlening. Daarom blijven wij er constant op hameren dat u de zaak in een bepaald verband moet zien en dat u met dat verhaal naar het ipo, de VNG en de waterschappen moet gaan om hen op een lijn te krijgen. Nogmaals, het is geen vrijblijvende activiteit. Als het vrijblijvend was geweest, waren wij vandaag niet aanwezig geweest tijdens dit debat. Het is een serieuze activiteit. Aan het eind van de dag moeten die puzzelstukjes bij elkaar komen tot een geheel waarmee die diensten goed kunnen worden geleverd. Als de minister toezegt dat hij dat plaatje vasthoudt en daarmee teruggaat naar alle betrokkenen, dan is dat wat ons betreft een voldoende toezegging.

Wij hebben een aantal vragen gesteld over voorlichting. Ik vind de antwoorden die wij daarop hebben gekregen redelijk mager. Wat zou voorlichting zijn: radio, misschien lokaal, nieuwe media, ook heel aardig en misschien nog wat andere zaken? Het is mij nog steeds niet duidelijk hoe straks serieus voorlichting wordt gegeven over het burgerservicenummer. In dit kader heb ik het voorbeeld aangehaald van het winnen van de lotto en identity theft als gevolg van het gebruik van je burgerservicenummer, een van de puzzelstukjes, in combinatie met het aanleveren van andere gegevens, bijvoorbeeld een kopie van je paspoort. Ik krijg graag de toezegging van de minister dat ook het voorzichtig omgaan door burgers en bedrijven met dit soort nummers wordt meegenomen in de voorlichtingscampagne over de introductie van het burgerservicenummer.

Wij hebben gesproken over de Landkaart en over de persoonlijke internetpagina. De minister heeft gezegd dat ook de PIP een onderdeeltje is. Hij kon echter niet aangeven welke doorzettingsmacht hij nodig heeft in de richting van betrokken overheidsinstanties die gegevens moeten opleveren om die persoonlijke internetpagina straks beschikbaar te krijgen nadat de Landkaart is geïntroduceerd. Ook op dit punt vraag ik om iets minder vrijblijvendheid van de minister. Wanneer is de persoonlijke internetpagina operationeel? Misschien dat hij niet vandaag een einddatum kan geven, maar ik wil wel graag dat hij het een en ander zegt over de route die wordt ingestoken om zo snel mogelijk te komen tot deze pagina. Met name deze is belangrijk; de Landkaart is aardig, maar zal waarschijnlijk weinig worden gebruikt en het valt niet uit te leggen aan de burgers wat zij ermee kunnen.

Dezelfde vraag geldt voor de eNIK. Wanneer is deze er en wanneer kunnen wij er gebruik van maken om de dienstverlening te verbeteren? Er ligt een motie-Szabó van twee jaar geleden. Daarin wordt gevraagd om één pasje voor burgers voor het gebruik van diensten. Dat is door de toenmalige minister De Graaf toegezegd. In de tussentijd is er echter een OV-kaart gekomen en het Europees rijbewijs komt eraan. Dit alles is volledig los van de éénpasjegedachte ontwikkeld. Als de minister nu niet aangeeft wanneer deze eNIK voor alle burgers beschikbaar is, blijft het heel gemakkelijk voor andere ministeries om voor eigen oplossingen en pasjes te kiezen. Ik wil ook de toezegging van de minister dat hij teruggaat naar de ministerraad om duidelijk aan te geven dat nieuwe dienstverlening in de toekomst via de eNIK dient te verlopen, zoals met de Kamer is afgesproken.

Ik heb voorgesteld om van de beschikbare website van de overheid www.overheid.nl ook de plaats te maken waar burgers terechtkunnen voor informatie of klachten over het burgerservicenummer. De minister heeft daarop sympathiek gereageerd, maar de reactie was niet dusdanig dat ik daaruit kon concluderen dat hij met het idee serieus aan de slag gaat en het als mogelijk dé oplossing beschouwt waarmee wordt verdergegaan. Wil de minister over dit punt wat specifieker zijn?

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn beantwoording in eerste termijn en voor het feit dat hij is ingegaan op de vele vragen die gisteravond ook door mijn fractie zijn gesteld over dit belangrijke wetsvoorstel. De minister heeft nog eens benadrukt dat wij de invoering van het burgerservicenummer niet zwaarder moeten maken dan het is en dat het in technische zin gesproken een vervanging is van het huidige sofinummer. Ik heb dit zelf gisteren ook letterlijk zo gezegd. Wij moeten tegelijkertijd ook niet te gemakkelijk zeggen dat wij het sofinummer slechts vervangen door het burgerservicenummer. Er zijn namelijk ook verschillen, bijvoorbeeld in beheer. Verder is de juridische grondslag van het burgerservicenummer en het gebruik van het nummer anders. Het nummer zal immers veel meer gebruikt gaan worden dan dat nu bij het sofinummer het geval is.

Ik wijs in dit opzicht de minister nog eens terug naar de duidelijke reactie van de Raad van State op dit wetsvoorstel. De raad schrijft dat in technische zin het voorstel kan worden aangemerkt als een regeling van bescheiden juridisch gewicht, maar dat de potentiële effecten van des te groter belang zijn. Men geeft verder aan dat met behulp van het burgerservicenummer de administratie en de uitwisseling van verschillende soorten persoonsgegevens doeltreffender en meer doelmatig kan plaatsvinden. Daarin schuilt de winst van het burgerservicenummerstelsel volgens de raad en dat is ook de aanleiding voor de invoering ervan. Men vindt echter dat de risico's van deze administratie van gebruik, en van de koppeling van gegevens en gegevenbestanden veel groter zijn. Dit laatste heb ik met wat andere woorden ook benadrukt in mijn bijdrage. Mijns inziens is het niet voor niets dat de Raad van State heeft gezegd dat dit wetsvoorstel het mogelijk maakt dat er een nieuwe generatie van toepassing van gegevensbestanden ontstaat.

Wij moeten de invoering van het burgerservicenummer dus niet zwaarder maken dan het is, maar wij moeten ook oppassen dat wij niet doorslaan naar de andere kant. Het is daarom volkomen terecht dat aandacht is gevraagd voor de wijze waarop dit nummer ingevoerd wordt en voor de privacyaspecten die daaraan vastzitten. Natuurlijk heeft de minister gelijk dat die privacyaspecten geregeld worden in de Wet bescherming persoonsgegevens. Het is ook goed dat bekeken is in hoeverre de bepalingen die daarin staan, toegepast kunnen worden op dit wetsvoorstel. Dat laat onverlet dat het helemaal niet zo vreemd is als de Kamer opvattingen heeft over de wenselijkheid van aanvullende bepalingen in deze wet. Dat maken wij wel vaker mee.

Wij moeten proberen, praktisch om te gaan met de amendementen. Samen met collega Van der Ham heb ik een amendement ingediend over het burgerservicepunt. Wij kunnen daar lang en breed over praten, maar wij moeten het beschouwen als een laatste vangnet als burgers nul op het rekest krijgen als er op een verkeerde wijze met hun nummer wordt omgegaan en zij pogingen hebben gedaan om het bij de desbetreffende instantie aanhangig te maken. Ik hoop dat het niet voorkomt, maar er is het risico dat burgers van het kastje naar de muur worden gestuurd. Het is dan heel mooi als je een burgerservicepunt hebt waar zij terechtkunnen. Welke bevoegdheden zo'n punt moet krijgen, kunnen wij later met elkaar vaststellen. Ik denk ook aan zaken als de doorzettingsmacht. Ik handhaaf mijn ondertekening van dit amendement.

Op stuk nr. 10 heb ik een amendement ingediend over het publiekrechtelijke aspect. Gisteravond heb ik al aangegeven dat sprake is van een heel dispuut. Het is link als wij ons daar middenin gaan begeven.

Op het moment dat je het gaat schrappen, kun je de indruk wekken dat de werking weer veel breder zou kunnen zijn. Daarom vind ik het ook belangrijk dat wij met elkaar aangeven dat de werking van de wet wordt beperkt tot handelingen van overheidsorganen die voortvloeien uit publiekrechtelijke bevoegdheden en taken. In feite heeft de minister dat nu in zijn eerste termijn ook klip en klaar op die wijze aangegeven. Wij kunnen erover twisten of dit punt nu wel of niet terug in de wet moet. Alles overwegende trek ik mijn amendement op stuk nr. 10 in, met de wetenschap dat wat hier door de minister is uitgesproken ook bij de wetsgeschiedenis hoort en daarom ook zijn uitwerking zal hebben.

De voorzitter:

Het amendement-Van der Ham/Slob (stuk nr. 10) is ingetrokken.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Het amendement op stuk nr. 11 wil ik wel in stemming laten brengen. Ik denk dat het goed is dat de minister zelf ook gereflecteerd heeft op dat woord "toetsingskader". Ik wil daar ook niet al te veel op focussen. Als de suggestie van de minister is het woord "toetsingskader" in iets anders te veranderen, wil ik daar wel over nadenken. Ik denk echter dat het van belang is dat wij ruimte creëren en in de wet verankeren dat er nadere uitwerkingen kunnen komen van hoe het burgerservicenummer zal gaan werken. Dat raakt ook de discussie die collega Fierens in ons midden heeft neergelegd over het mogelijkerwijs uitbreiden van categorieën die gebruik mogen maken van het burgerservicenummer. Het is natuurlijk ondoenlijk om dat nu allemaal in de wet een verankering te geven. Dat hoeft ook niet, maar door het artikel dat wij voorstaan, in de wet te verankeren, biedt dat voor het vervolg alle ruimte om daar verder met elkaar over te discussiëren. Ik denk ook dat er op dit punt sprake zal zijn van voortschrijdend inzicht en dat dit ervoor zorgt dat dit op een goede, efficiënte en snelle manier tot uitvoering kan komen. Op het moment dat je het in de wet wilt verankeren, moet je namelijk de wet wijzigen. Daar gelden langdurige trajecten voor.

Ik handhaaf dit amendement dus. Ik voel mij daarin ook gesterkt door de Raad van State, die ook vrij uitvoerig op dat toetsingskader is ingegaan. Zij hebben ook aangegeven dat het van belang is dat helder is wat er allemaal in komt te staan. Verder hebben zij erop gewezen – dat aspect heb ik in mijn eerste termijn ook genoemd – dat daarmee de aanvaardbaarheid van het wetsvoorstel wordt versterkt. Dat betreft dat draagkrachtverhaal. Dit amendement kan daar alleen maar een versterking van zijn.

Mijn volgende punt betreft de discussie rond de gewetensbezwaarden. Ik wist dat ik mij enigszins op glad ijs begaf, in die zin dat ik er ook een paar andere wetsvoorstellen bij heb betrokken waar wij nu niet over spreken, maar die wel dezelfde problematiek raken. Wij lopen er tegenaan – hoe je er ook over denkt – dat mensen gewetensbezwaard zijn ten aanzien van het feit dat de overheid steeds meer mogelijkheden krijgt om gegevens te beheren en eventueel ook gegevens te koppelen. Dat gaat soms heel ver en het betreft ook gegevens die te maken hebben met lichaamseigen kenmerken. Ik heb het dan natuurlijk over het paspoort. Wij moeten daar aandacht voor hebben. Het is ook onze taak om daar op een later moment, aan de hand van misschien wat meer gegevens, over te spreken. Dat is de reden waarom ik de volgende motie indien.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de overheid door het gebruik van nieuwe technische hulpmiddelen en betere identificatiemethoden een steeds completer informatiebeeld van individuele burgers krijgt;

overwegende dat dit weliswaar bij kan dragen aan de veiligheid van en betere dienstverlening aan burgers, maar dat deze toenemende informatiemacht van de overheid voor sommige burgers stuit op gewetensbezwaren en/of bezwaren van levensbeschouwelijke aard;

overwegende dat er onduidelijkheid bestaat over de aard en de omvang van deze problematiek en de mogelijkheid van alternatieven die er voor deze burgers zouden kunnen bestaan;

verzoekt de regering, hier onderzoek naar te doen en de Kamer daarover nader te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Slob, Fierens, Van der Ham en Van Oudenallen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15(30312).

De heer Slob (ChristenUnie):

Onverdachtere medeondertekenaars had ik volgens mij niet kunnen vinden voor deze motie.

De heer Haverkamp (CDA):

De heer Slob geeft terecht aan dat dit niet primair over het burgerservicenummer gaat, maar om een onderwerp dat breder is. Ik denk dat het goed is om duidelijk te krijgen wat het onderzoek precies zal moeten gaan behelzen. Dit ook om de uitvoerbaarheid van deze motie te kunnen toetsen. Kan de heer Slob misschien een voorbeeld geven hoe hij denkt dat dat onderzoek vorm gegeven moet worden?

De heer Slob (ChristenUnie):

De wijze waarop dat onderzoek vorm moet worden gegeven, lijkt mij primair een verantwoordelijkheid voor het ministerie. Wij moeten de zaken wel uit elkaar houden. De Kamer doet dat niet, maar vraagt het ministerie om te kijken hoe breed die bezwaren leven. Dat kunnen zij bijvoorbeeld doen op basis van informatie die het ministerie nu al heeft bereikt. Ik weet dat er mensen zijn die brieven hebben gestuurd. Mogelijkerwijs kan in contact getreden worden met de organen die hiermee bezig zijn. Er zijn ook publicaties over verschenen, zelfs in boekvorm. Er bestaat dus een en ander over wat op een rijtje gezet kan worden. Uiteraard moet daarnaast de mogelijkheid van een alternatief bekeken worden. Ik formuleer het voorzichtig omdat wij niemand blij willen maken met een dooie mus. Wellicht is er geen alternatief. Dat moet dan wel uitgesproken worden. Ik stel dus voor dat het kabinet ons hierover informeert. Op een rustiger moment kunnen wij daar dan uitgebreider over spreken.

Op welke bezwaren doel ik? Er zijn mensen die er grote bezwaren tegen hebben dat lichaamseigen kenmerken op het paspoort terechtkomen en dat er mogelijkheden ontstaan dat hun gegevens gekoppeld worden aan andere bestanden. Er wordt zwaar op ingezet om dat te voorkomen. Toch zijn er mensen die om die reden zeggen er niet toe over te gaan om een paspoort aan te schaffen, met alle gevolgen van dien voor de mobiliteit van deze mensen. Een aantal landen komt men immers niet meer in zonder paspoort. Het kan dus ingrijpende gevolgen hebben voor het persoonlijk leven van mensen. Hoe je ook denkt over aard en inhoud van de bezwaren, de overheid en de Kamer als medewetgever en volksvertegenwoordiging mag dit niet onder het tapijt schuiven. Deze bezwaren verdienen onze aandacht. Wij moeten daar met elkaar over spreken. Dat is de strekking van deze motie. Ik nodig de heer Haverkamp van harte uit om komende dinsdag zijn steun aan de motie te geven.

De heer Szabó (VVD):

Ik ben nog niet zo ver dat ik de motie steun. Je kunt het verhaal immers ook omdraaien. Mensen kunnen nu reeds gewetensbezwaren hebben omdat zij niet precies weten waar en op welke wijze hun gegevens zijn geregistreerd en wie wat met die gegevens doet. Er bestaan papierstromen, geautomatiseerde stromen en allerlei nummers, zoals het onderwijsnummer en het sofinummer. Het doel van dit project is om het te uniformeren en om de burgers de mogelijkheid te geven om duidelijk inzicht te verkrijgen in wat er met zijn gegevens geschiedt. Dat is een verbetering die juist moet leiden tot minder gewetensbezwaren.

De heer Slob (ChristenUnie):

Het zou geweldig zijn als wij het onderwerp van de gewetensbezwaren oppakken en de aard daarvan in kaart brengen. Als blijkt dat bij een deel van de mensen de gewetensbezwaren juist verdwijnen, hebben wij ons werk heel goed gedaan. Dat zou het effect kunnen zijn van het agenderen en serieus bespreken van dit onderwerp. Eventuele ongegronde vrees kan zo worden weggenomen.

De heer Szabó (VVD):

Als een dergelijke discussie wordt gestart, moet die volledig los worden gezien van het project Andere overheid. Een discussie over gewetensbezwaren kan immers onbedoeld via een goede campagne van wat privacyridders bij mensen de indruk wekken dat George Orwell voor de deur staat. Dan zijn wij nog verder van huis.

De heer Slob (ChristenUnie):

Zaken moeten niet zwaarder gemaakt worden dan zij zijn. Er zijn mensen die bezwaren hebben bij dit soort projecten. Soms gaat het om gewetensbezwaren. Er is een grote groep die dat niet heeft. Het mag dan ook geen negatieve uitwerking hebben op de gevoelens van die groep. De overheid moet echter mensen met gewetensbezwaren serieus nemen. Dat is de insteek van deze motie.

Mijn fractie zal haar eindoordeel over dit wetsvoorstel pas geven na stemming over de amendementen. Ik hecht sterk aan de ingediende amendementen. Het amendement-Fierens is heel belangrijk. De minister heeft zich daar positief over uitgelaten. Dat amendement haalt de eindstreep waarschijnlijk wel. Ik zou het zeer betreuren als de door de fracties van ChristenUnie en D66 ingediende amendementen niet worden aangenomen. Die beogen immers het draagvlak voor het wetsvoorstel te versterken en om de burgers extra mogelijkheden te geven om bij de overheid aan te kloppen. Ook wordt de zaak wat meer transparant wat betreft de uitvoering, waarbij overigens de Kamer betrokken is. Als deze amendementen sneuvelen bij de stemming, is het maar de vraag of mijn fractie onvoorwaardelijke steun aan het wetsvoorstel kan geven. Ik hoop dat het niet zover zal komen.

Mevrouw Fierens (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn uitvoerige beantwoording in zijn "maiden"-optreden als minister voor Bestuurlijke Vernieuwing, maar toch heb ik nog enkele kritische opmerkingen. Die hebben zo'n beetje te maken met de wijze waarop de wet is opgezet en het debat is verlopen.

BSN, het burgerservicenummer, is onderdeel van een geheel waarmee de dienstverlening aan de burgers moet worden verbeterd. Door de veelheid aan vragen en losse antwoorden verbrokkelt het beeld vaak een beetje en dat wil ik toch nog graag proberen terug te halen. Het gaat de PvdA erom dat de dienstverlening van de overheid aan de burgers drastisch verbetert. Die doorbraak is er nog steeds niet maar moet er wel komen. Met het BSN krijgt iedereen één nummer zodat men niet meer van het kastje naar de muur moet, van de Belastingdienst naar de gemeente, van het Rijk naar een ministerie. Die lijn moet heel helder zijn en het BSN is daar een voertuig voor. Nu zit de minister al aan het eind van zijn termijn, terwijl hij toch nog maar een paar maanden op die stoel zit. Ik moet hem toch vragen om haast te maken. Dat kan best, want enkele dossiers in het kader van de bestuurlijke vernieuwing heeft hij opzij gezet. Hij heeft daarmee dus wat extra ruimte gecreëerd om er snel mee aan het werk te gaan. In dat verband vond ik de opmerking van D66 wel pikant. Die riep de minister namelijk op om haast te maken met de eenmalige gegevensverstrekking, terwijl er toch al die tijd een D66-minister heeft gezeten. Aan deze minister dus de eer om te scoren en om dat binnen te halen!

De heer Van der Ham (D66):

U hebt hoop ik wel gemerkt dat ik een zeer dualistisch Kamerlid ben en ook ministers vanuit mijn eigen partij flink achter de broek heb gezeten. Dat doe ik dan ook met ministers uit andere partijen. Ik hoop dat u dat ook doet als uw partij ooit weer eens in de regering komt te zitten.

Mevrouw Fierens (PvdA):

Ik heb u nooit zo sterk zien optreden in de richting van een minister op het punt van eenmalige gegevensverstrekking als nu! Het viel mij dan ook op.

Voorzitter. Er is een binnenwereld en een buitenwereld en wij zitten hier in die binnenwereld waarin wetten worden aangenomen, maar buiten zitten al die burgers en instanties die ermee te maken krijgen. Wat mij betreft is het BSN niet meer dan een aangekleed sofinummer en ik denk echt dat het veel slimmer was geweest om daar in de toelichting op deze wet meer aandacht aan te besteden. Daarom heb ik ook gesproken over visie op privacy – want dat is echt een pijnpunt – en visie op uitvoering. Dan kom ik op het beroemde toetsingskader; past dat nu wel of niet in de wet? Waar liggen de grenzen van het gebruik in de wet? Waar liggen de gevoeligheden in de uitvoering? Dat alles is te veel buiten beeld gebleven en daarom hebben wij nu ook zo'n verbrokkeld debat. Ik wil het graag terug in het kader plaatsen. BSN lost een probleem op, maar roept ook gevoelens op. Juist omdat het gaat om privacy en om de wijze waarop het een en ander verloopt als men voor de balie staat om een paspoort te halen, had daar meer aandacht aan moeten en kunnen worden besteed.

Ik heb nog een praktische vraag over de informatieplicht. Ik begin er nu een beetje aan te twijfelen. Volgens mij is die informatieplicht afdoende in de wet geregeld. De minister zegt dat ook, maar volgens collega Van der Ham niet. Die zei dat de minister het even niet goed op een rijtje heeft. Misschien is het een kwestie van interpretatie, maar ik wil nu wel heel precies weten hoe het zit. Wat is er dan nu wel of niet in geregeld?

De heer Van der Ham (D66):

Wat wilt u precies bereiken met die informatieplicht? Vindt u dat burgers op de hoogte moeten worden gesteld op het moment dat een fout wordt geconstateerd?

Mevrouw Fierens (PvdA):

Ja. Het moet natuurlijk geen geneuzel zijn, maar als er fouten worden gemaakt met het burgerservicenummer moet de overheid die fout zelf melden en herstellen. Dat maakt allemaal onderdeel uit van die doorbraak in service die wij bij de overheid moeten bewerkstelligen.

De heer Van der Ham (D66):

De minister doelde waarschijnlijk op artikel 22b, tweede lid van de nota van wijziging, waarin staat dat burgemeester en wethouders een informatieplicht hebben.

Mevrouw Fierens (PvdA):

Ik hoor dat graag van de minister.

De heer Van der Ham (D66):

Vindt u dat voldoende? Als een andere instantie een fout herstelt, moet dat dan ook worden gemeld?

Mevrouw Fierens (PvdA):

Als de Belastingdienst een fout maakt, moet de Belastingdienst die fout herstellen. Als de gemeente een fout maakt, moet de gemeente die fout herstellen.

De heer Van der Ham (D66):

En zij moeten de burger daarover dus ook informeren?

Mevrouw Fierens (PvdA):

Wij moeten het allemaal niet ingewikkelder maken dan het is. De instantie die een fout maakt, moet die zelf herstellen.

Ik heb toegezegd dat ik de ingediende amendementen kritisch tegen het licht zou houden. Uitkomst daarvan is dat ik grote twijfels heb over het amendement over de ombudsfunctie. Ik wil namelijk niet dat hiervoor een apart orgaan in het leven wordt geroepen met alle extra ambtenaren van dien. Verder ben ik bang dat het een kafkaiaans iets wordt. Ik zal echter nogmaals welwillend naar dit amendement kijken.

Mijn eigen amendement houd ik overeind, want ik denk dat daardoor de beveiliging wordt versterkt. Ik ben dan ook blij dat de minister dit amendement ondersteunt.

De heer Van der Ham (D66):

In de toelichting op het amendement staat dat wij deze ombudsfunctie bij het BPR willen onderbrengen. Het BPR is een bestaand orgaan en het zal dan ook niet tot extra ambtenaren leiden. De heer Slob heeft al gezegd dat wij bereid zijn om de doorzettingsmacht uit de toelichting te halen, zeker als u dan wel voor het amendement stemt. Als wij dat doen, krijgt u dan inderdaad meer sympathie voor het amendement?

Mevrouw Fierens (PvdA):

Ik ben helemaal geen voorstander van die doorzettingsmacht. Uw fractie mag dan dol zijn op ombudsfuncties en meldpunten, maar daarmee creëert u soms ook uw eigen kafkaiaanse situaties. Ik moet dus echt nog een nachtje over dit amendement slapen.

De heer Van der Ham (D66):

Wij zijn er inderdaad voor dat de burger wordt geholpen om zijn weg te vinden door het oerwoud dat de overheid soms is. Dat heeft echt niets met Kafka te maken. Ik hoop nog steeds dat u welwillend naar dit amendement wilt kijken, want ook veel van uw kiezers willen geholpen worden als zij in de penarie zitten door de overheid.

Mevrouw Fierens (PvdA):

De minister heeft toegezegd dat er een informatiepunt komt voor het burgerservicenummer. Burgers kunnen daarheen bellen als zij een probleem hebben met bijvoorbeeld de gemeente of de Belastingdienst. Dat is heel belangrijk. Alles wat u daaromheen wilt bouwen, is alleen maar extra gedoe en daar houd ik niet van.

De heer Van der Ham (D66):

Wij kunnen elkaar wellicht niet vinden op het punt van de doorzettingsmacht, maar misschien kan ik u over de streep trekken als dat nieuwe orgaan een doorverwijsfunctie krijgt. Men heeft dan geen doorzettingsmacht en kan niet zelfstandig zaken wijzigen, maar men kan dan wel naast de burger gaan staan om ervoor te zorgen dat hij op de juiste plek terechtkomt.

Mevrouw Fierens (PvdA):

Doorverwijzen is mooi, maar daar is wel weer een nieuwe afdeling voor nodig met 27 ambtenaren. Het is veel beter en veel duidelijker voor een burger dat hij zelf opbelt met de dienst, bijvoorbeeld de Belastingdienst, die de fout heeft gemaakt.

De heer Van der Ham (D66):

Maar op het moment dat er dan een conflict is met de Belastingdienst?

Mevrouw Fierens (PvdA):

Ik ben voor een telefoonnummer dat men kan bellen op het moment dat er een probleem is. Dat heeft de minister toegezegd. Natuurlijk zijn er ook allerlei organen in dit land waar je terecht kunt als je een klacht hebt over de overheid, want wij hebben al een Nationale ombudsman. Laten wij niet verdubbelen.

De heer Szabó (VVD):

Ik vraag toch verheldering van mevrouw Fierens. Zij zei eerder dat zij er nog een nachtje over gaat slapen. Waar gaat zij over slapen? Voor welk probleem ziet zij de Nationale ombudsman mogelijk als een oplossing? De VVD-fractie heeft al duidelijk aangegeven hoe je zo'n informatiepunt kunt inrichten. Je hebt www.overheid.nl en via die website zou je door kunnen klikken. Dat moet voldoende zijn. Volgens mij kan mevrouw Fierens een nachtje slapen en over andere dingen dromen dan over zo'n ombudsmanfunctie.

Mevrouw Fierens (PvdA):

Ik vond uw suggestie ook heel redelijk.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Ik dank de minister zeer voor zijn antwoorden op vragen. Veel vragen heeft hij afdoende beantwoord. Hij heeft onder andere gesproken over grenswerkers en het is heel goed dat hij daarmee aan de slag gaat. Het gaat mij nu echter even om de amendementen. Ik moet zeggen dat de minister een beetje in het defensief zat: het is niet nodig, laten wij geen slapende honden wakker maken. Dit terwijl de meeste argumenten van mij en mijn collega's tot doel hadden om mensen gerust te stellen. Wij willen ervoor zorgen dat mensen de weg kunnen vinden in zo'n nieuw systeem. Misschien is het goed om als overheid wat meer ons best te doen in plaats van het wat sober aan te pakken. Ik heb een amendement ingediend over de informatieplicht. Alleen al in de voorbereiding van de invoering van zo'n burgerservicenummer is het belangrijk om informatie aan te bieden, zodat mensen weten dat het goed komt, dat het wordt gemeld en dat zij zich geen zorgen hoeven te maken. Veel mensen kunnen het namelijk niet overzien als er iets verandert binnen het moloch overheid met die enorme computersystemen.

De minister zegt dat het allemaal al is geregeld. Tijdens het interruptiedebatje met mevrouw Fierens zei ik al dat ik niet zou weten waar dat precies staat. Misschien kan de minister dat doorgeven. Ik heb alle nota's van wijziging bekeken, maar ik kan het niet vinden. Daarom handhaaf ik mijn amendement. Ik vind het namelijk erg belangrijk dat de actieve informatieplicht vanuit de overheid naar burgers toe in de wet komt. Het gaat dan niet om het klein grut of om spaties. Dat staat uitdrukkelijk in de toelichting. Het gaat echt om wezenlijke wijzigingen. Ik kan het niet terug vinden. Misschien kan de minister mij met de loep aanwijzen waar het wel staat.

Voorts kom ik te spreken over het amendement met betrekking tot het burgerservicepunt. Ook dat vind ik van groot belang. Ik hoef de argumenten die wij in eerste termijn hebben gewisseld en die collega Slob naar voren heeft gebracht, niet te herhalen. Dit betreft ook safety first, namelijk een vangnet. Natuurlijk zullen de meeste instanties waarmee mensen te maken krijgen, hun werk goed doen en zal alles juist verlopen als mensen een klacht of vragen hebben. Het kan echter gebeuren dat een dienst niet weet waar een fout is ontstaan. Er hoeft dan nog niet eens een conflict te zijn, maar er bestaat onduidelijkheid. Het is dan belangrijk dat er een organisatie is die naast je staat. Overigens wordt deze organisatie ondergebracht bij een bestaande organisatie, zodat er niet eindeloos veel meer bureaucratie optreedt. Deze organisatie gaat vervolgens met jou kijken waar de fout is ontstaan en hoe het probleem kan worden opgelost. Wat mij betreft zou die doorverwijsfunctie een goed alternatief kunnen zijn voor de doorzettingsmacht die er in eerste instantie een beetje in was geslopen in de toelichting. Wij zouden dat graag opgeven. Voor de D66-fractie is het in ieder geval van groot belang dat dit soort elementen in de wet worden opgenomen, omdat de positie van burgers daarmee wordt versterkt. Daarom is het uiteindelijk allemaal begonnen.

In eerste termijn waren wij op hoofdlijnen positief, maar de duivel zit altijd in het detail. Daarover hebben wij het vandaag ook gehad. Dat wil echter niet zeggen dat die details onbelangrijk zijn voor mijn fractie. Sterker nog: wij willen echt dat ze erin komen. Daarna zullen wij pas kunnen beslissen of wij ook echt voor het wetsvoorstel kunnen stemmen. Overhaast moet het niet gebeuren, ook al zou ik het heel prettig vinden als het wetsvoorstel snel zou worden ingevoerd. Dat moet echter gebeuren onder de voorwaarden die wij stellen.

Ik heb de minister gevraagd of de informatieplicht daadwerkelijk gegarandeerd is. Ik hoop op een afdoende antwoord daarop. Ik hoop ook op wat meer sympathie voor dit amendement. Ik begrijp dat de minister stelt dat het formeel niet zo vaak zal worden gebruikt. Het kan er echter toe bijdragen dat de invoering van het wetsvoorstel wat soepeler verloopt. De voorgestelde regeling kan ook als noodrem of handgreep dienen voor burgers die in de problemen zitten. Ik hoop op wat meer ruimte hiervoor. Als die door de minister niet wordt gegeven, kunnen wij die hopelijk afdwingen met een meerderheid van de Kamer. Ik kijk hierbij de liberale en de christendemocratische woordvoerder aan en ook mevrouw Van Oudenallen. Ik hoop dat zij voor het amendement willen stemmen.

De heer Haverkamp (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording van de vragen. Er is gesproken over een breed scala van onderwerpen, van de vraag of de eNIK in Beverwijk moet worden gevestigd tot kwesties rond eventuele gewetensbezwaren.

De invoering van het burgerservicenummer staat vandaag centraal. Er moet naar buiten worden uitgedragen dat het burgerservicenummer een omzetting is van het sofinummer en dat het een eerste stap is naar een betere dienstverlening aan burgers en een efficiëntere overheid. Er kan op het gebied van voorlichting nog een hoop gebeuren. Dat blijkt ook wel uit het debat dat hier is gevoerd. Wij mogen ervan uitgaan dat de Kamerleden beter zijn geïnformeerd dan menig ander. Toch bleek in interruptiedebatten dat er nog onduidelijkheid bestaat over bepaalde interpretaties en andere zaken. De minister heeft waarschijnlijk in een vorig bestuurlijk leven al gemerkt hoe belangrijk communicatie kan zijn. Wellicht is het aardig om hem een slogan mee te geven: "Het burgerservicenummer, best belangrijk". Misschien kan hij daarmee over de bühne gaan.

De CDA-fractie is blij met de toezegging van de minister dat hij ook zal ingaan op de wensen van het bedrijfsleven om het burgerservicenummer te gebruiken of dat er een andere mogelijkheid zal worden gezocht waarop bedrijven met de overheid kunnen communiceren over afgeronde transacties en gegevensoverdracht. Wij hopen nog van hem te horen of met de vaststelling van deze wet daadwerkelijk is geregeld dat niet iedereen binnen de overheid weer eigen nummers kan verzinnen in correspondentie met burgers.

De Landkaart hoeft niet helemaal uit de lucht te worden gehaald. Ik heb begrepen dat de omschrijving in de wet is dat er een voorziening moet zijn waar mensen kunnen achterhalen hoe hun gegevens worden gebruikt. Is deze interpretatie juist? Is de minister bereid om te onderzoeken of gebruik wordt gemaakt van deze voorziening en dat naar een ander middel voor communicatie met burgers wordt gezocht als blijkt dat de bestaande voorziening niet in de behoefte voorziet?

Er is toegezegd dat nog voor de stemming een brief over een kaderwet en de wijze waarop verder wordt gegaan met een eventuele uitbreiding aan de Kamer wordt gezonden. Kan de regering meer duidelijkheid geven over het amendement op stuk nr. 11? Wordt er een mogelijkheid gecreëerd binnen de wet om straks andere categorieën toe te laten tot deze wet als dit amendement wordt aangenomen of wordt dit hierdoor juist onmogelijk gemaakt? Dat is voor ons nog niet helemaal duidelijk. Afhankelijk van de interpretatie van de minister van dit amendement, bepalen wij of wij het steunen of niet.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik denk dat het ook wel belangrijk is wat de indiener met het amendement beoogt. Ik denk dat ik daar heel duidelijk over bent geweest, ook in mijn tweede termijn. Er wordt voorgesteld om in de wet op te nemen dat bij AMvB nadere regels worden gesteld over voor welke doeleinden en onder welke voorwaarden aangewezen gebruikers of categorieën van gebruikers het burgerservicenummer mogen gebruiken. Dat is volgens mij volslagen helder en een antwoord op uw vraag. Die tekst is loepzuiver, daar is geen speld tussen te krijgen. Dat is ook de bedoeling bij wetsteksten.

De heer Haverkamp (CDA):

Als het voor mij loepzuiver was, had ik daarover geen vraag gesteld. U hebt een heel breed betoog gehouden waarin u wijst op de gevaren van het burgerservicenummer aangaande de privacy en de mogelijke beeldvorming daarover. Dit is ook meer gepreciseerd in de toelichting. Ik heb eerder aangegeven dat wij ook een overweging hadden in verband met het toetsingskader. De minister heeft een interpretatie gegeven van het toetsingskader die niet helemaal overeenkwam met die van u. U hebt in uw termijn nogmaals aangegeven op welke manier volgens u de term "toetsingskader" uitgelegd moet worden. Ik wacht graag op de reactie van de minister daarop. Vervolgens moet ik mij beraden en bepalen welke interpretatie het dichtst bij die van ons komt.

De heer Slob (ChristenUnie):

Het gaat nu niet over de term "toetsingskader". Daarover kan je lang met elkaar praten. Ik ben wel bereid om mijn interpretatie in te wisselen voor iets anders. Die term komt overigens ook niet voor in de tekst van ons amendement. Het gaat wel om het volgende. U vraagt aan de minister of het mogelijk is dat in de toekomst het gebruik van het burgerservicenummer wat breder wordt getrokken in die zin dat daar andere categorieën aan toegevoegd kunnen worden. Welnu, voor die gevallen biedt het onderhavige wetsartikel de ruimte om via een AMvB nadere regelgevingen of veranderingen door te voeren. Dat was ook het antwoord op uw vraag aan de minister. Het leek mij op zijn plaats dat ik dit als eerste indiener van het amendement onder uw aandacht zou brengen. Als in de toelichting ook wordt gewezen op het waarborgen van bescherming van persoonsgegevens, heeft dat te maken met het feit dat je volkomen helder moet zijn over de wijze waarop deze wet verder wordt uitgelegd. Daarom is het van belang dat, wanneer dit op een nader moment gebeurt, dit een borging in de wet heeft.

De heer Haverkamp (CDA):

Ik ben heel blij met uw toelichting. Wij hebben namelijk aan de minister gevraagd of dit amendement straks de mogelijkheid biedt om een andere categorie tot de wet toe te laten. Als ik u goed beluister, zegt u: op zichzelf biedt dit amendement niet de mogelijkheid tot het eventueel toelaten van andere categorieën; op het moment dat dit gebeurt, dan regelt dit amendement dat er voor die andere categorieën specifieke eisen gesteld kunnen worden. Ik zie dat de heer Slob instemmend knikt. Nu is het wat dit betreft helder voor ons.

Mevrouw Van Oudenallen (Groep Van Oudenallen):

Voorzitter. Gisteren hebben wij uitgebreid over dit onderwerp gesproken. Het is opvallend dat nu weer heel veel is herhaald. De minister sprak ook heel erg zalvend. Ik verwacht overigens wel van hem dat hij het beleid heel strikt uitvoert en dat hij daarmee snel aan de slag gaat. Ik hoop dus dat dit niet op een wollige manier gebeurt.

Een van de collega's heeft gesproken over de Lotto, waarbij de mensen worden aangemoedigd met de woorden "u hebt een prijs gewonnen". Het lijkt mij zinvol dat daarover schriftelijke vragen worden gesteld. Is dat namelijk wel toegestaan in Nederland? Mensen zijn inderdaad zo dom om hun gegevens zo maar op te sturen. Ik krijg ook regelmatig e-mailtjes die daarover gaan. Misschien kunnen die collega en ik op dat punt samen iets ondernemen.

In mijn mailbox zat een brief van de directeur informatiebeleid GGZ Nederland. Ik citeer daaruit enkele passages die de moeite waard zijn: de minister doet aan prijsopdrijving. Wat is er aan de hand? Allerlei ICT-bedrijven gaan nu diverse instellingen benaderen met de mededeling dat VWS heeft bepaald dat daartoe voor een bepaalde datum moet worden overgegaan. Die ICT-bedrijven bieden aan om dat te regelen voor een bepaalde prijs. Deze directeur voelt zich hierdoor verschrikkelijk onder druk gezet.

Ik citeer verder: niet softwarebedrijven, maar GGZ-instellingen moeten in oktober 2006 worden benaderd met de vraag hoe aanpassingen in ICT-voorzieningen kunnen worden aangebracht; zij moeten zelf het tempo kunnen bepalen, niet zozeer van de invoering als wel van de prijs die erbij hoort. Misschien kan de minister hier toch even bij stilstaan.

Instellingen die het niet lukt om per 1 januari 2007 het BSN in te voeren, moeten worden gevrijwaard van mogelijke consequenties. Dit vind ik wel erg breed geformuleerd. Er moet op gelet worden wat de reden ervan is dat een instelling, die al een tijd weet dat het BSN op 1 januari 2007 ingevoerd moet worden, hierin niet op tijd slaagt. Ik wil de minister verzoeken om kort antwoord te geven op de vraag wat de consequenties zouden kunnen zijn in nare gevallen.

Over de fraudegevoeligheid heeft de minister wel iets gezegd, maar kan de minister aangeven of er duidelijke sancties zijn wanneer men burgerservicenummers vervalst, zoals creditcards worden vervalst? Is dat dan valsheid in geschrifte? Of moet hij daar nog met de minister van Justitie over spreken?

Tot slot verwacht ik een uitstekende voortvarendheid, want een praktisch middel als een burgerservicenummer moet zo snel mogelijk ingevoerd zijn.

Minister Nicolaï:

Voorzitter. Dank voor de vragen en opmerkingen in de tweede termijn. Ik zal beginnen met het antwoord dat ik de heer Haverkamp voor de helft nog schuldig ben, over hoe het zit met dat ene nummer in het algemeen. Hij haalde als voorbeeld de agrariër aan. Vooral op de andere helft van de vraag die wij in de eerste termijn bespraken, sloeg mijn reactie dat de overheid de burger niet mag lastigvallen door die een ander persoonsnummer dan het BSN te geven als dat hem of haar al is toegekend. Daar zijn geen uitzonderingen op mogelijk. Dat staat in artikel 13. Het is een "BSN moet, tenzij"-bepaling in de wet voor sectoren die daarop een uitzondering willen vormen. Dat moet dan bij wet geregeld zijn.

De heer Haverkamp noemde het voorbeeld van de agrariër. Daarmee doelt hij volgens mij vooral op mensen die niet alleen persoon, maar ook bedrijf zijn, om het zo maar te zeggen. Dan heb je een ander probleem. Het is namelijk een burgerservicenummer en geen bedrijfservicenummer. Als iemand zich inschrijft in het handelsregister, krijgt hij een ander nummer dan zijn burgerservicenummer. Dat kan niet anders, want hij schrijft zich daarin niet als burger in. Om hier enigszins aan tegemoet te komen, wordt nagegaan of het mogelijk is dat mensen met een eenmanszaak hun burgerservicenummer gebruiken in plaats van hun btw-nummer. Dat levert het eenmansbedrijf enig gemak op.

De vraag van mevrouw Van Oudenallen over de prijsopdrijving in de zorg geleid ik door naar mijn collega van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Die zal met de Kamer de plannen voor de invoering van een servicenummer in de zorgsector bespreken. Strafrecht dient ertoe, sancties te kunnen opleggen. Fraude is fraude. Ik kan in het algemeen niet uitmaken wat een rechter doet. Mevrouw Van Oudenallen lachte zelf al toen zij vroeg of het kon worden bestraft als valsheid in geschrifte. Het gaat in dezen inderdaad om zaken die langs de digitale weg worden geregeld. Die vallen strafrechtelijk wel in de zelfde categorie.

De heer Szabó maakte een aantal opmerkingen die ook naar zijn zeggen te maken hadden met wat indirect wel degelijk is gekoppeld aan de discussie die wij vandaag over het burgerservicenummer voeren. Hij vraagt mij als minister, vast te houden aan dat totaalbeeld. Ik ben het met hem eens en zeg hem bij dezen met zo veel woorden toe dat het allemaal in het totaalbeeld past, dat zelfs breder is dan het project Andere Overheid, al is dat een paraplu waar veel onder valt. Concreet noemt de heer Szabó in dat verband de persoonlijke internetpagina en de eNIK. Laat ik hem toezeggen dat ik de Kamer het verband nog wel even zal schetsen zonder overdreven verwachtingen voor een beperkt aantal maanden te wekken en zonder in herhaling te vallen. Dan kunnen de heer Szabó en anderen opnieuw zien wat de planning is.

De heer Szabó (VVD):

Als ik het wel heb, hebben wij in 2003 een aantal moties ingediend. Daarin heeft de Kamer heel duidelijk gesteld welke directieven zij op het gebied van het project Andere Overheid graag ingevuld zag. Daarbij zijn zelfs deadlines vermeld, dus dit mag niet nieuw zijn voor de minister. Wij gaan er niet van uit dat die deadlines zijn gaan schuiven als het gaat om de implementatie van het pasje, de eenmalige verstrekking van gegevens en de infrastructuur. Signalen van die strekking hebben wij niet gekregen. Het zou mij daarom verbazen als wij nu een brief ontvingen van het ministerie van Binnenlandse Zaken waarmee het besluit van deze Kamer weer zou worden opengebroken. Ik ga ervan uit dat de minister zo veel mogelijk zal vasthouden aan de besluiten van de Kamer.

Minister Nicolaï:

Ik meende er goed aan te doen om de stand van zaken te geven, maar als daaraan geen behoefte bestaat, doe ik dat natuurlijk met even veel plezier niet. Mijn toezegging blijft daarmee overeind dat ik het totaalbeeld voor ogen houd dat hij zo belangrijk vindt.

De heer Szabó (VVD):

Ik heb toch behoefte aan meer informatie. Ik vermoed dat er hier en daar sprake is van vertraging. Als dat zo is, willen wij dat ook tijdig weten, om dan te kunnen bespreken wat daarvan de consequenties zijn.

Minister Nicolaï:

De heer Szabó heeft gesproken over de voorlichting en heeft in dat kader het aspect genoemd, dat ik ook belangrijk vind, van voorzichtigheid met het uit handen geven van gegevens. Ik neem dat aspect mee. Ik ben ook nog bezig met voorlichting over het nieuwe paspoort, waarvoor iets vergelijkbaars geldt.

De heer Szabó heeft ten aanzien van de ombudsfunctie zijn suggestie herhaald om naast het toegezegde telefoonnummer om de invoering te begeleiden ook een website in te zetten. Hij heeft gevraagd of de website overheid.nl daarvoor niet het meest voor de hand ligt. Ik zeg hem dit graag toe.

Mevrouw Fierens heeft gezegd dat wij ons heel goed moeten realiseren dat wij toch vooral spreken over een verbeterd sofinummer en niet over een kwestie van privacy, hetgeen buiten deze Kamer heel anders wordt ervaren. Daarmee ben ik het eens. Dit heeft ook te maken met het aspect van begeleiding middels de juiste voorlichting.

De voorzitter:

Ik wijs erop dat mevrouw Fierens zich laat verontschuldigen vanwege een andere vergadering.

Minister Nicolaï:

De heer Haverkamp heeft gevraagd om een iets duidelijker toezegging over de Landkaart. Ik zeg hem graag toe dat wij niet vastzitten aan het model. Wij zullen bezien of en hoe het wordt gebruikt en of het kan worden gewijzigd. Als wij tot die conclusie komen, zullen wij dat ook doen.

De heren Slob en Van der Ham hebben gezamenlijk enkele amendementen ingediend. Ik neem kennis van de intrekking van het amendement op stuk nr. 10. Het amendement op stuk nr. 11 heeft betrekking op de wettelijke verankering van het toetsingskader. De kern blijft dat het woord "toetsingskader" ons misschien op het verkeerde been zet. Het gaat hier om een gebruiksaanwijzing. Mijn opmerking aan het adres van heer Slob over een ander woord, was geen aansporing aan hem om zijn amendement aan te passen, maar behelsde zelfkritiek, in die zin dat het hier gaat om een gebruiksaanwijzing. Dat is ook mijn reden om de aanneming van dit amendement te blijven ontraden, hoezeer ik ook de overwegingen ervan deel, het draagvlak wil vergroten en de opvatting deel dat ik niet aan dit wetsvoorstel hoef vast te houden als daardoor dit draagvlak ook maar enigszins zou worden vergroot. Bij het amendement van mevrouw Fierens heb ik dat ook gedaan. Het is echt een verkeerde opvatting van het toetsingskader, die wij hier zouden bevestigen. Het toetsingskader kan, mag en moet geen nieuwe normen stellen. De door de heren Slob en Van der Ham genoemde andere categorieën en terreinen buiten de overheid moeten juist niet in de gebruiksaanwijzing worden geregeld. Dat moeten zij ook niet willen, gelet op eerdere opmerkingen dat wij regelingen bij wet treffen en niet alleen maar krachtens de wet. De Raad van State pleit daar ook niet voor. Ik weet niet of de heer Slob dat suggereerde, maar dat klopt niet.

De heer Slob (ChristenUnie):

In het amendement op stuk nr. 11 komt de term "toetsingskader" helemaal niet voor. Het gestelde over de gebruiksaanwijzing laat ik dus voor wat het is. Het gaat erom dat voor gebruik, omstandigheden en categorieën van gebruikers nadere regels kunnen worden gesteld. Die bepaling wordt in de wet opgenomen. Het verschil van mening betreft de vraag of je dit wel of geen wettelijke verankering moet geven. Wij nemen kennis van het feit dat de minister dit niet nodig vindt. De indieners van het amendement zijn van mening dat het wel nodig is. Volgens mij biedt dit ook mogelijkheden om in de toekomst, als gevolg van voortschrijdend inzicht en ervaringen die met het gebruik worden opgedaan, op basis van dit wetsartikel nadere bepalingen te laten uitgaan. Dat lijkt mij helemaal niet verkeerd.

Minister Nicolaï:

Ik neem kennis van die nadere toelichting, maar wij blijven van mening verschillen over het nut daarvan.

Dan kom ik op het amendement op stuk nr. 12 van de heren Van der Ham en Slob. Het gaat om het melden van de onjuiste verwerking van persoonsgegevens, waarbij gebruik is gemaakt van het burgerservicenummer. De heer Van der Ham vroeg zich af waar je kunt vinden dat je, als er iets mis is met je burgerservicenummer, dat moet melden. Dat staat in verschillende GBA-artikelen en dus niet in dit wetsvoorstel. Op pagina 21 van de nota naar aanleiding van het verslag wordt er ook op ingegaan. In de GBA is geregeld dat, als er een fout zit in het burgerservicenummer zelf, er sprake is van een meldingsplicht. Die kwestie is toegevoegd op basis van kritische opmerkingen van het College bescherming persoonsgegevens. Dit is dus al geregeld. Daar is geen amendement voor nodig.

De vraag is dus waar wij het eigenlijk over hebben. Wie moet dan door wie worden gecorrigeerd? Stel dat de belastingdienst constateert dat iets niet klopt. Het gaat niet alleen om een spatie, blijkbaar klopt er meer niet. Vermoedelijk hangt dit ook samen met het burgerservicenummer, zoals zoveel daarmee samenhangt, want elke overheidsdienst krijgt, als het om gegevensverwerking gaat, te maken met dat burgerservicenummer. Daarmee klopt dus iets niet. Je gaat naar de Belastingdienst en je vertelt dat er iets niet klopt. De Belastingdienst corrigeert de fout vervolgens of doet dat niet. Als het laatste het geval is, dan zijn er allerlei mogelijkheden voor klachten en bezwaren, onder andere op basis van de WBP en andere wetten. Als de Belastingdienst aangeeft dat de fout in het burgerservicenummer zit, moet je naar de gemeente, want zij heeft dat nummer verstrekt. Mevrouw Fierens heeft dat in tweede termijn adequaat verwoord, maar ik blijf vinden dat het extra loket leidt tot een groter doolhof en tot meer Kafka voor de burger.

De heer Van der Ham (D66):

Klopt het dat het in het kader van het project Andere Overheid al een beleidspunt was, en dus is, om burgers jaarlijks op de hoogte te stellen van wat er met hun persoonsgegevens gebeurt? Als ik dat goed heb begrepen, vind ik dat het extra loket daar uitstekend in past. Het is heel belangrijk dat mensen zelf kunnen nagaan waar hun gegevens zijn gemuteerd en hoe die tot stand zijn gekomen. Dan kunnen zij zelf aan de slag als er een probleem optreedt. Het heeft ook iets te maken met transparantie. De invoering van deze kwestie kan een gevoel van vertrouwen opwekken bij de burgers.

Minister Nicolaï:

Wij proberen de inzichtelijkheid van de Landkaart te vergroten, maar het helpt niet een extra loket in te richten als hulp voor de burger. Blijkbaar kunnen wij elkaar niet overtuigen, maar ik had het voorstel met plezier gewijzigd als het amendement ook maar iets had geholpen. De verwarring voor de burger wordt alleen maar groter en het heeft een averechts effect.

De heer Van der Ham (D66):

Wij blijven inderdaad van mening verschillen. In het amendement staat dat hard in de wet moet worden vastgelegd dat er een actieve informatieplicht komt en dat kan voor de burger een hulp zijn om sneller te weten wat er aan de hand is.

Minister Nicolaï:

Wat voor gegevens bedoelt de heer Van der Ham dan? Eigenlijk gaat dit helemaal niet meer over het BSN. Dit amendement ontstijgt volledig de discussie over het BSN, want het is een oproep om elke dienst die bij het verwerken van zijn gegevens een fout maakt, te verplichten dat altijd te melden. Alle diensten verwerken gegevens die zijn gekoppeld aan het BSN. Het wordt en passant een enorme bureaucratie om alle diensten van de overheid in alle gevallen ...

De heer Van der Ham (D66):

Het is een mooie retorische truc om een probleem zo groot te maken, dat het onoplosbaar wordt.

De voorzitter:

De minister was aan het woord. Laat u hem zijn zin afmaken en daarna kan de discussie worden gevoerd op basis van de feiten die gewisseld zijn.

Minister Nicolaï:

Als dit echt de bedoeling is, worden alle diensten die werken met gegevens waaraan het BSN is gekoppeld – en in de toekomst zal dat in bijna alle gevallen zo zijn – verplicht het de burger uit eigen beweging te melden als er iets niet goed is gegaan. Ik moet er niet aan denken wat voor consequenties dat heeft voor alle overheidsdiensten, maar ik moet ook niet denken aan alle informatie die ik als burger krijg. Wie maakt bovendien uit wat een grote en wat een kleine fout is? In de wetstekst staat hierover geen indicatie. Wie maakt uit of een foute naam een grote of een kleine fout is? Het is werkelijk een onmogelijke opdracht voor het bedrijfsleven, maar ook voor de burger.

De heer Van der Ham (D66):

Ik herhaal dat de minister het nu wel erg groot maakt. Ik herken dat wel als een retorische truc, maar wat hij nu zegt is bezijden de waarheid. Wij komen hier vandaag waarschijnlijk niet uit. Ons bereiken berichten dat de GBA niet in staat is de mutaties rond het BSN goed te verwerken, zodat de fouten moeten worden meegedeeld aan de burgers. Kan de minister voor de stemming zeggen of dat gerucht klopt? Het antwoord is belangrijk voor het intrekken of het handhaven van het amendement. Voorziet de minister problemen en hoe kan hij deze ondervangen?

Minister Nicolaï:

De heer Van der Ham vraagt wel veel. Het is een gerucht en voor mij zelfs een nieuw gerucht. Om daarop te reageren, is wel veel gevraagd. Ik heb hierover geen indicaties gekregen.

Ik kom op amendement op stuk nr. 13, dat gaat over de ombudsfunctie en waarover al het een en ander is gezegd. De heer Slob vertelde dat het hier gaat om een laatste vangnet en dat het los moet worden gezien van de doorzettingsmacht. Het verhelpt echter de kern van mijn bezwaar niet en ik blijf de aanneming van het amendement ontraden. Er zijn zo veel voorzieningen, dat het niets toevoegt aan wat voor de burger van belang is.

Het amendement op stuk nr. 14 heb ik al eerder besproken.

De motie-Slob c.s. gaat over gewetensbezwaren. Ik hecht eraan het steeds completer informatiebeeld te relativeren omdat de overheid met deze operatie geen beter beeld van ons krijgt. Het is niet zo dat de overheid ineens meer van ons weet als het BSN wordt ingevoerd. De ene dienst kan alleen gemakkelijker gegevens aan een andere dienst overdragen. Ik hecht eraan om dat hier in dit verband opnieuw te benadrukken. Het heeft ook niet zoveel te maken met deze discussie, het speelt overal. Hij vraagt of ik onderzoek zou kunnen doen naar hoe dit bij de verschillende onderwerpen kan worden behandeld.

Hij heeft gevraagd naar aard en omvang van de problematiek van mogelijk gewetensbezwaren en naar mogelijke alternatieven. Ik heb daarover iets gezegd in mijn eerste termijn. Men kan geen principieel bezwaar hebben tegen het hebben van een nummer. Als je de grens over wilt, heb je een paspoort nodig. Een aantal randen heb ik al in mijn eerste termijn aangegeven. De heer Szabó heeft aangegeven dat wij dat inderdaad niet aan dit wetsvoorstel moeten koppelen, omdat het eerder burgers meer greep geeft dan minder.

De heer Slob en anderen vinden dat dit los moet worden gezien van de discussie van vandaag, maar dat het wel goed is om hier eens nader naar te kijken, temeer omdat wij straks met paspoorten en biometrische kenmerken die discussie nog krijgen. Daartegen heb ik geen bezwaar. Ik laat het oordeel over deze motie graag aan de Kamer over.

Mevrouw Van Oudenallen (Groep Van Oudenallen):

Met excuses dat ik het valsheid in geschrifte noem als iemand zich met een nummer bij een ziekenhuis meldt, geen kaartje bij zich heeft en daar een formulier invult. Dat is een juridisch verhaal en daar wil ik nu niet op ingaan; de minister is mijn meerdere daarin. Maar ik heb nog niet van de minister gehoord wat de consequenties zijn voor mensen die een tijdpad wensen dat vertraging en dergelijke voorkomt. Heeft de minister dat tijdpad niet uitgezet? Of is het er wel, maar weten sommige instanties dat niet? Kan de minister daarover kort iets zeggen?

Minister Nicolaï:

Als ik het goed begrijp gaat dit over de discussie in de zorg. Een apart wetsvoorstel daarover komt binnenkort in de Kamer. Ik geleid dit door naar mijn collega van VWS.

Mevrouw Van Oudenallen (Groep Van Oudenallen):

Voorzitter. Ik stelde mijn vraag toch iets anders. Wat is de consequentie van deze wet voor zorginstellingen? De minister kan toch niet zeggen: dat ligt bij die andere minister?

Minister Nicolaï:

Nu, dat is wél precies zoals de Kamer het zelf ook wil. De Kamer behandelt binnenkort een wetsvoorstel voor de invoering van het burgerservicenummer in de zorgsector.

De voorzitter:

Dit is niet anders dan een kaderwet. Binnenkort komt de implementatie in de Zorgwet en wordt er een apart wetsvoorstel behandeld.

Mevrouw Fierens (PvdA):

Het antwoord van de minister op de vraag van mevrouw Van Oudenallen is formeel correct, want het BSN in de zorg wordt apart behandeld, maar het raakt wél de coördinerende rol van hem als minister voor Bestuurlijke Vernieuwing. De minister zegt: ik verwijs u door. Als ik hoor dat er weer wordt doorverwezen, sla ik toch aan. Formeel heeft de minister gelijk, maar in stijl en sfeer zou ik graag iets anders proeven. De minister zegt: heb vertrouwen, het komt goed met die coördinerende rol. Maar ik had liever als antwoord gehad: ik zorg ervoor dat dit goed bij mijn collega onder de aandacht komt.

Minister Nicolaï:

Ik zorg ervoor dat dit goed bij mijn collega onder de aandacht komt.

De heer Szabó (VVD):

Wij spreken hier al twee dagen over het BSN, omdat wij willen dat de overheid efficiënter en kostenbesparender gaat werken en opdat wij aan het einde van de dag misschien minder ambtenaren hebben. Daarom ga ik even in op de motie van het lid Slob. Voordat de minister al zijn ambtenaren aan het werk zet, wil ik graag weten wat de opdracht is aan zijn ambtenaren. Wat is de vraagstelling? Het is hier algemeen geformuleerd. Ik kan mij voorstellen dat er een antwoord van tien pagina's op komt, maar het kunnen net zo goed duizend pagina's worden.

Misschien kan de minister nader specificeren met welke opdracht hij de ambtenaren aan het werk zet.

Minister Nicolaï:

Ik zie de heer Slob glimlachen. Aan wie vraagt u dat? De indieners hebben de motie ingediend. Ik heb niet gezegd dat ik aanneming van de motie ontraad, maar dat ik het oordeel graag aan de Kamer overlaat. De Kamerleden kunnen elkaar daarover dus ook spreken. Ik kan mij voorstellen dat ik dit doe, als de Kamer mij dit verzoekt. Dat zal dan betekenen dat ik kijk wat ongeveer de aard en omvang van de problematiek zouden kunnen zijn. Waarover hebben wij het eigenlijk – zoals hier staat – en zijn er überhaupt mogelijke alternatieven voor nieuwe stappen? Als de Kamer niet wil dat ik hier een vierjarige studie van maak met zes promovendi erop, maar het een beetje handzaam en kort wil: des te beter.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Mag ik als indiener aangeven dat ik dit een heel correcte weergave vind van het verzoek dat ik heb gedaan? Natuurlijk moeten het niet meer pagina's zijn dan nodig, maar het punt is dat wij dit agenderen en dat wij op een later moment op basis van meer gegevens erover kunnen doorspreken. Wij mogen de regering vragen om meer gegevens aan te leveren. Niet meer, maar ook niet minder.

Minister Nicolaï:

Om de heer Slob te citeren: wij moeten het niet groter maken dan het is, maar ook niet kleiner.

De heer Szabó (VVD):

Ik stel die vraag niet umsonst. Tijdens mijn interruptie heb ik het verhaal in feite kunnen omdraaien. Daarom wil ik graag dat de minister ons nog eens nader informeert over de specifieke vraagstelling voordat er mensen aan de slag gaan, indien deze motie al wordt aangenomen en de minister deze moet uitvoeren. Wij weten dan in ieder geval als VVD welk onderzoek er op een gegeven moment naar ons toekomt.

De heer Slob (ChristenUnie):

Dit is eigenlijk te gek voor woorden. Een fractie doet de regering een verzoek, mede ondertekend door een andere fractie. Daarover gaan wij straks stemmen. Er is een fractie die nu al aangeeft dat zij er helemaal niets in ziet. Als de motie wordt aangenomen, wil zij ook nog dat de regering aangeeft op welke wijze deze wordt uitgevoerd. Als wij zo met elkaar omgaan, krijgen wij wel een heel rare situatie. Mijnheer Szabó, ik vind het prima als u tegenstemt, maar laat het aan de regering over om de motie uit te voeren, als die wordt aangenomen.

De heer Haverkamp (CDA):

De heer Slob lokt deze discussie zelf uit.

De voorzitter:

Wij stoppen hier nu mee. Er is een toelichting gegeven, eerst door de minister en daarna door de heer Slob. Waarschijnlijk staat de stemming over de motie geagendeerd voor aanstaande dinsdag. Ik stel voor om hier niet de of-vraag met elkaar te gaan beantwoorden. Wij zijn dan pas aan de volgende zaken toe. Men heeft kennis genomen van de toelichting door de beide heren.

De heer Haverkamp (CDA):

Voorzitter, ik maak daar bezwaar tegen. Wij hebben een motie gekregen van de heer Slob, waarin hij aangeeft dat er eventueel een probleem zou kunnen zijn. Vervolgens legt hij bij het ministerie de opdracht neer om te onderzoeken of dat probleem er daadwerkelijk is. Hoe dat onderzoek ingevuld wordt, weet de heer Slob niet, zoals hij ook zei toen ik hem dat vroeg. Hij zei dat dat een taak van de regering was. Vervolgens vraagt de heer Szabó aan de regering wat het onderzoek inhoudt. De regering antwoordt dat zij dat niet weet en dat dat aan de indiener ligt. Ik wil voorstellen dat de motie zo wordt gewijzigd dat de regering een onderzoeksvoorstel moet doen en wij daarover vervolgens gaan stemmen. Wij gaan hier toch niet dingen onderzoeken om het onderzoeken?

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik wil reageren op wat hier wordt gezegd over mijn uitspraken in tweede termijn. Het probleem is er gewoon, ook al heeft de heer Haverkamp dat nog niet tot zich laten doordringen.

De heer Haverkamp (CDA):

De heer Slob geeft zelf aan dat er onduidelijkheid is.

De heer Slob (ChristenUnie):

Precies.

De heer Haverkamp (CDA):

Dat wil niet zeggen dat er een probleem is.

De heer Slob (ChristenUnie):

Wij weten niet hoe groot het probleem is, maar ik heb in mijn tweede termijn een aantal suggesties gedaan over de wijze waarop de regering dit zou kunnen oppakken. Ik heb aangegeven dat er ook al brieven aan het ministerie zijn gestuurd, met name over het biometrische paspoort. Ik heb gewezen op publicaties die er zijn. Ik heb wel een handreiking gedaan ten aanzien van de manier waarop het kan worden opgepakt, maar je moet hier onderscheid maken als het gaat om uitvoerende zaken. Het is aan de regering om dat verder op te pakken. Ik kan als indiener van de motie heel goed leven met de uitleg die de minister heeft gegeven. Als andere fracties het anders willen, dan laten zij dat maar blijken in hun stemgedrag. Wat hier links van mij gebeurt, is eerlijk gezegd wel heel kinderachtig.

De voorzitter:

Ik stel voor dat wij deze discussie stoppen, omdat door de uitleg en de bevestiging van de heer Slob de intentie van de motie en de opdracht die daaruit voortkomt naar mijn gevoel helder zijn. Uit het stemgedrag van eenieder blijkt wel hoe men erover denkt.

Ik dank de minister en sluit de beraadslaging over het BSN. Over de amendementen, de motie en het wetsvoorstel kunnen wij aanstaande dinsdag stemmen.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt van 15.20 uur tot 16.40 uur geschorst.

Naar boven