Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 31 augustus 2006 over MEP-subsidies.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. De abrupte stopzetting van de MEP-regeling voor nieuwe projecten heeft heel wat losgemaakt en is bij tal van ondernemers, agrariërs, hard aangekomen. Dat bleek tijdens het algemeen overleg van vorige week. Dit kwam uitvoerig ter sprake. Veel mensen zijn ernstig teleurgesteld door het zwabberbeleid. Je zult maar onder aanmoediging van de overheid veel tijd en moeite hebben geïnvesteerd in een mestvergister bij de boerderij en nu ineens te horen krijgen: de subsidie kun je vergeten! De reden die het kabinet voor de drastische stopzetting aandraagt, is flinterdun. Dat komt er nog eens bij. De redenering was toch een beetje aan succes ten onder gegaan. De duurzaamheidsdoelen zijn gehaald. Nog los van de discussie over cijfers, is het toch geen probleem als er meer wordt geïnvesteerd in duurzame elektriciteit? Wij willen toch juist dat dit op grote schaal gebeurt?

Het is ook nog eens omstreden of de ingreep juridisch wel waterdicht is. Na de gevolgen op een rij te hebben gezet: geschaad vertrouwen in de overheid, een beleidsmatig niet-wenselijke beslissing en juridische problemen, hebben wij de conclusie getrokken dat deze ingrijpende maatregel onze steun niet kan hebben. De heer Van den Brink kon hier vanmorgen niet aanwezig zijn. Hij heeft mij gevraagd dit oordeel ook nadrukkelijk namens de LPF-fractie naar voren te brengen. Het standpunt van mijn fractie en die van de LPF is: regering, kom terug van uw voornemen. Er valt altijd te praten over een nieuwe duurzame regeling, maar zolang die er niet is, moet de oude regeling blijven gelden. In het belang van een betrouwbare overheid, de innovatieve ontwikkeling van duurzame elektriciteit en een gunstig investeringsklimaat mag er geen gat vallen. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een abrupt einde aan de subsidiemogelijkheid voor nieuwe projecten op het terrein van duurzame elektriciteit beleidsmatig onwenselijk en juridisch twijfelachtig is en dat deze maatregel bovendien schadelijk is voor het investeringsklimaat en het vertrouwen van de burgers in de overheid;

verzoekt de regering, af te zien van de voorgenomen maatregel en geen einde te maken aan de bestaande MEP-subsidiemogelijkheden voordat een aansluitende, adequate en duurzame nieuwe regeling voorhanden is, waarin de subsidieverlening de onrendabele top niet overstijgt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij, Samsom, Vendrik, Gerkens, Van den Brink, Van der Ham en Slob.

Zij krijgt nr. 70(28665).

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik wil toch markeren dat, anders dan uit het algemeen overleg leek te worden geconcludeerd, de meerderheid van de Kamer de maatregel van de minister om de MEP-subsidie stop te zetten op dit moment dus niet steunt. Dat blijkt ook uit deze motie. Mij lijkt het van groot belang voor de politieke beoordeling om dit hier nadrukkelijk vast te stellen. Voor het geval dat deze motie, onverhoopt en nipt, toch geen meerderheid haalt – je weet het tegenwoordig maar nooit, want de samenstelling van fracties wil nog wel eens wat wisselen – wil ik uitdrukkelijk als terugvaloptie een motie indienen waarmee wordt beoogd dat er een overgangsregeling komt. Als een meerderheid van de Kamer, hoewel het er op dit moment niet naar uitziet, toch steun geeft aan de subsidiestop voor nieuwe projecten, moet er in ieder geval een fatsoenlijke overgangsregeling worden getroffen. Die gaat verder dan de magere schadevergoedingsregeling waar de minister het tijdens het algemeen overleg over had. Het gaat er dan echt om dat je bepaalde projecten door wilt laten gaan. Met een overgangsregeling kan in elk geval de ergste pijn worden weggenomen voor de projecten die al in de pijplijn zitten en die relatief kleinschalig zijn, doordat zij alsnog subsidie kunnen krijgen. Daartoe hebben wij de volgende motie voorbereid. De heer Hessels had hierover ook een motie opgesteld. Gelukkig hebben wij op het laatste moment beide moties nog in elkaar kunnen schuiven, waardoor zij breed is ondertekend.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een abrupt einde aan de subsidiemogelijkheid voor nieuwe projecten op het terrein van duurzame elektriciteit ernstige en onwenselijke gevolgen heeft voor met name kleine ondernemers die al veel voorbereidingen en investeringen gepleegd hebben, maar nu niet meer in aanmerking kunnen komen voor subsidie;

overwegende dat een gunstig investeringsklimaat is gebaat bij een stabiel overheidsbeleid;

overwegende dat een loutere tegemoetkoming in de geleden schade in dergelijke gevallen onvoldoende recht doet aan deze gepleegde investeringen en gemaakte voorbereidingskosten en dat het geld dat daarmee gemoeid is, bovendien niet ten goede komt aan de groei van het aandeel duurzame elektriciteit;

verzoekt de regering, te voorzien in een overgangsregeling waarin alsnog een subsidie kan worden verleend voor relatief kleinschalige projecten

  • - die op 18 augustus 2006 aantoonbaar in voorbereiding waren, bijvoorbeeld doordat een bouw- of milieuvergunning is aangevraagd;

  • - die overigens voldoen aan de in de MEP-regeling gestelde eisen en voorwaarden,

  • opdat deze projecten alsnog doorgang kunnen vinden;

verzoekt de regering voorts, een ontwerp daartoe aan de Kamer voor te leggen voor 14 september 2006,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij, Hessels, Samsom, Vendrik, Gerkens, Van der Ham en Slob.

Zij krijgt nr. 71(28665).

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Het gaat dus om kleinschalige projecten, zoals tal van biomassaprojecten, maar ook andere vormen van duurzame elektriciteit. Nadrukkelijk hebben wij er als indieners niet naar gezocht om één bepaalde norm te formuleren. De eerste stap is nu dat wij met een brede motie komen voor een overgangsregeling. De precieze vormgeving van die regeling kan onderwerp van nadere discussie zijn. Daarover wachten wij de reactie van de regering af. De SGP-fractie denkt aan projecten tot en met 10 MW, zij het dat dit niet de interpretatie is van de motie die door alle indieners wordt gedeeld."Van der Staaij

Ik heb deze motie ingediend omdat hierover al heel veel onrust is ontstaan. Wij proberen zo snel mogelijk te handelen. Pas wanneer de eerste motie het niet mocht halen waarin wij de minister vragen de ingreep terug te draaien, komt deze motie in stemming. Wanneer de eerste motie het wel haalt, behoort deze motie dus niet in stemming te komen.

De heer De Krom (VVD):

Het kabinet heeft dit besluit niet voor niets genomen. Er dreigde een enorme overschrijding van de raming met honderden miljoenen euro's. Dat hebben wij ook in de stukken kunnen lezen. Overigens is het hele beeld nog niet duidelijk. Kan de heer Van der Staaij iets zeggen over de dekking van beide moties?

De heer Van der Staaij (SGP):

Wij moeten de zaak niet omkeren. Van dekking is sprake wanneer men met nieuwe voorstellen komt. Ik doe geen nieuw voorstel. Ik vraag of de zaak blijft zoals die is. Ik ken de minister van Financiën als een zeer consciëntieus man. Ik mag dan ook aannemen dat dit allemaal zeer zorgvuldig is begroot en dat er tijdig op was ingehaakt als bekend was dat er grote financiële gaten zouden vallen. Dat is geen reden voor een paniekmaatregel in de zomer. Ook in de redengeving van het kabinet in de brief van 18 augustus wordt niet gerept van een financieel gat. Daarin staat dat de regeling goed werkt en dus niet meer nodig is. Dat is kennelijk de kern van de redenering van het kabinet. Wij menen dat de regeling wel degelijk nog wenselijk is. Nu als paniekmaatregel stoppen met de regeling heeft heel grote schadelijke gevolgen.

De heer De Krom (VVD):

Begrijp ik dat er volgens de heer Van der Staaij geen overschrijding van de raming is?

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik stel vast dat dat niet de redengeving van het kabinet is geweest in de brief die wij hebben ontvangen.

Mevrouw Gerkens (SP):

Voorzitter. Mijn fractie kan het niet genoeg benadrukken: een consistent langetermijnbeleid voor duurzame energie is belangrijk voor investeerders, de werkgelegenheid in deze sector, het tegengaan van klimaatverandering en de geloofwaardigheid van de politiek als partner in maatschappelijke en economische ontwikkelingen. Zo'n 60 tot 100 bedrijven zijn nu gedupeerd, waaronder voornamelijk boeren. Vandaar dat mijn fractie de moties van de heer Van der Staaij mee heeft ondertekend. Ik verhul niet dat wij het liefst zouden zien dat minister Wijn zijn besluit ter plekke terugdraait. Ik vind dat hij dat aan de sector, maar ook aan het CDA-verkiezingsprogramma verplicht is. Ik ben blij dat het er nu naar uitziet dat een Kamermeerderheid haar eigen verantwoordelijkheid neemt. Ik zeg echter met de heer Van der Staaij dat, als dat niet gebeurt, het alleen vergoeden van de schade dat de minister tijdens het algemeen overleg toezegde, niet genoeg is. Nederland was koploper in de wind. Het zag er even ook goed uit voor de zon, maar wij zijn het allemaal kwijtgeraakt aan onze buurlanden. Als alleen de schade wordt vergoed, gaan talloze initiatieven niet door. Dat is voor mijn fractie onacceptabel. Ik ben daarom blij met de ruime Kamermeerderheid voor de motie van de heer Van der Staaij op dat punt.

De voorzitter:

De heer Vendrik heeft gemeld dat hij hier niet op tijd kan zijn, al of niet ten gevolge van problemen met het openbaar vervoer. Wellicht komt hij nog tijdens deze termijn binnen. Dan krijgt hij het woord.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Ik heb de moties van de heer Van der Staaij ook met veel genoegen meeondertekend. Ook wij willen dat de minister de regeling terugdraait. Mocht daar geen meerderheid voor zijn – het wordt heel spannend – dan moet er in ieder geval een heel goede overgangsregeling komen.

Wij hebben tijdens het debat ook aandacht gevraagd voor de biomassa. Die kwestie ligt al een jaar lang op het bordje van de minister van Economische Zaken. Er moet een AMvB komen, maar die is er nog steeds niet. Ik dien de volgende motie in om de minister tot spoed te manen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat toepassing van duurzame biomassa in de elektriciteitsproductie belangrijk is voor het realiseren van een duurzame energieopwekking;

overwegende dat het van belang is dat de transitie naar een duurzame energiehuishouding geen onduurzame neveneffecten elders veroorzaakt;

overwegende dat de regering reeds in 2005 heeft beoordeeld dat het niet zo mag zijn dat de MEP of andere stimuleringsregelingen van duurzame energieproductie het gebruik van niet duurzame biomassa door Nederlandse centrales ondersteunt;

overwegende dat het ontbreken van toetsingscriteria het gebruik van niet duurzame biomassa niet mag doen voortduren;

verzoekt de regering, binnen een maand een AMvB voor te leggen waarin elektriciteitsopwekking met niet duurzame biomassa geen aanspraak kan maken op de MEP-regeling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Ham en Samsom. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 72(28665).

De heer Hessels (CDA):

Voorzitter. De CDA-fractie kiest onomwonden voor volle kracht vooruit als het gaat om het bevorderen van daadwerkelijke duurzame energie. Ons verkiezingsprogramma spreekt van 25% duurzame energie over twintig jaar. Dat is een hele opgave, maar wel haalbaar. Daarom moeten nu twee dingen gebeuren. De minister moet onverwijld aan de slag met een nieuwe regeling. Deze moet klaarliggen als een nieuw kabinet aantreedt. De regeling moet als sleutelwoorden hebben: innovatie, rendement en houdbaarheid. De nieuwe wet moet erop gericht zijn dat projecten zich steeds verder ontwikkelen. Een project komt slechts in aanmerking voor subsidie als er gebruik wordt gemaakt van de nieuwste technieken die het beste rendement opleveren. Bij de toedeling van de gelden moeten de technieken die op termijn het meest rendabel beloven te zijn, voorrang krijgen. De uit te keren subsidie, afgezet tegen de gegarandeerde opbrengst in groene kilowatturen, moet de leidraad zijn. De nieuwe wet moet zo snel mogelijk na het aantreden van het nieuwe kabinet in werking treden en terugwerkende kracht krijgen tot 18 augustus 2006. Willen wij dat klaarspelen, dan zal het huidige kabinet moeten beginnen met de voorbereidingen van zo'n nieuwe regeling. Ik dien dan ook de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ten behoeve van een snelle groei van het aandeel van groene energie in de totale energieproductie een effectieve stimulering door de overheid van groot belang is;

overwegende dat de met deze stimulering gemoeide gelden optimaal ingezet dienen te worden, teneinde de hoeveelheid opgewekte groene energie zo groot mogelijk te maken;

overwegende dat om dit te bereiken de nadruk gelegd dient te worden op technologische innovatie, gericht op rendementsverbetering van de duurzame opwekkingstechnieken;

verzoekt de regering, ter voorbereiding van besluitvorming door het volgende kabinet reeds nu een nieuwe wettelijke regeling voor te bereiden ter stimulering van de opwekking van duurzame energie, die gericht is op het bevorderen van technologische innovatie en rendementsverbetering en de verdeling van het beschikbare budget hier nadrukkelijk aan koppelt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Hessels. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 73(28665).

De heer Samsom (PvdA):

Ik begrijp hier niets van. Alle overwegingen die de heer Hessels hier geeft, zoals het bevorderen van duurzame energie en de rendementsverbetering, zijn allemaal verwoord in de huidige MEP en zeker in de nieuwe wet van 1 januari 2007. Om aan zijn overwegingen gehoor te laten geven, kan hij het beste de motie van de heer Van der Staaij ondersteunen. Pas dan maken wij echt voorgang met duurzame energie en gaat op 1 januari een nieuwe wet in die nog enkele zaken verbetert. Waarom moet de heer Hessels op deze manier iets nieuws voorspiegelen?

De heer Hessels (CDA):

Waar wij bij de MEP nu al voor de derde maal tegenaan zijn gelopen, is het feit dat de MEP veel projecten voor duurzame energie ondersteunt, waarbij niet voorop staat dat de geïnvesteerde subsidie-euro zo veel mogelijk groene energie oplevert. Er wordt veel geld gestopt in windparken op zee, waar miljarden euro's naar toe gaan, maar die nauwelijks iets opleveren. Het moge duidelijk zijn dat zoiets niet past in onze nieuwe regeling. Wat de CDA-fractie betreft wordt nog duidelijker dan in de MEP een verband gelegd tussen de hoeveelheid geld die je erin stopt en de hoeveelheid groene energie die het oplevert. Daardoor krijgen wij meer groene energie voor dezelfde hoeveelheid geld.

De heer Samsom (PvdA):

In de huidige wet is er nog geen euro in een offshore windpark gestoken. Vanaf 1 januari geldt er een plafonnering en daarmee is aan de voorwaarden van de CDA-fractie voldaan. In de huidige wet is bijvoorbeeld wel vastgelegd dat AVIS alleen maar MEP-subsidie krijgt bij een hoog rendement. Dat is precies wat de heer Hessels wil. Is zijn motie een afleidingsmanoeuvre of meent hij echt wat hij hier zegt?

De heer Hessels (CDA):

Ik meen altijd wat ik hier zeg, laat dat de heer Samsom duidelijk zijn. Het gaat hier nadrukkelijk om de ondersteuning van die projecten die de steun het meeste nodig hebben. Voor wind op zee was er op een gegeven moment krachtens de vorige MEP 13 mld. gereserveerd. Nu gaan er nog steeds vele honderden miljoenen naar toe, maar ook naar andere projecten, zoals het stoken van palmolie, waar honderden miljoenen gaan naar bedrijven die bijna een miljard winst maken. Het is niet ons idee van het ondersteunen van projecten en mensen die iets aan duurzame energie willen doen.

Er is een tweede actie nodig en dat is het afkondigen van een overheidsmaatregel voor kleinschalige projecten die al volop in ontwikkeling waren op het moment van de afkondiging van het moratorium. Zeker voor boeren die met biomassa bezig zijn en voor de mensen die een enkele windmolen willen plaatsen, is het belangrijk dat wij kunnen spreken van een betrouwbare overheid met een doorlopend subsidiegebouw, waarop zij hun financiering kunnen baseren.

Wij willen een regeling die verder gaat dan het sec vergoeden van gemaakte voorbereidingskosten en dat geldt juist voor deze kleine investeerders, die veelal boeren in het landelijk gebied zijn. Zij worden geconfronteerd met een nieuw mestbeleid en denken daarom aan biovergisters of biovergassers. Voor deze groep moet de productie van groene energie niet ontmoedigd worden. Uitstel van misschien wel een halfjaar zal voor deze projecten én voor de onderliggende kleine ondernemers de doodsteek kunnen betekenen, terwijl zij met louter goede bedoelingen willen investeren in groene energie. Om die reden ondersteunt de CDA-fractie de motie van de heer Van der Staaij van harte.

De heer De Krom (VVD):

De MEP is een gatenkaas. Het ene tekort wordt met het andere weer aangevuld. Het is niet de eerste keer dat dit gebeurt. Na het fiasco van de Raad van de Effectenbranche (REB), waarmee honderden miljoenen Nederlands subsidiegeld over de balk werd gegooid, is het extra zuur te moeten constateren dat ook nu weer in het geval van de MEP de wal het schip keert. Herhaalde waarschuwingen in het verleden van de VVD-fractie dat wij met de MEP zouden afstevenen op een volstrekt onbeheersbare uitgavenpost, werden helaas in de wind geslagen. Dat is vooral zuur voor degenen die nu hard door het besluit worden getroffen.

Hoewel de VVD-fractie nooit een groot voorstander van de MEP is geweest, is zij wel van mening dat de minister er alles aan moet doen om de gevolgen van het besluit zo veel en zo snel mogelijk te beperken. Om de minister daartoe aan te sporen, hecht de VVD-fractie eraan om dat in een motie vast te leggen.

De tekst van de motie, die ik namens mijn fractie wil indienen, luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het besluit van de minister van Economische Zaken om met onmiddellijke ingang geen nieuwe aanvragen voor MEP-subsidies meer in behandeling te nemen bij veel initiatiefnemers van kleinere projecten voor de opwekking van duurzame energie heeft geleid tot het stopzetten van deze projecten;

overwegende dat de minister heeft aangekondigd een regeling te treffen voor gevallen die onevenredig door deze maatregel worden getroffen;

overwegende dat het daarbij de voorkeur verdient die regeling zo in te richten dat in ieder geval voortzetting van kleinere projecten voor de opwekking van duurzame energie die reeds voor de afkondiging van de maatregel tot stopzetting van nieuwe MEP-subsidies in een vergevorderd stadium waren en die voldoen aan alle in de MEP voorgeschreven voorwaarden, mogelijk is;

verzoekt de regering, met grote spoed een compleet inzicht te verschaffen in de cumulatieve geraamde uitgaven en actuele tekorten in de periode 2003-2016 en de dekking daarvan;

verzoekt de regering voorts, een inventarisatie te maken van alle gevallen die door de maatregel worden getroffen, de financiële consequenties daarvan in kaart te brengen en daarbij duidelijk gemotiveerd aan te geven welke categorieën wel en welke niet voor een dergelijke regeling in aanmerking komen en de Kamer daarover zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval vóór 14 september te informeren;

verzoekt de regering voorts, op basis van deze inventarisatie en categorisatie een voorstel aan de Kamer te doen, inclusief financiële dekking, voor een regeling waarbinnen in ieder geval kleinere projecten die voldoen aan de MEP-criteria en die al in een vergevorderd stadium van aanvragen waren – maar in ieder geval die projecten waarvan de vereiste vergunningen al waren verkregen – alsnog op korte termijn kunnen worden voortgezet, en overigens ook al het mogelijke te doen om de financiële schade die door de maatregel is aangericht, ongedaan te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Krom. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 74(28665).

Minister Wijn:

Bij een verslag van het algemeen overleg is het niet gebruikelijk om hier de gehele discussie over te doen, maar ik zal een heel korte samenvatting aangeven, zoals de heer Van der Staaij vanuit zijn perspectief heeft aangegeven hoe een en ander tot stand is gekomen.

De MEP-subsidieregeling is een openeinderegeling. De afgelopen jaren is sprake geweest van ontwikkelingen waarbij opeens veel meer aanvragen werden gedaan dan verwacht, veel meer subsidie werd verleend dan verwacht en veel meer projecten werden ingediend dan verwacht. Dat heeft nadelen en voordelen. Het nadeel is dat wij stelselmatig werden geconfronteerd met hogere uitgaven dan verwacht. Het voordeel is dat de doelstelling van de MEP, namelijk 9% duurzame energie, wordt gehaald.

Waar in het algemeen overleg nog werd gesproken over hoe het nu precies zit, is nu duidelijk geworden dat die doelstelling wordt gehaald, en met een nadere onderbouwing van die 9% kan ik de Kamer enige comfort bieden. Dat de doelstelling van 9% wordt gehaald, betekent dat je voor een nieuwe afweging staat, namelijk of de MEP wel of niet het goede instrument is om duurzame energie in de toekomst verder te stimuleren. Ik heb aangegeven dat ook wij duurzame energie verder willen stimuleren. De vraag is alleen hoe je dat doet en wat de beste manier is. Ik zeg tegen de heer Van der Staaij dat het feit dat de doelstelling van 9% duurzame energie wordt behaald zowel politiek als juridisch de hoofdreden is dat de MEP wordt stopgezet. Het behalen van de doelstelling, die nog maar drie jaar geleden als heel ambitieus werd gezien, na acht jaar waarin het aandeel van duurzame energie vrijwel gelijk bleef, is werkelijk een succes. Dat is echter noch de politieke, noch de juridische reden om geen nieuwe MEP-aanvragen meer in behandeling te nemen. Wel blijkt tegelijkertijd dat de MEP veel duurder is geworden. Ik heb de actuele raming gegeven. Nadat in mei al extra geld voor de MEP ter beschikking is gesteld, heeft het kabinet aangegeven dat er op Prinsjesdag cumulatief over vier jaar nog eens minimaal 280 mln. extra in de MEP wordt gestopt. Wij zullen op Prinsjesdag zien wat het bedrag precies is. Om de MEP succesvol te laten zijn en de duurzaamheidsdoelstelling te behalen heeft het kabinet ten opzichte van mei er nu al 280 mln. extra voor uitgetrokken. Daardoor kan de doelstelling van 9% worden gehaald. De juridische en politieke reden om geen nieuwe aanvragen in behandeling te nemen is dat wij de 9% gaan halen. Daarvoor heeft het kabinet 280 mln. extra uitgetrokken. Dat komt dus bovenop het bedrag waaraan wij een paar maanden geleden dachten. De stelling van het kabinet is dat wij met een mandaat regeren en dat, toen dit kabinet aantrad, breed is gezegd dat het geen al te grote langetermijncommitments moest aangaan, zijn positie als kabinet moest kennen en geen erfenissen moest achterlaten voor zijn opvolgers die niet goed te overzien waren. Ik vind het dan ook wijs om vanuit die politieke realiteit – na de verkiezingen zien wij wat dan de situatie is – en gegeven die ontzettend grote bedragen, nu geen nieuwe aanvragen in behandeling te nemen. Dat is de hoofdlijn waarmee wij het AO begonnen. Daarna heb ik een concessie gedaan. Daarop zal ik nog ingaan.

De voorzitter:

De minister heeft de hoofdlijn herhaald. Wij gaan het AO hier niet overdoen. Het gaat om de politieke en inhoudelijke uitspraken, zoals zij in moties zijn neergelegd, waarover een korte vraag kan worden gesteld.

De heer Samsom (PvdA):

De minister incasseert nu dat iedereen onomstreden aanneemt dat de 9% wordt gehaald. Ik ben daarover niet begonnen, omdat het niet het meest relevante punt van de discussie is, maar het is wel degelijk nog een zeer omstreden punt. De minister weet zelf ook dat de grootste marktpartijen daarbij nog grote vraagtekens zetten.

De interpretatie van de minister van wat dit kabinet nog mag doen, is wel ongelooflijk toegeredeneerd naar datgene wat hij nog met de MEP wil doen. De belangrijkste opdracht aan dit kabinet was, geen dingen te doen die niet kunnen rekenen op een breed draagvlak in de Kamer. Met andere woorden: zoek uw draagvlak ook even wat breder dan het rompkabinet, de twee coalitiepartijen en misschien nog twee, drie zetels erbij. Dat is de vraag die vandaag voorligt. De minister is nu iets aan het doen – het stopzetten van de MEP-subsidie – wat op geen enkele wijze kan rekenen op een breed draagvlak in de Kamer. Dat blijkt alleen al uit de ondertekening van de motie. Dat is wat voorligt en dat is waarop hij antwoord moet geven.

Minister Wijn:

Ik heb vanochtend in de krant gelezen dat een woordvoerder van Essent enkele opmerkingen heeft gemaakt over de 9%. Ik heb daarover vanmorgen direct contact gehad met de heer Boersma, de algemeen directeur of de voorzitter van de Raad van bestuur van Essent. Zijn precieze titulatuur ontschiet mij even. Hij verzekerde mij dat Essent wel degelijk doorgaat met groene stroom. Wij hebben het gehad over de energieopwekking met biomassa in Cuijk en over de windmolen in Eemshaven. Wat dat betreft, kan ik hier dan ook geruststellende woorden spreken.

Waarom is het zo belangrijk om op de 9% in te gaan? In de eerste motie van de heer Van der Staaij staat "juridisch twijfelachtig". Ik heb hier betoogd waarom ik het niet juridisch twijfelachtig vind.

De heer Van der Ham (D66):

U hebt het steeds over de 9%. Laten wij aannemen dat u gelijk hebt en dat die 9% wordt gehaald. De Europese Commissie heeft ervoor gepleit om de Renewables Directive uit 2001 aan te passen naar 12%, omdat de olieprijzen daartoe aanleiding geven. Hoe reageert u daarop? Wij kunnen wel eindeloos blijven steggelen over het halen van die 9%, maar er moet natuurlijk veel meer gebeuren, misschien al eerder dan wij in eerste instantie hadden gedacht.

Minister Wijn:

Ik ben het op zichzelf met de heer Van der Ham eens. Ik vind ook dat er meer moet gebeuren dan die 9%. Ik vraag mij alleen af of de MEP voor de toekomst daartoe een geschikt instrument zal zijn. Tot nu toe is bij de MEP uitgegaan van een subsidie van de onrendabele top. De vraag is of je niet aan meer investeringsondersteuning moet doen in plaats van exploitatieondersteuning. Moet je niet aan kostenondersteuning doen in plaats van exploitatieondersteuning? Moet je het niet nader toespitsen op bepaalde vormen van duurzame energie? Moet je het niet meer richten op innovatievere vormen van duurzame energie? De heer Van der Ham merkt terecht op dat, nu de olieprijs zo hoog is, de overheid met relatief minder geld zelfs een hogere doelstelling kan betalen. Bij de start van de MEP was de olieprijs 24, 25 dollar en wij zitten nu boven de 70. Wij hebben altijd gezegd dat, als de olieprijs omhoog gaat, de markt wel moet en dat de initiatieven dan vanzelf van de grond komen. Wij hebben nu een andere olieprijs, vermoedelijk duurzaam hoger. Je moet dan ook kijken of je nog wel optimaal investeert en ondersteunt. Daarover moet een volgend kabinet beslissen; dat lijkt mij verstandig.

De MEP werd oorspronkelijk betaald uit de € 52 die elk gezin moest betalen. Toen bleek dat de MEP zo succesvol was dat dit bedrag zou moeten worden verhoogd, zei een meerderheid van de Kamer: dat is gemakkelijk, de MEP wordt hartstikke duur, de aansluittarieven gaan omhoog en de rekening ligt bij de consument. De woordvoerders koopkracht zeiden: er mag niet zomaar geld worden opgehaald en in de MEP worden gestopt; de MEP heeft een open einde en de rekening wordt bij de consument gelegd. Laat er geen misverstand over bestaan: de MEP zal door de belastingbetaler worden betaald en ook dan moeten wij kijken of wij er verstandig mee omgaan. De woordvoerder koopkracht heeft gezegd: houd in de gaten dat de opgehaalde euro efficiënt en goed wordt besteed. Dat moet ik hier ook tegen de woordvoerder milieu zeggen. De heer Van der Ham zal dat kunnen billijken.

De heer Van der Ham (D66):

Ik heb de woordvoerder koopkracht, die overigens ook woordvoerder energie is, althans tot een jaar geleden...

Minister Wijn:

De heer Bakker is een duizendpoot; ik weet het.

De heer Van der Ham (D66):

Zeker, zoals wij allen in een kleine fractie.

Voor het investeringsklimaat is het heel belangrijk dat er geen hobbel in de MEP zit. Ik ben het met u eens dat de MEP moet worden aangepast. Dat hebben wij voor de zomer al gedaan en misschien moet je verder gaan met de aanpassing van energiesubsidies. Maar als je de markt in een halfjaar tijd weer zo verstoort, zul je dat de komende jaren terugzien in de investeringen in duurzame energie. Dat is eigenlijk onvergeeflijk voor een kabinet dat zich beperkt in zijn taakstelling.

Minister Wijn:

Ik stel daartegenover dat wij er 280 mln. bovenop leggen, dat de doelstelling is gehaald en dat er 150 mln. extra komt via de FES-gelden voor innovatieve duurzame energie. Dit kabinet creëert geen hobbel op zoek naar nieuwe wegen voor duurzame energie. Wij leggen juist extra geld neer om ervoor te zorgen dat die innovatie kan doorgaan.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik zeg ter toelichting over de zinsnede "juridisch twijfelachtig" in de motie dat ik daarmee niet doel op de discussie over de 9%, maar op de discussie over de vraag of je meerdere malen per jaar de tarieven mag bijstellen. Ik verwijs kortheidshalve naar berichten van advocaten, onder andere in Het Financieele Dagblad, die zijn verschenen nadat wij het overleg hebben gehad. Die kwestie hoeven wij nu niet uit te diepen, maar uit die berichten wordt duidelijk dat er nog een juridische discussie over gaande is.

Verder zegt de minister dat het kabinet geen commitment voor de toekomst wil aangaan en dat de wet als zodanig een aantal belangrijke problemen kent. Het is daarbij echter van belang om vast te stellen dat de ministeriële regeling waar nu toepassing aan is gegeven, wel op deze wet is gebaseerd; dit is de wet die door de wetgever, Kamer en regering samen, met open ogen voor de lange termijn is aangenomen. Het kabinet past de wet nu op zo'n manier toe dat er heel veel vragen en problemen in de samenleving worden opgeroepen die te maken hebben met zaken als een betrouwbare overheid en een gunstiger investeringsklimaat. Past bescheidenheid van het kabinet niet juist veel meer op dit vlak? Als je de gevolgen van die vragen en problemen in geld gaat uitdrukken, zou het kunnen dat een volgend kabinet daar wel eens meer last van heeft dan van de uitgaven die met een nette uitvoering van deze wet gepaard zouden gaan.

Minister Wijn:

Het is plezierig dat de heer Van der Staaij aangeeft dat hij het "juridisch twijfelachtig" niet op de 9% ankert; zijn punt is het wijzigen van de regelgeving gedurende een jaar. Hij wil dit punt nu niet uitdiepen, daarom geef ik ook slechts een korte reactie. Van de projecten die subsidie toegewezen hebben gekregen, is het jaarbedrag vastgesteld. Daaraan wordt niet getornd. De projecten die subsidie toegewezen hebben gekregen, die zijn goedgekeurd en die een toezegging hebben voor tien jaar, krijgen die subsidie ook volledig. Op het niveau van de individuele projecten worden dus alle toezeggingen gestand gedaan; al het toegezegde geld wordt uitbetaald. Waar er echter een bevoegdheid ligt om een regel vast te stellen, ligt er volgens de regering ook een bevoegdheid om een regel te wijzigen. Dat is hierbij dus de stelling. Op het niveau van individuele projecten wordt er echter niet getornd aan de toegezegde jaarbedragen.

Verder heeft de heer Van der Staaij het over de gevolgen in de toekomst. Mijns inziens is het niet vreemd dat je een nieuwe politieke afweging maakt op het moment dat de doelstelling van 9%, die de kern van de wet uitmaakt, gehaald wordt. Op zo'n moment mag je de vraag stellen of wij op de goede weg zijn. Het kabinet heeft gezien dat er tussen mei en nu 280 mln. bij moet. Ik vind dat het kabinet wel degelijk op zo'n moment moet bezien wat verstandig is. De heer Van der Staaij geeft terecht aan dat er soms kosten zijn gemaakt; daarbij heeft hij een punt en dat begrijp ik. Daarom heb ik tijdens het algemeen overleg toegezegd met een tegemoetkomingsregeling te komen voor de kosten die gemaakt zijn om überhaupt een MEP-vergunning te kunnen aanvragen. Het gaat dan om noodzakelijk gemaakte kosten en om geld dat men betaald heeft aan derden in de verwachting dat men dit jaar een MEP-vergunning had kunnen aanvragen en dat men een MEP-subsidie zou krijgen. De heer Van der Staaij zegt dat hij de maatregel nogal abrupt vindt en dat deze onrechtmatig zou kunnen worden. Juist daarom komt er de tegemoetkomingsregeling. Ik zal ervoor zorgen dat deze eind volgende week bij de Kamer ligt, zodat zij daarin inzage kan hebben en daarover haar oordeel kan geven.

De heer Van der Staaij (SGP):

De minister zegt nu dat hij met een schadevergoedingsregeling komt, maar daaraan gaat vooraf dat is gebleken dat een groot deel van de Kamer, wellicht zelfs een meerderheid, vindt dat het niet goed is om alle knoppen op nul te zetten. Als de minister vindt dat de wet aangepast moet worden nu de doelstellingen worden gehaald, moet hij met nieuwe wetgeving komen en moeten wij niet op deze manier abrupt de wet voor toekomstige projecten om zeep helpen.

Minister Wijn:

Dat betekent dus ook dat ik aanneming van de eerste motie van de heer Van der Staaij moet ontraden.

Met zijn tweede motie vraagt hij de regering om met een overgangsregeling te komen. Zo'n regeling heeft natuurlijk een budgettair beslag. Wij kunnen er lang en kort over praten of het wel of niet gedekt is. Ik constateer dat deze motie simpelweg extra geld gaat kosten. Voor alles wat meer gevraagd wordt, moet financiering worden gevonden. De bron van die financiering wordt niet in de motie genoemd, maar moet wel gevonden worden. Ik zal daartoe met de motie in de hand naar mijn collega's in het kabinet gaan. Ik zal sowieso overleg moeten voeren met de minister van VROM, de minister van LNV en de minister van Financiën. Nog voor de stemming zal ik de Kamer een brief sturen met het resultaat van dit overleg. De reactie zal wat toegespitster zijn. Ik zie wel degelijk dat sprake is van een politieke ontwikkeling in de Kamer. De motie voor een overgangsregeling is breed ondertekend. Nogmaals, nog voor de stemming zal ik de Kamer berichten over onze appreciatie van de motie.

De voorzitter:

De procedure die de minister wil volgen, is duidelijk. Hij heeft er uiteraard recht op om overleg met het kabinet te voeren en niet te reageren op een "aangenomen" motie. Er moet, los van de ondertekening, nog wel gestemd worden over deze motie. De minister heeft echter behoefte aan overleg met het kabinet voordat hij kan reageren op de inhoud van de motie. Het lijkt mij niet dat dat tot veel vragen aanleiding geeft. Ik denk dat de Kamer bereid moet zijn om te wachten op die reactie. Mevrouw Gerkens heeft toch een vraag, zie ik.

Mevrouw Gerkens (SP):

Ik ben uiteraard bereid om te wachten op die reactie. Ik heb mij echter verbaasd over de reactie van de minister op de eerste motie. De minister zei namelijk dat er geen dekking voor deze motie is afgegeven en dat hij daarom aanneming van die motie moet ontraden. Dat zou betekenen, maar dat heeft de minister vast niet bedoeld – ik kan mij namelijk nog herinneren dat hij hier met mij aan deze kant stond – dat de Kamer in een motie altijd de dekking moet aangeven. Als de financiën de enige reden vormen om die motie te ontraden, kunnen wij er gerust over stemmen, want volgens mij kan het kabinet nog wel ergens een gaatje vinden.

Minister Wijn:

De eerste motie heeft in de overweging drie elementen die ik niet deel. Dat is de beleidsmatige wenselijkheid, de juridische zekerheid en het investeringsklimaat. Beleidsmatige oordelen kunnen uiteraard altijd in een motie worden vastgelegd en dan is het afwachten hoe het bij de stemming in de Kamer afloopt. Ik heb geprobeerd te bestrijden dat er sprake is van juridische twijfelachtigheid, aangezien ik denk dat dat niet aan de orde is. Verder staan er zaken in de overweging waar ik een andere politieke appreciatie bij heb. Vervolgens moet ik constateren dat het verzoek, zoals dat is geformuleerd, een financiële consequentie heeft. De motie kost geld, maar er wordt niet aangegeven hoe dat moet worden gefinancierd. Uiteindelijk wordt het door de consument betaald: of via de belasting of via het aansluittarief. Wij halen de 9% en dat is de beleidsmatige afweging om geen nieuwe aanvragen meer in behandeling te nemen. Daarvoor is een juridische bevoegdheid. Verder stopt het kabinet, om die beleidsdoelstelling te halen, nog eens 280 mln. in de MEP. Als de motie op stuk nr. 69 zou worden aangenomen, hangt daar een additioneel prijskaartje aan, waarvoor thans geen financieringsbron van de zijde van de Kamer wordt aangedragen.

De voorzitter:

De heren Samsom en Van der Staaij mogen ieder nog één vraag stellen. Dan gaat de minister zijn antwoord afronden. Wij zijn nu drie kwartier bezig met dit VAO. Dat lijkt mij ruim voldoende.

De heer Samsom (PvdA):

Er zit een inconsistentie in de redenering van de minister. Hij zegt namelijk dat hij met de tweede motie naar het kabinet gaat, omdat hij daar dekking voor moet weten te vinden. De eerste motie ontraadt hij echter omdat die niet is gedekt. Ik stel daarom voor dat de minister met beide moties naar het kabinet gaat. Beide moties hebben een grote kans om aangenomen te worden. Ik voorspel dat voor beide moties de financiële dekking niet zo veel zal verschillen. Laat de minister dus met beide moties teruggaan naar het kabinet en ons voor de stemmingen laten weten hoe de vork in de steel zit.

Minister Wijn:

Ik vind dat er wel degelijk een substantieel verschil zit tussen de eerste en de tweede motie. In de tweede motie zitten namelijk andere overwegingen dan in de eerste. Daarmee heeft de tweede motie een andere invalshoek en een andere gedachtegang. Ik heb begrepen dat bij de tweede motie er meer gedacht wordt aan kleinschalige projecten. Dat is echt iets anders dan grote projecten. Het financiële plaatje van beide moties verschilt dan ook. Ik zal dat in de brief opnemen. Ik kan mij voorstellen dat deze informatie van belang kan zijn voor de nadere afweging.

Voorts wordt in de eerste motie ingegaan op het soort projecten. In dat verband is het voorbeeld van de covergisting genoemd. Boeren en tuinders met kleinschalige installaties zijn niet te vergelijken met grote energiebedrijven. Dat is toch een groot verschil tussen de eerste en de tweede motie.

Ten aanzien van de tweede motie heb ik geconstateerd dat er geen financieringsbron wordt aangegeven. Ik stel mij echter constructief op door aan te geven dat ik deze motie in het kabinet wil bespreken. Daarna zal ik de Kamer bij brief een nadere reactie geven.

De heer Van der Staaij (SGP):

De minister stelt vast dat er in de motie geen financiering is aangegeven. Feitelijk is dat juist, maar de ondertekenaars zijn ervan uitgegaan dat alleen wordt gevraagd om een wet conform de bedoeling uit te voeren. Hiervoor zijn eerder bij ministeriële regeling bedragen vastgesteld. In de motie wordt geen nieuwe wens op tafel gelegd, want dit is al door de wetgever vastgesteld.

Minister Wijn:

Ik heb deze discussie bewust vermeden. Het gaat om een beslissing die invloed heeft op de begroting van Economische Zaken. Er is vastgesteld dat het halen van de doelstelling van 9% 280 mln. in vier jaar zou kosten. In het kabinet is besloten om dit additionele bedrag ten opzichte van de eerste suppletoire begroting toe te kennen aan de begroting van EZ. Dat betekent dat deze motie extra geld kost. Tegenover de redenering van de indieners stel ik mijn opvatting dat aanvaarding van de motie begrotingstechnische consequenties heeft. De motie betekent in feite een verhoging van de budgetten voor de uitvoering van de MEP op de begroting van EZ. Daarvoor is dekking nodig. Ik heb in de discussie bewust geprobeerd om het woord "dekking" zo veel mogelijk te vermijden. Daarom had ik het over een financieringsbron. Als deze regeling niet op een begroting was opgenomen, had ik mij wat sneller aangesloten bij de redenering van de heer Van der Staaij. Nu er echter om additioneel beleid wordt gevraagd ten opzichte van de voorstellen van de regering, vind ik dat ik wel naar de financieringsbron mag vragen.

In de motie van de heren Van der Ham en Samsom wordt gevraagd om een AMvB waarin wordt geregeld dat voor elektriciteitsopwekking met niet-duurzame biomassa geen aanspraak gemaakt kan worden op de MEP-regeling. Inhoudelijk zijn wij het op dit punt eigenlijk wel eens. De commissie-Kramer heeft daarover ook positief geadviseerd. Wij zijn het daarover inhoudelijk dus eens. Het is echter ontzettend moeilijk om criteria te ontwikkelen die niet in strijd zijn met de WTO. Wij zijn het erover eens dat het allerlei effecten heeft in ontwikkelingslanden die niet vrolijk stemmen. Wij hebben echter ook te maken met de WTO-regels voor de vrije handel. Het is daarnaast zoeken naar een goede grondslag voor de voorgestelde AMvB. Ik kan de motie inhoudelijk omarmen. Over het precieze verzoek in de motie zal ik de Kamer later berichten. Ik heb geen bezwaar tegen aanvaarding van deze motie door de Kamer. Op juridische gronden maak ik echter het eerdergenoemde voorbehoud.

De motie op stuk nr. 4 gaat over het voorbereiden van een nieuwe wettelijke regeling, zodat een nieuw kabinet direct na de formatie kan besluiten over een nieuwe regeling. Als de Kamer deze motie aanvaardt, beschouw ik dat als een extra stimulans voor hard werk.

De motie-De Krom bevat een nadere aanscherping van wat ik de Kamer heb toegezegd. Ik kwalificeer de motie dan ook als ondersteuning van het bestaande beleid. Als de Kamer deze motie aanneemt, zal het kabinet conform handelen.

Ik zeg toe de Kamer nog voor de stemmingen een brief te sturen over de tweede motie van de heer Van der Staaij.

De heer De Krom (VVD):

De minister geeft een uitleg aan mijn motie die ik niet geheel deel. Die motie gaat verder dan wat de minister heeft gezegd. De motie nodigt hem uit om als politiek verantwoordelijke ervoor te zorgen dat de daarin omschreven kleinere projecten doorgang vinden. Het is een dringende oproep, de budgettaire omstandigheden in aanmerking nemende, om er goed naar te kijken.

Minister Wijn:

Het is een lange motie met veel woorden. Ik heb die slechts snel bekeken. Ik zal de motie nog eens goed doorlezen over wat er precies wordt gevraagd. Er is sprake van een inventarisatie en een categorisatie. Ik neem deze motie mee in de reeds toegezegde brief die de Kamer nog voor de stemmingen ontvangt.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven