Aan de orde is de behandeling van:

het verslag van een algemeen overleg op 15 juni 2006 over toekomstig sportbeleid (30234, nr. 7).

De heer Van der Sande (VVD):

Voorzitter. Vóór het reces hebben wij overleg gevoerd over de rol van sport, buitenschoolse opvang en sportverenigingen. De staatssecretaris heeft toen een uitvoerige brief gestuurd. Hierin geeft zij aan hoe invulling gegeven kan worden aan een door de Kamer aangenomen amendement van de leden Van der Sande en Verbeet. Dit amendement is ingediend om structureel 20 mln. voor sport apart te zetten in de begroting. Wij zijn er uitermate tevreden over dat wij dit schrijven hebben ontvangen. Maar wij zijn iets minder tevreden over de inhoud van de brief. Er wordt daarin veel gezegd en veel geschreven, maar de inhoud van de brief is voor onze fractie niet helemaal duidelijk. Daarom is het verstandig om duidelijk te maken wat de VVD-fractie wel wil en deze wens vast te leggen in een uitspraak van de Kamer. De VVD-fractie wil dat er in de begroting structureel 20 mln. apart wordt opgenomen voor sport. Het doel is – en ik herhaal wat in het amendement naar voren wordt gebracht – om sportverenigingen, waar mogelijk, nauw samen te laten werken met scholen en organisaties voor naschoolse opvang bij de uitvoering van naschoolse activiteiten, waardoor leerlingen op jonge leeftijd in contact komen met sport en er aantrekkelijke arrangementen ontstaan voor scholieren.

Met dat doel is het amendement ingediend. In het kader van de uitvoering is aangegeven dat er allerlei programma's zijn, die samen moeten leiden tot structureel 20 mln. Dat is echter de verkeerde weg; het moet andersom. Wij moeten ervoor zorgen dat er 20 mln. beschikbaar is voor buitenschoolse opvang en sport. De genoemde programma's kunnen daarvan eventueel onderdeel uitmaken. Voor onze fractie is het echter van belang dat dit element in de sportbegroting helder en duidelijk naar voren komt, zodat wij niet uit allerlei programma's bedragen bij elkaar moeten optellen om te bezien of wij structureel aan dit bedrag komen. Geen programmadiarree dus, maar gewoon een heldere post op de begroting, die voor iedereen te controleren is. Samen met het mevrouw Verbeet van de PvdA-fractie dien ik hiertoe de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het amendement op stuk nr. 93 (30300-XVI) niet volgens de bedoelingen van de indieners wordt uitgevoerd;

overwegende dat sportactiviteiten tijdens school en tijdens naschoolse activiteiten bijdragen aan onderwijs-, bewegings- en sportdoelstellingen;

overwegende dat samenwerking tussen sportverenigingen, scholen en organisaties voor naschoolse opvang bij de uitvoering van naschoolse activiteiten noodzakelijk is;

spreekt als haar mening uit dat de vrijgemaakte structurele 20 mln. binnen artikel 35 Sportbeleid enkel aangewend kan worden om sport, school en naschoolse activiteiten aan elkaar te koppelen en deze koppeling te stimuleren, mogelijk te maken en te ondersteunen;

verzoekt de regering, te komen met voorstellen om invulling te geven aan de genoemde activiteiten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Sande en Verbeet. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9(30234).

De heer Van der Sande (VVD):

Het goede nieuws in de brief van de staatssecretaris betreft punt 4: het actieplan. Er is geen beter middel om te bezien hoe het bedrag van 20 mln. op de begroting zal worden besteed. Ik houd ervan om met een positieve noot te eindigen. Ik zie wel degelijk mogelijkheden om het actieplan inzake sport, naschoolse activiteiten en naschoolse opvang, te koppelen aan de specifieke post op de begroting, zodat het voor iedereen duidelijk is wat nu precies de bedoeling is.

De heer Atsma (CDA):

De heer Van der Sande spreekt van programmadiarree. Ik vond de brief buitengewoon helder. Wat staat voor hem nu centraal: sport of kinderopvang? Ik heb het conceptpartijprogramma van de VVD gelezen. Ik krijg steeds meer de indruk dat kinderopvang centraal staat. Dat zou toch bij deze specifieke post niet moeten.

De heer Van der Sande (VVD):

Ik ben blij dat u deze vraag stelt. Dat geeft mij de gelegenheid om aan te geven hoe wij hiertegenover staan. De VVD heeft dit geld vrijgemaakt omdat wij constateren, net als het CDA, dat steeds minder kinderen daadwerkelijk actief zijn en dat steeds meer kinderen achter de televisie zitten. Wij willen kinderen stimuleren dat zij meer gaan bewegen, wij willen sportverenigingen stimuleren en ervoor zorgen dat trainers niet slechts enkele uren bij sport actief zijn maar ook een rol spelen bij de kinderopvang. Wij willen sport en kinderopvang aan elkaar koppelen door kinderopvang bij sportverenigingen te organiseren. Dat leidt tot een win-winsituatie. Aan de ene kant zorgt dit voor een betere ontwikkeling van het kind op sportief gebied. Aan de andere kant profiteert de sportvereniging van nieuwe leden doordat kinderen die eerst niet in aanraking kwamen met sport dat nu wel doen. Voorts kan de sportvereniging een veel professioneler trainer inschakelen, die nu voor zeven of acht uur werk per dag krijgt. Daarnaast worden de sportvelden ook nog eens beter gebruikt; dit punt heeft de heer Atsma zelf ook naar voren gebracht. Naar mijn mening is dit zo klaar als een klontje.

De heer Atsma (CDA):

Sport is dus het doel?

De heer Van der Sande (VVD):

Natuurlijk is sport het doel.

Mevrouw Verbeet (PvdA):

Voorzitter. Dit VAO is mosterd na de maaltijd, aangezien de meeste projecten al ruim voor het zomerreces hadden moeten worden ingediend. Het is dramatisch dat dit allemaal zo traag gaat.

De PvdA heeft samen met de VVD een motie ingediend omdat wij heel graag willen dat kinderen in de buitenschoolse opvang niet nog meer uren op hun billen zitten dan zij op school al doen. Wij vinden het heel belangrijk dat kinderen van werkende en van niet-werkende ouders in de buitenschoolse opvang voldoende beweging krijgen. Het gaat daarbij natuurlijk om sport. Het gaat er niet om dat kinderen wordt voorgelezen op het voetbalveld, een vergelijking die de heer Atsma in het algemeen overleg over dit onderwerp maakte. Het gaat erom dat alle kinderen in de buitenschoolse opvang de kans krijgen om minstens vijf uur per week te bewegen.

Ik was blij verrast door de presentatie van de staatssecretaris eind vorige week over de mogelijkheden van naschoolse opvang en sport. Daarbij dacht ik wel dat het ook gaat om substantiële aantallen. Wij weten dat er goede voorbeelden zijn. Daarom hadden wij voorgesteld om meer initiatief op dit punt te ontplooien.

Ik vraag de staatssecretaris hoe het zit met de uitvoering van het zwemonderwijs. Ik heb in verschillende brieven gelezen dat zij nog in gesprek is met allerlei organisaties over de wijze waarop wij kunnen voorkomen dat er kinderen van de basisschool komen zonder dat zij kunnen zwemmen. Natuurlijk is dat de eerste verantwoordelijkheid van de ouders, maar het is ook een verantwoordelijkheid van de samenleving dat zij dat kunnen wanneer zij op twaalfjarige leeftijd de basisschool verlaten. Daarom hebben wij gepleit voor de instandhouding van het zwemvangnet. Er is een breed gesteund advies van deskundigen op dit punt, dat om allerlei redenen niet is opgevolgd. Dat betreuren wij.

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter. Het is goed om vast te stellen dat het budget dat binnen het kader van de rijksbegroting voor de sport beschikbaar is, groter is dan ooit. In die zin hebben wij de staatssecretaris ook geprezen voor de vele initiatieven die genomen kunnen worden met het extra geld dat beschikbaar is gekomen. Dat er in de sport veel geld nodig is, moge duidelijk zijn. En tegelijkertijd geldt – ik herhaal mijn woorden uit het algemeen overleg – dat wij er met z'n allen voor moeten zorgen dat als er geld beschikbaar is, het ook daadwerkelijk bij de sport terechtkomt, en niet bij andere activiteiten, hoe belangrijk die ook kunnen zijn.

Ik heb in het algemeen overleg ook melding gemaakt van de grote zorg van een groot aantal sportbonden bij het vinden van voldoende kader en het aan zich binden van voldoende vrijwilligers. Er zijn tal van factoren aan te wijzen waardoor het steeds moeilijker wordt om kader te vinden. Wij vinden dit in algemene zin een punt van grote zorg en wij roepen de staatssecretaris op, hierover met de koepels en de bonden in overleg te treden om dit te verhelpen. Bijzondere aandacht vragen wij voor het "masterplan arbitrage". Het is een probleem om voldoende scheidsrechters te vinden, er is een enorme vergrijzing en er zijn ook andere risicofactoren die het aantal scheidsrechters negatief beïnvloeden. Daarom pleiten wij ervoor, het budget voor het masterplan substantieel te verhogen. Ik meen dat er 0,5 mln. voor beschikbaar is en het zou ons goed lijken om binnen het budget voor de sport extra geld beschikbaar te stellen om de bonden en de organisaties te faciliteren die een beroep op dit masterplan doen. En ik neem aan dat dit dan bij voorkeur op projectbasis zal gaan.

Mevrouw Verbeet (PvdA):

Misschien is het voor de staatssecretaris goed om te weten dat de fractie van de Partij van de Arbeid, ook een beetje aan John Blankenstein denkend, dit voorstel van de heer Atsma van harte ondersteunt.

De heer Atsma (CDA):

Makkelijker krijg je geen meerderheid ...

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Voorzitter. De regering is het met de Kamer eens dat er in de komende jaren echt een flinke impuls zal moeten worden gegeven aan kinderopvang en naschoolse opvang, want dat is goed voor kinderen. Op mijn beleidsterrein, de sport, denk ik hier zeker op een zinvolle manier een steentje aan te kunnen bijdragen. Overigens houd ik mij niet pas sinds het afgelopen jaar bezig met activiteiten van kinderen buiten schooltijd, want er wordt niet voor niets met de BOS-regeling, door mij ontworpen, scherp op toegezien dat kinderen in de driehoek buurt-onderwijs-sport iets aangeboden wordt. Er kan met deze regeling worden ingespeeld op een behoefte bij scholen, ouders en verenigingen. Zij proberen elkaar op te zoeken, er zijn in de afgelopen jaren met gebruikmaking van deze regeling zeer goede initiatieven tot stand gekomen om met sport invulling te geven aan buitenschoolse activiteiten.

Ik was best bereid om deze kwestie naar aanleiding van het algemeen overleg nog voor het reces met de Kamer te bespreken, maar er waren omstandigheden waardoor dit niet lukte. Dus als mevrouw Verbeet zegt dat het dramatisch is dat het allemaal zo traag gaat, zeg ik dat dit geheel in handen van de Kamer is. De Kamer heeft mij voor het reces niet uitgenodigd voor een debat, dus ik heb hier part noch deel aan.

In de toelichting op het amendement-Van der Sande/Verbeet wordt nadrukkelijk gevraagd om bij lopende programma's geld in te zetten om de doelstelling van het amendement te realiseren. Ik meen dat de geachte afgevaardigden enigszins bescheiden zijn met het verzoek om 20 mln. apart te zetten. Daarnaast vind ik nog dat het niet zo wenselijk is om dit te doen. Ik voer op dit traject namelijk liever samen met andere departementen een integraal beleid. Ik ben dus niet voor een aparte beleidsmaatregel. Ik heb nog niet alle cijfers, maar voorzover ik nu kan overzien brengen de maatregelen die zijn getroffen om naschoolse opvang en naschoolse sportactiviteiten te stimuleren met zich mee dat dit jaar zeker 20 mln. wordt besteed. Deze naschoolse opvang is namelijk een enorm succes. De scholen willen die graag en ouders willen die ook heel graag. In de derde tranche van de BOS-regeling is een apart criterium opgenomen en dat heeft tot gevolg dat ongelooflijk veel aanvragen gehonoreerd zullen worden. Daarom vind ik het om beleidsinhoudelijke redenen niet wenselijk om 20 mln. apart te zetten voor een afzonderlijke beleidsmaatregel. Voor het apart zetten van die 20 mln. zou ik overal geld vandaan moeten halen. Ik vind dat niet nodig. Ik meen dat wij met een combinatie van de bestaande programma's uiteindelijk veel meer zullen realiseren dan met een aparte beleidsmaatregel van 20 mln. De doelstelling die de geachte afgevaardigden met het amendement voor ogen hebben, wordt dan ook ruimschoots gehaald. Daar kunnen de initiatiefnemers alleen maar trots op zijn, want hun amendement is voor de buitenwereld een stevige impuls geweest om actie te nemen. In dit verband denk ik natuurlijk ook aan de motie-Van Aartsen/Bos. Dus 20 mln. apart zetten lijkt mij om een aantal redenen niet wenselijk. Verder benadruk ik de wenselijkheid van de integraliteit van de verschillende programma's die wij, ook samen met OCW, uitvoeren.

De heer Van der Sande (VVD):

Ik wil u nog graag op twee aspecten wijzen en daarbij aangeven waarom het amendement en de motie die voor ons ligt aldus zijn geformuleerd. Met het amendement is doelbewust aangegeven waar er volgens de indieners van het amendement ruimte is om 20 mln. vrij te maken. Er wordt gevraagd om binnen de programma's gelden vrij te maken. Daarmee wordt heel duidelijk aangegeven dat de initiatiefnemers een aparte post wensen en dat het geld daarvoor uit de programma's zou moeten komen.

De staatssecretaris geeft aan dat voor dit jaar meer dan 20 mln. beschikbaar is. Ik zeg niet daar blij mee te zijn want als wij dat hadden geweten, hadden wij in het amendement ook gesproken over meer dan 20 mln. Verder wijs ik erop dat het amendement is bedoeld om te komen tot een structurele maatregel. Daarover heb ik de staatssecretaris nog niet gehoord.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Ik hoop wel dat u blij bent dat het bedrag waarschijnlijk groter wordt dan 20 mln.

De heer Van der Sande (VVD):

Dan wil ik toch iets verduidelijken. Uiteindelijk gaat het er niet om dat er van de 100 mln. een bedrag van 100 mln. naar de buitenschoolse opvang en sport gaat. Uiteindelijk gaat het erom dat de doelstellingen die wij in de nota Tijd voor sport hebben afgesproken, worden gerealiseerd. Een van de manieren om dat te bereiken, wordt aangegeven door de initiatiefnemers van dit amendement, namelijk een bedrag van 20 mln. in buitenschoolse opvang en sport steken, niet meer en niet minder.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Het zal een beetje lastig worden om hier niet meer in te steken, maar over dat "niet minder" kan ik in ieder geval een toezegging doen. Ik ben heel blij dat u de nota Tijd voor sport omarmt en dat u vindt dat de doelstellingen moeten worden gehaald. Daar ga ik natuurlijk voor. Dank voor uw opmerking. Ik meen verder dat ik u tegemoet kan komen, want u meent dat het goed is om een actieplan op te stellen. Dat actieplan kan laten zien wat er binnen de diverse programma's wordt gerealiseerd als het gaat om het bereiken van de doelstelling die met het amendement is aangegeven. Ik wil u graag toezeggen dat wij dat zichtbaar maken zonder dat wij van de diverse programma's geld nemen en vervolgens een apart programma opzetten. Ik ben namelijk bang dat wij op die manier de doelstelling niet bereiken. Ik wil dus graag de bestaande programma's handhaven en in het actieplan helder aangeven wat er gerealiseerd wordt. Dat kunnen wij namelijk goed laten zien. De opbrengst kunnen wij meten. Wat mij betreft gaat het hierbij niet om iets voor alleen 2006. Ook op het jaar 2007 heb ik zicht. Ik meen dat alles goed zal gaan. Zoals u weet komt er in 2007 voor de scholen een wettelijke verplichting om te voorzien in arrangementen voor naschoolse opvang. Dan komt er natuurlijk helemaal een extra prikkel om op de ingeslagen weg door te gaan. Ik ben op dit punt dus helemaal niet bang. Dat betekent wel dat het niet alleen gaat om het organiseren van de contacten tussen verenigingen en scholen, maar vooral ook om de fysieke omgeving. Samen met Onderwijs zijn en worden programma's opgezet om dit allemaal in orde te brengen. Ik zeg de Kamer toe dat dit in het actieplan duidelijk zal worden gemaakt. Daarin zal die 20 mln. uit het amendement herkenbaar zijn, want anders wordt het wel erg onoverzichtelijk. Ik meen dat daar in het amendement om wordt gevraagd, en hoop dat ik dat goed zie.

Mevrouw Verbeet (PvdA):

Dat klopt. Zelf vind ik het Delftse model erg mooi, en u waarschijnlijk ook, zij het dat het niet per se altijd op die manier moet. Voor ouders is een goede regeling van het vervoer van school naar de sportvoorzieningen erg belangrijk. U denkt dat de verplichting voor scholen om die opvang te regelen op een manier wordt uitgevoerd die gezond voor kinderen is. Daar ben ik iets minder optimistisch over. Wij hebben ons waarschijnlijk beide geërgerd aan de manier waarop het overblijven plaatsvindt, en ik ben heel bang dat het op die manier gaat. In de beschrijving van projecten wil ik daarom wel terugzien dat kinderen sporten, en dat het vervoer van school naar sportvoorzieningen goed geregeld is.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

De aanvragen die wij krijgen, worden beoordeeld op de kwaliteit. Daarin vindt een ontwikkeling plaats. Met u ben ik van mening dat het belangrijk is hierover kennis en expertise te ontwikkelen, iets wat wij samen met de gemeentes doen. Goede kwaliteit en goede begeleiding zijn erg belangrijk. Voor opvang zijn bepaalde regels, en wij kunnen dat nog verder stimuleren. Gemeenten hebben natuurlijk wel een eigen verantwoordelijkheid op dit punt, samen met het onderwijs, en ouders goed te informeren over wensen en mogelijkheden. Die ontwikkelingen zal ik graag helpen stimuleren. Er is ook een Kenniscentrum Jeugd, waar ook het nodige op sportgebied gebeurt, en ik noem het NISB. Wij zijn momenteel bezig dat inzicht te meten, en de Kamer krijgt aan het eind van het jaar de resultaten daarvan.

De heer Atsma heeft terecht het belang van het kader onderstreept. Ik hoop trouwens dat kinderen die naschools bezig zijn, later doorstromen naar het kader. Het is inderdaad moeilijk voldoende scheidsrechters te krijgen. John Blankenstein, die op vrijdag jongstleden helaas overleden is, heeft op dit gebied altijd een heel belangrijke rol gespeeld. Dat stokje wordt echter ongetwijfeld overgenomen. Het budget van € 500.000 zal ik structureel ophogen naar € 700.000. Dat is een substantiële verhoging, waarmee wij nog meer kunnen doen om geschikte scheidsrechters te krijgen. Zonder een goede scheidsrechter immers geen goede wedstrijd. Binnen een aantal weken ontvangt de Kamer een brief over de zwemvangnetregeling, opgesteld samen met Onderwijs.

De heer Atsma (CDA):

Dank voor de royale toezegging. Maar wij moeten ons niet alleen fixeren op de problemen in het betaald voetbal. Het jureren, de arbitrage, het scheidsrechteren is iets wat in allerlei sporten speelt. Ik wil graag dat deze verbreding wordt aangebracht.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

In het algemeen overleg heb ik al gezegd dat het Masterplan Arbitrage zich concentreert op een aantal sporten; het gaat daarin om contactsporten en dat is breder dan alleen voetbal. Ik heb goed naar de heer Atsma geluisterd en ik zal bezien wat wij binnen de kaders die wij op dit moment gesteld hebben, kunnen doen om zo veel mogelijk tegemoet te komen aan zijn wensen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, het verslag voor kennisgeving aan te nemen en aanstaande dinsdag over de ingediende motie te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 15.55 uur tot 16.00 uur geschorst.

De voorzitter:

Volgens onze agenda is de Veegwet EZ 2005 aan de orde. Ik heb informeel het verzoek gekregen van de heer Crone om de veegwet tegelijk te behandelen met het volgende agendapunt, de wijziging van de Gaswet voor de toegang tot aardgastransmissienetten. Het zijn dezelfde woordvoerders en dezelfde minister, dus om praktische redenen zou dat kunnen. Ik kijk even of dat verzoek wordt gedragen door andere woordvoerders. Ook al regelen wij zelf onze zaken, ik kijk ook even naar de minister of het vanuit zijn oogpunt te doen is om daartoe op zo'n laat moment te besluiten.

De heer De Krom (VVD):

Ik steun het voorstel van de heer Crone.

De heer Hessels (CDA):

Ik kan daar ook goed mee leven.

De voorzitter:

Ik zie dat de minister knikt, dus dan gaan wij het op die manier doen.

Naar boven