Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van orde.

Vragen van het lid De Wit aan de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie over willekeur bij haar beslissingen over het beroep op schrijnendheid door (uitgeprocedeerde) asielzoekers.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. De asielzoekers in ons land kunnen een speciaal verzoek doen aan de minister om op grond van hun schrijnende situatie in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning. Nadat dit bekend werd, zijn er in totaal ongeveer 19.000 verzoeken bij de minister ingediend om als "schrijnend geval" te worden aangemerkt. De minister heeft vanaf het begin tegen de Kamer gezegd dat zij dergelijke verzoeken beoordeelt door de desbetreffende dossiers te bekijken en vervolgens haar hart te laten spreken. De Kamer heeft bij herhaling aan de minister gevraagd hoe zij dat doet; zijn daar regels of criteria voor? De minister heeft steeds gezegd dat zij die niet noemt omdat zij de dossiers bekijkt en haar hart laat spreken.

In het blad van de IND, In de maand, staat een interview met een aantal medewerkers dat zich speciaal toelegt op de voorbereiding van de beslissingen van de minister ten aanzien van schrijnendheid. Daarin wordt letterlijk gezegd: "Maar echt voorbereid waren wij niet... We hadden ook geen houvast. Nog steeds niet eigenlijk. Want wat is schrijnendheid? De één oordeelt daar anders over dan de ander. Bovendien: wat vindt de minister? Want daar gaat het uiteindelijk om... We hebben lang gewacht op een lijstje met de criteria die zij hanteert. Maar die heeft ze nooit gegeven, ook niet binnenskamers." Verderop in het interview staat: "De willekeur is me nu te groot." De minister wordt in dit interview ernstige verwijten gemaakt. In de eerste plaats is er intern behoefte aan duidelijke richtlijnen van de minister voor het beoordelen van de dossiers. In de tweede plaats wordt de minister het verwijt van willekeur gemaakt. Wat is de reactie van de minister op dit interview met haar medewerkers? Is zij bereid, nu dat verwijt van willekeur zo ernstig wordt gemaakt, die regels en criteria alsnog op papier te zetten zodat beslissingen deugdelijk kunnen worden voorbereid?

Minister Verdonk:

Voorzitter. Ik dank de heer De Wit voor zijn vragen. Ik heb dat artikel ook gelezen. Het is al voor de zomer in het IND-blad verschenen. Toen ik dat artikel las, dacht ik: het wordt tijd dat ik eens bij deze mensen op werkbezoek ga om eens met ze te spreken over wat zij iedere dag meemaken in hun werk. Ik herken die gevoelens wel. Aan de Kamer heb ik toegezegd om met mijn hart naar dossiers te kijken en ik zit dus nog steeds iedere avond met stapels dossiers die ik op hun schrijnendheid bekijk.

Als je zo'n artikel hebt, is het altijd aardig dat je zelf de keuze kunt maken wat je uit zo'n artikel citeert. Naast de citaten van de heer De Wit wil ik graag een ander citaat noemen. Het betreft de regels na het eerste citaat van de heer De Wit. Een andere medewerker zegt: een beleidskader zou natuurlijk handig zijn, maar dan sluit je dingen uit en dat kan niet en dat weten wij. Dat maakt het ook zo moeilijk. De opdracht van de minister luidt: kijk met je hart. Lastig, want dat ben je als IND'er niet gewend. Normaal toets je puur aan de wet en schakel je je gevoel uit. Tot zo ver het citaat, want zo kan ik nog wel even doorgaan. Dit is natuurlijk net waar het op neerkomt. Dát moet dat extra zijn. Ik heb de IND'ers op grond van de vraag van de Kamer gevraagd om hun juristenbril af te zetten en met hun hart te kijken. Dat is een moeilijk proces. Volgens mij staat in dit artikel uitermate goed beschreven hoe moeilijk zo'n proces is.

Omdat wij dat van te voren wisten en omdat wij willekeur wilden uitsluiten, hebben wij allerlei waarborgen in die organisatie gebouwd. Het hele werkproces – en dat staat ook in het artikel genoemd – bevat een aantal waarborgen. Die leiden ertoe dat er wél met het hart wordt gekeken, maar dat er geen sprake is van willekeur. Natuurlijk zijn er wel een aantal aandachtspunten. Dat is het kader waarbinnen de IND'ers zich bewegen en dat is bekend.

De heer De Wit (SP):

Op mijn beurt houd ik de minister dan een nieuw citaat voor. De minister zegt dat de hele procedure in het artikel staat beschreven en dat klopt. Maar wat staat er ook heel uitdrukkelijk? Binnen de hele rij van mensen die de minister uiteindelijk adviseren, gaat het de ene keer zó en de andere keer zó. Wij praten hier over mensen die al tien jaar of langer in Nederland zijn, van wie de kinderen hier veelal zijn geboren die het land van herkomst niet kennen en die in tergende onzekerheid verkeren. Zij doen een beroep op de minister om te kijken naar de specifieke omstandigheden. Wat staat er nu in het interview te lezen? Uiteindelijk schrijft een medewerker een nota, die aan de orde komt in een commissie van advies. Dan zijn er dus al een heleboel zaken uitgezeefd. Wat zegt de medewerker over de adviezen van de commissie van advies? Zij zijn soms ongefundeerd, soms onredelijk. Wat denken de mensen van de commissie van advies? Zij hebben niet eens de mensen gezien om wie het gaat. Dat staat er uitdrukkelijk in.

Het gaat dus niet alleen om het spreken met het hart, maar je komt inderdaad op willekeur uit. Er is geen lijn in te ontdekken. Ik ken twee gevallen die precies hetzelfde zijn. Het gaat om twee families die opvang hebben in Friesland en in precies dezelfde omstandigheden verkeren. De ene familie krijgt wel een vergunning, maar de andere niet. Dat moeten wij niet hebben. De minister is de vertegenwoordiger van de rechtsstaat. De minister mag geen willekeurige beslissingen nemen. Ik vraag haar uitdrukkelijk of zij het risico ziet van willekeur als er geen deugdelijke regels zijn waar de ambtenaren zich aan kunnen optrekken en er geen sprake is van de houvast waarom zij vragen. Is het voorts niet verstandig om een punt te zetten achter de hele zaak? Er liggen immers nog veel dossiers. Het generaal pardon zou dé oplossing zijn voor dit probleem. Wat vindt de minister daarvan? Is de minister, dit stuk gelezen hebbend, deze mensen gehoord hebbend en indachtig de verzoeken van de Kamer, bereid om de Kamer een brief te sturen met daarin de criteria die zij aanlegt bij haar oordeel over schrijnendheid?

Ten slotte stel ik een vraag aan de vertegenwoordiger van de CDA-fractie, de heer Van Fessem. Wat vindt hij van dit verwijt aan de minister? Geen richtlijn, geen houvast en een grote mate van willekeur bij de beslissingen die uiteindelijk worden genomen.

Minister Verdonk:

Voorzitter. Soms heb ik het idee dat ik een situatie wel eens eerder heb meegemaakt. De juiste term schiet mij niet te binnen, maar ik heb nu ook een soort déjà vu-gevoel. Het gaat om mensen die al langer dan tien jaar in onzekerheid leven. Dat is de stelling van de heer De Wit. Dit onderwerp is al een aantal keren eerder aan de orde geweest. Deze mensen hebben al meerdere keren te horen gekregen dat zij het land moeten verlaten. Zij zitten dus niet tien jaar in onzekerheid en weten al lange tijd dat zij weg moeten. Wij hebben het "project-26.000" opgezet. Wij hebben allerlei mogelijkheden voor mensen die terug moeten keren, buiten de mensen die al een vergunning krijgen. Voor de mensen die terug moeten hebben wij mogelijkheden om vrijwillig terug te keren. Wij geven extra geld mee en faciliteren van alles. Ik heb de Kamer gezegd dat er tijdens het hele proces een situatie van schrijnendheid kan zijn ontstaan. En die schrijnendheid is altijd het gevolg van een samenspel van factoren. Als ik hier uitspraken over doe, dan heb ik over twee maanden ongeveer tienduizend "29-8 brieven", liggen en daar voel ik helemaal niets voor.

Over het generaal pardon hebben wij al meerdere malen met elkaar van gedachten gewisseld. Ik kan de argumenten weer herhalen, maar een generaal pardon is voor dit kabinet niet bespreekbaar.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter...

De voorzitter:

Nee, er zijn twee rondes geweest. Nu eerst de heer Van Fessem als hij wil antwoorden op de vraag die door u aan hem gesteld is.

De heer Van Fessem (CDA):

Wij hebben destijds inderdaad gevraagd aan de minister om royaal van haar discretionaire bevoegdheid gebruik te maken. Dat heeft zij gedaan. Er worden overigens ook rechtszaken over gevoerd, dus het verbaast mij dat de heer De Wit daarover vragen stelde. Maar per definitie geeft een discretionaire bevoegdheid aan dat het een eenmalige beslissing is. Daar zijn geen richtlijnen voor te geven. Wij hebben dat al vaker met elkaar geconstateerd. Wij hebben daar vrede mee, want het gaat om het hart.

Mevrouw Lambrechts (D66):

De minister zei zojuist dat de aandachtspunten intern bekend zijn. Ik kan uit het bewuste artikel uit niets opmaken dat de aandachtspunten bekend zijn. Het enige wat ik erin kan lezen, is dat de IND via een proces van reduceren en deduceren tot de conclusie zijn gekomen dat hoge leeftijd en geweld kennelijk een grote rol spelen. Dat lijkt mij buitengewoon verwarrend. Daarom vraag ik de minister hoe dit zit en om, als de aandachtpunten niet bekend zijn, ervoor te zorgen dat deze zo snel mogelijk intern wel bekend worden.

Minister Verdonk:

Ik ben het helemaal eens met mevrouw Lambrechts dat dit in het bewuste artikel niet tot uitdrukking komt, maar de aandachtspunten zijn intern bekend. Binnenkort ga ik op werkbezoek, en dan zullen wij het daar weer over hebben.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik vind het opmerkelijk dat de minister eerst op werkbezoek moet gaan om de aandachtspunten te horen. Uit het artikel blijkt dat de IND-medewerkers niet alleen de willekeur bekritiseren, maar ook de bureaucratie: niet alleen de commissie bekijkt de zaak; voordat deze de minister bereikt, hebben een unitmanager, de procesdirecteur, Hoofd IND en de secretaris-generaal er ook naar gekeken. Het lijkt mij dat dit niet de juiste weg is, niet alleen omdat het zo enorm bureaucratisch is, maar omdat de IND-medewerkers aangeven dat men elkaar binnen de IND tegenspreekt. Eigenlijk is er geen hart; er zijn vele verschillende harten, die tot vele verschillende besluiten komen, waarvan heel veel mensen geen hoogte kunnen krijgen. Dit is niet alleen de kritiek geweest van de oppositie of van het maatschappelijk middenveld. Nu de kritiek vanuit de door de minister zo gewaardeerde IND komt, moet zij nu eens echt gaan luisteren.

Minister Verdonk:

U draait graag zaken om. Ik ga niet op werkbezoek om de aandachtspunten duidelijk te krijgen, want die zijn gewoon duidelijk binnen de IND. Ik heb gezegd dat ik het heel belangrijk vind om van mensen die in het veld werkzaam zijn te horen hoe zij bepaalde situaties ervaren. De aandachtspunten die naar voren komen, staan in de IND-werkconstructie.

Je kunt zeggen dat er sprake is van bureaucratie, maar je kunt ook zeggen dat er waarborgen in het proces zijn ingebouwd. Omdat je dan over intersubjectiviteit praat, is het dan nodig dat er meer mensen met hun hart kijken. Uiteindelijk krijg ik al die verschillende adviezen op mijn bureau om ze te bekijken. Het is nog steeds een heel moeilijke taak om daarover op grond van een discretionaire bevoegdheid een oordeel te geven.

Naar boven