Vragen van het lid Van Bommel aan de minister van Defensie over het idee om Nederlandse ISAF-militairen in te zetten buiten de provincie Uruzgan.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Sinds 1 augustus jongstleden zijn Nederlandse militairen op volle sterkte in de provincie Uruzgan, Afghanistan aan de slag gegaan, in het kader van de Task Force Uruzgan. Circa 880 militairen werken daar aan veiligheid, stabiliteit en wederopbouw. Op het terrein van de veiligheid is men al actief geweest, zoals ook aan de Kamer is gemeld. Er is een aantal Talibanstrijders gedood.

Verder lijkt het, in tegenstelling tot de aanvankelijke verwachting, rustig in Uruzgan. Dat blijkt ook uit de woorden van de Nederlandse commandant Vleugels. In NRC Handelsblad van gisteren zegt hij: "Wat betreft de mate waarin wij weten wat er in dorpen en streken speelt, zijn wij na drie weken verder dan verwacht. Eerlijk gezegd weet ik niet hoe het komt dat het in Uruzgan zo rustig is."

Heel anders hebben de Britten en de Canadezen het in de aangrenzende provincies Helmand en Kandahar. Dagelijks is daar sprake van kleine veldslagen, van aanslagen en van hinderlagen. Volgens een door het ministerie van Defensie goedgekeurd bericht in NRC Handelsblad van gisteren heeft staatssecretaris Van der Knaap een gesprek gevoerd met de Britse ISAF-commandant Richards, van wie hij heeft vernomen dat deze wil dat de Nederlandse militairen ook buiten de provincie Uruzgan gaan optreden. Volgens de Nederlandse commandant Vleugels past dat optreden buiten Uruzgan ook binnen het mandaat. Dat geeft de SP-fractie aanleiding tot de volgende vragen.

Als het daadwerkelijk zo rustig is in Uruzgan, zal het wel goed gaan met de andere belangrijke taak van de wederopbouw. Dan gaat het om het bouwen van scholen, ziekenhuizen en infrastructuur. Waarom horen wij daarover niets?

Als het zo voorspoedig gaat, is het dan niet logischer dat Nederlandse militairen zich concentreren op de wederopbouw, in plaats van op vechtmissie te gaan in andere provincies?

Welk verzoek heeft de ISAF-commandant Richards afgelopen donderdag precies in Kabul geuit aan het adres van de Nederlandse staatssecretaris Van der Knaap? Deelt de minister de opvatting dat het binnen het mandaat valt dat de Nederlandse militairen ook in alle andere provincies die onder ISAF vallen kunnen worden ingezet?

Wanneer neemt de minister een beslissing over het verzoek om de militairen ook in andere provincies in te zetten? Wordt de Tweede Kamer voorafgaand aan een dergelijk besluit en aan de eventuele inzet daarbij betrokken? Valt een nieuw besluit ook onder de artikel 100-procedure?

Minister Kamp:

Voorzitter. De heer Van Bommel sprak van een door het ministerie van Defensie goedgekeurd bericht in een Nederlandse krant. Ik wijs erop dat het ministerie geen berichten goed- of afkeurt. Er zijn Nederlandse embedded journalisten in Afghanistan. Met hen hebben wij de afspraak gemaakt dat er geen informatie naar buiten gaat die ten koste kan gaan van de veiligheid van onze mensen. Die veiligheid staat voorop. Om dat te checken, lezen wij berichten vooraf. Als wij verder niets doen, gaan die berichten naar buiten, volledig voor verantwoordelijkheid van de betrokken journalisten. Het ministerie van Defensie doet niets anders dan aandacht geven aan de veiligheid die onze mensen verdienen.

De heer Van Bommel heeft gesproken over een verzoek dat door de Britse commandant Richards, degene die leiding geeft aan het regionale hoofdkwartier in Zuid-Afghanistan, zou zijn gedaan aan staatssecretaris Van der Knaap. Er worden geen verzoeken gedaan door de heer Richards aan de heer Van der Knaap. Verzoeken worden gedaan en overleg vindt plaats in de militaire lijn; als daar vervolgens politieke betrokkenheid bij nodig is, ben ik daar politiek bij betrokken.

De Nederlanders zijn niet de enigen in Zuid-Afghanistan, zij zijn samen met de Canadezen en de Britten, met een gezamenlijk hoofdkwartier in Kandahar. Elk land heeft zijn eigen verantwoordelijkheid voor een provincie, wij hebben de verantwoordelijkheid voor de provincie Uruzgan en wij zijn daarop gefocust. De heer Van Bommel zegt dat het daar zo goed zou gaan en hij vraagt zich af waarom de Nederlandse militairen dan een vechtmissie in andere provincies op zich nemen. Ik zal de Kamer binnenkort weer een brief over de stand van zaken in Uruzgan toesturen. Wij hebben de situatie tot dusverre onder controle en wij doen ons best om het zo te houden, maar wij prijzen de dag niet voor het avond is. En met name prijzen wij onze inzet niet voordat de periode van twee jaar ten einde is die wij op ons hebben genomen. Er kan iedere dag iets gebeuren; wij proberen zo veel mogelijk te voorkomen, maar als er zich iets voordoet, zullen proberen om er adequaat op te reageren. Wij hebben geen vechtmissie in Uruzgan, evenmin als de Canadezen en de Britten. Wij vechten als het noodzakelijk is en wij bouwen op als het mogelijk is. Er zijn ook al opbouwactiviteiten gestart; in de informatie die ik de Kamer binnenkort zal doen toekomen, zal ik daar ook op ingaan.

Verder hebben wij de Kamer in de artikel 100-brief laten weten dat er PRT's zijn in Kandahar, in de provincie Helmand en in Tarin Kowt, in de provincie Uruzgan. Deze PRT's worden ondersteund door manoeuvre-eenheden, eenheden van de infanterie die zo nodig met andere middelen kunnen vechten. Wij hebben aan de Kamer laten weten dat deze eenheden tijdelijk in andere delen van Zuid-Afghanistan kunnen worden ingezet. Dit betekent dat Canadezen en Britten in Uruzgan kunnen worden ingezet, als daar aanleiding toe is, en dat Nederlanders in de andere provincies kunnen worden ingezet. Wij hebben er in de artikel 100-brief aan de Kamer bovendien op gewezen dat er aan het regionale hoofdkwartier in Kandahar, waarover Nederland van 1 november aanstaande tot 1 mei volgend jaar de leiding zal krijgen, een snellereactiemacht toegevoegd zal worden. Deze zal dan beschikbaar zijn, hij zal mede uit Nederlandse militairen bestaan en hij zal in Helmand, in Kandahar en in Uruzgan kunnen worden ingezet.

Tot zo ver de informatie die wij al aan de Kamer hadden gegeven. Voor een goed begrip geef ik nu nog even aan waarom het precies gaat. Zoals ik al zei, zijn wij gefocust op Uruzgan; dat is ons doel, daar moeten wij opbouwen en daar moeten wij zorgen voor veiligheid. Maar het is natuurlijk mogelijk dat er incidenteel ondersteuning in de andere provincies nodig is. Als er een operatie in een van deze provincies gepland wordt, kan er aan ons gevraagd worden om er tijdelijk ondersteuning aan te geven. Dit heeft zich in de afgelopen maanden ook al geregeld voorgedaan. Wij hebben ondersteuning gegeven met F-16's en met Apaches, maar wij hebben ook ondersteuning gekregen. Zo hebben wij voor de transporten tussen Kandahar en Tarin Kowt in het midden van de route een tijdelijke basis gerealiseerd, de basis Martello, bemand door Canadezen en Nederlanders. Deze basis ligt in de provincie Kandahar, dus op "Canadees grondgebied". Maar hiermee ondersteunen de Canadezen ons ook, want deze basis is van belang voor de transporten van Kandahar naar het Nederlandse gebied. Zo is er voortdurend sprake van ondersteuning en het is zeker denkbaar dat er in de komende tijd bij operaties in Kandahar en in Helmand tijdelijk, incidenteel aan de Nederlanders om ondersteuning zal worden gevraagd. Wij zullen dan bezien of het kan, of het verantwoord is en of het niet ten koste zal gaan van onze eigen operaties of de veiligheid in Uruzgan. En als hieraan voldaan wordt, is het goed denkbaar dat er toestemming voor verleend zal worden, maar het moet incidenteel en tijdelijk zijn. Er zal dus geen sprake zijn van een structurele verschuiving van troepen van het Nederlandse gebied naar de andere gebieden. Canada, Groot-Brittannië en Nederland hebben in Zuid-Afghanistan samen met andere landen een zware taak op hun schouders genomen. Wij proberen die zo goed mogelijk te vervullen. Wij proberen elkaar de ondersteuning te geven die wij kunnen geven, zonder daarbij onze eigen prioriteit uit het oog te verliezen. Dat hebben wij tegen de Kamer gezegd en dat hebben wij gedaan. Ik meen dat wij dit moeten blijven doen.

De heer Van Bommel (SP):

Ik meen dat de minister het helemaal bij het rechte eind heeft als hij zegt dat het te vroeg is om te zeggen dat het rustig is in Uruzgan. Wij zitten ook niet in de gehele provincie. De gebruikte methode brengt met zich mee dat wij in Uruzgan met steeds grotere cirkels gaan werken. Het zou dan ook voorbarig zijn om te veronderstellen dat de Nederlandse militairen zomaar elders ingezet kunnen worden.

Ik bestrijd datgene wat de minister zegt met betrekking tot de artikel 100-brief. Die brief heb ik voor mij. Daarin staat letterlijk met betrekking tot het mandaatgebied: Nederland zal een taakgroep gaan leiden in het kader van de ISAF-inzet in Zuid-Afghanistan vanaf naar verwachting juni 2006 voor een periode van twee jaar, opgebouwd rond een provincial reconstruction team in de provincie Uruzgan. Ik heb in deze brief niet gevonden dat de Nederlandse militairen ook in andere provincies in Zuid-Afghanistan ingezet zouden kunnen worden. Die inzet is volgens mij ook niet afgesproken met de Kamer en er is niet gezegd dat dat past binnen het mandaat. Er is ook niet gezegd dat daaraan voorafgaand niet eerst overleg met de Tweede Kamer zou plaatsvinden. Ik nodig de minister uit om aan te geven waar in de artikel 100-brief staat dat de Nederlandse militairen ook in andere provincies ingezet kunnen worden en dat dat past binnen het mandaat.

Verder wil ik graag van de minister klip en klaar horen of er door commandant Richards wel of niet is gesproken over de inzet van Nederlandse militairen in een andere provincie en concreet over deze inzet in Helmand en Kandahar. In de krant staat ook dat er op het ministerie nog geen beslissing is genomen. Ik mag aannemen dat die nog niet is genomen, want wanneer er wel een beslissing genomen wordt, zal deze minister toch eerst naar de Tweede Kamer komen.

Minister Kamp:

Voorzitter. Wat de eerste vraag betreft citeer ik de volgende passage uit de brief: Verder beschikken de ISAF PRT's in de naburige provincies Helmand, Kandahar en Zabul over manoeuvre-eenheden van bataljonsgrootte. Deze manoeuvre-eenheden kunnen tijdelijk worden ingezet in een ander deel van Zuid-Afghanistan indien daartoe aanleiding is. Dit geldt overigens ook voor de Nederlandse eenheden in Uruzgan.

Ik heb dit ook gezegd. De Nederlandse eenheden kunnen dus gesteund worden door eenheden uit andere provincies, maar Nederland kan ook ondersteuning geven aan de eenheden in andere provincies. Dit blijkt uit het citaat dat ik net heb gegeven.

De heer Van Bommel vroeg verder wat commandant Richards al dan niet besproken heeft. Hij zal natuurlijk van alles besproken hebben. Dat is heel verstandig en zijn besprekingen zullen overeenkomen met de artikel 100-brief. Ik heb al gezegd dat wij iedere week en soms iedere dag met onze F-16's ondersteuning bieden. Wij krijgen zelf ook ondersteuning, bijvoorbeeld in de vorm van de bemanning van de basis in Martello. Dus wat mij betreft is er niets aan de hand. De mensen daar zullen vast over de acties spreken. Dat moeten ze ook doen. Ik schat zo in dat zij de komende tijd daarvoor nog regelmatig aanleiding hebben.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. De vraag was niet of hierover überhaupt wordt gesproken, maar of hierover met de Nederlandse regering is gesproken en of haar dit onderwerp is gemeld.

Minister Kamp:

Voorzitter. Wij gaan natuurlijk niet iets bespreken wat glashelder is. Wij hebben genoeg te bespreken en wat hier gebeurt, is glashelder. Ik zal zeker niet eerst naar de Kamer gaan alvorens daar ondersteuning wordt geboden. Wij hebben tegen de Kamer gezegd dat het van belang is dat wij in Zuid-Afghanistan gezamenlijk de taken op onze schouders nemen. Het is van belang dat wij in Uruzgan structureel bezig zijn. Het is ook van belang om elkaar incidenteel ondersteuning te geven als dat nodig en verantwoord is. Daar profiteren wij van, daar profiteren anderen van, daar profiteert iedereen van. Als dat dus kan en gewenst is, zal de beslissing in de militaire lijn worden genomen en dan zal vanuit mijn ministerie daarvoor toestemming worden gegeven. Dat gebeurt onder mijn verantwoordelijkheid en daarover vindt geen apart overleg met de regering plaats en ook wordt dan niet apart informatie aan de Kamer verstrekt.

De heer Van Baalen (VVD):

De VVD-fractie vindt die wederzijdse bijstand van groot belang. Zij is in het belang van de eigen troepen en het is goed dat die ook aan troepen van andere naties geleverd kan worden. Wel zijn wij van mening dat als de vertrouwelijkheid dat toelaat de Kamer, hetzij vooraf hetzij achteraf, met een periodieke rapportage van de ontwikkelingen in kennis gesteld moet worden. Wat vindt de minister hiervan?

Minister Kamp:

Ik ben van plan om conform de afspraken met de Kamer regelmatig te vertellen wat de stand van zaken is. Ik vind dit relevante informatie en ik zal die op de wijze als door de heer Van Baalen is aangegeven de Kamer verstrekken.

De heer Koenders (PvdA):

Voor mij is het antwoord van de regering op de vragen van de heer Van Bommel niet duidelijk. Het is duidelijk dat de Kamer heeft ingestemd met de missie in Zuid-Afghanistan, waarbij duidelijk is gewezen op het belang van het PRT in Uruzgan. In de afgelopen periode hebben wij een aantal ontwikkelingen gezien. Ten eerste was dat de tamelijk belangrijke veldslag met troepen in Uruzgan, begin augustus. Wij hebben een verzoek gezien van premier Balkenende aan de president van Afghanistan om er vooral voor te zorgen dat daar Afghaanse troepen komen. Tegelijkertijd beginnen wij daar net. Dan ligt het niet in de logica dat waar aantallen militairen zijn voorbereid op hun zware taak in Uruzgan, al vroegtijdig structureel troepen worden onttrokken aan die krijgsmacht in Uruzgan. De minister van Defensie vraag ik wat, gezien de huidige situatie in Uruzgan, de aantallen zijn die hij nodig heeft, niet alleen om de zaak operationeel en op het terrein van de wederopbouw aan de gang te krijgen, maar ook als het er bijvoorbeeld om gaat, de benodigde spullen op tijd daar te krijgen.

Het is niet onbelangrijk om eenheid in de NAVO te creëren als het gaat om de aanpak van het probleem van de Taliban. Ik zie duidelijk verschil tussen de aanpak van de Engelsen, die vrij snel een gebied willen innemen en daarover controle willen hebben, en dus met veel gevechtsacties bezig zijn, en de wijze waarop Nederland de NAVO-troepen "bedient" als het gaat om de inktvlekwerking. Ik denk dat het eerste veel belangrijker is, zodat ik de regering oproep te zoeken naar een meer eenduidige benadering. Dat lijkt mij verstandiger dan nu al in te gaan op allerlei verzoeken voor assistentie.

De voorzitter:

U moet in het kader van uw opgerekte minuut naar uw korte vraag toewerken!

De heer Koenders (PvdA):

Ook de PvdA is uiteraard voor wederzijdse bijstand, maar dat is wat anders dan regelmatig en op bijna structurele wijze delen aan je apparaat te onttrekken om elders in te zetten, terwijl je zelf nog in een risicovolle situatie zit. Houdt de regering zich aan de afspraken die in februari met de Kamer zijn gemaakt?

Minister Kamp:

Ik ben de heer Koenders dankbaar voor zijn vraag, omdat ik blijkbaar in mijn reactie op de vragen van de heer Van Bommel niet helemaal duidelijk ben geweest. De heer Koenders vindt het te vroeg om nu al structureel troepen aan Uruzgan te onttrekken. Ik heb willen zeggen, en doe dat nu opnieuw, dat er geen sprake van is dat wij structureel troepen aan Uruzgan gaan onttrekken. Onze troepen daar zijn nodig voor het werk dat daar moet worden gedaan, en bovendien zijn er wat extra troepen die bezig zijn met de opbouw van onze gecompliceerde compound. Die mensen zijn daar nodig. Maar incidenteel en tijdelijk kan ondersteuning worden gegeven, indien dat niet ten koste gaat van de veiligheid in Uruzgan en onze eigen geplande operaties. Het is moeilijk voorstelbaar om, wanneer de Canadezen bijvoorbeeld gedurende drie dagen ondersteuning van ons nodig hebben, ondersteuning die ik kan leveren, tegen hen te zeggen: die hulp krijg je niet. Wat denkt de heer Koenders wat er dan volgende week gebeurt als ik in een vergelijkbare situatie verkeer? Zo kun je toch niet gezamenlijk een klus klaren? Wij kennen allen onze eigen verantwoordelijkheid, waaraan wij prioriteit geven, waarbij wij wel met inachtneming van onze eigen verantwoordelijkheid bereid zijn elkaar te ondersteunen.

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Koenders nog een interruptie wil plaatsen. Maar ik heb al gezegd dat dit niet het moment is voor een breed debat over Afghanistan, een debat dat ongetwijfeld nog zal worden gehouden in de komende periode. Ik geef het woord aan de heer Ormel.

Minister Kamp:

Vindt u het goed dat ik de andere vragen van de heer Koenders kort beantwoord?

De voorzitter:

Dat vind ik niet alleen goed, het is mijn taak erop toe te zien dat u dat doet!

Minister Kamp:

De aanpak van de NAVO in Zuid-Afghanistan is vastgelegd in een operatieplan voor dat gebied. Dit plan dekt de werkwijze zoals Nederland die reeds toepast. Een vergelijkbare werkwijze geldt dus ook voor Kandahar en Helmand. Er is geen spanning tussen de NAVO-aanpak en de Nederlandse aanpak. Allerlei verzoeken tot assistentie zijn niet aan de orde. Wel wordt regelmatig verzocht om assistentie van F-16's. Zij vliegen dagelijks boven een bepaald gebied. Als het nodig is dat grondtroepen ondersteuning krijgen, wordt dat rechtstreeks door hen aangevraagd, waarna die F-16's die ondersteuning geven. Iets vergelijkbaars vindt plaats met de Apaches. Dit is dus bijna dagelijks, maar in ieder geval wekelijks het geval. Mijns inziens is dat zeer goed voor de veiligheid. Het feit dat tot dusverre de operatie gecontroleerd door Nederland kan worden uitgevoerd, is mede te danken aan de waardevolle ondersteuning van de Apaches en de F-16's.

De heer Ormel (CDA):

Voorzitter. De minister antwoordt conform hetgeen wij hebben afgesproken in het debat in februari; ik dank hem daarvoor. De minister is er duidelijk over geweest dat er nu geen verzoek ligt voor een structurele bijdrage buiten de provincie Uruzgan. Echter, mocht zo'n verzoek in de toekomst wel worden gedaan, wat vindt hij dan een structurele bijdrage buiten de provincie Uruzgan? Ik spreek hierbij dus niet over onze bijdrage aan manoeuvre-eenheden, over onze bijdrage als wij de leiding hebben over ISAF III of over de inzet van F-16's; daarover heeft de minister al gesproken. Mocht genoemd verzoek echter komen, is de minister dan bereid om de Kamer vooraf te informeren en met haar hierover van gedachten te wisselen?

Minister Kamp:

Ik vind niet dat ik de vrijheid heb om structureel troepen naar andere delen van Zuid-Afghanistan te brengen. Wij hebben met de Kamer een discussie gehad die ging over onze analyse van de situatie in Uruzgan, onze inzet daar, wat wij daar nodig hebben, wat wij daar hebben en hoe wij het gaan doen. Mijns inziens valt het structureel overbrengen van Nederlandse troepen naar Helmand of Kandahar niet binnen de ruimte die ik van de Kamer heb gekregen. Mocht ik dus in deze richting gaan, dan zal dat vanzelfsprekend niet zijn, dan na overleg met de Kamer.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. Ik ben erg benieuwd hoe de minister de woorden "incidenteel" en "tijdelijk" uitlegt, als hij zegt dat er nu al bijna dagelijks, of in ieder geval wekelijks sprake is van het inzetten van Nederlandse F-16's en Apaches ten behoeve van de oorlog in Kandahar en Helmand. Wanneer is er sprake van structureel als hij wekelijks en dagelijks niet structureel noemt?

Verder weten wij dat de Canadezen en Britten hebben meegedaan in de oorlog van de Amerikanen onder de naam Enduring Freedom, voordat de NAVO de verantwoordelijkheid via ISAF überhaupt heeft overgenomen. Wij herinneren ons een debat in de Kamer, waarin gesteld werd dat Enduring Freedom en ISAF niet in elkaar geschoven moesten worden. Ik moet echter constateren dat deze twee operaties nu toch feitelijk wel in elkaar geschoven zijn, in ieder geval in Kandahar en Helmand. Door de betrokkenheid van de Nederlandse F-16's en Apaches doen Nederlanders daaraan gewoon mee.

Minister Kamp:

Operatie Enduring Freedom en de ISAF-operatie van de NAVO zijn niet in elkaar geschoven; ik begrijp niet waar mevrouw Karimi het op baseert dat dit wel het geval zou zijn. Alles wat ik daarover in het verleden heb gezegd, is nog steeds van toepassing.

Verder vraagt zij wat tijdelijk en wat structureel is en of Nederland door de inzet van Apaches en F-16's niet structureel bezig is. Ook hierover hebben wij met de Kamer open gecommuniceerd. Wij hebben aangegeven dat onze F-16's in Kabul hebben gewerkt voor heel Afghanistan, dat ze nu vanuit Kabul werken voor Zuid-Afghanistan en dat ze binnenkort vanuit Kandahar gaan werken voor Zuid-Afghanistan. Verder hebben wij aangegeven dat wij en de Britten over Apachegevechtshelikopters beschikken, maar de Canadezen niet, en dat wij de Canadezen met die helikopters ondersteuning geven als dat noodzakelijk is, net als wij ondersteuning van de Canadezen krijgen bij het beschermen van onze eigen konvooien. Ik heb al gezegd dat dit een klus is die je gezamenlijk opknapt en waar je gezamenlijk voor staat; je helpt elkaar waar dat nodig en verantwoord is.

Wat betreft de vraag wat nu precies tijdelijk en incidenteel is, zou ik willen zeggen dat de Kamer maar moet kijken hoe ik dat precies in de praktijk invul. Als een operatie wordt gepland met een te verwachten duur van een paar dagen of een week, zou je kunnen spreken van iets wat incidenteel of tijdelijk is. Echter, zodra Nederland het verzoek bereikt om voor de winterperiode 300 man extra beschikbaar te stellen voor Helmand, dan heeft dat een meer structureel karakter. Het is mijn werk om een en ander op een verantwoorde manier te bezien. Als er iets structureels aan de orde is, zal ik dat melden en zal ik er open over zijn. Ik ben van plan om op die wijze te handelen.

Naar boven