Vragen van het lid Van Hijum aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over niet ingevulde leerbanen in het mkb en de aanpak van jeugdwerkloosheid.

De heer Van Hijum (CDA):

Voorzitter. Het afgelopen weekeinde luidde het mkb de noodklok over het feit dat veel stageplekken in de bouw, de techniek en de zorg onbenut blijven. De afgelopen jaren heeft het kabinet veel gedaan om het aantal stageplaatsen en leerwerkplekken uit te breiden: via een combinatie van leren en werken wordt leerlingen in het beroepsonderwijs, maar ook voortijdig schoolverlaters perspectief geboden op een baan. Nu blijkt echter dat veel van die plekken onbenut blijven. Het CDA vindt dit niet acceptabel, mede gelet op het feit dat jaarlijks nog ongeveer 16.000 jongeren de school verlaten zonder diploma. Het mkb noemt twee mogelijke redenen voor het niet vervullen van de stageplekken: in de eerste plaats onvoldoende motivatie bij de jongeren zelf en in de tweede plaats gebrekkige bemiddeling door scholen, gemeenten en het CWI.

Klopt het beeld dat veel stageplekken in de zorg, de bouw en de techniek momenteel onvervuld blijven en, zo ja, om hoeveel plekken gaat het daarbij? Is de staatssecretaris met de CDA-fractie van mening dat het onacceptabel is dat deze stageplekken, die met veel moeite en inzet door het bedrijfsleven zijn gecreëerd, onvervuld blijven? Is de staatssecretaris bereid, op korte termijn in overleg met gemeenten, scholen en CWI te bekijken hoe de toeleiding naar stageplekken op regionaal niveau kan worden verbeterd? Zijn er voldoende sanctiemogelijkheden voor jongeren die onvoldoende meewerken aan het verbeteren van hun eigen perspectief? Wanneer ontvangt de Kamer een uitgewerkt voorstel voor een leerwerkplicht voor jongeren tot 23 jaar?

Staatssecretaris Van Hoof:

Voorzitter. Het beeld over de beschikbaarheid van stageplekken varieert. Inderdaad is in het algemeen een mismatch te constateren, zij het dat die per regio en per opleiding enorm verschilt. Er zijn sectoren waar men inderdaad niet genoeg jongeren kan krijgen voor de beschikbare plekken, maar er zijn ook sectoren waar meer behoefte aan leerbanen is. Daarbij heb ik het vooral over de sectoren administratie en detailhandel. In het algemeen is er een mismatch, afhankelijk van de opleiding. Verder kan worden gezegd dat bij alles wat te maken heeft met administratie en detailhandel de belangstelling van jongeren groter is dan bijvoorbeeld in de techniek. De voorzitter van de Taskforce Jeugdwerkloosheid zegt altijd dat er meer belangstelling is voor zitbanen dan voor loopbanen, een aardige duiding van de problematiek. Volgens de collega's van Onderwijs praten wij op zo'n 450.000 deelnemers aan het beroepsonderwijs over een tekort van zo'n 12.000 plaatsen, waarbij de meeste knelpunten in de grote steden zitten. Dit is natuurlijk een situatie die wij niet kunnen accepteren; het is van het grootste belang dat er het nodige aan gebeurt. Dat kan langs verschillende lijnen. Zo valt er iets te doen bij de jongeren zelf. Wij hebben het dan over beroepskeuzevoorlichting; wij moeten jongeren duidelijk maken hoe de arbeidsmarkt er nu en in de toekomst uitziet. Daarvoor zijn beroepsvoorlichters nodig. Het beeld van het beroep dat er onder jongelui bestaat, moet worden aangepast. Dit is een van de taken die onder andere de Taskforce Jeugdwerkloosheid op zich heeft genomen. Men werkt daar bijvoorbeeld met de internetsite opleidingenberoep.nl. Ook organiseert men samen met Colo, het Platform vmbo en andere instanties open dagen. Daarnaast is er een aparte pr-campagne die niet alleen op jongeren is gericht, maar ook op ouderen. Dit zijn enkele actiepunten om de "mindset" bij jongeren vorm te geven, zodat zij beter kunnen bepalen waar zij op de arbeidsmarkt hun toekomst moeten zoeken.

Inderdaad hebben wij via de Werktop 135 mln. extra middelen beschikbaar gesteld – ik denk dat de heer Van Hijum hierop doelt – die bestemd zijn voor het creëren van breed over het vmbo en het mbo verdeelde stageplaatsen. Verder kan ik de heer Van Hijum zeggen dat ik verwacht dat binnen niet al te lange termijn het voorstel van het kabinet inzake een leerwerkplicht tot 23 jaar aan de Kamer zal worden aangeboden.

Het overleg met gemeenten, scholen en het CWI vindt op dit moment al plaats. Bijvoorbeeld in Amsterdam en Rotterdam zijn heel goede afspraken gemaakt tussen de gemeente en het roc, afspraken die op dit moment ook verder gebruikt worden in andere gemeenten in het land. Het kabinet wil de mbo- en vmbo-instellingen wijzen op hun verantwoordelijkheid voor het helpen van jongeren dienaangaande. Het kabinet ondersteunt de roc's daar ook bij.

De sanctiemogelijkheden voor jongeren die zich niet houden aan de schoolplicht zijn bekend. Verder is er een mogelijkheid voor sanctie op het moment dat er een uitkering wordt aangevraagd; dan kunnen gemeenten jongelui snel teruggeleiden naar school of werk.

Verder lees ik in hetzelfde krantenbericht waaraan is gerefereerd, dat MKB-Nederland ver voor de einddatum in 2007 de 10.000 leerbanen die men beschikbaar had gesteld, ook vervuld heeft gekregen. Het lukt dus in een groot aantal gevallen ook wel.

De heer Van Hijum (CDA):

Voorzitter. Ik denk dat het belangrijk is om te constateren dat wij langzaam maar zeker te maken krijgen met een andere arbeidsmarkt; het aantal vacatures neemt toe en de werkloosheid neemt af, gelukkig ook onder jongeren. Het blijft echter een enorme opgave, ook de komende periode, om jongeren naar de arbeidsmarkt toe te leiden, met name de jongeren die er op een grotere afstand van staan, en om ervoor te zorgen dat daarbij optimaal gebruik wordt gemaakt van alle stageplaatsen en leerwerkplaatsen die wij met elkaar creëren. Ik hoor de staatssecretaris zeggen dat er inderdaad sprake is van een mismatch, die per regio en per sector weliswaar verschilt. Dit is mijns inziens hét aangrijpingspunt om nu echt actief aan de slag te gaan en ervoor te zorgen dat de jongeren die wij perspectief kunnen bieden, ook daadwerkelijk dit perspectief geboden wordt. Waar de staatssecretaris aangeeft dat hiervoor meerdere aardige projecten beschikbaar zijn, zou ik tegen hem willen zeggen: ga daarmee aan de slag en probeer die ook in andere regio's te introduceren. Wellicht kan hij ook nog wat meer zeggen over het tempo waarin hij een en ander wil uitrollen, juist ook om de samenwerkingsafspraken tussen werkgevers, scholen, gemeenten en het CWI per regio zo goed mogelijk vorm te geven.

Ik heb ook gevraagd naar de leerwerkplicht. De CDA-fractie hecht er bijzonder aan dat hierover op korte termijn een voorstel aan de Kamer wordt voorgelegd. Kan de staatssecretaris hierover opheldering geven?

Staatssecretaris Van Hoof:

Voorzitter. Om met de laatste vraag te beginnen: het zijn de collega's van Onderwijs die dienaangaande het initiatief hebben. Mij is overigens wel bekend, dat naar verwachting op niet al te lange termijn een stuk hierover de Kamer zal bereiken. Ik weet dat het hedenmorgen in de onderraad aan de orde is geweest, maar wat de uitkomst daarvan precies is weet ik niet, aangezien ik niet bij die bespreking aanwezig was.

De noodzaak waarnaar de heer Van Hijum verwees, delen wij. Het feit dat er al heel veel is gebeurd, dat er afspraken in de Werktop zijn gemaakt, dat er vanuit de gemeenten en grote steden afspraken zijn gemaakt en dat er vanuit Onderwijs maar ook door de directie Leren en Werken heel veel activiteiten worden ondernomen, ondersteunt de constatering die de heer Van Hijum en ik delen dat de noodzaak groot is.

Over de uitrol waarnaar de heer Van Hijum vroeg, heb ik op dit moment geen planmatig schema voorhanden. Als hij dat wenst, ben ik overigens graag bereid de Kamer nadere informatie hieromtrent te verschaffen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. Ik ben blij te horen dat er wat betreft de wensen van D66 om meer doelen te formuleren ten aanzien van het plaatsen van leerlingen, inmiddels ook geld is uitgetrokken. Voor 20.000 stageplaatsen is 20 mln. geïnvesteerd; er is 15 mln. geïnvesteerd voor mbo en meer simulatiestagewerkplaatsen. Ik heb herhaalde malen een verzoek daartoe gedaan. De staatssecretaris heeft gesproken over de plaatsen waar niet genoeg leerlingen voor zijn omdat die plekken niet gewild of geliefd zijn. Hij heeft niet gezegd hoe wij ervoor kunnen zorgen dat die plaatsen ook in de toekomst gevuld worden. Hoe krijgen wij de leerlingen zo ver om die opleidingen te kiezen?

Staatssecretaris Van Hoof:

Ik heb in dat kader verwezen naar onder andere de activiteiten van de Taskforce Jeugdwerkloosheid. Ik heb de verschillende activiteiten genoemd met betrekking tot beroepskeuzevoorlichting. De Taskforce gaat daarop nadrukkelijk inzetten. Ik heb gewezen op de internetsite, een portal waarachter heel veel informatie over studie en beroepskeuze beschikbaar is voor vmbo- en mbo-leerlingen. Via die portal kunnen zij inzicht krijgen in de kansen op werk en stage in een bepaalde regio en sector. Men kan de eigen positie op de arbeidsmarkt in beeld brengen en aan de hand daarvan een keuze maken. Ik heb ook de samenwerking genoemd met Colo, de organisatie van onderwijs, roc's, en diverse scholenorganisaties. Ik noem ook de actiedagen, zoals Kom in het leerbedrijf. Ik heb ook gesproken van de pr-campagne voor de ouders om die voor te lichten over hoe hun zoon of dochter de goede keuze kan maken. Op dat terrein wordt een breed scala ingezet. Daarnaast is het aan de beroepskeuzevoorlichters bij de vmbo- en mbo-instellingen om de leerlingen de benodigde informatie te geven. Dat gebeurt overigens ook.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

De staatssecretaris zegt dat er al heel veel gebeurt en dat er al heel veel afspraken zijn gemaakt. In de grote steden is er echter nog steeds sprake van een tekort van 12.000 stageplaatsen. Dat is veel te veel. De vraag is of er niet alleen gepraat wordt, maar ook voldoende gehandeld. Mijn fractie heeft iets meer dan drie weken geleden vragen gesteld naar aanleiding van de middelen die zijn afgesproken bij de werktop over stages en scholing. De staatssecretaris antwoordde daarop dat er gesproken werd over meer werkplaatsen, dat bekeken werd hoe de middelen het best besteed konden worden, dat er overlegd werd hoe de middelen en fiscale maatregelen op het terrein van scholing en werk kunnen worden ingevoerd. Dat gaat ons te langzaam. De 12.000 mensen die nu geen stageplek hebben, moeten die als de wiedeweerga krijgen.

Ik vraag de staatssecretaris om de Kamer voor 1 juni aan te geven hoe hij eraan bijdraagt om de mismatch op te lossen. Ik vraag hem ervoor te zorgen dat de middelen die eind vorig jaar bij de werktop zijn afgesproken dit halfjaar nog, het liefst nog deze maand, daadwerkelijk worden besteed. Alleen dan komen wij een stap verder.

Staatssecretaris Van Hoof:

Mevrouw Bussemaker weet dat er middelen zijn afgesproken in de werktop tussen de werkgevers en de werknemers. Het is dus ook aan die gesprekspartners om hier het een en ander aan te doen. Ik zal de urgente boodschap van mevrouw Bussemaker bij hen neerleggen. Ik teken overigens aan dat ik de door mevrouw Bussemaker benodigde informatie binnenkort kan geven.

Mevrouw Kraneveldt (LPF):

Hans de Boer, de voorzitter van de Taskforce Jeugdwerkloosheid, zegt dat als jongeren een opleiding zouden kiezen waar vraag naar is de jeugdwerkloosheid nu nul zou zijn. Jongeren kiezen echter liever voor een sexy klinkende opleiding als sport, beweging en dans. Die opleiding leidt echter nergens toe op en er is geen droog brood mee te verdienen. De staatssecretaris zegt dat met de keuzebegeleiders en de decanen gesproken moet worden en met de ouders hoe kinderen het beste naar een opleiding geleid kunnen worden. Wij weten al jaren dat leerlingen hier steeds meer voor kiezen. Toch laten de roc's het gewoon gebeuren om meer leerlingen te trekken. Ik verwacht er niet zo veel van. Deelt de staatssecretaris mijn observatie dat de overheid moet kappen in de wildgroei van opleidingen die ook in het mbo in de afgelopen jaren is ontstaan? Is hij bereid om daar met zijn collega van Onderwijs over te praten?

Staatssecretaris Van Hoof:

Ik begrijp uw zorgen. Een van de problemen is de mismatch. Een deel van de jongeren maakt een keuze die niet relevant is voor de toekomstige arbeidsmarkt. U vraagt mij om in overleg met de collega van OCW nog eens te kijken in hoeverre wij mensen anders dan door voorlichting kunnen sturen. Dat zeg ik graag toe.

Mevrouw Kant (SP):

Gelukkig zijn er nog steeds veel jongeren die kiezen voor iets waar veel behoefte aan is, zeker in de toekomst, namelijk een baan in de zorg. Het gekke is dat er juist in de zorg een groot tekort is aan stageplekken. Onlangs heeft mijn fractie een onderzoek gedaan en daaruit blijkt dat er een enorm tekort is aan stageplekken, waardoor de roc's minder jongeren aannemen voor deze opleidingen dan zij zouden willen. Er is in de toekomst echter een grote behoefte aan mensen die zijn opgeleid in de zorg. Veel van deze jongeren hebben in de toekomst een baangarantie. Het is toch raar dat er juist in deze sector een groot tekort aan stageplekken is. Hoe wil de staatssecretaris dat oplossen? Voelt hij wat voor een stagefonds? Deze instellingen worden door premiecenten betaald en zij worden geconfronteerd met financiële krapte. Daarom kunnen zij mensen vaak geen goede stageplek aanbieden.

Staatssecretaris Van Hoof:

Ik ben het er niet mee eens dat roc's geen mensen aannemen omdat er geen stageplekken zijn.

Mevrouw Kant (SP):

Ik heb een onderzoek gedaan en daaruit blijkt dat een groeiend aantal roc's als gevolg van een tekort aan stageplaatsen minder mensen aannemen voor opleidingen in de zorg dan zij kunnen aannemen.

De voorzitter:

Dit is geen debat. Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Hoof:

Ik neem kennis van wat mevrouw Kant zegt. Ik ben ook zeer geïnteresseerd in die gegevens. Ik leef in de veronderstelling dat roc's geen grote beperkingen kunnen organiseren. Zij hebben de plicht om mee te werken aan het tot stand brengen tot stagerelaties. Zij moeten ook actief stageplekken zoeken. Daar mogen roc's zich niet aan onttrekken. De regeling daarvoor is op dit moment misschien onvoldoende duidelijk. Om die reden zijn de collega's van OCW bezig dat wettelijk vast te leggen. Het wetsvoorstel inzake educatie en beroepsonderwijs komt binnenkort naar de Kamer. Anders dan de werktopgelden en de fondsen die het kabinet sowieso beschikbaar stelt, zie ik op dit moment geen mogelijkheden om welk fonds dan ook te organiseren.

Mevrouw Örgü (VVD):

Ik begin met een compliment voor de Taskforce Jeugdwerkloosheid die fantastisch werk heeft gedaan. Alleen is de Taskforce nog lang niet klaar, want het probleem van de jeugdwerkloosheid is nog niet opgelost. Ik kom nog even terug op de mismatch. De staatssecretaris is even ingegaan op de sanctiemogelijkheden voor jongeren die hun plekken niet accepteren. Welke sanctiemogelijkheden ziet de staatssecretaris? Welke ideeën heeft hij hierover? Kan hij die vermelden in de brief?

Staatssecretaris Van Hoof:

Ik maak eerst een opmerking over de omvang van de jeugdwerkloosheid. Ik denk dat er een heel genuanceerd beeld naar voren komt als wij daar nader naar gaan kijken. Collega Rutte en ik hebben de Taskforce onlangs in een bestuurlijk overleg gevraagd om de omvang, de duur en het karakter van de jeugdwerkloosheid in beeld te brengen. Dan weten wij ook exact waar wij het over hebben. Dan hoeven wij er niet steeds in algemene termen over te spreken. Wij werken nu aan wat meer inzicht in de omvang. Dat betekent dat wij met wat meer gerichte oplossingen kunnen komen. Dan kunnen wij ook kijken naar de sanctiemogelijkheden. Naar mijn stellige overtuiging kunnen de sancties alleen in beeld komen als een schoolverlater een uitkering vraagt. Dan kun je zo'n jongere nog aanspreken, afhankelijk overigens van de leerplichtige leeftijd. Op dat punt komt er een voorstel van het ministerie van OCW. Ik heb al naar aanleiding van de vragen van de heer Van Hijum aangegeven dat de notitie van het kabinet over de leer/werkplicht tot 23 jaar de Kamer zeer binnenkort zal bereiken.

Naar boven