Vragen van het lid Kalsbeek aan de minister van Justitie over crisisopvang van jongeren in penitentiaire inrichtingen.

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

Voorzitter. De meest ingrijpende maatregel in een gezin is de gedwongen uithuisplaatsing van een kind. Daarmee kan niet worden gewacht wanneer er echt reden voor is. Dat is een mooie zin; een zin die iedereen zal onderschrijven. Het is een citaat. Een citaat van dit kabinet uit de gezinsnota die net uit is. Maar helaas, het blijft bij die mooie woorden. Voor vijftig kinderen – dertig meisjes en twintig jongens van wie de rechter heeft besloten dat zij in een gesloten setting moeten worden opgevangen en wel meteen – is geen plaats. Vijftig kinderen en jongeren zoals Suzan, vijftien jaar oud, over wie een kinderrechter, haar vader en haar advocaat ons het afgelopen weekend via de media hebben verteld.

Suzan heeft dankzij de media-aandacht nu een plaats. Zij was ongeveer nummer 20 op de wachtlijst. De negentien kinderen die voor haar stonden, moeten dus nu nog langer wachten en ook die hebben problemen zoals Suzan.

Wat te denken van dat veertienjarige, door oorlog getraumatiseerde kind dat al jaren thuis wordt mishandeld? En wat te denken van dat vijftienjarige, ernstig gestoorde meisje met een schizofrene moeder en een vader die dood is? Waar moeten zij heen? Naar de wachtlijst, waar geen bed en geen veiligheid is.

Deze verhalen kunnen in nog vijftig variaties worden verteld. Al deze kinderen voldoen aan de strenge criteria die zijn omschreven in het convenant crisisplaatsingen. Dat crisisconvenant is in juni 2001 gesloten. Het ging om snelle plaatsingen die kort zouden moeten duren. Snel geplaatst wordt er dus niet meer en kortdurende plaatsingen gebeuren ook allang niet meer.

De ombudsman wees er in 2004 op dat het praktijk was geworden dat kinderen inmiddels gemiddeld vier, vijf maanden op een plaats zitten die weliswaar veilig is, maar die slechts is bedoeld als crisisopvang. Inmiddels zijn er gevallen bekend van jongeren die 8 maanden op een crisisplaats zitten. De hele zaak is verstopt. Kinderen stromen niet door naar plaatsen waar zij kunnen worden behandeld en bijgevolg kunnen kinderen in zeer onveilige situaties niet worden opgevangen.

Mijn vraag aan de minister is: hoe kan dit? Hoe heeft dit zo uit de hand kunnen lopen? Waarom heeft de minister niets of kennelijk te weinig gedaan na de waarschuwingen die hij kreeg van de ombudsman, die letterlijk zei dat de minister ernstig tekort is geschoten in het treffen van maatregelen om de problematiek op te lossen? Wat heeft de minister gedaan toen de prognoses van het WODC in november 2005 aangaven dat de capaciteit van de JJI's wordt belast omdat er een weliswaar kleine, maar ik citeer: "snel groeiende groep is van crisisplaatsingen en correctieplaatsingen vanuit de behandelinrichtingen." Einde citaat.

Waarom heeft de minister niet gereageerd toen ook hij gehoord moet hebben dat het regelmatig gebeurt dat kinderen na een halfjaar crisisplaatsing gewoon weer op straat worden gezet? Hoe kan het gebeuren dat de minister die de zorg voor gezin en kind hoog in het vaandel heeft staan – en dat is terecht – vijftig kinderen in een gevaarlijke situatie laat zitten? Wat gaat hij hieraan doen? Het gaat om kinderen die door de rechter aan de minister van Justitie zijn toevertrouwd en aan niemand anders voorlopig. Hij is nu gehouden om hun veiligheid te bieden.

Minister Donner:

Voorzitter. Ik stel voorop dat ik situaties zoals die, die dit weekend aan de orde waren, evenzeer betreur en dat ik blij ben dat er in Nederland rechters zijn die zich hiervoor zo inzetten. In dit geval heeft dat geleid tot een plaatsing in een politiecel, die niet in overeenstemming is met het convenant over de crisisopvang, maar door de besluiten van deze rechter is een naar diens oordeel nog onwenselijker situatie voorkomen. Wij hebben dit een- en andermaal in de Kamer besproken en de oplossingen zijn in lijn met deze besprekingen. Naar aanleiding van de rapporten van de ombudsman en anderen en berichtgeving in de media heeft de Kamer er sterk op aangedrongen om civielrechtelijke en strafrech telijke plaatsingen van elkaar te scheiden. In reactie daarop heeft de Kamer een brief ontvangen waarin werd geconstateerd dat het primaire probleem op dit terrein wordt gevormd door de opvangmogelijkheden in de sfeer van VWS en dat om die reden de groeibudgetten, zoals die afgesproken waren met de Kamer voor 2005 en 2006, primair naar capaciteit bij VWS gaan om deze kinderen te kunnen behandelen. De behandelruimte wordt op dit moment opgeleverd, zij het helaas niet zo snel als indertijd is voorzien. Het voorbeeld dat mevrouw Kalsbeek noemt, is bij uitstek een geval waar geen strafrechtelijke antecedenten zijn, terwijl het kind ook niet valt in de categorieën A en B van het convenant, zodat de inspanning erop is gericht om zo snel mogelijk een plaats voor het kind te vinden. Hier is een civielrechtelijke plaats nodig, omdat het onwenselijk is, zoals de Kamer heeft aangegeven, dit te vermengen met de strafrechtelijke gevallen. Het geval wil dat de kinderrechters op dit moment nog geen directe plaatsingen in VWS-inrichtingen mogelijk achten, omdat de wet daarvoor nog niet is gewijzigd. Ik geloof dat de voorstellen daartoe bij de Kamer liggen. Het gaat er nu primair om, de capaciteit bij VWS zo snel mogelijk uit te breiden. Ik kan namelijk wel de capaciteit binnen de justitiële inrichtingen uitbreiden, maar die wordt vervolgens niet benut, als wij tot scheiding komen. De Kamer zegt dan vervolgens dat wij minder moeten scheiden. Kortom, het is betreurenswaardig.

Ten dele hebben wij hier te maken met het effect van de Wet op de jeugdzorg, die tot gevolg heeft dat het beroep op de inrichtingen veel sterker is gestegen dan ooit werd verwacht ten tijde van de sluiting van het convenant over de crisisopvang. Er zijn daarvoor toen geen budgettaire voorzieningen getroffen. Die zijn sindsdien wel getroffen. Ik vrees dat iedere keer dat het kabinet daarvoor meer gelden uittrekt, ook de vraag verder stijgt. Men kan echter niet zeggen dat dit kabinet in de afgelopen jaren niet iedere keer meer gelden heeft uitgetrokken voor de opvang van kinderen en de problematiek in de jeugdzorg. Wij doen er alles aan om enerzijds de uitplaatsingen naar VWS te versnellen en anderzijds de ruimte binnen de JJI-inrichtingen waar mogelijk te vergroten. Dit heeft ook te maken met fluctuaties in het aanbod, waarop niet op ieder moment een antwoord kan worden gevonden en waarvan zonder meer zeer betreurenswaardige en zeer droevige situaties het gevolg zijn. Wij proberen met man en macht om daarvoor een oplossing te vinden, maar deze situaties hangen samen met de huidige overgang van de justitiële en strafrechtelijke opvang naar de civielrechtelijke opvang. Bepaalde frictiebeperkingen zijn daarbij onvermijdelijk.

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

Het spijt mij dit te moeten zeggen, maar de minister miskent de ernst van de situatie en hij miskent de feiten. Hij zegt een aantal dingen die apert onjuist zijn. Het is niet waar dat dit meisje niet zou vallen onder het convenant. Zij valt onder categorie 3B.

Minister Donner:

Dat heb ik niet gezegd.

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

Dat hebt u wel gezegd. Dat geldt ook voor de 50 andere kinderen. De minister zegt dat aan oplossingen wordt gewerkt, maar wij moeten helaas vaststellen dat dat niet het geval is. Voor deze crisisplaatsingen is aan de orde dat deze kinderen binnen een week worden geplaatst in een justitiële jeugdinrichting. Dat is verlengd tot twee weken, wat ik al moeilijk vind. Verder geldt dat zij worden geplaatst in een groep met onder toezicht gestelde kinderen. Het heeft verder niets te maken met de scheidingsoperatie waarmee de minister nu bezig is.

De minister spreekt over de uitbreiding van de capaciteit bij VWS. Die moet er inderdaad komen en zo snel mogelijk. De capaciteit had al uitgebreid moeten zijn. Voorlopig vallen de vijftig kinderen echter onder de verantwoordelijkheid van de minister. Justitie heeft een naam hoog te houden als het gaat om het uit de grond stampen van voorzieningen waar mensen 24 uur per dag moeten worden opgevangen. Waarom kan het niet voor vijftig kinderen, kinderen die thuis mishandeld worden, die in de prostitutie zitten, die weglopen of die verslaafd zijn? Waarom kan dat niet? Ik begrijp niet dat de minister dit niet meer op zijn fatsoen trekt. Zij moeten gewoon binnen een week worden geplaatst op een plek waar zij veilig zijn.

Minister Donner:

Er is sprake van een misverstand als u mij hebt horen zeggen dat dit meisje niet onder het convenant zou vallen.

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

Des te ernstiger!

Minister Donner:

Zij valt niet onder de categorieën A en B.

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

Zij valt onder categorie 3B.

Minister Donner:

Zij valt, ook volgens de coördinator en de voogd zelf, onder categorie 3C.

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

Zullen wij het erover eens zijn dat het meisje in een buitengewoon ernstige situatie verkeert? Kunnen wij het daarover eens zijn, evenals over de twee andere voorbeelden en de 48 andere kinderen die allen in een onveilige situatie verkeren?

Minister Donner:

Ik zei zojuist dat het een misverstand is dat ik gezegd zou hebben dat zij niet onder het convenant valt. Volgens de begrippen valt zij onder categorie 3C, waarvoor er wel een inspanning is en wij zo goed mogelijk ons best moeten doen om ze te plaatsen, zo mogelijk binnen een week en zo snel mogelijk. Ik heb wel te maken met anderen op die lijst die in een hogere categorie vallen, waarbij wij binnen een week moeten zorgen voor opvang. Ik ben mij er ook van bewust dat de rechter in casu meent dat het kind in de A-categorie valt, maar dat het niet het oordeel is van de andere betrokkenen.

Verder kunt u niet zeggen dat er geen maatregelen zijn genomen, omdat keer op keer, zowel bij de begroting als de voorjaarsnota, extra middelen zijn uitgetrokken voor de opvang van de jeugdzorg. Het gaat hier primair om kinderen voor wie de capaciteit binnen de VWS-kaders gevonden moet worden. Dan kunt u wel zeggen dat zij op dit moment nog vallen onder de verantwoordelijkheid van Justitie. In die zin wordt binnen Justitiekring die ruimte gezocht. Ik heb met de Kamer besproken – en de Kamer heeft het ook gebillijkt – dat de ruimte primair wordt gevonden door een uitstroom naar de VWS-inrichtingen, door daar de behandelingsruimte te creëren. Daarvoor worden de middelen aangewend. Met de Kamer is besproken en afgehandeld dat de groeibudgetten naar VWS gaan om daar de ruimte te creëren. Er wordt dus volop gewerkt aan oplossingen. Natuurlijk kan op ieder moment het probleem ontstaan dat wachtlijsten ontstaan op deze wijze. Ik ben daar niet trots op en ik klop mij daarover ook niet op de borst. Ik doe mijn best. Als u echter zegt dat Justitie een oplossing kan vinden... Wij hebben op dit moment nog niet de keuze gemaakt om ruimte voor opvang in containers te vinden. Wij willen voor deze opvang niet voorzieningen zoals in Zeist creëren. Als het nodig is, kunnen wij het doen. Met deze Kamer is echter besproken dat dat niet de wijze is om pieken op te vangen. Laten wij eerst proberen de budgetten en de ruimte te vinden binnen de VWS-opvang, waar deze kinderen horen.

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

Niemand in deze Kamer heeft op enig moment ooit gezegd dat kinderen in crisissituaties maar even moeten wachten, omdat eerst de VWS-capaciteit moet worden uitgebreid. Moeten er echt nog grotere ongelukken gebeuren? Moeten wij wachten op de dag dat een kind op uw wachtlijst inderdaad wordt doodgeslagen door zijn vader of moeder? Moeten wij daarop wachten? Het lijkt mij niet! Ik vraag de minister om een brief te sturen naar de Kamer, waarin hij over het afgelopen jaar precies aangeeft hoeveel kinderen van welke categorie hoe lang op de wachtlijst hebben gestaan voor de crisisopvangplaatsen volgens het convenant.

Minister Donner:

Natuurlijk kunnen wij op elk moment meer cijfers naar de Kamer sturen. Als uw Kamer aangeeft daar behoefte aan te hebben, zal ik dat gaarne doen. U kunt natuurlijk zeggen dat niemand in deze Kamer uitdrukkelijk een bepaalde keuze heeft gemaakt. Iedere keuze die wij hier maken, in een veld waarin beschikbare middelen en capaciteit schaars zijn, heeft implicaties. De implicatie van de keuze heeft hier ook duidelijk voor ogen gestaan. Als men de budgetten voor de groei van de opvang in de justitiële inrichtingen overbrengt naar VWS om daar behandelruimte te creëren, dan wordt de daarmee overeenkomende groei binnen justitiële inrichtingen niet gevonden. Er wordt gezocht naar meer ruimte binnen de begroting. Hoe kunnen wij oplossingen vinden met de huidige middelen en met de middelen die wij eventueel nog extra uittrekken? Het verschijnsel van de heel sterk stijgende groei – binnen drie jaar zijn wij geconfronteerd met een verdubbeling van het beroep op de capaciteit – hebben wij zo goed mogelijk opgevangen. Wij proberen het in overleg met de Kamer op te vangen volgens de preferenties van de Kamer. Ik verantwoord de overgangssituaties en zal de Kamer daar een brief over sturen. Dat bespaart de Kamer de moeite om uitdrukkelijk te zeggen wat impliciet in haar keuzes besloten ligt. De Kamer kan blij zijn dat er een kabinet is dat het wél verantwoordt.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Voorzitter. Het verbaast mij dat de minister niet op zijn minst ook treurnis uitspreekt over het feit dat kinderen in een politiecel moeten wachten op een crisisplaats waar zij wél hulp kunnen krijgen. Ik hoor de minister niet zeggen dat hij dat ook zelf niet acceptabel vindt. Wat ik tot nu toe nog niet gehoord heb, is wat de minister denkt te kunnen gaan doen om te voorkomen dat het in de toekomst vaker gaat gebeuren.

Minister Donner:

Voorzitter. Ik vrees dat er iets mis is met de gehoorapparatuur, want ik ben mijn reactie begonnen met uit te spreken dat het zo niet hoort. Ik heb evenzeer aangegeven dat ik blij ben dat er mensen zijn die zich deze situatie aantrekken. Wij zijn bezig met het vinden van oplossingen. Dat geluid heeft mevrouw Lambrechts kunnen horen; bij dezen herhaal ik het. Een rechter heeft besloten om bij wijze van ingreep dit meisje in een politiecel te zetten. Gegeven de situatie is dat niet de normale lijn die kinderrechters volgen. Dat heeft te maken met de wijze waarop deze rechter erbij betrokken is. Daarmee heeft hij een situatie geschapen die afgelopen maandag is opgelost door bij voorrang voor andere kinderen een oplossing te vinden. Volgens het crisisconvenant zouden andere kinderen een hogere urgentie hebben. Ik heb aangegeven op welke wijze het kabinet voortdurend in het licht van deze situatie probeert oplossingen te vinden. Iedere keer, ook bij de Voorjaarsnota, worden weer extra middelen uitgetrokken om de groeiende jeugdproblematiek op te vangen. Op een bepaald moment kan datgene wat wij doen, achterblijven bij de groei van het beroep op voorzieningen. Dat is onvermijdelijk, dat is niet te voorkomen. De Kamer moet de lijn van aanpak van het kabinet beoordelen. Deze lijn is met de Kamer besproken en door haar gebillijkt.

De heer Çörüz (CDA):

Voorzitter. Het is mooi dat dit meisje uiteindelijk goed terechtgekomen is. Terecht zegt de minister dat er sneller naar de VWS-sector uitgeplaatst moet worden. Het zou mij een lief ding waard zijn als wij de discussie niet weer vermengen door de "civielrechtelijke kinderen" in een strafrechtelijke situatie op te vangen. Die hele discussie hebben wij achter de rug. Ik ben benieuwd naar de toelichting van de minister naar aanleiding van de uitspraak van de rechter. De rechter heeft bepaald dat het kind in een politiecel moest worden geplaatst. Daarmee heeft hij druk op de ketel gezet. Dit meisje is daardoor goed terechtgekomen, maar ik zie het precedent voor andere situaties. Hoe kunnen wij dit op een prudente manier oplossen?

Minister Donner:

Dat kan niet op een prudente manier worden opgelost als dit instrument op een gegeven moment op deze wijze zal worden gebruikt om af te wijken van de prioriteitenlijsten zoals die in het crisisconvenant zijn vermeld. De Kamer moet mijn woorden overigens niet opvatten als kritiek op die rechter. Die heeft in de gegeven omstandigheden immers gedaan wat naar zijn overtuiging goed was om het kind te beschermen. Nu is er echter sprake van een discrepantie. Er wachten immers vijftig kinderen op een plaatsing. Als ik een kind voorrang geef dat niet tot die vijftig behoort, dient de laatste in de rij langer te wachten.

Mevrouw Örgü (VVD):

Kan de minister klip en klaar zeggen binnen welk tijdsbestek hij de 50 jongeren zal plaatsen? En wat is hij van plan om te doen met de kinderen die daarna volgen? Ik betreur het dat hij teruggrijpt naar allerlei beslissingen die de Kamer heeft genomen. Het is gemakkelijk om dit probleem door te schuiven naar het ministerie van VWS. De minister spreekt uiteindelijk immers namens het kabinet en hij is medeverantwoordelijk voor de keuzes die het maakt. De minister van Justitie behoort een oplossing voor dit probleem aan te dragen. Wij hebben hem de afgelopen weken al eerder vragen over deze kwestie gesteld.

Minister Donner:

Afgelopen vrijdag heeft de Kamer vernomen dat het kabinet de zogenaamde voorjaarsbrief heeft vastgesteld. Zij is geïnformeerd over de wijze waarop het kabinet in de loop van dit jaar extra middelen beschikbaar zal stellen voor de jeugdproblematiek. Ook de capaciteit in instellingen van het ministerie van VWS voor deze behandeling maakt daarvan onderdeel uit. Het is niet mijn intentie om het probleem naar een ander over te hevelen. Het gaat in dit geval om een keuze die uitdrukkelijk door de Kamer is gemaakt, namelijk dat dergelijke gevallen bij uitstek niet samen met strafrechtelijke gevallen moeten worden opgevangen. Vanwege de gesloten opvang is het op dit moment nog nodig om de ingang te vinden bij een JJI, maar de primaire oplossing moet worden gevonden in behandeling van in- en uitstroom naar VWS-instellingen. Daarover is met de Kamer gesproken en dat is de lijn. Ik zal over deze situatie in overleg treden met de staatssecretaris van VWS met de intentie om te weten te komen binnen welke termijn voor de genoemde vijftig kinderen een oplossing kan worden gevonden. Het is mogelijk dat dit probleem snel is opgelost. In de praktijk is immers gebleken dat er vaak sprake is van golfbewegingen. Op het ene moment bestaat er behoefte aan plaatsing en op het andere moment niet. Als er een piek ontstaat, is het voor mij niet mogelijk om voor problemen direct een oplossing aan te dragen.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik verbaas mij over de opmerkingen van de minister. Hij lijkt zichzelf te definiëren als een willoos werktuig van het ministerie van VWS. Wat is zijn verantwoordelijkheid op dit terrein? Dit probleem dient toch te worden opgelost? Het is toch niet de bedoeling dat er 50 kinderen op een wachtlijst staan?

Minister Donner:

Ik heb diverse malen gezegd dat ik geen willoos werktuig ben van het ministerie van VWS. Evenmin ben ik een willoos werktuig in de handen van de Kamer. Het kabinet heeft wat dit betreft een duidelijke keuze gemaakt: de groeibudgetten van 2005 en 2006 worden overgeheveld naar het ministerie van VWS om de capaciteit te scheppen die voorzienbaar is. Inmiddels is bekend dat daarvoor nog meer budgetten worden vrijgesteld. Het kabinet is voortdurend bezig om een antwoord te vinden op deze vragen. Ik herhaal dat er sprake is van golfbewegingen. Op het ene moment zijn er 50 aanmeldingen van mensen voor wie ik niet meteen een plaats heb en op het andere moment zijn er te veel plaatsen. Dat is de werkelijkheid. Ook probeer ik op andere manieren binnen justitiële inrichtingen plaatsen voor deze jongeren te vinden. Dat kan zelfs inhouden dat ik die tijdelijk in andere groepen moet plaatsen dan waar zij gewenst zijn. Hoe meer parameters worden toegevoegd, des te groter de tekortkomingen, maar er wordt aan alle kanten aan oplossing van deze problematiek gewerkt, net zoals in het individuele geval een oplossing is gevonden.

Mevrouw Van Dijken (PvdA):

U loopt te makkelijk weg van het feit dat ú verantwoordelijk bent, ook voor de werkbaarheid van de situatie van de kinderrechters. U dwingt hen beslissingen te nemen die weliswaar creatief zijn en even een noodoplossing kunnen bieden, maar absoluut geen bestendige oplossing zijn. U wijst te veel naar VWS. Van u verwacht ik verantwoordelijkheidsgevoel en de bereidheid tot het dan maar vinden van creatieve oplossingen. Inderdaad, de toekomst kan niemand voorspellen. Ik zie in de toegezegde brief niet alleen graag terug hoeveel van de 50 kinderen zijn uitgeplaatst, maar ook hoelang men op een wachtlijst heeft verbleven.

Minister Donner:

Ik word aangesproken op een verantwoordelijkheid die ik hier een- en andermaal heb genomen. Ik heb de zaak niet naar VWS geschoven, en ik heb aangegeven dat binnen Justitie wordt gekeken naar andere creatieve oplossingen. Ik ga niet herhalen wat ik heb gezegd.

Naar boven