Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Karimi.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. Ik zou graag een brief vragen aan de ministers van Defensie, Buitenlandse Zaken en Binnenlandse Zaken over het volgende. Vorige week vrijdag was er een uitzending van het VPRO-radioprogramma Argos over de manier waarop vertrouwelijke informatie aan de Tweede Kamer wordt gegeven door de verschillende bewindslieden. In die uitzending werd de suggestie gedaan dat bij de voorbereiding van de Irak-oorlog in maart 2003 op verschillende manieren Nederlandse F-16's of andere militairen betrokken zijn geweest. Die suggestie is al eerder gedaan, maar interessant aan deze uitzending was dat de heer Bos, de fractievoorzitter van de PvdA, de suggestie eigenlijk bevestigde dat de fractievoorzitters van PvdA, CDA en VVD individueel in die tijd, namelijk rond maart 2003, geïnformeerd zijn door de Nederlandse regering over de inlichtingenpositie van Nederland in Irak.

Dat was voor mij nieuw en het is ook erg interessant om te weten of de Nederlandse regering dat kan bevestigen. Daar zou de brief dus over moeten gaan. Is dat gebeurd? Waar ging de informatie over? En waarom heeft de Nederlandse regering ervoor gekozen om drie individuele Kamerleden, met alle respect voor hun positie van fractievoorzitter, te informeren en niet de Kamer op de manier die daarvoor is bedoeld? Is de regering bereid om dezelfde informatie nu via de geëigende kanalen ter beschikking te stellen aan de Tweede Kamer?

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Defensie, de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister van Buitenlandse Zaken.

Daartoe wordt besloten.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. Ik zou deze brief graag uiterlijk over twee weken ontvangen.

De voorzitter:

Dat verzoek wordt ook meegezonden.

Het woord is aan mevrouw Huizinga-Heringa.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Voorzitter. Vorige week heb ik een brief gevraagd van het kabinet naar aanleiding van een uitzending van Netwerk over mensenhandel en het dumpen van Somalische kinderen. Die brief hebben wij gekregen. Tegelijkertijd is er een uitgebreidere brief aangekondigd voor maart. Ik ben gevoelig voor het argument om een breed debat over deze zaak pas te voeren als wij ook de tweede brief, die voor maart is toegezegd, hebben ontvangen. Het lijkt mij verstandig om op vrij korte termijn daarna een debat te voeren. Toch blijven er voor mij enkele spoedeisende vragen over, die ik graag deze week beantwoord zou willen hebben. Daarom vraag ik een interpellatiedebat aan, met minister Bot over de rol van de ambassade, met minister Donner over een snelle aanpak van daders, van wie een aantal nu bekend is, en met minister Verdonk over de toelating van Somaliërs.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik steun het verzoek, maar vraag of het mogelijk is het interpellatiedebat om te zetten in een spoeddebat.

De heer Klaas de Vries (PvdA):

Ik heb respect voor de afweging die mevrouw Huizinga maakt. Ik geloof dat wij inderdaad een debat zouden moeten voeren als wij de uitvoerige informatie van de regering hebben, maar nu mevrouw Huizinga thans vraagt om de regering enkele vragen te mogen stellen in een interpellatiedebat, zullen wij haar verzoek graag steunen.

De heer Van Fessem (CDA):

Een interpellatiedebat lijkt mij een uitstekende manier om kort over deze zaak te debatteren.

De heer Visser (VVD):

Ik sluit mij aan bij de twee vorige sprekers.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Ik ook.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Ik heb aanvankelijk overwogen om een spoeddebat aan te vragen, maar ons is een brief toegezegd voor maart. Ik vind het van belang om het debat goed te kunnen voeren, op basis van alle informatie. Daarom lijkt het mij goed om het debat zo snel mogelijk te voeren na ontvangst van de toegezegde brief. Het leek mij zuiverder om over de vragen die ik heb, een interpellatiedebat aan te vragen, in plaats van een spoeddebat. Het grote debat zal in maart moeten volgen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het verzoek van mevrouw Huizinga-Heringa om de minister van Buitenlandse Zaken, de minister van Justitie en de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie te mogen interpelleren over mensenhandel en het dumpen van Somalische kinderen, in te willigen. Ik stel voor, deze interpellatie te doen houden in de vergadering van 23 februari 2006 en de spreektijd te bepalen op vijf minuten per fractie.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is opnieuw aan mevrouw Huizinga-Heringa.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Voorzitter. De Kamer heeft de motie-Huizinga-Heringa c.s. (19637, nr. 1010) aangenomen, over bekeerde ex-moslims uit Iran. Van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie zou ik graag een brief ontvangen waarin staat hoe en wanneer zij de motie gaat uitvoeren.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is wederom aan mevrouw Huizinga-Heringa.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Voorzitter. Wij hebben schriftelijke vragen gesteld over een Syrische delegatie die met Syrische asielzoekers spreekt. Over deze delegatie bestaat grote onrust. Van verschillende kanten krijgen wij daarover bezorgde vragen. Mijn vraag is of deze schriftelijke vragen voor donderdag aan het einde van de ochtend beantwoord kunnen worden.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik teken hierbij aan dat de heer Klaas de Vries vanochtend of gisteren aanvullende vragen over hetzelfde onderwerp heeft gesteld. Alle series vragen kunnen dan binnen de door mevrouw Huizinga genoemde termijn worden beantwoord.

Het woord is aan de heer Kortenhorst.

De heer Kortenhorst (CDA):

Voorzitter. Vorige week heeft er een algemeen overleg plaatsgevonden over de voortgangsrapportage Industriebrief. Het verslag van dit algemeen overleg zou ik graag op de agenda van de plenaire vergadering willen plaatsen, zo mogelijk donderdag. Ik wil graag dat wij donderdag ook stemmen over de moties die dan mogelijkerwijs worden ingediend.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan het verzoek te voldoen. De minister van Economische Zaken is donderdag in het buitenland. Daarom stel ik voor om het overleg te voeren met de minister van Economische Zaken ad interim, te weten de minister van Financiën.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Duyvendak.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb vorige week al gezegd dat ik graag een spoeddebat zou willen voeren met staatssecretaris Schultz over de heel slecht functionerende Maeslantkering. Dat is de kering in de Nieuwe Waterweg die de Rotterdamse regio moet beschermen tegen overstromingen. De kering zou een faalkans moeten hebben van een op duizend, maar blijkt een op de tien keer niet te sluiten. Ik heb vorige week mede op verzoek van de leden eerst een brief gevraagd aan de staatssecretaris. Die hebben wij inmiddels ontvangen. Het blijkt nog erger te zijn dan ik dacht. Er blijken grote problemen te bestaan met de werking van de Maeslantkering en dat blijkt al vijf jaar bekend te zijn bij het ministerie en bij Rijkswaterstaat, terwijl bijvoorbeeld het waterschap dat nooit te horen heeft gekregen. De staatssecretaris geeft nu aan dat mogelijk de dijken in de regio van Rotterdam verhoogd moeten worden. Wij hebben vanochtend voorts een alarmerende brief gezien van de heer Geluk, de dijkgraaf van het waterschap. Ook hij meent dat overstromingen in de regio een reëel gevaar kunnen zijn. Kortom, reden genoeg voor een spoeddebat nog deze week met staatssecretaris Schultz. Dat verzoek wil ik gestand doen.

De voorzitter:

Ik teken aan dat een besluit van de Kamer om deze week nog een spoeddebat toe te voegen aan de agenda het moeilijker zou maken om de inspanningsverplichting na te komen, de avonden in verband met de gemeenteraadsverkiezingen vrij te houden. Ik deel u dit mee, maar het is uiteraard aan de Kamer om te beslissen.

De heer Van Lith (CDA):

Uit antwoorden op Kamervragen wordt duidelijk dat er geen acuut veiligheidsprobleem in de regio is. De staatssecretaris heeft duidelijk aangegeven dat zij inmiddels aanvullende maatregelen heeft genomen om de veiligheidssituatie te verbeteren. Wij begrijpen dan ook niet dat er nu een spoeddebat wordt aangevraagd. Wij kunnen op een later tijdstip best met elkaar in overleg over de toekomst van de Maeslantkering, maar het spoedeisende karakter van een dergelijk overleg onderschrijven wij niet. Wat ons betreft kan overleg op een later moment plaatsvinden.

De heer Boelhouwer (PvdA):

Ook wij hebben de brief van de staatssecretaris gezien en wij constateren dat het ministerie vijf jaar lang relevante veiligheidsinformatie onder de pet heeft gehouden. De betrokken instanties zijn er niet over ingelicht. Dat feit alleen al maakt het een logische keuze om daarover op heel korte termijn met de staatssecretaris van gedachten te wisselen. Ik zou als alternatief willen voorstellen dat wij daar op korte termijn een procedurevergadering over hebben, dan kunnen wij nog deze week een algemeen overleg houden over de kwestie. In een AO kunnen de spreektijden iets uitgebreider zijn dan hier bij een spoeddebat.

De heer Lenards (VVD):

De fractie van de VVD heeft geen behoefte aan een spoeddebat of een AO op korte termijn. Ik heb door onze ICT-woordvoerder laten uitzoeken wat er nu precies geregeld kan worden als die kering een keer zou weigeren. Het blijkt dat die kering op heel eenvoudige wijze buiten de automatisering om gesloten kan worden. Er is dus geen acuut veiligheidsprobleem, dat blijkt ook uit de brief van de staatssecretaris. Allerlei verbetermaatregelen zijn in gang gezet. Zij zijn nog niet allemaal doorgevoerd. Wij willen wel een algemeen overleg, maar op minder korte termijn.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ik wil mij kortheidshalve aansluiten bij collega Boelhouwer, die pleitte voor een AO op korte termijn. Gelet op de aard van de materie zijn er wellicht technische uiteenzettingen nodig om over het veiligheidsrisico door te kunnen spreken. Ik denk dat het onderwerp in een AO beter tot zijn recht kan komen, met spreektijden die iets langer zijn dan in een flitsend plenair debat.

De voorzitter:

Ik denk dat de conclusie naar aanleiding van het verzoek zich aan het vormen is, maar de heer Duyvendak krijgt uiteraard de gelegenheid om te reageren.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Voorzitter. Voor mij vormt zich de conclusie eerlijk gezegd nog niet, maar laat ik kort reageren op wat de woordvoerders van de verschillende partijen hebben gezegd. Er moet mij van het hart dat ik het onbegrijpelijk vind hoe deze zaak wordt gebagatelliseerd door de woordvoerders van de fracties van het CDA en de VVD. Alleen al het feit dat de Kamer en het waterschap vijf jaar lang niet op de hoogte zijn gesteld, zou een reden zijn om hier met de staatssecretaris onmiddellijk over in debat te gaan. Wij hebben een brief gekregen waarin het waterschap aangeeft, groot ongenoegen te hebben over de gang van zaken. Ik snap niet waarom dat niet voldoende reden zou zijn voor een debat.

Er zijn bovendien reële risico's aan verbonden. Daarom moeten wij er onmiddellijk over debatteren. Ik vond de suggestie dat op de avondagenda nog ruimte is voor een plenair debat interessant. Wij kunnen dit onderwerp dus heel goed vanavond of morgenavond plenair bespreken met spreektijden van vier of vijf minuten. Ik persisteer dus in mijn verzoek.

De voorzitter:

Gehoord de opmerkingen naar aanleiding van uw verzoek, concludeer ik dat er onvoldoende draagvlak is voor het houden van een plenair debat hierover. Ik verzoek de voorzitter van de commissie voor Verkeer en Waterstaat om op zeer korte termijn, meteen na de stemmingen van vanmiddag, een algemeen overleg te plannen voor deze week. Het lijkt mij het beste om dat op zo'n moment te doen dat het eventueel deze week nog mogelijk is om het verslag van dit algemeen overleg op de plenaire agenda te zetten waarna er tot besluitvorming in de Kamer kan worden overgegaan.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Klaas de Vries.

De heer Klaas de Vries (PvdA):

Voorzitter. Er staat voor aanstaande donderdag een verslag van een algemeen overleg op de agenda over vreemdelingenbeleid. Het gaat over een rapport van de Algemene Rekenkamer over de situatie bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Ik hoorde onlangs dat bij de IND een nieuwe maatregel is afgekondigd. Voor het nemen van besluiten op verzoek om vergunning wordt een halfjaar vertraging ingepland omdat er weer problemen zijn met de automatisering. Dit is het probleem waarover wij vorige week in het algemeen overleg spraken. Ik vraag u om de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie te verzoeken om de Kamer over deze materie in te lichten voordat wij het debat houden.

De voorzitter:

Dat is dus voor het VAO van aanstaande donderdag.

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Noorman-den Uyl.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Voorzitter. De problemen bij de uitvoering van de WW en andere werknemersverzekeringen door UWV stapelen zich op. Er zijn vooral veel klachten van klanten. Daarom verzoek ik u om het verslag van het algemeen overleg over UWV van 16 februari in de loop van deze week op de plenaire agenda te zetten.

De voorzitter:

Ik stel voor om aan dit verzoek te voldoen en om dit punt toe te voegen aan de agenda van aanstaande donderdag.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Wilders.

De heer Wilders (Groep Wilders):

Voorzitter. Ik heb vorige week gevraagd om een brief over zaken rond de vrijheid van meningsuiting naar aanleiding van de publicatie van de spotprenten in Denemarken. Die brief is een uur geleden binnengekomen. Er staat een aantal zeer ter zake doende punten in, al ontbreekt een aantal zaken. Deze brief geeft mij aanleiding om te verzoeken om een algemeen debat over het gebruik en de verdediging van grondrechten in het algemeen en de vrijheid van meningsuiting in het bijzonder. De vragen zijn hoe wij daarmee omgaan en hoe wij deze verdedigen, ook in het buitenland. Ik wil geen debat dat puur is gericht op buitenlandse zaken of op integratie. Ik wil een algemeen debat over de verdediging van grondrechten en onze vrijheid van meningsuiting. Hier kan de reis van minister Bot naar Saudi-Arabië natuurlijk wel een onderdeel van zijn.

Ik wil mijn oorspronkelijke verzoek om een spoeddebat veranderen in een verzoek om een algemeen debat, om een voldragen en volwassen plenair debat. Dat hoeft niet volgende week. Ik stel voor om dit kort na het krokusreces te houden met de betrokken ministers en de minister-president. Ik vraag een algemeen debat over de vrijheid van meningsuiting, de wijze waarop wij daarmee omgaan en deze verdedigen. De reis van minister Bot kan hiervan een belangrijk onderdeel zijn.

De heer Timmermans (PvdA):

Ik wil niet verhelen dat ik een beetje in verwarring verkeer. Ik dacht dat wij terug zouden komen op de discussie die wij vorige week hadden. De heer Wilders zei toen dat hij graag wilde spreken over de reis van minister Bot naar Saudi-Arabië en over wat hij daar heeft besproken. Naar aanleiding daarvan is een brief ontvangen en die gaat heel specifiek over die reis en de bevindingen van de minister tijdens die reis. Het lijkt mijn fractie dan ook het meest logisch om dit aanstaande donderdag aan de orde te stellen in het algemeen overleg over de Razeb (Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen) van de Europese Unie. Dat is een mooie gelegenheid om dit onderwerp aan te kaarten, zeker gezien de belangrijke Europese dimensie ervan.

Als de brief van de minister het onderwerp van de discussie is, lijkt het mij dus logisch dat die donderdag aan de orde komt in het AO over de Razeb.

De voorzitter:

De heer Wilders heeft om een breed debat verzocht. Dat verzoek is nu in discussie.

De heer Timmermans (PvdA):

De heer Wilders verwijst wel naar die brief. Er is met ons altijd te spreken over een breder debat, maar dan wil ik dat wel graag onderbouwd zien. Het enige wat de heer Wilders nu noemt, is die brief. Welnu, die brief is heel nadrukkelijk gefocust op het bezoek van de minister van Buitenlandse Zaken aan Saudi-Arabië.

De voorzitter:

De heer Wilders zal hier straks zelf op ingaan. Toch denk ik dat wat u nu over de brief hebt gezegd, feitelijk niet helemaal klopt. De brief heeft namelijk een aantal elementen.

De heer Van Baalen (VVD):

Voorzitter. De elementen die de buitenlandse politiek van de Europese Unie regarderen, moeten mijns inziens bij het overleg over de Razeb betrokken worden. Daarover zijn collega Timmermans en ik het eens.

Wat de andere onderwerpen betreft, lijkt het mij beter om eerst in commissieverband na te gaan hoe die behandeld moeten worden dan nu ineens hierover een plenair debat aan te vragen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ik ben het met de vorige sprekers eens dat de specifieke elementen van buitenlandse zaken tot hun recht kunnen komen in debatten die al gepland zijn. Het verzoek om een meer algemeen debat spreekt ons erg aan, maar dan wil ik de heer Wilders vragen hoe dat zich verhoudt tot een plenair debat dat wij in deze Kamer nog niet zo lang geleden hebben gevoerd over de verhouding en de botsing tussen de grondrechten, naar aanleiding van een uitvoerige notitie van de regering over de grondrechten. Is dat toch eigenlijk niet het onderwerp dat de heer Wilders nu weer aankaart?

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Voorzitter. Ik sluit mij aan bij degenen die dit onderwerp aan de orde willen stellen in het overleg over de Razeb. Ook ben ik van mening dat wij in het kader van de Nota Grondrechten uitgebreid hebben gesproken over de vrijheid van meningsuiting ten opzichte van de andere grondrechten. Ik zou het ongelukkig vinden wanneer wij dit Nederlandse debat voeren op een wijze alsof wij anders met de grondrechten omgaan door buitenlandse factoren. Mijn mening is dus dat wij dat debat hebben afgerond. Dat debat hebben wij gehad.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik denk dat niets zich ertegen verzet als de woordvoerders in het overleg over de Razeb belangrijke elementen van de reis van minister Bot naar Saudi-Arabië aan de orde stellen. Dat zal zelfs zijn aan te bevelen. Niets verzet zich ertegen dat woordvoerders dat doen.

Het zal u overigens niet verbazen dat ik het verzoek van de heer Wilders voor een algemeen debat van harte steun. Verleden week heb ik, toen hij het debat aanvroeg, gezegd dat ik een debat over de reikwijdte van de vrijheid van meningsuiting op prijs zou stellen. Dat zie ik vooral tegen de achtergrond van het feit dat door verschillende bewindslieden verschillende uitspraken terzake gedaan zijn. Dit roept de vraag op wat het standpunt van het kabinet is inzake de reikwijdte van dat recht. Is dat een absoluut recht of niet? Ik heb daarover toen ook vragen gesteld. Over dit element wil ik dus graag het algemene debat aangaan.

Ik ben iets minder gevoelig voor het argument dat wij verleden jaar ook een debat hebben gevoerd over grondrechten. Nu heeft dat onderwerp namelijk een bijzondere inkleuring gekregen, onder andere door de uitspraken van de verschillende bewindslieden.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Ook de internationale aspecten kunnen betrokken worden bij het overleg van aanstaande donderdag. Op zichzelf steunt D66 een verzoek tot een debat over de vrijheid van meningsuiting, bijvoorbeeld na het krokusreces, van harte. Natuurlijk is hierover verleden jaar ook gesproken, maar dit punt is als het ware elke dag aan de orde op de straat. Een debat over de ontwikkelingen, zowel nationaal als internationaal, lijkt ons zeker gewenst. Op zichzelf verzetten wij ons er niet tegen. Sterker nog, wij zijn er wel voor.

De heer Herben (LPF):

Voorzitter. Ik denk dat de heer Wilders terecht constateert dat de brief van het kabinet een veel grotere reikwijdte heeft dan een debat van puur buitenland-politieke aard. Ik steun dan ook van harte het verzoek voor een algemeen debat. Het aspect vrijheid van meningsuiting is niet beperkt tot de eerdere notitie van het kabinet, waaraan collega Van der Staaij heeft gerefereerd. Nu geldt bijvoorbeeld ook de vraag wat de vrijheid van meningsuiting is van de Europese vertegenwoordiger, de heer Solana. Wij mogen blij zijn dat hij niet de minister van buitenlandse zaken van de EU is geworden, wat oorspronkelijk het plan was bij de Europese grondwet.

Al die aspecten, zowel nationaal als internationaal, maken het noodzakelijk dat wij hier breed over discussiëren. Wij steunen dan ook van harte het verzoek van de heer Wilders.

De voorzitter:

De heer Wilders kan hier een korte reactie op geven. Ik vraag hem om precies aan te stippen waar het debat over moet gaan, omdat dit kennelijk niet helemaal duidelijk is voor alle woordvoerders.

De heer Wilders (Groep Wilders):

Het debat moet gaan over de toepassing van de vrijheid van meninguiting. Er is nogal wat gebeurd na onze laatste bespreking hier over de grondrechten. Hoe gaan wij om met de vrijheid van meningsuiting? Hoe verdedigen wij dat recht, zowel intern als in het buitenland? Ik vind het onbegrijpelijk dat er fracties zijn die dit onderwerp naar een commissie verwijzen of vinden dat dit debat is afgerond. Er wordt in het land over deze zaak gesproken, die het verdient om ook in deze plenaire zaal te worden behandeld, in een breed en volwassen debat over de toepassing van de vrijheid van meningsuiting en over de manier waarop wij die verdedigen, ook in het buitenland. Wij zouden geen knip voor de neus waard zijn als wij dit niet hier over een aantal weken in den brede bespreken. Natuurlijk kunnen bepaalde aspecten die ik vorige week heb genoemd ook aanstaande donderdag bij het algemeen overleg over de Razeb worden besproken, maar ik vraag nu expliciet om een volwassen debat in deze plenaire zaal over de vrijheid van meningsuiting, naar aanleiding van de brief van het kabinet die wij hebben ontvangen, waarin algemene uitspraken staan over de vrijheid van meningsuiting.

De voorzitter:

Ik verleen alleen het woord aan woordvoerders die een andere invalshoek hebben dan in de eerste ronde. Op basis van wat er tot nu toe is gezegd, meen ik de Kamer een voorstel te kunnen doen.

De heer Timmermans (PvdA):

Voorzitter. Misschien kan ik u een handje helpen. De PvdA is natuurlijk altijd te vinden voor een goed voorbereid volwassen debat. Laten wij dan de voorbereiding ook heel serieus nemen en de commissies voor Binnenlandse Zaken en Justitie die voorbereiding goed ter hand laten nemen. Dan kunnen wij altijd daarna het debat inhoud geven. Dan krijgt de heer Wilders precies wat hij wil, namelijk een degelijk en goed voorbereid debat met de bewindslieden die over deze aspecten gaan.

De heer Van Baalen (VVD):

De vrijheid van meningsuiting en alles wat daarmee te maken heeft is niet iets voor een vluggertje, dus ik steun graag de heer Timmermans in zijn voorstel.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik heb in eerste termijn de vraag gesteld of dit onderwerp niet te breed is en of wij niet precies op de Nota Grondrechten in een pluriforme samenleving komen. Ik begrijp het nu zo dat het gaat om de reikwijdte van de vrijheid van meningsuiting, ook in het licht van de actuele discussie en de naar het lijkt tegenstrijdige uitlatingen daarover. Dat vind ik voldoende helder en waardevol om daarover een apart debat te houden.

De heer Herben (LPF):

Ik steun beslist niet het voorstel om dit onderwerp voor te laten koken door de commissies voor Binnenlandse Zaken en Justitie. De Europese vertegenwoordiger heeft een standpunt ingenomen voordat wij dat hebben gedaan en heeft daarmee een volstrekt verkeerd signaal gegeven aan de moslimwereld. Ik vind het absoluut van belang dat wij op korte termijn na het reces een algemeen debat houden, ook met de minister van Buitenlandse Zaken.

De voorzitter:

Ik probeer of ik een voorstel kan doen, waarop de heer Wilders ten slotte kan reageren. Ik constateer dat over de louter buitenland-politieke aspecten van de brief die wij vandaag hebben ontvangen in eerste instantie aanstaande donderdagmiddag kan worden gesproken in het algemeen overleg over de Razeb. Ook gezien het feit dat de heer Wilders niet heeft gevraagd om een debat deze week maar om een debat na het verkiezingsreces stel ik de Kamer voor om nu niet uit te sluiten dat dat debat zal worden gehouden in de week na het verkiezingsreces. Procedureel wordt dat debat voorbereid in de commissies voor Binnenlandse Zaken en Justitie, maar daarbij wordt ook de commissie voor Buitenlandse Zaken betrokken omdat hierbij ook buitenland-politieke elementen in het geding zijn. Ik stel de Kamer, voor over dit alles definitief te beslissen bij de eerste regeling van werkzaamheden na het verkiezingsreces.

De heer Wilders (Groep Wilders):

Voorzitter. Dank voor uw constructieve voorstel. Natuurlijk ben ik voor een volwassen en voldragen debat, maar er ligt inmiddels een brief van dit kabinet met uitspraken over de vrijheid van meningsuiting. Ik vind dat wij nu al zouden kunnen besluiten om dat debat meteen na het verkiezingsreces te houden. Ik vind dat daarvoor geen verdere voorbereiding van commissies nodig is.

Als ik moet kiezen tussen een afwijzing van mijn verzoek en het laten afhandelen van mijn aanvraag via een procedurevergadering van de commissies voor Binnenlandse Zaken en voor Justitie, dan geef ik uiteraard de voorkeur aan dat laatste. Maar nogmaals, iedereen in dit huis en vele politieke partijen praten hierover of schrijven hierover artikelen, of het nu in het kader van de verkiezingen is of anderszins. De fracties hebben er ook geen voorbereiding voor nodig, dus moet er toch een algemeen debat over de vrijheid van meningsuiting in deze Kamer kunnen worden gehouden. Ik blijf dan ook bij mijn eerste keuze, namelijk een debat na het verkiezingsreces.

De voorzitter:

Ik blijf bij mijn voorstel, dat ik gedaan heb nadat ik uiteraard goed geluisterd had naar wat er namens de verschillende fracties over dit verzoek naar voren is gebracht.

De heer Wilders (Groep Wilders):

Dat betekent dus dat het verzoek in eerste instantie verder door de commissies behandeld zal worden en dat wij bij de eerste regeling van werkzaamheden na het krokusreces formeel beslissen of wij een debat houden?

De voorzitter:

Inderdaad.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Haersma Buma.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Voorzitter. Afgelopen zaterdag heeft de Amsterdamse korpschef, de heer Welten, naar aanleiding van een rapport van zijn korps over het veelplegersbeleid zijn zorgen uitgesproken over de toepassing van dit beleid. Ik zou graag een reactie van de regering op dit rapport ontvangen. Het gaat mij met name om het probleem dat de politie er blijkbaar onvoldoende over geïnformeerd wordt wanneer tbs'ers met verlof gaan en dat er blijkbaar niet meteen kan worden ingegrepen wanneer iemand met verlof voor het eerst weer in de fout gaat. En wij willen na ontvangst van de brief van de regering bepalen wat wij ermee zullen doen.

De heer Wolfsen (PvdA):

Dit lijkt mij een prima verzoek, dat wij zeker kunnen steunen. Maar ik zou het onderwerp niet willen beperken tot het niet informeren van de politie over veelplegers die met verlof gaan, ik zou graag een reactie van de regering vernemen op alle aanbevelingen in het rapport, met name op het verwijt dat Den Haag de politie een beetje in de steek laat omdat men de politie te weinig voorzieningen geeft.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Daar kan ik het alleen maar geheel mee eens zijn.

De voorzitter:

Dan stel ik voor, aan het verzoek te voldoen door dit deel van het stenogram door te geleiden naar de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van der Vlies.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Mede namens de fracties van het CDA, D66 en de ChristenUnie verzoek ik u, de stemmingen over de wijzigingen in het onderwijsachterstandenbeleid niet zo dadelijk, maar aanstaande donderdag te houden. Vlak voor deze vergadering is er namelijk nog een gewijzigd amendement op stuk nr. 34 ingediend. Deze wijziging houdt verband met het amendement op stuk nr. 21, dat ik als eerste heb ondertekend en dat gesteund wordt door de zojuist genoemde fracties. Wij willen de teksten van beide amendementen nog even grondig met elkaar vergelijken, vandaar dat ik vraag om enig uitstel van de stemmingen, maar niet langer dan tot aanstaande donderdag. Er zijn dan toch al stemmingen voorzien, dus dit leek ons een makkelijke route.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Azough.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Voorzitter. Ik zou graag het verslag van het algemeen overleg over discriminatie op de arbeidsmarkt op de agenda voor de plenaire vergadering van aanstaande donderdag willen laten zetten.

De voorzitter:

Zou het ook na het verkiezingsreces kunnen?

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik geef er de voorkeur aan om er nog deze week over te kunnen praten, voorzitter.

De voorzitter:

Dan zal ik proberen om ook dit onderwerp toe te voegen aan de agenda voor de vergadering van aanstaande donderdag, die zo langzamerhand een planning krijgt die tot in het verkiezingsreces doorloopt...

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven