Vragen van het lid Hessels aan de minister van Economische Zaken a.i. over de langdurige stroomstoring in Haaksbergen afgelopen weekeinde.

De heer Hessels (CDA):

Voorzitter. Extreem winterweer veroorzaakte het afgelopen weekend meerdere stroomstoringen in heel Nederland. De uitval in de gemeenten Haaksbergen en Hulst sprongen daarbij het meest in het oog. Duizenden gezinnen en bedrijven zijn door de weersomstandigheden zonder elektriciteit komen te zitten. Niet alleen dat is een aanleiding voor vragen aan de minister. Met name de omvang en de duur van de storing zijn zaken die vragen oproepen over de staat van het netwerk, de mate van onderhoud ervan en de inzet van de netbeheerders ter plaatse.

De CDA-fractie heeft in deze Kamer altijd zonder mitsen en maren gepleit voor het absoluut garanderen van de kwaliteit en betrouwbaarheid van onze energienetwerken. Ik stel de minister de volgende vragen.

Kan de minister een toelichting geven op hetgeen precies gebeurd is in Haaksbergen en Hulst waardoor de genoemde stroomstoring kon optreden? Was in de desbetreffende hoogspanningsleidingen gezorgd voor voldoende back-upmogelijkheden? In het jargon heet dat het N-min-1-principe. Herinnert de minister zich de discussie over dat principe in het kader van de technische codes in het algemeen overleg van 9 februari dit jaar? Is hij bereid om, gezien het gebeurde in het afgelopen weekend, terug te komen op zijn standpunt van destijds om niet tegemoet te komen aan de door de CDA-fractie geuite wens om het N-min-1-principe in alle gevallen te handhaven? Waarom duurde de stroomuitval in Haaksbergen zo lang? Hoe kan het dat de storing in Haaksbergen eerder plaatsvond dan die in Hulst, maar Essent toch onvoldoende noodaggregaten kon krijgen, omdat een groot aantal aggregaten al geclaimd was door het Zeeuwse DELTA? Heeft Essent zitten slapen? Wat betekent deze calamiteit voor de visie van de minister op de privatisering van de energienetwerken? Is de minister het eens met de CDA-fractie dat door de storingen en de gevolgen daarvan eens te meer is gebleken dat energiebedrijven een spilfunctie vervullen in het draaiend houden van de maatschappij en daarom niet in commerciële handen mogen komen?

Minister Zalm:

Voorzitter. Luther zei: hier sta ik en ik kan niet anders. De minister van Economische Zaken is in Brussel met andere kwesties bezig en ik mag hem hier vervangen.

Het is vanzelfsprekend dat ook door het kabinet wordt bezien hoe dit zich heeft kunnen voordoen. Het N-min-1-principe is gehanteerd. Nog vorig jaar zijn dubbele kabels gelegd. Het lijkt mij verstandig dat de minister van Economische Zaken en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gezamenlijk de Kamer een exacte beschrijving aanleveren van wat er precies gebeurd is, wat er is misgegaan en welke lessen daaruit voor de toekomst zijn te trekken. Dat geldt in de eerste plaats voor het kabelnetwerk, maar ook voor de kwestie van de noodgeneratoren. Hadden die eerder beschikbaar kunnen zijn? Zo ja, waarom is dat niet gebeurd?

In antwoord op de vraag over de privatisering kan ik zeggen dat uit dit verschijnsel blijkt dat het feit dat de overheid alle aandelen houdt, geen garantie is tegen stroomstoring.

De heer Hessels (CDA):

Ik dank de minister voor zijn antwoorden. Ik begrijp dat hij niet tot in detail op alle vragen kan ingaan. Ik heb nog wel een paar aanvullende vragen. De eerste betreft het N-min-1-principe. Deze back-upfaciliteit is volgens de minister toegepast, maar dan in één mast. Als die mast uitvalt, heb je dus niets aan het N-min-1-principe. Het komt ook veel voor dat het van beide kanten wordt toegepast, waardoor je een gebied, als de ene rij masten niet meer functioneert, langs de andere kant van stroom kunt voorzien. Was dat hier het geval en, zo neen, waarom is dat dan niet zo uitgevoerd?

Mijn volgende vraag betreft de noodaggregaten. Ik zou het op prijs stellen als in de uitvoerige beantwoording van de minister van Economische Zaken ook wordt aangegeven wat de totale capaciteit aan noodaggregaten in Nederland is en wie die voorraad beheert.

Tot slot heeft de minister opgemerkt dat gebleken is dat er ook als het in handen van de Staat is, nog allerlei zaken fout kunnen gaan. Het punt is echter dat de hoogspanningsmasten waar het hier om gaat, niet in handen zijn van het staatsbedrijf TenneT, maar beheerd worden door het regionale bedrijf Essent. Daardoor was er ook geen landelijke coördinatie. Is de minister bereid om in afwijking van hetgeen in het wetsvoorstel inzake de splitsing van energiebedrijven is opgeschreven, alle hoogspanningsleidingen, dus ook de leidingen onder 110 kV, onder te brengen bij landelijk netbeheerder TenneT zodat wij beter en gecoördineerder kunnen ingrijpen bij dit soort calamiteiten?

Minister Zalm:

Ik zal mijn collega van Economische Zaken ook vragen hoe het precies zit met het N-min-1-principe in één of twee masten. Ik ben niet in staat om nu te rapporteren hoe dat precies zit in Haaksbergen. Verder zal nog op de noodaggregaten worden ingegaan. Overigens is het niet zo dat kabels niet kunnen breken als zij in handen van de Staat zijn. Ik moet u als aandeelhouder van TenneT bekennen dat er ook kabels van TenneT zijn gebroken. Nogmaals, ik denk dat het het verstandigste is dat de minister van Economische Zaken en de minister van BZK de Kamer er gezamenlijk uitvoerig over rapporteren wat er precies gebeurd is. Wij moeten de feiten goed op een rij hebben, want anders krijgen wij, voordat wij het weten, allerlei tegenspraken. Wat mij betreft, krijgt de Kamer de feiten zeer binnenkort te horen. Over eventuele beleidsimplicaties en de manier waarop dit in de toekomst voorkomen kan worden, wordt de Kamer dus binnenkort geïnformeerd. Ook zal de Kamer horen hoe er in de toekomst sneller gereageerd kan worden, mocht er nog eens een kabel breken. Of kabels nu in handen van de Staat of in particuliere handen zijn, je kunt nooit uitsluiten dat zich iets voordoet. Dat geldt ook voor een nabuurland als Duitsland. Ik weet trouwens niet wie daar de kabels in bezit heeft. Kabels schijnen zich er echter niet veel van aan te trekken wie hun eigenaar is, als zij willen knappen.

De voorzitter:

Ik laat nog een paar aanvullende vragen toe, rekening houdend met het feit dat wij nog vijf minuten hebben voor het vragenuur en het feit dat wij dit vragenuur doen met de minister van Economische Zaken ad interim.

De heer Crone (PvdA):

Het N-min-1-principe klinkt wel ingewikkeld, maar het is heel simpel. Mensen krijgen gewoon twee kabels naar hun wijk. Als je die echter aan één mast hangt en die valt om, zijn zij allebei waardeloos. Het moet dus zo zijn dat iedere woonwijk op een cirkel is aangesloten. Als de mensen dan niet linksom stroom kunnen krijgen, dan krijgen zij het rechtsom. Misschien kan de minister dit bevestigen. Vervolgens krijgen wij dan wel weer een brief van de minister van EZ dat het zo geregeld zal worden.

Vraag is ook waarom het zo lang duurt, als het eenmaal mis is gegaan. Is dat omdat bedrijven maar een heel kleine boete van € 35 behoeven te betalen? Ik wil graag een progressieve boete hebben, in die zin dat voor een storing van zes uur een boete van € 35 wordt berekend en dat die boete oploopt naarmate de storing langer duurt. Dan worden bedrijven financieel geprikkeld om zo snel mogelijk reparaties uit te voeren. Ik vind dat iets effectiever dan bij wet vastleggen dat er geen schade meer mag zijn. Ik hoor hierop graag een reactie.

Minister Zalm:

Kabels in cirkels en N-min-1 worden in de brief aan de orde gesteld. Ik vraag mij wel af of Essent bij hogere boetes anders had geopereerd dan bij de lagere boetes. Ik meen dat Essent er veel aan gelegen is geweest om dit snel op te lossen. Het kan echter best blijken dat een aantal taxatiefouten is gemaakt, bijvoorbeeld door het te laat inroepen van noodaggregaten onder het motto "wij hebben het toch snel hersteld". Dat zal blijken uit de rapportage. Daarover wordt de Kamer dan nader geïnformeerd. Het is in ieder geval een punt dat moet worden uitgezocht. De minister van Economische Zaken zal de Kamer ook berichten hoe hij zijn toekomstige beleid hierop afstemt.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter. Ik had gisteren het D66-gemeenteraadslid in Haaksbergen aan de lijn. Hij zei diep onder de indruk te zijn van de manier waarop mensen elkaar in die duistere uren hebben geholpen. In Twente noemen wij dat "nabuurschap". Hier noemen wij dat cohesie of samenhang in de samenleving. Het lijkt mij goed dat dit eens wordt gezegd.

In Haaksbergen is van alles en nog wat misgegaan. Op diezelfde dag is als gevolg van diezelfde wat fors uitgevallen sneeuwbui nog heel veel meer misgegaan. Mobiele netwerken vielen uit, telefoonnetwerken vielen uit, de commissaris van de Koningin kon de burgemeesters niet bereiken en hij wist niet hoe hij hen moest bereiken. Ik noem ook de situatie op de wegen, enzovoort. Dat is natuurlijk allemaal heel triest, maar wij mogen blij zijn dat er geen ernstige gevolgen voor mensen zijn geweest.

Als het kabinet dit als een rampenoefening zou beschouwen, welke lessen trekt het hier dan uit en wat betekent dat voor het beleid op die verschillende terreinen? Ik begrijp het als de heer Zalm hier niet in een keer op kan antwoorden, maar zal het kabinet die exercitie wel uitvoeren?

Minister Zalm:

Ook het aspect van de telecommunicatie zal in de brief aan de orde worden gesteld. Een en ander heeft ook te maken met het beschikbare noodnet. Er is een noodnet, maar als je dat noodnet niet gebruikt, maar wel een overbelast mobiel netwerk, dan krijg je problemen met bellen via dat overbelaste mobiel netwerk. Ook dat zal in de rapportage worden besproken.

De situatie in Haaksbergen en de duur van die situatie zijn dramatisch geweest. Kabelbreuken hebben zich echter ook voorgedaan bij Delta, Continuon, TenneT en Essent. In deze andere gevallen zijn die breuken weer snel gecorrigeerd. Je mag voor degenen die het wel snel gecorrigeerd hebben, ook waardering hebben. Precies wordt uitgezocht hoe het zolang heeft kunnen duren, wat er is misgegaan en hoe wij dat in de toekomst kunnen vermijden.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Stroomstoringen zijn vervelend, maar het wordt pas echt een drama als het bijna drie dagen duurt voordat de noodvoorzieningen werken of het kapotte netwerk is gerepareerd. Ik moet deze minister een beetje aanspreken op zijn gezond verstand; dat lijkt mij in deze kwestie ook heel erg goed. Dus minister, geeft u mij vooral een positief antwoord.

Is het kabinet het met mij eens dat het in de wet in feite zo geregeld behoort te zijn dat elk netbedrijf gehouden is om, wat het ook kost, binnen 24 uur of een noodvoorziening gereed te hebben of het net gerepareerd te hebben, waardoor mensen weer van stroom worden voorzien? Moet dat niet de maximale tijd zijn waarbinnen mensen weer over stroom moeten kunnen beschikken?

Minister Zalm:

Ik kan nu iets veiliger spreken omdat ik mijn collega op de radio heb gehoord toen deze vraag aan hem werd voorgelegd. Via de radio heb ik dus toch contact met de minister in Brussel. Dat vindt hij een interessante gedachte. Ook daar zal in de brief op worden ingegaan.

De heer Irrgang (SP):

Volgens mij had de heer Crone een goed punt. In Haaksbergen ligt in feite een soort doodlopend punt van het hoogspanningsnetwerk. Wil deze plaatsvervangende minister de echte minister van Economische Zaken vragen in die brief aan te geven of dat vaker voorkomt en in welke Nederlandse gemeenten dit probleem zich nog meer voordoet? Dat maakt onze stroomvoorziening namelijk niet alleen in Haaksbergen onnodig kwetsbaar.

Minister Zalm:

Dat zal ik graag doen. Ik fungeer graag als overbetaalde loopjongen.

De heer Crone (PvdA):

Als hij toch brieven aan het schrijven is, kan de minister misschien ook in die brief schrijven wat hij met de meevallers gaat doen.

De voorzitter:

Dit was niet helemaal en zelfs helemaal niet binnen de orde.

Minister Zalm:

Dank u, voorzitter.

Naar boven