Vragen van het lid Timmermans aan de minister-president en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het kabinetsstandpunt inzake de Nederlandse inzet bij de discussie over de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de Europese Unie en de gewenste verlaging van uitgaven daarvoor.

De heer Timmermans (PvdA):

Voorzitter. In het inmiddels geruchtmakende interview met de Volkskrant van afgelopen zaterdag, heeft minister Veerman van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een enkele opmerking over landbouw gemaakt. Hij zei onder meer – ik citeer – "toen in juni bleek dat Balkenende en Zalm op de lijn van Blair zaten en toch de subsidies wilden aanpakken, heb ik laten weten dat ik dan zou opstappen. Dat was uiteindelijk niet nodig. Ik heb het kabinet van mijn gelijk kunnen overtuigen." Verder heeft minister Veerman over premier Blair gezegd – ik citeer weer – "Wat Blair over het Europees landbouwbeleid zegt, is pure volksverlakkerij". Nu verkeer ik nog steeds in de veronderstelling dat het kabinet uitvoering geeft aan de Kameruitspraak die over dit onderwerp is gedaan en die collega Van Baalen van de VVD-fractie de "follow Tony"-motie noemt, met andere woorden: volg het voorbeeld van de Britse premier Blair. Op 8 november jongstleden heeft de minister-president in het debat over de Staat van de Unie dat nog eens omarmd. Voor de duidelijkheid citeer ik de passage in de Kameruitspraak waar het om gaat: "Verschuiving van Europees geld van de landbouw naar nieuwe, toekomstgerichte prioriteiten, zoals de kenniseconomie en innovatie." Dat wil dus zeggen dat de bestaande afspraken wel ter discussie worden gesteld. Wat is het standpunt van het kabinet? Het kan niet allebei waar zijn, dus dat het kabinet aan de ene kant de motie uitvoert en aan de andere kant een minister kennelijk namens het kabinet zegt dat die motie niet wordt uitgevoerd. Of de positie van de minister-president geldt nog – zo ja, dan krijg ik dat graag bevestigd – of de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft het kabinet inmiddels op andere gedachten gebracht. Als dat zo is, was het wel zo netjes geweest als het kabinet dat de Kamer had laten weten. Kan de minister-president hierover opheldering geven?

Minister Balkenende:

Voorzitter. Ik dank de heer Timmermans voor zijn vraag. Dit onderwerp is overigens niet nieuw; wij hebben regelmatig met elkaar gesproken over de visie op de toekomst van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. De heer Timmermans heeft gevraagd wat de inzet van het kabinet is bij de discussie over de hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en de gewenste verlaging van de uitgaven daarvoor. Dit hangt natuurlijk samen met de discussie over de financiële perspectieven. Ik begrijp de vraag dan ook heel goed. In de afgelopen vijftien jaar heeft de Europese Unie in stappen afscheid genomen van het klassieke markt- en prijsbeleid, zoals u weet. Klassieke marktondersteunende maatregelen als exportrestituties en productiesteun zijn afgenomen. Deze trend zet zich de komende jaren voort, zeker als het aan Nederland ligt. Daarvoor is de zogenoemde ontkoppelde inkomenssteun in de plaats gekomen. Er is nu veel meer aandacht voor het bereiken van doelen op het gebied van voedselveiligheid, milieu, dierenwelzijn en dergelijke. Die richting willen wij versterken.

De vraag van de heer Timmermans is gerelateerd aan de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 8 juli jongstleden over de Nederlandse inzet bij de onderhandelingen over de financiële perspectieven, in het bijzonder ten aanzien van de landbouwuitgaven. Nederland onderkent dat in 2002 een afspraak is gemaakt over het landbouwplafond tot 2013 en dat voor een wijziging van dat besluit unanimiteit vereist is. Op hoofdlijnen kiest het kabinet voor de volgende inzet in de verdere onderhandelingen. In de eerste plaats vindt het kabinet verdere hervormingen van het landbouwbeleid noodzakelijk. Als voorbeeld strekt wat vorige week is overeengekomen over suiker. In de tweede plaats horen volgens het kabinet nieuwe uitgaven voor onder andere Roemenië en Bulgarije onder het overeengekomen plafond thuis.

In de derde plaats moet er worden gewerkt aan mogelijkheden om het totale beslag van de landbouw op de Europese begroting te verminderen. Cofinanciering van landbouwuitgaven is daarvoor een optie.

In de vierde plaats zullen wij andere aanpassingen die aan de Nederlandse doelstellingen beantwoorden uiteraard serieus in beschouwing nemen als in de loop van de onderhandelingen draagvlak daarvoor ontstaat.

In de vijfde plaats is het landbouwplafond letterlijk een plafond. Het is niet een doel om dat plafond te bereiken. Wij kunnen er altijd onder blijven.

Dit is nu de constante lijn geweest van het kabinet met de brief van 8 juli. Die is ook steeds zo geweest. In alle debatten hebben wij dit steeds onderstreept. Op deze manier gaan wij ook verder met het debat. De heer Timmermans heeft gevraagd of de premier zijn ingenomen visie handhaaft. Het antwoord is dat wij natuurlijk die ingenomen visie handhaven, conform de lijn van dit kabinet, die wij nu in heel veel debatten hier hebben uiteengezet.

De heer Timmermans (PvdA):

De minister-president leest voor mij nog eens de brief voor van 8 juli. Die had ik ook al gelezen. Het gaat nu juist om het vierde punt in die brief: als zich een mogelijkheid voordoet – bijvoorbeeld doordat de Britten een voorstel doen – zal Nederland ook meedoen aan het verder terugdringen van de uitgaven op landbouwbeleid. Zo moeten wij die brief lezen, die wij ook niet anders kunnen lezen. Dat staat echter in schril contrast met de uitlating van de minister in de krant van afgelopen zaterdag dat hij het kabinet heeft kunnen overtuigen, dat men het zo zal laten en dat men de afspraken niet zal openbreken.

Minister Balkenende:

De uitlating destijds van minister Veerman had te maken met de wijze waarop wij omgaan met het plafond. In 2002 is een afspraak gemaakt, waarvan het kabinet heeft gezegd dat men niet tot aan het plafond hoeft te gaan, maar dat het wel buitengewoon lastig zal zijn om het omlaag te krijgen. Men heeft een land zoals Frankrijk nodig. In de wetenschap dat het moeilijk zal zijn om die situatie te veranderen, hebben wij geconstateerd dat men dan wel moet nagaan of men binnen het plafond hervormingen kan bereiken. Als het mogelijk is om aanpassingen door te voeren, kan men de bedragen omlaag brengen. Dat is wat in het vierde punt staat. Dat is nog steeds zo. Daaraan doen wij ook niets af. Het probleem nu is echter dat wij nog niet weten wat het Brits voorzitterschap zal voorstellen.

Wij hebben een consistente lijn gekozen, wij hebben uitspraken gedaan over het plafond en over de verandering. Daaraan houden wij gewoon vast.

De heer Timmermans (PvdA):

Dit is niet in overeenstemming met de afspraken die eerder met deze Kamer zijn gemaakt, namelijk dat wij het plafond omlaag willen brengen als daartoe een mogelijkheid is en dat wij het geld willen besteden aan moderne zaken, niet aan de politiek van het verleden. Daarmee heeft de minister-president namens het kabinet ingestemd. Nu zegt hij dat hij gaat proberen om meer onder dat plafond te brengen. Dat plafond staat echter niet ter discussie. Dit is echt een andere positie. Het zou het kabinet hebben gesierd dat het een verandering van positie ook aan de Kamer laat weten.

Minister Balkenende:

Laten wij nu niet te veel speculeren. De vraag is wat het Brits voorzitterschap zal doen. Als wij door middel van wijziging van exportsubsidies, zoals bij de afspraken over suiker, of door het onder het plafond brengen van landen zoals Roemenië of Bulgarije onder het plafond, veranderingen kunnen bewerkstelligen, bereiken wij heel veel. Er gebeurt de komende jaren trouwens al heel veel als het gaat om het terugdringen van de landbouwuitgaven, gelet op de verdeling over de lidstaten. Laten wij afwachten wat het Brits voorzitterschap zal doen. Ik heb nog geen plannen gezien. Ik weet heel goed hoe deze Kamer hierover denkt, die ook weet dat wij in de brief van 8 juli duidelijk hebben geformuleerd wat nu de inschatting is van het plafond en van de vraag of dat omlaag zal gaan. Wij moeten met elkaar vaststellen dat dat buitengewoon lastig zal zijn. Voor het overige zullen wij blijven aandringen op hervormingen.

De heer Van Baalen (VVD):

Wij hebben ook nog een algemeen overleg gehad met zowel de minister van Buitenlandse Zaken als de staatssecretaris voor Europese Zaken en de minister van LNV. Daarbij is gezegd dat er sprake is van een tweesporenbeleid. Enerzijds wordt er meer onder het landbouwbeleid gebracht, maar anderzijds zal Nederland het niet blokkeren als bijvoorbeeld de Britten met voorstellen komen waarbij het landbouwbeleid als zodanig ter discussie kan komen te staan. Dat was het punt. De minister heeft daarvan gezegd dat hij dan het belang van Nederland zal afwegen, met daarbinnen ook het belang van de boerenstand en van de afspraken, maar dat hij hier niet faliekant voor zal gaan liggen. Dat punt staat. Dat wil ik ook graag bevestigd zien.

Minister Balkenende:

Hier zien wij de samenhang, die wij ook een- en andermaal met de Kamer hebben besproken, tussen wat wij op Europees niveau doen en wat wij kunnen doen aan cofinanciering op nationaal niveau. Wij hebben te maken met twee zaken. Aan de ene kant zal het landbouwbeleid moeten worden veranderd. Aan de andere kant moeten wij recht doen aan de legitieme belangen van agrariërs die ook zekerheid moeten hebben over hun investeringen. Wij hebben daarom gezegd dat je kunt nadenken over het terugdringen van plafonds, maar dat je dan ook moet kijken naar de mogelijkheden van cofinanciering, ook om de komende periode recht te doen aan het aspect van de rechtszekerheid. Zo hebben wij er met elkaar over gesproken en in die positie is geen enkele verandering gekomen.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Ik hoor de premier tot drie keer toe zeggen dat hij wil afwachten waar de Britten mee komen. Daarmee bevestigt hij eigenlijk dat Nederland consistent is, namelijk consistent afwachtend en passief in plaats van actief aan de slag te gaan met de moties die Kamerbreed zijn aangenomen. Ik wil graag van de premier weten wat Nederland zelf doet om het plafond omlaag te brengen, wat Nederland zelf doet om ervoor te zorgen dat de cofinanciering van de grond komt en dat er een meerderheid komt om Bulgarije en Roemenië onder het plafond te krijgen? Hoe actief zijn wij nu eigenlijk zelf om ervoor te zorgen dat de moties echt worden uitgevoerd? Of blijven wij staan wachten op de Britten?

Minister Balkenende:

Ik heb de Kamer in juni en in juli gezegd dat wij haar visie zeer wel hebben begrepen. Ik heb ook 8 juli hierover een brief aan de Kamer geschreven. Ik heb aangekondigd de opvattingen van de Kamer kenbaar te zullen maken aan het Brits voorzitterschap. Dat hebben wij gedaan. Onze positie is zeer wel bekend en er wordt regelmatig over gesproken. Wij verkeren nu in de eindfase van de aanloop naar de eerstvolgende Europese raad. Dan zullen wij zien wat het Brits voorzitterschap voorstelt. Dat zullen wij moeten afwachten. Ik weet niet hoe op dit moment de contacten tussen het voorzitterschap en landen zoals Frankrijk zijn. Wij zullen moeten afwachten wat die doen. De positie van Nederland is bekend. Zoals ik de Kamer heb toegezegd, hebben wij het voorzitterschap op de hoogte gesteld van onze visie.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Net als vorige week zou ik een vraag willen stellen aan minister Veerman. Staat u mij dat toe? Hij gaat over van alles, heb ik begrepen.

De voorzitter:

Zeker. Het is niet net als vorige week. Voor deze vragen is de minister van Landbouw uitgenodigd.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Als de minister-president er iets over wil zeggen, is dat natuurlijk ook goed, maar mijn vraag betreft een uitspraak van minister Veerman. Hij zegt, zoals de heer Timmermans net al even citeerde, dat wat Blair zegt over de Europese landbouwpolitiek, pure volksverlakkerij is. Dat is een uitspraak van de heer Veerman. Ik hoor hem dat graag hier herhalen. Aan de minister-president vraag ik, of dit het kabinetsstandpunt is. Is er al een briefje gegaan naar de heer Blair waarin staat: wat u zegt over de Europese landbouw is pure volksverlakkerij, met de groeten, premier Balkenende.

Minister Balkenende:

Laten wij eerst afwachten wat minister over deze woorden zegt. Het woord volksverlakkerij is misschien erg fors. Ik heb de afgelopen dagen zeer intensief met de heer Blair gesproken en ik kan u verzekeren dat hij het geen enkele keer heeft gehad over het gebruik van de term volksverlakkerij door de Nederlandse minister van Landbouw.

Minister Veerman:

Voorzitter. De vergelijking die door de heer Blair wordt gemaakt is – als je het vriendelijk zou willen zeggen – een vergelijking tussen appels en peren. Hij vergelijkt de landbouwuitgaven, die in Europa collectieve uitgaven zijn, met individuele uitgaven van lidstaten, bijvoorbeeld aan onderzoek. Dat is een vergelijking die niet kan worden gemaakt en in ieder geval niet reëel is. Dat is de achtergrond van mijn opmerking. Overigens betekent het woord, dat niet haalbare plannen als haalbaar worden gepresenteerd. Daarmee lijkt mij de kwalificatie, afgezien van de lading, niet verkeerd. De vergelijking die de heer Blair heeft gemaakt, kan niet worden gemaakt omdat de financiële stromen nu eenmaal anders liggen.

Naar boven