Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 10 november 2005 over vrij verkeer van werknemers.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. Vorige week hebben wij in het overleg over het vrije verkeer van diensten, nee, van werknemers de plannen van de staatssecretaris aan orde gehad om de tewerkstellingsvergunning te vervangen door een notificatieverplichting. De voordelen van een tewerkstellingsvergunning zijn dat je vooraf controle kunt uitoefenen op degenen die hiernaartoe komen en dat daar een zekere preventieve werking van te verwachten is, zoals de staatssecretaris ook zegt. Zo is 10% van de aangevraagde vergunningen afgewezen in 2004. Een notificatieplicht biedt de mogelijkheid tot een dergelijke controle en preventie niet en laat verdringing en oneerlijke concurrentie onverlet. Allereerst is het voor mijn fractie van groot belang dat de notificatieplicht niet slechts wordt uitgebreid tot de landen in Midden- en Oost-Europa, maar tot alle lidstaten van de Europese Unie. Verder is het voor haar van belang dat de cao die in Nederland geldt, van toepassing kan zijn op werknemers die illegaal te werk worden gesteld en dat het mogelijk wordt om te vorderen om op een zelfde manier te worden behandeld als een Nederlandse werknemer.

De heer Van Hijum (CDA):

Misschien is de heer De Wit nog op andere gedachten te brengen. Je weet het maar nooit in een debat.

De heer De Wit versprak zich in het begin toen hij het had over het vrije verkeer van diensten, maar daar gaat het wel om. Vindt de heer De Wit ook dat de huidige bepaling in strijd is met het vrije verkeer van diensten? Onderschrijft hij de betrekkelijkheid van dat probleem, aangezien het om ongeveer honderddertien tewerkstellingsvergunningen ging?

De heer De Wit (SP):

De betrekkelijkheid, dus dat het er maar ongeveer honderddertien waren, vind ik op zichzelf geen argument. Ik vind dat de regering te gemakkelijk heeft gezegd dat wij van dit systeem af moeten omdat de Europese Commissie het wil. De staatssecretaris heeft ook niet goed kunnen beargumenteren waarom hij zo gemakkelijk op een ander idee is gekomen. De vraag in het algemeen overleg was welke bedrijven stelden dat de huidige vereisten zo knellend en lastig waren. Daar is de staatssecretaris niet uit gekomen. Al gaat het in feite om een gering aantal bedrijven, wij vinden dat de staatssecretaris al te gemakkelijk zijn oren laat hangen naar de wens van de Europese Commissie. Wij hadden het op prijs gesteld als de regering dit met Brussel had uitgevochten.

Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat verstoring van de arbeidsmarkt en oneerlijke concurrentie zich niet beperkt tot dienstverleners uit Midden- en Oost-Europese landen;

overwegende dat de voorkoming van verdringing op de arbeidsmarkt door oneerlijke concurrentie een wezenlijke taak is van werkgevers- en werknemersorganisaties;

verzoekt de regering om de notificatieplicht in te voeren voor alle tewerkstellingen bij grensoverschrijdende dienstverlening en de verkregen gegevens toegankelijk te maken voor werkgevers- en werknemersorganisaties,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Wit. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 27(29407).

De heer De Wit (SP):

Bij het laatste punt in de motie teken ik aan dat de werknemersorganisaties hier ook echt om hebben gevraagd.

De tweede motie die ik indien, luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de omzetting van de tewerkstellingsvergunningplicht in een notificatiesysteem het risico van misbruik en daarmee verdringing vergroot;

overwegende dat financiële voordelen voor de werkgever door illegale tewerkstelling ontnomen moeten worden;

verzoekt de regering om te onderzoeken hoe inspectiediensten, die bij de controle op illegale tewerkstelling zijn betrokken, ambtshalve namens de gedupeerde werknemer een vordering op de werkgever kunnen instellen ter naleving van cao-bepalingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Wit. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 28(29407).

De heer Douma (PvdA):

Voorzitter. Ik ben enigszins verrast door de inbreng van de heer De Wit. Ik wil een aantal punten ten aanzien van de notificatie aan de staatssecretaris voorleggen. De regelingen die wij in Nederland hebben met betrekking tot beperking van het vrije werknemersverkeer in het kader van de grensoverschrijdende dienstverlening bleken een gatenkaas te zijn. De behoefte aan reparatie wordt door ons onderschreven. Naar onze mening is een verbreding van de notificatieplicht wenselijk. Hier is sprake van voortschrijdend inzicht. Dat is enerzijds gestoeld op het SER-advies over de dienstenrichting dat spreekt over de wenselijkheid van een meldingsplicht en anderzijds op de procedure die waarschijnlijk zal gaan lopen bij de Europese Commissie of het Europees Hof. Om te voorkomen dat in het toekomstige verificatiesysteem opnieuw sprake zal zijn van de discriminatie van grensoverschrijdende dienstverleners vanuit de toetredende landen, stel ik voor dat wordt gekomen tot een vorm van notificatie die alle grensoverschrijdende dienstverlening binnen de Europese Unie betreft. Daartoe dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het vrije verkeer van werknemers in het kader van grensoverschrijdende dienstverlening, zowel vanuit de nieuwe toetreders als vanuit de oude EU-leden, mogelijk is onder de voorwaarde dat aan bepaalde nationale regels wordt voldaan;

overwegende dat toezicht op de naleving van die regels, zowel van publiekrechtelijke als privaatrechtelijke aard, vereist dat inzicht bestaat in welke ondernemingen met welke werknemers en voor welke te leveren diensten in Nederland actief zijn;

overwegende dat ook de SER in haar advies over de Dienstenrichtlijn op de noodzaak van een meldingssysteem wijst en de regering zich eerder in beginsel positief heeft uitgelaten over dat SER-advies;

verzoekt de regering, het voorgestelde systeem van notificatie voor het vrije verkeer van werknemers in het kader van grensoverschrijdende dienstverlening niet alleen toe te passen voor dienstverleners uit de nieuw toegetreden landen, maar voor alle EU-landen,Douma

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Douma. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 29(29407).

De heer Van Hijum (CDA):

De staatssecretaris heeft een voorstel gedaan om de tewerkstellingsvergunning voor mensen uit de acht MOE-landen te vervangen door een notificatieplicht. Dat is een vereenvoudiging van de administratieve lasten voor de bedrijven. De heer Douma stelt voor om dit systeem meteen uit te breiden tot alle EU-landen. Dat is dan weer een lastenverzwaring voor de bedrijven. Het is de vraag of daartoe voldoende aanleiding bestaat. Ik verzoek de heer Douma om iets beter uit te leggen waarom hij dat eigenlijk wil en hoe hij de kosten-batenverhouding van deze maatregel inschat. In het algemeen overleg hebben wij aan de staatssecretaris gevraagd een aantal voorbeelden op papier te zetten en aan ons te sturen. Dat heeft hij toegezegd. Met andere woorden: is de heer Douma niet wat voorbarig met zijn motie?

De heer Douma (PvdA):

Er zijn twee redenen om deze motie in te dienen. De eerste is dat ik vermoed dat het thans voorliggende systeem van notificatie opnieuw tot problemen zal leiden met betrekking tot de toestemming van de Europese Commissie en op een later moment eventueel het Europees Hof. Het gaat om de vraag of sprake is van discriminatie van nieuw toetredende landen. Ik ben bang dat het thans voorgelegde systeem de toets der kritiek van de Europese Commissie niet zal kunnen doorstaan. Dat is een urgent argument. De SER heeft aangegeven dat alle vormen van grensoverschrijdende dienstverlening met dit probleem te maken hebben. Dat is wat ik heb bedoeld met voortschrijdend inzicht. Het betreft het gegeven dat dienstverleners uit andere landen in Nederland actief zijn. Voor adequaat toezicht en handhaving moeten wij ten minste weten dat zij er zijn. Dat wordt door de SER gevraagd. Op basis van dit voortschrijdend inzicht stel ik voor, de regels voor een bredere groep landen te stellen. Ik erken dat hieraan het risico van een groeiende administratieve last kleeft, in het bijzonder voor grensoverschrijdende dienstverleners. Ik ben van mening dat het onontkoombaar is voor adequaat toezicht en handhaving. Ik verneem daarop graag de reactie van de staatssecretaris.

De heer De Wit (SP):

Ik constateer enige gelijkenis tussen een van de twee moties die ik heb ingediend en de motie van de heer Douma. Het is misschien verstandig dat wij bekijken of wij het eens kunnen worden, opdat er geen twee soortgelijke moties in stemming hoeven te komen.

De voorzitter:

Daarom begon de heer Douma zijn betoog met de opmerking dat hij enigszins verrast was over uw inbreng. Ik neem aan dat u het er samen over kunt hebben.

De heer Douma (PvdA):

Het lijkt mij inderdaad een goed voorstel om hier samen naar te kijken.

Staatssecretaris Van Hoof:

Mijnheer de voorzitter. Vooruitlopend op hun overleg kan ik met één antwoord reageren op de moties van de heren De Wit en Douma. Zij stellen voor de notificatie niet alleen van toepassing te verklaren op nieuwe landen, maar ook op de vijftien oude EU-lidstaten. Deze moties staan haaks op het voorstel van het kabinet. Het zou namelijk betekenen dat het dienstenverkeer met de oude EU-lidstaten, vergeleken met de huidige situatie, alleen maar wordt belemmerd. Er vindt niet alleen meer administratie en lastenverzwaring plaats, maar het is in feite ook een stap terug in de ontwikkeling van open grenzen binnen Europa.

De heer Douma beargumenteert zijn motie met de vraag of de nu voorgestelde notificatie de discriminatietoetsing zal doorstaan. Ik kan hem verzekeren dat de wijze waarop hij de zaak wil regelen, de toetsing door de Europese Commissie en het Hof in ieder geval niet zal doorstaan.

De moties zijn gericht op uitbreiding van het notificatiesysteem naar heel Europa en zullen absoluut contraproductief werken. Ik ontraad dan ook de aanneming van beide moties.

De heer Douma (PvdA):

Het kabinet heeft in een eerder stadium positief gereageerd op een SER-advies, dat vraagt om een meldingsplicht ingeval van grensoverschrijdende dienstverlening. Hoe verhoudt de uitspraak van de staatssecretaris zich tot de reactie van het kabinet op dit SER-advies? Ik wil de kloof tussen de staatssecretaris en mij graag overbruggen. Wil hij ons nog eens de afweging voorleggen tussen het door hem voorgestelde en het door mij voorgestelde systeem? Het gaat mij er niet om de zaak tot de laatste punt en komma door te drijven, maar ik wil wel graag netjes een afweging kunnen maken.

Staatssecretaris Van Hoof:

Het SER-advies verhoudt zich op dezelfde wijze tot mijn uitspraak als tot de regels die wij binnen de Europese regelingen kennen en de wijze waarop de beoordeling plaatsvindt. De lijn die de heer Douma voorstelt, is kennelijk ingegeven door dit SER-advies en verhoudt zich niet tot de regels van Brussel.

Het is bekend dat er vanuit Brussel al maatregelen voor Nederland zijn genomen. Als wij de notificatie uitbreiden naar de overige Europese landen, levert dat zeker de nodige problemen op. Ik hoef geen uitgebreide afweging te maken. Het is gewoon een kwestie van knopen tellen, simpel kijken hoe er met de zaak wordt omgegaan en kijken naar de mogelijkheden.

In het algemeen overleg heb ik al gezegd dat wij zeer zorgvuldig hebben geopereerd en alle afwegingen hebben gemaakt. Het zou vreemd zijn als dat niet het geval was geweest. Wij hebben daarbij ook gekeken naar wat er momenteel elders in Europa gebeurt en op basis daarvan denken wij dat wij de notificatieregeling kunnen invoeren. Daarmee wordt bereikt dat wij precies weten wie en waar in Nederland aan de slag is en onder welke voorwaarden. Wij kunnen dan gericht controleren op illegale tewerkstelling. De notificatie helpt ons daarbij.

Daarmee heb ik ook gereageerd op de tweede motie van de heer De Wit, die de illegale tewerkstelling en de controle daarop aan de orde stelt. Hij verzoekt ambtshalve gedupeerde werknemers te voorzien van een vordering ter naleving van de cao-bepalingen. Ik heb in het overleg aangegeven, dat de controle op de cao-bepalingen in een privaat traject dient plaats te vinden. Ik meen dat de Arbeidsinspectie daarin geen rol moet spelen. Hoewel ik ervan uitga dat hij dit weet, zeg ik de heer De Wit ter informatie, dat de AI op verzoek van cao-partijen een onderzoek kan instellen naar de naleving van algemeen verbindend verklaarde cao-bepalingen over de arbeidsvoorwaarden, gericht op het instellen van een civiele rechtsvordering door die partijen. Dit is echter geen eigenstandige initiatieftaak van de AI. Zoals gezegd, het kabinet is van mening dat de controle in het private domein ook door private partijen moet plaatsvinden en dat de publieke regels door de overheid dienen te worden gecontroleerd.

De heer De Wit (SP):

In de motie wordt gevraagd of het mogelijk is om onderzoek te doen. De staatssecretaris zegt wel dat het om civiele partijen gaat, maar het kenmerkende in dit geval is dat de werknemer niet zo gauw naar de rechter zal stappen, juist omdat het een illegaal betreft. Dan moet men enige tegemoetkoming kunnen bieden door als overheidsinstantie te zeggen dat men de vordering overneemt. Dit heeft het voordeel dat werkgevers worden gedwongen goed na te denken alvorens een illegaal in dienst te nemen, wetende dat er mogelijk een claim komt van een inspectie of een andere instantie die wij die taak toebedelen. Deze drie elementen maken het de moeite waard dit te bekijken. Dat is de strekking van de motie.

Staatssecretaris Van Hoof:

Ik heb al gezegd dat de opvatting van de regering over de taakverdeling bij de controle over de cao-bepalingen is dat privaat, privaat en publiek, publiek moet worden benaderd. Ik heb dus geen behoefte aan een onderzoek, omdat ik vind dat de overheid daarin een eigenstandige rol heeft. De heer De Wit weet bovendien dat de boete voor de werkgever in het kader van de reguliere arbeidsverhoudingen € 8000 is wanneer iemand wordt aangetroffen de werkgever weet dat er sprake is van illegale tewerkstelling. Als de dag erna opnieuw illegaal tewerkgestelden worden aangetroffen, is de boete € 12.000. Ik meen dat de afschrikking er is. Ik wijs erop dat wij in het kader van de notificatie nimmer van illegale tewerkstelling zullen spreken, omdat daarvoor bepaalde regels worden gehanteerd en datgene wat de heer De Wit vraagt ook niet nodig is.

De heer De Wit (SP):

Het laatste wat de staatssecretaris zegt, begrijp ik natuurlijk. Juist bij notificatie blijven wij desondanks de mogelijkheid van illegalen houden. Juist in die situatie, eerder dan bij een systeem van het vooraf aanvragen van vergunningen.

Staatssecretaris Van Hoof:

Niet alleen als het om de genotificeerde werknemers gaat, maar dat is altijd en overal. Ook als wij dit uitbreiden naar Europa, ook als wij allerlei andere zaken doen, ook als wij de inspectie op cao-bepalingen door de overheid zouden laten uitvoeren, dan nog blijft de mogelijkheid bestaan dat er illegale tewerkstelling zal plaatsvinden. Dat is ook de reden dat wij volgend jaar met een groter aantal controles het land in gaan, dat wij het aantal inspecteurs uitbreiden, dat wij de boete hebben verhoogd en dat de eerstedagsmelding per 1 januari a.s. wordt ingevoerd. Men kent allemaal het rijtje. In die zin is er een bijna verhevigde inzet als het gaat om het tegengaan van illegale tewerkstelling. Wij zijn het met elkaar eens dat wij die maximaal moeten bestrijden.

De heer Van Hijum (CDA):

De staatssecretaris wijst alle verzoeken om extra en om aanvullend onderzoek van de hand. Ik kan mij daarbij iets voorstellen. Ik neem aan dat onze afspraak over het op een rij zetten van de voor- en nadelen van de systemen die in verschillende landen worden toegepast, overeind staat.

Staatssecretaris Van Hoof:

De toezeggingen staan.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt van 18.02 uur tot 19.30 uur geschorst.

Voorzitter: Hamer

Naar boven