Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en enige andere wetten (30337);

het wetsvoorstel Wijzigingen en reparaties in diverse wetten op het terrein van volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer (30134).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Voorzitter. Eigenlijk gaat het om iets eenvoudigs, namelijk een aantal wijzigingen in de Awir, de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, en een aantal andere wetten. Deze gaan over de zorgtoeslag, de kindertoeslag, de omzetting van huursubsidie in de huurtoeslag en een aantal andere zaken. Dit lijkt niet zo veel werk, maar zo simpel is dat ook weer niet. Met de Awir hebben wij een complexe materie op ons genomen, met het doel om zaken uiteindelijk te vereenvoudigen en inkomensafhankelijke maatregelen voor de mensen transparant te maken, zodat zij van tevoren weten waaraan zij toe zijn, maar daarvoor is veel nodig. Ik begin met het punt waarover ik inmiddels een amendement heb ingediend.

Bij de behandeling van de Awir heb ik al op het volgende gewezen, omdat de Awir van belang is voor de inkomensverhoudingen, de koopkracht en de hoogte van de inkomens van mensen. Er zijn nogal wat mensen die hun fiscale heffingskortingen niet kunnen verzilveren. Dit betekent dat de koopkrachtplaatjes waarover wij verderop en volgende maand spreken, soms een vertekend beeld geven. Mensen krijgen namelijk niet de koopkrachtgroei die is voorzien, omdat zij de inkomensafhankelijke maatregelen niet krijgen.

De heer Crone heeft een motie ingediend, die door de Kamer is aanvaard, waarin hij vraagt om de inkomensafhankelijke kortingen, in dit geval de kinderkorting en de ouderenkorting, te verzilveren via de Awir. De PvdA heeft het zeer gewaardeerd dat de regering heeft aangegeven dat in ieder geval de kinderkorting met ingang van 1 januari 2008 kan worden verzilverd. Daarmee wordt een zevenmijlsstap in de discussie gezet, waarin tot nu toe het nee gold. Ik neem aan dat dit voor de verdere besluitvorming rond mijn initiatiefwetsvoorstel Vazalo enige deuren openzet die tot op heden gesloten bleven. Bij de vragen die hierover zijn gesteld in het verslag vind ik het van belang dat de regering heeft gezegd dat de inkomensafhankelijke kinderkorting pas per 1 januari 2008 in werking kan treden, maar dat deze eigenlijk al over het jaar 2007 in 2008 kan worden ingevoerd. De staatssecretaris heeft in de nota naar aanleiding van het verslag aangegeven dat dit mogelijk een constructie is. Overigens is deze bedacht in het kader van het wetsvoorstel Vazalo. Dit betekent dat de Belastingdienst/Toeslagen het voorwerk pas in 2007 gaat doen – maar dat zou die dienst toch al moeten doen – en pas in het jaar 2008 begint met uitkeren. Dit kan bij de afrekening over het jaar 2007. Ik heb een amendement ingediend om dit op deze wijze voor het jaar 2007 te regelen. Daarmee blijf ik binnen de randvoorwaarden die de regering heeft aangegeven voor de mogelijkheden om de Awir te gebruiken voor andere toeslagen dan de toeslagen die momenteel in de wet zijn voorgenomen. Ik ben benieuwd wat de regering van dit amendement vind. Ik wijs erop dit het iets anders is dan ik oorspronkelijk in gedachten had, namelijk om ook de werking over het jaar 2006 te implementeren. Ik heb gezien dat dit nogal wat problemen oplevert. Daarvoor heb ik oog. Daarom verwacht ik van de Belastingdienst/Toeslagen geen activiteiten ten behoeve van de burger voor 1 januari 2008. De regering heeft daarvan gezegd dat dit mogelijk is.

Mijn tweede opmerking gaat over de situatie dat er sprake is van hypotheekrente in relatie tot de zorgtoeslag en kinderopvangtoeslag. Nadere bestudering van het wetsvoorstel en de werking van de Awir heeft geleerd dat bij twee mensen met een gelijk inkomen, met allebei twee kinderen, van wie het huis op een andere manier is gefinancierd – de een heeft een koophuis en de ander een huurhuis – de een substantieel meer kinderopvangtoeslag ontvangt dan de ander omdat die de hypotheekrente mag aftrekken. Kinderopvangtoeslag heeft niets met hypotheken of met het wonen in een huur- of koophuis te maken en heeft niets te maken met de kosten van de betreffende bewoners. Kortom, mij ontgaat volstrekt de logica van dat verschil. Datzelfde geldt in beginsel voor iedere andere inkomensafhankelijke regeling omdat bij de definitie van het verzamelinkomen in de wet is gezegd dat het toetsinkomen het fiscaal verzamelinkomen is. Dat zou betekenen dat het inkomen pas wordt genomen na aftrek van de hypotheekrenteaftrek.

Daar doet zich een consequentie voor in een volume dat ik zelf ook niet zo snel heb gezien toen wij de wet in januari jongstleden behandelden. Het gaat om een subsidie van 404 mln. Die vraag heb ik nu gesteld. Het is toch een subsidie, mensen krijgen extra toeslag. De regering noemt de toeslag ook een subsidie. Zij krijgen die louter op grond van het feit dat zij een hypotheekrenteaftrek kunnen aftrekken. Die subsidie krijgen zij nu niet op de kinderopvangtoeslag. Dat soort subsidies krijgen zij nu ook niet op de kosten van de ziektekostenverzekering. Het is dus een nieuwe subsidie voor de eigenaren van een eigen woning die niets te maken heeft met de kosten die zij hebben.

Men zou kunnen zeggen dat mensen met een eigen woning ook het huurwaardeforfait moeten bijtellen. Als men dit ook verrekent, is er ook geen vergelijking meer met mensen die huur betalen. Dan is het op termijn wenselijk – niet meteen morgen – die extra subsidie op de kinderopvangtoeslag, die per 1 januari aanstaande ontstaat voor mensen die een hypotheek kunnen aftrekken, op een andere manier op te vatten en te schonen. Anders betekent dit dat iedere nieuwe regeling – de regering heeft aangekondigd in de toekomst meerdere regelingen bij de Awir te zullen onderbrengen – altijd zal leiden tot extra toeslag, tot extra subsidie voor mensen met een hypotheekrenteaftrek. Dat lijkt mij niet redelijk en niet billijk. Kortom, ik pleit ervoor dat te schonen. Ik wil dus niemand iets afnemen want niemand heeft het nu. Het is ook nooit de bedoeling geweest dat mensen met een hypotheekrenteaftrek extra kinderopvangtoeslag zullen krijgen. Er is daarmee ook geen directe relatie te leggen. Het lijkt mij verstandig dat te schonen en zonodig zal ik daarover de Kamer om een uitspraak vragen. Ik heb daarbij voor ogen de regering te vragen om in de loop van volgend jaar, uiterlijk voor mei, met een notitie te komen waarin in beeld wordt gebracht wat de effecten zijn van de aanpassing van het toetsinkomen voor toeslagen, door de hypotheekrenteaftrek en het bijtellen van het huurwaardeforfait achterwege te laten. Misschien wil de regering mij dat wel toezeggen. Ik meen dat dan sprake is van vergelijkbare neutrale situaties.

Ik kom op mijn derde punt, de gezamenlijke huishouding. Ik heb daarover een vraag ondanks de vragenserie van onder andere de heer Omtzigt over mensen met een bijzondere woonsituatie die samenwonen, tot aan monniken toe, om te bezien of sprake is van een gezamenlijke huishouding of een zelfstandige huishouding waarbij iedereen eigenstandig recht heeft op toeslagen en dus op beoordeling van het toetsinkomen. Er is nog een categorie die niet in beeld is gekomen. Dat zijn mensen met een handicap die zelfstandig met begeleiding in een huis wonen, soms in verschillende woonvormen die niet AWBZ-gefinancierd zijn, maar met een persoonsgebonden budget en soms ook met huursubsidie. Ik zal enkele voorbeelden schetsen, zodat de regering het knelpunt begrijpt dat ik voorleg.

Situatie één betreft een normale galerijflat in Haarlem. Er is sprake van één verdieping, met steeds eigen voordeuren. Achter iedere voordeur woont iemand met een verstandelijke of fysieke handicap. Verderop is een woning omgebouwd tot huiskamer en keuken. Iedereen heeft echter zijn eigen woninkje en eigen keukentje. Wonen deze mensen zelfstandig en heeft ieder van hen recht op de volledige zorgtoeslag? Of is er sprake van zorgpartners?

Nog een voorbeeld. De ouders hebben een woning gekocht; deze wordt opgedeeld en elke bewoner heeft een eigen toilet en een eigen keukentje, maar zij hebben dezelfde voordeur. Het gaat net als in het eerste voorbeeld om bewoners met een persoonsgebonden budget. Moeten deze mensen een zorgpartner kiezen? En stel dat een van hen een vermogen heeft, wat niet ondenkbaar is. Heeft dit dan consequenties voor de hoogte van de zorgtoeslag van de andere bewoners die daar weliswaar met enige begeleiding, maar zo zelfstandig mogelijk wonen?

Ik kan me voorstellen dat de bewindslieden hierop niet meteen kunnen reageren, maar ik zou toch wel graag voor de stemmingen een schriftelijke reactie ontvangen, want ik vind dat dit soort zaken helder moeten zijn, opdat eenieder weet wat zijn rechten zijn. In de nota naar aanleiding van het verslag heb ik gelezen dat volgens de staatssecretaris mensen die samenwonen zonder dat zij familie van elkaar zijn, die een eigen financiële huishouding voeren en geen formele zakelijke relatie hebben, maar één formulier voor het aanvragen van een zorgtoeslag krijgen. Ik vind het raar dat in zo'n geval maar één persoon voor een zorgtoeslag in aanmerking komt, want het is al voorgekomen dat beide toetsingspartners een formulier krijgen dat zij afzonderlijk volledig invullen en ondertekenen. Wie krijgt de toeslag dan? Ik vind dit echt een probleem, want er zijn mensen die een geheel zelfstandige financiële huishouding voeren, maar die door de Awir gedwongen zijn, elkaars toeslagpartner te worden. Het gevolg hiervan is dat de een met een schuld geconfronteerd kan worden als alleen de ander een toeslag krijgt. Welk bedrag moet de een dan aan de ander betalen? Daar heeft men geen idee van, als de een per jaar bijvoorbeeld € 4000 meer verdient dan de ander. Hun financiële huishoudingen zijn gescheiden, dus op welke zorgtoeslag hebben zij elk recht? De regering wil de toeslag maar aan een van de twee betalen, maar aan wie? Is dat degene op wiens naam de huurovereenkomst staat? Of degene met het hoogste inkomen, die dan misschien net niet degene is die de huurovereenkomst is aangegaan?

Ik nodig de regering uit, gescheiden uitbetaling mogelijk te maken voor mensen die geen gezamenlijke financiële huishouding voeren. Dit zou veel problemen voorkomen bij eventuele onderhandelingen over wat elk van beiden toekomt, want die mensen hebben er zelf geen idee van. Enkele economen van goede naam en faam, zoals de heer Stevens, maar ook deskundigen uit de kring van het CDA, hebben heel nadrukkelijk gezegd dat er bij de vormgeving van de Awir zo nadrukkelijk voor het huishoudinkomen gekozen is dat de individualisering die wij sinds de maatregel uit 1990 bijvoorbeeld voorstaan als het gaat om het zelf verwerven van een inkomen, eigenlijk onderuit wordt gehaald. Ik verwacht niet dat dit probleem morgen opgelost zal zijn, want anders had het vandaag al uit de wereld kunnen zijn, maar ik wil wel binnen afzienbare termijn een indicatie van hoe hier een mouw aan te passen zou zijn. Dit zou enorme winst voor de emancipatie zijn, daar is het nog steeds niet te laat voor.

Ik heb gevraagd hoe het zit met de koopkrachtdaling van eventueel eigenbijdrageplichtig inkomen van mensen van 65 jaar of ouder in een AWBZ-instelling. Deze mensen moeten nu een hoge zorgpremie betalen. Zij krijgen daar een zorgtoeslag voor terug, maar omdat zij niet zelfstandig wonen valt die toeslag nogal eens lager uit. Hoe zit het met de daling van het inkomen van AOW'ers die geen eigen pensioen hebben? Is er bij de opstelling rekening mee gehouden dat 450.000 AOW'ers hun heffingskorting niet kunnen verzilveren? Dat betekent immers dat voor deze categorie mensen het koopkrachtverlies groter is dan is voorgesteld. Hoe zit dat? Hoe zit het verder met 65-minners die in een door de AWBZ gefinancierde instelling verblijven en bijvoorbeeld een WAO- of Wajong-uitkering ontvangen? Deze mensen kunnen ook niet verzilveren. Krijgen bijvoorbeeld de 7000 Wajongers te maken met een verlies van koopkracht? Bij het vaststellen van de eigen bijdrage is dat een factor. Gaat het kabinet het koopkrachtverlies compenseren door de eigen bijdrage op een andere wijze vast te stellen, of gaat het daarmee rekening houden?

Er wordt volledig automatisch met € 40 per maand teruggevorderd. Dat lijkt een makkelijke en simpele oplossing, maar hoe vinden de terugvorderingen plaats bij de WSNP als iemand die in de schuldsanering zit, een wettelijke regeling via de rechter is opgelegd? Hoe wordt er teruggevorderd bij een minnelijke schuldsanering? Een en ander is vooral relevant omdat het maken van nieuwe schulden verboden is en zelfs tot een faillissement kan leiden. Dat betekent dat, als er bijvoorbeeld per ongeluk te veel heffingskorting uitgekeerd is, er in wezen een nieuwe schuld is gemaakt, wat verboden is. Er is dan in de aflossingscapaciteit geen ruimte om € 40 per maand terug te vorderen. Hetzelfde kan gebeuren bij de minnelijke regeling. Daar vraag ik helderheid over.

Hoe wordt invulling gegeven aan de verwijtbaarheidstoets, bijvoorbeeld vanwege een medebewoner, bij het opleggen van een terugvordering met € 40 per maand? Kan dat alleen bij bezwaar en beroep? De Belastingdienst houdt geen rekening met het feit dat soms iets niet verwijtbaar geacht kan worden. In dat geval zou er niet teruggevorderd moeten worden. Daar is prachtige Europese regelgeving voor. Hoe verhoudt die regelgeving zich met de regeling die het kabinet nu voorstelt?

Ik waardeer dat het stamrecht met een lager tarief belast wordt en dat daar nog een nadere regeling voor wordt gemaakt. Ik waardeer het ook dat het zak- en kleedgeld op de Awir zal worden aangepast voor mensen die met bijstand in een instelling verblijven.

Er doet zich voor mensen met meerdere werkgevers een vorm van inkomensafhankelijke zorgpremieheffing voor bij zowel werkgevers als werknemers. Je denkt: dat geld krijgen zij terug. Had je gedacht! Met de nieuwe regeling gebeurt dat niet. Het is ook heel erg moeilijk, zeker als iemand naar een andere werkgever gaat of als het aantal verschillende werkgevers toeneemt, om eerder te veel betaalde premie terug te krijgen. Datzelfde geldt voor de werkgevers. Eerder is gezegd dat nogal wat mensen het geld niet terugkrijgen, omdat zij daarom niet verzocht hebben. De Belastingdienst gaat het helemaal uit zichzelf doen. Hij kan zelf noteren wanneer er sprake is van meerdere werkgevers en of iemand ergens niet meer werkt. Dat kost een hoop geld, want dan moeten de mensen terugbetalen. Kan er met de voorgestelde regeling voor worden gezorgd dat mensen die te veel premie betaald hebben, bijvoorbeeld omdat zij verschillende werkgevers hebben, hun geld daadwerkelijk terugkrijgen? Geldt datzelfde voor de werkgever?

Ik kom op wetsvoorstel 30134, waarin het vooral gaat om huursubsidie. Ik betreur het ernstig dat de regering niet bereid is geweest, een vangnetvoorziening te creëren voor de huurtoeslag. Een substantieel aantal mensen wordt daar ernstig door getroffen. Ik vraag de regering om niet te wachten tot de formele evaluatie van de Awir, maar om uiterlijk in 2008 een tussenevaluatie op te stellen over de ontwikkeling rond de huursubsidie en de geschrapte vangnetfunctie. Als iemand er 30% tot 40% in inkomen op achteruitgaat, hetgeen bijvoorbeeld gebeurt als hij arbeidsongeschikt raakt, krijgt hij niet de huursubsidie die past bij zijn inkomen, maar de huursubsidie die past bij het gemiddeld jaarinkomen. Daar kan een zeer groot verschil tussen zitten. Bij de behandeling van de wet hebben wij daar veel berekeningen over gehad. Het probleem is erkend, maar de bewindslieden wilden er niets aan doen. Het was een van de redenen waarom de PvdA-fractie tegen de wet gestemd heeft, hoewel zij het op een aantal andere gronden een goed voorstel vond. Nogmaals, ik wil uiterlijk in 2008 een voorlopige signalering hebben van de effecten.

De PvdA-fractie heeft een hele reeks vragen gesteld over het wetsvoorstel inzake wijzigingen en reparaties in diverse VROM-wetten. Op veel vragen is geen antwoord gekomen; dat vind ik spijtig. Het meest spijtig vind ik echter het volgende. Minister Dekker zal zich herinneren dat zij ons schema's heeft laten zien waaruit bleek dat ingevolge de Awir de marginale druk in de huursubsidie kon oplopen tot 60%. Zij schrok daar ook wel van en was dan ook bereid om te bekijken welke maatregelen nodig waren om die marginale druk te mitigeren. Op 9 februari heeft zij toegezegd om vóór prinsjesdag te komen met een onderzoek naar de verlaging van de marginale druk in de huursubsidie. In de nota naar aanleiding van het nader verslag hebben wij hier echter nog eens om moeten vragen. De minister heeft toen gezegd dat dit onderzoek vóór het einde van het jaar naar de Kamer wordt gestuurd. Hierdoor lopen wij echter het risico dat de enorme pieken in de marginale druk – voor sommige mensen kan dit echt een ramp zijn – niet tijdig gerepareerd kunnen worden, terwijl de toen fungerende woordvoerder, de minister van SZW, heeft gezegd dat het wel de intentie was om die problematiek te mitigeren. Ik verzoek de minister van VROM nu dan ook heel uitdrukkelijk om ervoor te zorgen dat de Kamer uiterlijk 1 december een overzicht krijgt van de inkomenseffecten van het invoeren van de huurtoeslagregeling. Immers, deze bergt een serie maatregelen in zich die min of meer verstorend kunnen werken op de wijze waarop de verschillende toeslagen worden toegekend, en het volume daarvan. Bovendien doet zich vanwege de cumulatie van die maatregelen in het systeem van de opbouw van de huurtoeslagen een vorm van marginale druk voor die tot 60% kan oplopen.

De vraag is dus of de bewindslieden bereid zijn om ervoor te zorgen dat de Kamer genoemd onderzoek vóór 1 december ontvangt. Ik zeg dit te meer omdat minister Zalm zojuist in het vragenuurtje heeft gezegd dat van de meevaller van 3 mld. 1 mld. gereserveerd is voor lastenverlichting en dat die 1 mld. mede benut kan worden voor koopkrachtreparaties in december. In december vindt de begrotingsbehandeling van SZW plaats en dan heeft de minister voor inkomensbeleid het voor het zeggen, althans als de Kamer dat ook een goed idee vindt. Ik hecht eraan om aan te geven dat wij excessieve vormen van marginale druk in de huursubsidie graag in december gerepareerd zien, onder meer door middel van de pot waarmee minister Zalm de Kamer een uur geleden lekker heeft gemaakt. Bovendien heeft hij hiermee alle mensen die de afgelopen twee jaar zo veel hebben moeten inleveren, terwijl dat achteraf eigenlijk niet allemaal nodig was geweest, vol huiver achtergelaten of het nog goed zal komen. De begrotingsbehandeling vindt na sinterklaas plaats, maar ik hoop dat wij dan wel de goede cijfers hebben om te kunnen bekijken welke maatregelen noodzakelijk zijn om mensen recht te doen. Daarvoor zijn wij hier immers allemaal.

De voorzitter:

Zelfs als ik de interrupties van uw spreektijd aftrek, hebt u 23 minuten gesproken terwijl u er maar 10 had opgegeven. Dat is niet zo handig voor onze planning.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Wij hebben vanmorgen op het allerlaatste moment een wetsvoorstel aan dit debat toegevoegd.

De voorzitter:

Dat is waar; een punt voor u.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Dan zeg ik niets meer.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Een maand voordat de Awir echt begint te werken, en drie maanden nadat die van kracht is geworden, is dit wetsvoorstel een mooi punt om een tussenstand op te maken. Het is de regering gelukt om bijna alle inkomensafhankelijke regelingen op één inkomensbegrip te baseren. Dit jaar is loon voor belasting nog iets totaal anders dan loon voor de premies volksverzekeringen. Bij de huursubsidie is weer een ander inkomen van toepassing, met een andere correctie. Aan het eind van dit jaar en aan het eind van volgend jaar kun je op je aanslag zien wat je verzamelinkomen is. Of je recht hebt op een tegemoetkoming, wordt gebaseerd op dat bedrag. Door deze grote vereenvoudiging en verduidelijking weten mensen die recht hebben op een of meer toeslagen, onmiddellijk waar zij recht op hebben.

De campagne voor het aanvragen van de zorgtoeslag en de huurtoeslag is een succes geworden. De overgrote meerderheid van de rechthebbenden heeft de aanvraag op tijd ingediend. Voor de mensen die dat zijn vergeten, volgt een tijdige herhalingsoproep. Dit is een mooi voorbeeld van goede overheidscommunicatie en organisatie.

In dit wetsvoorstel is erin voorzien dat niet alle termijnen bij de uitbetaling gelijk hoeven te zijn. Dat betekent dat iemand die de aanvraag te laat heeft ingediend, de achterstallige termijnen van zorgtoeslag en huurtoeslag meteen uitbetaald kan krijgen. Kan de staatssecretaris of een van de twee ministers toezeggen dat mensen die voor 1 december een aanvraag doen, eind januari onmiddellijk twee van de twaalf maandelijkse termijnen overgemaakt krijgen?

Bij de stelselwijzigingen van 1 januari is niet altijd gedacht aan mensen die in het buitenland verblijven. Door dit wetsvoorstel wordt geregeld dat een groep mensen die in Nederland geen aangifte hoeft te doen van een gedeelte van hun buitenlandse inkomen, straks wel een beschikking moet hebben over het vastgestelde inkomen.

Ik noem als voorbeeld een man die in België woont en in Nederland werkt. Hij is nu in het ziekenfonds verzekerd en vanaf 1 januari verzekerd volgens de nieuwe Zorgverzekeringswet. Zijn echtgenote woont ook in België en heeft daar een kleine dienstbetrekking. Voor de vaststelling van de hoogte van de zorgtoeslag moet ook het inkomen van de vrouw worden vastgesteld, volgens Nederlandse maatstaven. Daar voorziet het voorliggende wetsvoorstel in. Maar hoe wordt dit inkomen naar Nederlandse maatstaven vastgesteld? Welke aangifte moet zij doen om het recht op zorgtoeslag voor haar partner duidelijk te krijgen?

De Nederlandse belastingregels zijn bijvoorbeeld met box 3 wel iets anders dan de Belgische regels. Kunnen mensen die in het buitenland wonen, zich tot één nummer wenden met een vraag over stelselwijzigingen bij de huurtoeslag of wanneer zij onder de Zorgverzekeringswet vallen? Wij krijgen veel telefoontjes van mensen die vragen wanneer zij waar recht op hebben en wie hen kan informeren over hoe hun verzamelinkomen wordt vastgesteld.

Verder vraag ik om bij de regels voor de precieze vaststelling van het inkomen, die gedelegeerd zijn onder deze wet, eenvoud te verkiezen boven precisie. Wij waren enigszins verbaasd, te lezen dat de verwachting is dat bijna 10% van de beschikkingen tot een bezwaar zal leiden. Hieruit kunnen veel procedures ontstaan die om relatief weinig geld gaan, want de afloop bij de zorgtoeslag bedraagt slechts 5%.

Een ander voorbeeld: mensen die een gezamenlijke huishouding voeren in België, maar zonder formele overeenkomst, zoals een huwelijk of een samenlevingscontract, waarover mijn collega Noorman-den Uyl van de fractie van de Partij van de Arbeid ook een aantal opmerkingen heeft gemaakt. Bij de Awir worden zij wel aangemerkt als partners, maar hoe kan de Belastingdienst/Toeslagen dit ooit verifiëren? Worden er werkbezoeken afgelegd in Spanje om te kijken of twee mensen een gezamenlijke huishouding voeren?

Er zijn ingewikkelde Nederlandse regels over partnerschap, zijnde huwelijk, samenlevingscontract, een kind van de ander erkend hebben of een kind van de ander geadopteerd hebben, het meetellen bij het pensioen, en nog een aantal andere regels. Deze maken de Awir net zo complex als de Nederlandse samenleving. De vraag of iemand al of niet is getrouwd, is gemakkelijk te verifiëren. Bij de vraag of mensen al dan niet partners zijn, is het voeren van een gezamenlijke huishouding leidend. Wij vinden het een groot gemis dat in de Awir geen eenduidig begrip van een gezamenlijke huishouding is opgenomen. Dit leidt tot veel vragen, die door verschillende instanties op verschillende wijzen worden beantwoord. Het begrip uit de socialezekerheidswetgeving is niet operationeel bij de zorgtoeslag. Als voorbeeld hebben wij eerder de studentenhuizen genoemd, die niet interessant zijn voor de huurtoeslag, omdat studenten geen recht hebben op huurtoeslag, maar voor de zorgtoeslag wel. Wij hebben monniken genoemd. Mevrouw Noorman heeft een aantal voorbeelden genoemd van niet-zelfstandig wonenden.

Wij betreuren het dat studenten nog steeds niet precies weten waar zij aan toe zijn. Ook voor mensen in het buitenland die mantelzorg verlenen, is dit een begrip vol voetangels en klemmen. Bovendien is het nagenoeg oncontroleerbaar voor de Belastingdienst/Toeslagen, tenzij er op massale schaal buitenlandse werkbezoeken worden georganiseerd. Is het kabinet bereid om voor 1 april 2006 met een voorstel te komen voor het begrip gezamenlijke huishouding in de Awir en om dat begrip voor het berekeningsjaar van 2007 van toepassing te laten zijn door een wetswijziging?

Wij danken de regering voor de toezegging dat een onrechtmatig hier verblijvende vreemdeling niet met terugwerkende kracht een pseudo-inschrijving krijgt in de gemeentelijke basisadministratie. Dat betekent geen raar figuur in de wetgeving: wel een regelmatig verblijf, toch een soort inschrijving, en bovendien geen terugvordering van toeslagen die door derden zijn ontvangen. Hoe kijkt de staatssecretaris aan tegen pleegouders van een ama die geen verblijfstatus krijgt, hier onrechtmatig verblijft maar ook niet wordt uitgezet? Verspelen die pleegouders dan het recht op zorg- en huurtoeslag?

Ik kom bij enkele opmerkingen over de Awir en de Wet op de huurtoeslag. Die hebben betrekking op het aan de agenda toegevoegde wetsvoorstel.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Vindt de heer Omtzigt dat de pleegouders van een ama dat recht moeten behouden? Ik heb nog niet zo lang geleden een vraag gesteld over een gezin met een pleegkind van buitenlandse afkomst. Van dat gezin is de huursubsidie over twee jaar teruggevorderd. Achteraf bleek dat dit gebeurde omdat het pleegkind geen geldig sofi-nummer had. Dit nummer was nog niet uitgegeven. Deze mensen waren echter behoorlijk in paniek. Vindt de heer Omtzigt dat iemand bij het oorbaar in huis plaatsen van een persoon door een reguliere Nederlandse instelling het recht op huursubsidie en de kindertoeslag via de Awir mag verspelen?

De heer Omtzigt (CDA):

Dit heeft geen betrekking op de kindertoeslag. Die valt niet onder de Awir, tenzij er een amendement in die zin wordt aangenomen. Daar zijn overigens goede redenen tegen. Ik vind niet dat dit geld zomaar teruggevorderd kan worden. Daarom vraag ik hoe de minister van VROM ertegen aankijkt als een ama of een andere minderjarige vreemdeling tot het huishouden behoort. Wordt die met terugwerkende kracht tot het huishouden gerekend? De minister heeft in de nota naar aanleiding van het verslag toegezegd dat die terugwerkende kracht niet geldt voor onrechtmachtig verblijvende vreemdelingen. Daarmee is de zaak van mevrouw Noorman opgelost. Ik vraag aan de minister hoe zij deze situaties beoordeelt. Wat moet er op dat moment met een kind gebeuren? Het lijkt ons niet wenselijk dat dergelijke gezinnen in een bureaucratische nachtmerrie terechtkomen.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

De heer Omtzigt zegt dat de kinderopvangtoeslag niet onder de Awir valt. De regering heeft echter aangekondigd dat dit in beginsel voor een periode van een jaar geldt. Daarna komt er een aanpassing om het geheel onder de Awir te laten vallen.

De heer Omtzigt (CDA):

U sprak van kindertoeslag en niet van een kinderopvangtoeslag.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Excuus.

De heer Omtzigt (CDA):

Bij de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is een bedrag van 20 mln. uitgetrokken om de afloop meer glijdend te maken. Wij hebben bij de schriftelijke inbreng over het wetsvoorstel een aantal vragen gesteld over de precieze inkomenseffecten, over hoe glijdend de afloop van de huurtoeslag op dit moment is en over een vergelijking tussen het oude en het nieuwe systeem. Deze vragen zijn voor ons niet op een adequate manier beantwoord. Ik vraag het kabinet met klem om de oude en de nieuwe situatie helder naast elkaar te zetten voordat wij gaan stemmen over dit wetsvoorstel. Aangegeven moet worden of er werkelijk een daling van 16% en 5% plaatsvindt, zoals de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in de memorie van toelichting en in de wetsbehandeling van de Awir in deze Kamer heeft meegedeeld. Wij hechten erg aan een marginale afloop die wat glijdender is. Mensen die wat meer gaan verdienen, raken zo niet onmiddellijk een groot deel hun huurtoeslag kwijt. Wij willen dat graag helder op papier zien. Het kabinet heeft een aantal weken geleden gesteld dat er sprake is van een forse overlap van huur- en zorgtoeslag bij het aan elkaar koppelen van de bestanden van huurtoeslag, zorgtoeslag en belastingen. Is daarbij niet sprake van een grote hoeveelheid witte fraude? Is het niet mogelijk om de meeropbrengsten uit het stoppen van de onrechtmatig ontvangen huurtoeslag te gebruiken om de afloop van de huurtoeslag gematigder te laten verlopen?

Wij vragen aandacht voor de mensen die precies op het minimum zitten. In de memorie van toelichting wordt gesteld dat de minimuminkomensijkpunten verhoogd worden. In het wetsvoorstel worden ze echter van 1500 naar 300 en van ongeveer 1200 naar 200 verlaagd.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Ik kom even terug op wat u zojuist zei over de omzetting van de huursubsidie naar de huurtoeslag en die 40.000 mogelijke fraudegevallen. Bij het wetgevingsoverleg over de begroting van het ministerie van VROM is dat geanalyseerd en toen bleek dat het voor het overgrote deel om omzettingsverschillen ging en niet om echte fraude. Ik vind het prima als fraude wordt aangepakt, maar iets wat geen fraude is, moet je ook niet zo noemen. Ik kan mij overigens voorstellen dat u dat niet wist.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik wacht het antwoord van de minister hierop af.

Voorzitter. Ik kom terug op de minimuminkomensijkpunten. Wij juichen het in beginsel toe dat er een categorie komt waarvoor het ijkpunt zo laag mogelijk ligt. Wij zijn in tegenstelling tot de PvdA van mening dat het verzamelinkomen het ijkpunt is, juist voor de onderkant waarvoor het verzamelinkomen vaak een correctie is voor de buitengewone uitgaven. Veel mensen in de laagste inkomenscategorie, bijvoorbeeld mensen met een WAO-uitkering en chronisch zieken, hebben recht op een buitengewone-uitgavenaftrek. Zij hebben daardoor een lager verzamelinkomen en iets meer recht op huur- en zorgtoeslag.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Ik begrijp uw argumentatie niet. Waarom is het redelijk dat iemand die een woning huurt – niet alle mensen die een woning huren, krijgen huursubsidie – minder zorgtoeslag en minder kinderopvangtoeslag krijgt dan iemand die een woning in eigendom heeft, vooropgesteld dat zij hetzelfde inkomen hebben?

Voorzitter: Ten Hoopen

De heer Omtzigt (CDA):

Als wij uw redenering volgen, moet de huurtoeslag tot de beschikbare middelen gerekend worden. Dat is de essentie van wat u beweert. Ik beweer dat het beter is om het verzamelinkomen te nemen, niet alleen vanwege de eenvoud. U definieert nu weer een nieuw begrip: het verzamelinkomen voor de belasting, het verzamelinkomen-Noorman-den Uyl voor de huurtoeslag en nu komt u met een nieuw begrip voor de zorgtoeslag. Dan zijn wij het hele systeem van de Awir kwijt. U introduceert een nieuw inkomensbegrip. U gaat ervan uit dat alle huiseigenaren een hypotheek hebben, maar dat is zeker niet het geval. Ook niet alle huurders ontvangen huursubsidie. De huursubsidie tellen wij bewust niet mee. U gaat uit van het beschikbare inkomen en dan zou u de huursubsidie wel moeten meetellen. Dan zou u uitgerekend voor de zwakste groep mensen, namelijk de mensen met een laag inkomen en huursubsidie, de zorgtoeslag verlagen. U kennende kan dat niet de bedoeling zijn.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Zoals u het nu schetst, stel ik het ook niet voor. Ik houd niet alleen rekening met de hypotheekrenteaftrek maar ook met het eigenwoningwaardeforfait. Als je dat saldeert, doe je recht aan het verschil met de huurder. U zegt dat ik het systeem onderuit haal. Weet u wat de regering doet in het Besluit aanwijzing uitvoeringsbesluit algemene wet inkomensafhankelijke maatregelen dat zojuist naar de Kamer is gestuurd? Het kabinet gebruikt de redenering die ik hanteer om af te wijzen dat er in artikel 2b sprake van is dat de standaardpremie en de vermeerdering van de zorgtoeslag twee keer worden gehanteerd als het gaat om het drempelbedrag. Het kabinet stelt dat het drempelbedrag en de toeslag gedeeltelijk buiten beschouwing worden gelaten.

De voorzitter:

Kunt u tot uw vraag komen?

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

De heer Omtzigt zegt dat ik ongelijk heb. Mijn redenering is echter dezelfde als die van de regering bij artikel 2b. De heer Omtzigt is het dus of met mij en de regering eens, en dan moet hij mijn redenering over het toetsinkomen wel volgen, of hij wijst de redenering van de regering af. Zo simpel is het. Ik stel deze vraag natuurlijk ook aan de regering.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Ik hoop dat er nog een derde optie is, want ik kan mevrouw Noorman echt niet volgen.

Het minimuminkomensijkpunt wordt in dit wetsvoorstel verlaagd. Mijn fractie juicht dat toe, omdat daardoor een extra klasse gecreëerd wordt voor mensen met een laag verzamelinkomen. In de toelichting staat echter ook dat er groepen huurders zijn die door de invoering van de Awir een beetje minder huurtoeslag krijgen dan onder het oude systeem. Hoeveel minder zij krijgen, weet ik niet, omdat de minister daarover geen precieze cijfers naar de Kamer heeft gestuurd. Met het oog hierop vraag ik de regering in overweging te nemen, het minimuminkomensijkpunt te verlagen naar het niveau van de WML of de WML min € 300 en een extra huurtoeslagcategorie te creëren, en te onderzoeken wat daarvan het effect is op de inkomens van mensen in de laagste categorie. Mensen met een verzamelinkomen dat lager ligt dan het bijstandsniveau, vallen daardoor in een nieuwe categorie.

De heer Van Bochove (CDA):

Voorzitter. Dit debat over de Awir is uitermate technisch. Dat geldt ook voor de andere wetsvoorstellen die vandaag op de agenda staan, namelijk de voorstellen voor wethoudende wijzigingen en de reparaties in diverse wetten.

In antwoord op door de CDA-fractie gestelde vragen, heeft de regering gezegd dat de voorliggende wijzigingsvoorstellen één op één aansluiten bij hetgeen in het debat over de Awir is vastgelegd. De consequenties van datgene wat vandaag wordt gewisseld en mogelijk in besluitvorming wordt vastgelegd, dient opnieuw in een reparatiewet aan de Kamer te worden aangeboden. Kan de minister mij zeggen op welke termijn zij dat zal doen en of dat consequenties heeft voor de stemmingen over het voorliggende wetsvoorstel? De CDA-fractie zou daarover graag geïnformeerd worden voordat het wetsvoorstel met Kamernummer 30134 in stemming wordt gebracht.

Staatssecretaris Wijn:

Voorzitter. De Kamer heeft veel vragen gesteld. De eerlijkheid gebiedt mij echter te zeggen dat er wel heel veel vragen zijn gesteld die al beantwoord zijn toen de Awir zelf werd behandeld. Deze vragen zijn eigenlijk niet aan de orde bij deze wijzigingswet. Zo ben ik het met de heer Omtzigt eens dat de principiële vragen over het toetsingsinkomen inmiddels uitvoerig zijn bediscussieerd. Omwille van de tijd zal ik dergelijke vragen kort beantwoorden.

Ik stel het zeer op prijs dat de heer Omtzigt heeft gezegd dat de Belastingdienst een prima campagne heeft gevoerd en dat de invoering van de toeslagen goed verloopt. Ik zal zijn woorden dan ook zeker overbrengen aan de medewerkers van de Belastingdienst. Dat is inderdaad het geval. De respons met betrekking tot de huurtoeslag was 100%. Wij zijn ook in staat om al die formulieren te verwerken. Mensen die voor 1 december hun aanvraag doen, krijgen eind januari twee maal het bedrag overgemaakt. De maand die men heeft gemist, wordt dus niet in elf partjes over het resterende jaar verdeeld. De aanvraag moet dan overigens wel volledig en juist zijn ingevuld. Wij hebben bij de Belastingdienst de champagneflessen nog niet ontkurkt. Er moet eerst voor worden gezorgd dat in december de betalingen daadwerkelijk goed plaatsvinden. Tot nu toe verloopt alles naar volle tevredenheid, maar het blijft natuurlijk een ontzettend grote operatie waarvan wij pas op het eind weten of zij helemaal goed is verlopen. Ik heb heel veel vertrouwen in de mensen die het werk moeten doen en tot nu toe hebben zij dat vertrouwen volledig waargemaakt.

Mevrouw Noorman-den Uyl vroeg hoe het straks gaat bij terugvordering als iemand te veel zorgtoeslag en/of huurtoeslag heeft ontvangen. Ik heb al eerder gezegd dat wij terugvordering met largesse zullen uitvoeren. Als iemand bijvoorbeeld in de schuldsanering zit, kan uitstel van betaling worden verkregen. Dat is verder uitgewerkt in de Uitvoeringsregeling Awir die op 1 januari 2006 in werking zal treden. Het uitgangspunt is betaling in maandelijkse termijnen van € 40. Als dat niet haalbaar is voor belanghebbende, is er voorzien in een betalingsregeling op basis van betalingscapaciteit. Daarvoor wordt gekeken naar het netto besteedbare inkomen van de belanghebbende en zijn eventuele partner. Op die manier wordt ervoor gezorgd dat er een relatie is met de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP).

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

In de WSNP is het geregeld. In de minnelijke regeling – die wij allemaal liever zien dan de WSNP omdat het voorliggende voorziening zou moeten zijn – is het echter niet geregeld. U zegt dat rekening wordt gehouden met het beschikbare inkomen. De WSNP schrijft voor hoeveel er afgeroomd moet worden en dat mensen maar 94% of 90% van het relevante bijstandsinkomen mogen overhouden, dus daar kan geen dubbeltje meer af. Daarin voorziet u dus niet. In de minnelijke regeling zou een opschorting kunnen worden opgenomen. Dat levert echter ook problemen op, omdat de Belastingdienst dan op het eind moet kwijtschelden in verband met de schone lei die moet ontstaan. In de WSNP is dus een oplossing opgenomen, maar in de minnelijke regeling niet.

Staatssecretaris Wijn:

Er moet worden bezien in hoeverre de Uitvoeringsregeling Awir tegengesteld werkt aan de WSNP. Volgens mij zijn er geen tegengestelde bepalingen. Als dat in de praktijk toch het geval blijkt te zijn, kunnen wij verder zien. Wij zullen terugvordering met largesse en wijsheid uitvoeren. Dat geldt echter niet voor kwijtschelding, want dat is immers een forse stap verder en moet dus in zijn totaliteit worden bezien.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Dat heeft als consequentie dat de minnelijke regeling niet openstaat voor mensen die een schuld opbouwen omdat zij te veel zorgtoeslag ontvangen. Zij moeten dus te allen tijde naar de rechter voor een heel dure procedure van drie jaar omdat de Belastingdienst Toeslagen het niet mogelijk maakt om binnen de minnelijke regeling te komen tot een schone lei.

Staatssecretaris Wijn:

Als mensen een inkomenswijziging doorgeven of aangeven dat zij geen zorgtoeslag meer willen ontvangen, kan dat gelijk worden doorgevoerd. U gebruikte net de tegenwoordige tijd, maar het zal niet gaan om de zorgtoeslag die je op dat moment krijgt. Daar kun je een mutatie in aanbrengen door een inkomensmutatie door te geven.

U vroeg hoe het zat met de verwijtbaarheidstoets bij terugvordering. Wij beschouwen het als twee gescheiden zaken. De terugvordering verloopt op de manier die ik net heb geschetst, terwijl verwijtbaarheid relevant is voor het boeteregime. Iemand die een te hoge toeslag krijgt doordat hij ons in de maling heeft genomen, is verwijtbaar en kan een boete krijgen. Is er geen sprake van verwijtbaarheid, dan kan er geen boete worden opgelegd. Die twee staan dus los van elkaar.

U vroeg ook hoe het zat als er te veel inkomensafhankelijke bijdragen voor de Zorgverzekeringswet waren ingehouden en afgedragen door een samenloop van meerdere dienstbetrekkingen. Dat verloopt grosso modo op de manier waarop het nu verloopt in het kader van de WW, de WAO en de Ziektewet. Wij betalen met ingang van het jaar 2006 ambtshalve terug wat te veel is ingehouden of afgedragen. Feitelijk zal het voor het eerst in 2007 plaatshebben, omdat het pas aan het einde van het jaar bekend is. Dat geschiedt pro rata parte. Hetzelfde geldt voor mensen met bijvoorbeeld een AOW en één of meer andere pensioenbronnen. Wat ik net zei, wordt in ieder geval geregeld in het wetsvoorstel Verzamelwet SV dat morgenavond in het parlement wordt behandeld. Dan zien wij elkaar wellicht weer. U ziet minister De Geus zeker. Misschien heb ik nu wel het gras voor zijn voeten weggemaaid. Op deze manier gaat het in ieder geval werken.

Zowel mevrouw Noorman als de heer Omtzigt had het over het partnerbegrip. Daar hebben wij het ook over gehad toen wij over de wetgeving zelf spraken. Ik heb toen toegezegd dat ik met collega's zou laten onderzoeken of verdere harmonisatie in het partnerbegrip kon worden aangebracht. In de eerste helft van 2006 kunt u het resultaat van dat onderzoek tegemoet zien. Het is inderdaad een complexe materie. Ik twijfel ook of ik moet ingaan op de casuïstiek die de Kamer naar voren is gebracht. Toch zal ik proberen er een paar woorden aan te wijden. Om te beginnen is het begrip "gezamenlijke huishouding" verankerd in de jurisprudentie van de socialezekerheidswetgeving. Er is sprake van een gezamenlijke huishouding als twee ongehuwden in dezelfde woning verblijven en zorg dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding of anderszins. Het geval van studenten is meteen opgelost, want die hebben doorgaans geen gezamenlijke huishouding, tenzij zij als geliefden, partners, verantwoordelijkheid voor elkaar dragend, in één studentenkot zitten. Wij moeten inderdaad nagaan of hier meer duidelijkheid over kan worden geboden. Wij hebben in de Awir al een eerste goede poging tot een geobjectiveerd partnerbegrip gedaan. De aanvraagformulieren lijken op het hoefijzertje met de bekende ja/nee-vragen dat je bij "mens erger je niet" moet rondlopen. Als je voldoet aan het geobjectiveerde partnerbegrip uit de Awir, is er verder geen materiële toets nodig. Wij moeten nog bestuderen hoe wij dit wettelijk kunnen regelen.

Mevrouw Noorman had het over de Haarlemse flat, de galerijflat. Ik heb ook een tijdje in Haarlem mogen wonen, dus ik kan mij er iets bij voorstellen. Dergelijke flats staan natuurlijk door het gehele land. Als men een eigen huisje heeft met een eigen voordeur, voert men geen gezamenlijke huishouding. Men heeft het hoofdverblijf namelijk in de eigen woning en voert dus uit dien hoofde geen gezamenlijke huishouding. Men voert ook geen gezamenlijke huishouding als men wel een gezamenlijke voordeur heeft, maar geen gezamenlijke huiskamer. Dan is er ook geen sprake van een gezamenlijk huishouden. Ik heb zelf de indruk dat wij dit gewoon moeten bekijken met gezond verstand, en dat het in de meeste gevallen helemaal niet zo ingewikkeld zal blijken te zijn.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

In de formele tekst van de WWB staat nog iets anders, namelijk "of anderszins zorg dragen voor elkaar". Mensen over wie ik spreek, met een verstandelijke handicap, dragen geen zorg voor elkaar. Zij hebben begeleiding bij het wonen en er is soms ook personeel om hen naar bed te helpen. Dat betekent dat in beginsel alle woonvormen – ook als er één voordeur is – waar mensen met een handicap verblijven, bijvoorbeeld via het pgb, die in beginsel dus ook niet zorg dragen voor elkaar, toch als zelfstandigen worden beoordeeld, een beetje parallel aan de studentenflat van de staatssecretaris.

Staatssecretaris Wijn:

Ik meen dat dit grofweg wel juist is. Ik moet hier wel een voorbehoud maken bij bepaalde feitelijkheden in de materiële, praktische situatie. Ik noem het voorbeeld van twee mensen met een verstandelijke handicap en een PGB in de AWBZ die samen in een huis wonen en die tevens zorg dragen voor elkaar. Dan kan de materiële omstandigheid zodanig zijn dat men wel een gezamenlijke huishouding voert. Wij moeten zien hoe dit in de praktijk werkt. De zorg is daarin een element. In het voorbeeld van de studenten ontbreekt dat element. Ik zou echter niet op voorhand willen zeggen dat iedereen met een PGB in de AWBZ niet voor een ander kan zorgen; dat gaat weer net een stap te ver. Ik denk ook niet dat mevrouw Noorman-den Uyl dat bedoelt.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

De Stichting Philadelphia en andere exploitanten van zelfstandige beschermde woonvormen zullen u dankbaar zijn voor deze definitie!

De heer Omtzigt (CDA):

De staatssecretaris had van die heldere formulieren. De vraag of zij wel of niet getrouwd zijn, is voor de meeste mensen heel gemakkelijk te beantwoorden. Nu komt hij met het begrip "gezamenlijke huishouding". Dat ligt verankerd in de socialezekerheidswetgeving. Denkt hij echt dat mensen in staat zijn om deze wettekst te vinden, te bezien of zij een gezamenlijke huishouding vormen en vervolgens het formulier goed in te vullen? Deze keer hebben wij niet gevraagd om een manier om het begrip "gezamenlijke huishouding" te harmoniseren maar om het te operationaliseren. De staatssecretaris weet ook dat het een bijzonder moeilijk begrip is en dat het vaak gaat om € 100 meer of minder zorgtoeslag per jaar voor twee partners. Hij zal hierop dan ook niet een uitgebreid apparaat zetten. Het leek ons daarom handig als hier een simpele operationele definitie bij zou staan, in de zin van "dan wel, dan niet". Het gaat dan niet om aantallen tandenborstels.

Staatssecretaris Wijn:

Wij zullen dit nog bezien. Ik heb het hoefijzer uit het zorgtoeslagformulier doorgenomen. Ik vond het redelijk goed uitkomst bieden en ik kon mij ook niet zo veel situaties meer voorstellen waarin men niet meer zou weten hoe het zit. Ik heb daarnet nog een toelichting gegeven op enkele concrete mij voorgelegde casusposities. Mijn inschatting is dat het dan toch wel zeer zeldzaam moet zijn dat er dan nog gevallen zijn waarin men echt een probleem zou kunnen hebben. Dan zeg ik altijd: bel 0800-0543, de Belastingtelefoon, om daar nog informatie te krijgen. Zoek op een of andere manier contact met ons hoe je het moet doen. Wij hebben ook nog de HIP's, de huursubsidie-informatiepunten, die tot onze grote tevredenheid volledig in de lucht blijven. Verder is het mogelijk om ook bij de sociale dienst te vragen hoe men hiertegenaan kijkt, waar men ook veel ervaring heeft met het operationaliseren van het begrip "gezamenlijke huishouding" vanuit de sociale zekerheid. Dan kan ik mij niet voorstellen dat mensen die te goeder trouw zijn en echt hun best hebben gedaan om erachter komen, in een situatie komen te verkeren dat zij zoveel toeslag krijgen dat een probleem ontstaat. Bij terugvordering zullen wij bovendien altijd naar de verwijtbaarheid kijken. Iedereen die dit gewoon met een beetje gezond verstand doet, zal geen problemen ondervinden. Wij zullen even moeten afwachten of het in de praktijk gedoe zal opleveren. Eerlijk gezegd kan ik het mij niet voorstellen.

Dat geldt ook voor de casus die mevrouw Noorman-den Uyl aandroeg van de twee partners waarbij de toeslag wordt betaald aan de aanvrager maar die deze onderling moeten verrekenen. Ook daarvan zeg ik dat de maatschappij dat dan ook maar een beetje zelf moet uitzoeken. Ik heb het een en ander gehoord over het nieuwe beginselprogramma van de Partij van de Arbeid. Daarin staan heel mooie dingen over gemeenschapszin. Zelfs mij als CDA'er sprak dat her en der nog aan ook! Men moet zulke zaken dan onderling maar regelen. Ik geef hierbij een suggestie voor de praktijk, waarvan iedereen mag afwijken: doe het onderling naar rato van je fiscale verzamelinkomen. Dat is meteen een opmaat voor het onderwerp waar ik straks aan toe kom.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Het is misschien een raar voorbeeld, maar je hebt bijvoorbeeld te maken met bewindvoerders in geval van mensen die hun financiële huishouden niet zelf kunnen regelen. Ik doel helemaal niet op mensen die niet samen tot een afspraak kunnen komen. Er zijn formele situaties denkbaar waarin een handreiking handig kan zijn. De staatssecretaris zegt dat naar de hoogte van het inkomen moet worden gekeken. Ik neem aan dat hij bedoelt dat de verdeling dan omgekeerd pro rato moet gebeuren.

Staatssecretaris Wijn:

Ja, zo zou ik het doen.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Ik zou het handig vinden als de staatssecretaris op de site van de Belastingdienst een uitleg laat zetten voor de manieren om het in voorkomende gevallen onderling te verdelen.

Staatssecretaris Wijn:

Ik wil er wel even naar kijken of wij zoiets kunnen doen. Wij gaan echter nadrukkelijk niet treden in de onderlinge verdeling tussen partners die wij kwalificeren als dat zij een gezamenlijke huishouding voeren. Dat moet men zelf weten. Ik zal het eens aan onze communicatiemedewerkers voorleggen. Uit de losse pols geef ik mijn persoonlijke, praktische mening. Op basis van mijn intuïtie zeg ik dat je het pro rato op basis van je fiscale verzamelinkomen zou kunnen doen, omdat dit ook de basis is voor de toeslag. Het hoogste inkomen krijgt dan het kleinste deel van de toeslag. In ieder geval voor de zorgtoeslag, waarbij sprake is van een rechtaflopend lijntje, is dat naar mijn mening calculatorisch te overzien. Ik kan het niet helemaal overzien voor de huursubsidie, omdat daar sprongetjes in zitten.

Ik zal bekijken of het mogelijk is om iets op onze website te zeggen waarvan communicatiemedewerkers zeggen dat het behulpzaam is. In het algemeen vraag ik mij af hoe gedetailleerd wij hiermee moeten omgaan. Mevrouw Noorman geeft de casus van een bewindvoerder bij twee mensen die samen een toeslag ontvangen maar niet in staat zijn zelf om te gaan met hun financiële huishouding. Die bewindvoerder is dan sowieso een heel betrouwbaar persoon, en waarschijnlijk ook een heel slim persoon of een stichting. Ik ben van mening dat ook in deze gevallen de praktijk zijn weg wel zal vinden. Ik kijk in de richting van vak-A of wij in de communicatie iets zouden kunnen doen, maar krijg signalen dat men het daar ook niet een, twee, drie ziet zitten. Naarmate ik er meer over zeg, begint het mij eigenlijk per zin moeilijker te lijken om het te operationaliseren.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Dan zal ik proberen uit te leggen wat ik bedoel. Er is één bedrag. Ieder de helft is eigenlijk niet eerlijk omdat beiden een eigen verzekering hebben. De een moet iets meer krijgen dan de ander, maar de mensen weten niet hoeveel meer. Al zet de staatssecretaris maar twee voorbeeldberekeningen op de site ten behoeve van partners die de toeslag willen delen of mensen die toetsingspartners zijn. Dat zou makkelijk kunnen. Klaar, uit. De rechtercommissarissen moeten het doen in het kader van de bewindvoering. De staatssecretaris zou er ook voor kunnen opteren om de wijze waarop zij in voorkomende gevallen de verdeling maken, bekend te maken. Dat vind ik ook een goede oplossing. Het gaat erom dat mensen even een houvast krijgen geboden hoe zij ermee om moeten gaan.

Staatssecretaris Wijn:

Ik zal kijken of dit op een of andere manier mogelijk is. Mevrouw Noorman-den Uyl heeft enkele suggesties gedaan. Wij hebben zulke goede mensen op het ministerie dat zij vast wel kunnen kijken of wij hiermee iets kunnen.

De heer Omtzigt is ook met een voorbeeld gekomen, namelijk het voeren van een gezamenlijke huishouding in België. Hij heeft Spanje ook nog genoemd. Wij hebben in vak-K gezegd dat wij dit graag met zijn drieën feitelijk willen controleren in Spanje, het liefst op een koude winterdag in februari. Zonder gekheid, het punt is dat soms contra-informatie ontbreekt. Ook hier moeten wij bij de precieze handhaving bekijken hoe het met het oog op de risico's gaat lopen in het komende jaar. Soms hebben wij keurige GBA-achtige inschrijvingen uit andere landen, vaak hebben wij veel gegevens van mensen, bijvoorbeeld uit België of Spanje, maar ook uit steeds meer andere landen, over de fiscale situatie daar. Die geven ons zeer veel aanleiding om op een bepaalde manier een huishouden te behandelen. Men kan vervolgens zelf inbrengen dat het anders zit. Dat moet men aantonen. Voorzover de heer Omtzigt wil zeggen dat zowel Nederland, als België en Spanje complex is, heeft hij gelijk. Hij zal dit antwoord ongetwijfeld niet helemaal bevredigend vinden, maar hij kan in alle redelijkheid op dit moment geen ander antwoord verwachten.

Ik vervolg met de vraag over de ama's. Een ama heeft hier tijdens de asielprocedure doorgaans een geldige verblijfsstatus. Ik denk dat in de vraag wordt gedoeld op afgewezen, voormalige alleenstaande minderjarige asielzoekers. Zij hebben geen geldige verblijfsstatus. Bij de discussie over de Awir hebben wij gezegd dat er dan inderdaad geen huurtoeslag mogelijk is, omdat dit voor het hele huishouden geldt. Als iemand niet meer in Nederland mag verblijven, willen wij ook niet dat hem verblijfsfaciliteiten worden geboden. Het gaat hier dus niet meer om ama's, maar om niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen. Daarvan hebben wij gezegd dat er dan geen recht op toeslag kan ontstaan.

De heer Omtzigt (CDA):

Dit hebben wij heel bewust gezegd voor meerderjarigen bij de Awir. Zij hebben een eigen verantwoordelijkheid om het land te verlaten. Ik heb gesproken over voormalige ama's, niet over voormalige ama's van boven de 18 jaar. Voor hen geldt ook dat zij op dat moment de plicht hebben om het land te verlaten. Ik spreek meer over pleeggezinnen die een dergelijke persoon opvangen, terwijl de overheid niemand aanbiedt en ook de uitzettingsprocedure niet in gang zet. Van deze pleeggezinnen kan moeilijk worden verwacht dat zij op dat moment actie gaan ondernemen om deze voormalige ama's zelf naar hun land van herkomst terug te brengen, zo zij dat al kennen. Een aantal van dergelijke gevallen is bekend. Op dit moment geldt een uitzonderingsregeling waarvoor bij het ministerie van VROM toestemming moet worden gevraagd. Ik vraag een zodanige uitzonderingsregel te handhaven. Je komt helemaal klem te zitten tussen allerlei juridische procedures als de regel onverkort wordt doorgezet. Dat willen wij niet.

Staatssecretaris Wijn:

Voor de huurtoeslag sluiten wij in ieder geval aan bij de Koppelingswet, waarin precies staat hoe het recht op verblijf of het niet recht hebben op verblijf is gekoppeld aan het krijgen van bepaalde voorzieningen. Die hebben wij aangegeven. Het uitzetbeleid is een onderwerp dat vaak met minister Verdonk zal zijn besproken en dat op dit onderdeel, bij mijn beste weten, niet zoveel verschilt van het beleid onder Paars II. Het gaat om het vraagstuk rond de 28-dagentermijn. Ook voor afgewezen asielzoekers die minderjarig zijn, geldt een uitzetbeleid. En dan zijn er bewuste keuzen hoe men daarmee omgaat.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik vrees dat mijn vraag niet goed is begrepen. Er is bij het uitzetbeleid een fundamenteel verschil tussen mensen boven en beneden de achttien jaar. Beneden de achttien jaar is de overheid verantwoordelijk voor daadwerkelijke uitzetting, niet eventuele pleegouders in het gezin waar het kind is opgevangen. Die kan de staatssecretaris níét in een situatie laten komen waarbij zij ervoor verantwoordelijk zijn om het kind ergens anders heen te brengen. De overheid neemt de verantwoordelijkheid op dat moment immers niet. Bij een aantal landen lukt het niet om iemand binnen 28 dagen uit te zetten. Wat moet zo'n pleeggezin op dat moment doen?

Staatssecretaris Wijn:

Ik vind dat minister Dekker daarop het best kan ingaan of dat wij dat schriftelijk moeten afhandelen. Als iemand buiten zijn schuld echt niet terug kan naar het andere land, dus bij het geobjectiveerde buitenschuldcriterium, geldt een aparte regeling. Men zit hier altijd met het dilemma of iemand niet terug wil of niet terug kan.

Ik kom op de vragen die zijn gesteld over de definitie van inkomen. Gemakshalve zeg ik daarover dat wij die bij de algemene behandeling van de Awir uitgebreid hebben besproken. De heer Omtzigt heeft gevraagd naar de precieze definitie van box 3 in Nederland in relatie tot de Belgische regels. Daarvoor kunnen mensen altijd terecht bij de Belastingtelefoon van het kantoor Buitenland in Heerlen.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

De staatssecretaris heeft gezegd dat wij al hebben gesproken over de zorgtoeslag bij de hypotheekrenteaftrek en de kinderopvangtoeslag. Hij heeft niet zozeer gesproken over de kinderopvangtoeslag en ook niet geantwoord op mijn vraag of hij bereid is om daaraan in de loop van volgend jaar een notitie voor de Kamer te wijden.

Staatssecretaris Wijn:

Ik heb daarover al uitgebreid met mevrouw Noorman-den Uyl gewisseld toen de Awir hier werd besproken. Wij zijn uitgegaan van het fiscale verzamelinkomen. Ik heb daarover een aantrekkelijk interruptiedebatje beluisterd tussen de heer Omtzigt en mevrouw Noorman-den Uyl. Ik vind dat de heer Omtzigt het daarin goed heeft gezegd en daarbij wil ik het laten.

Minister Dekker:

Voorzitter. Ik zal eerst een aantal vragen en opmerkingen van mevrouw Noorman-den Uyl beantwoorden. De eerste die mij betreft, is de vraag naar de tussenevaluatie in 2008. Wij zijn bereid tot een tussenevaluatie, maar niet met de doelstelling die mevrouw Noorman-den Uyl heeft geformuleerd, met het oog op de voorgestane vangnetregeling. Daarover hebben wij een standpunt ingenomen. De tussenevaluatie van de effecten en de wijze van werken zullen wij uiteraard, zeker na zo'n grote operatie, op ons nemen.

Het tweede punt is het onderzoek naar de marginale druk.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

De minister heeft gezegd dat zij wel een tussenevaluatie wil houden. Daarmee ben ik blij, maar mijn vraag is heel eenvoudig. Wil zij daarin ook meten in welke mate het voorkomt dat mensen op grond van een plotselinge inkomensdaling een huursubsidiegat hebben? Het lijkt mij voor de minister ook wenselijk om te weten of zij gelijk krijgt of dat een deel van de Kamer gelijk krijgt.

Minister Dekker:

Naar ik mij herinner, hebben wij dat al een keer besproken. In die tussenevaluatie zullen wij bezien wat de effecten zijn.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Op dit onderdeel?

Minister Dekker:

Oók op dit onderdeel.

Ik had inderdaad toegezegd, de Kamer vóór prinsjesdag het resultaat van het onderzoek naar de marginale druk te doen toekomen, maar ik heb de Kamer inmiddels ook al een brief gestuurd om aan te geven dat dit uitgesteld moet worden. Dit is een zaak die zeer goed door deskundigen moet worden onderzocht, het is nog niet helemaal rond. De Kamer kan in ieder geval voor het eind van het jaar het resultaat van dit onderzoek tegemoet zien.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Dit is mij net even niet goed genoeg. Ik heb nadrukkelijk aangegeven dat ik die gegevens voor de behandeling van de begroting van SZW wil hebben, omdat daarbij de koopkrachtreparaties besproken worden. Anders kunnen wij de gevolgen van pieken in de marginale druk niet repareren. De regering wist dit al in januari en heeft de Kamer er op 9 februari een brief over geschreven. Dan moeten deze effecten inmiddels toch uitgerekend kunnen zijn.

Minister Dekker:

Nogmaals, ik onderstreep het belang van dit onderzoek, ik zal bekijken wat ik er nog aan kan doen en ik zal schriftelijk laten weten op welk tijdstip ik de resultaten aan de Kamer kan doen toekomen. De bedoelde effecten zullen daarbij aangegeven worden.

De heer Omtzigt heeft gezegd dat een aantal detailvragen niet is beantwoord. Ik denk dat wij hierbij op een punt gekomen zijn waarop er een fout in de omschrijving in de wetgeving is geslopen. In het voorstel voor de Awir hebben wij de inkomensbegrippen geharmoniseerd, zodat het gecorrigeerde verzamelinkomen het verzamelinkomen werd. Op 14 januari 2005 heb ik de Kamer een brief geschreven om aan te geven dat dit toch voor grote groepen effecten zal hebben. Ik heb toen toegezegd dat ik er 20 mln. voor zou uittrekken om dit zo goed mogelijk te corrigeren. Daartoe moest de wet natuurlijk aangepast worden en in dat wetsvoorstel is een fout geslopen; het gaat hierbij met name om de artikelen 16 en 17. Dit is pas bij de doorrekening van allerlei zaken naar voren gekomen, zodat wij de zaak nu in één keer in deze reparatiewet rechttrekken. Maar wij hebben dit ook nog in de verzamelwet VROM opgenomen, zodat dit nu in ieder geval is gerepareerd. Er zit verder niets achter, het is tot mijn spijt niet goed gegaan.

De heer Omtzigt (CDA):

U spreekt nu van berekeningen, terwijl u zojuist nog zei dat die niet beschikbaar zijn. De berekeningen die u gemaakt hebt, dienen ook als uitgangspunt voor de berekeningen die nodig zijn voor het uitvoeren van de motie-Omtzigt, waarover de minister van SZW een brief naar de Kamer gestuurd heeft. Hij heeft ons uitgebreid over de marginale druk van de huurtoeslag geïnformeerd. Wie schetst dus mijn verbazing nu het niet mogelijk is om de tabellen van verleden jaar en van dit jaar naast elkaar te leggen? Of u hebt geen berekeningen gemaakt, en dan slaat u een slag in de lucht met dit wetsvoorstel, of u hebt het wel gedaan, maar dan had u dat gewoon in de antwoorden op vragen van mevrouw Noorman en van mij bij de schriftelijke voorbereiding kunnen aangeven. Op dit moment tasten wij in het duister als het gaat om de precieze effecten, omdat wij de inkomensklassen, de categorieën en de afloop niet weten. U verschuift een inkomensijkpunt met meer dan € 1000, dat is € 300 huurtoeslag voor iemand met een minimuminkomen, wat neerkomt op 3,5% koopkracht. Dat is fors. Wij moeten gewoon kunnen beschikken over het resultaat van die berekeningen, anders kunnen wij de effecten van deze wet heel moeilijk inschatten.

Minister Dekker:

Ik heb duidelijk aangegeven dat er een fout is gemaakt. Er is geen enkele verschuiving in welke inkomensgroep dan ook, er is een fout gemaakt. Dat is gebleken bij het doorrekenen van de effecten van deze reparatie. Het is niet goed gegaan, dat heb ik nu drie keer gezegd.

De heer Omtzigt (CDA):

Kunt u het resultaat van die berekeningen dan aan de Kamer doen toekomen?

Minister Dekker:

Ik zal aangeven wat er is gebeurd en ik zal u de gegevens toesturen waaraan u behoefte hebt. Die houden verband met het onderzoek waarvan ik sprak. Ik houd niets verborgen, ik heb gezegd dat er een fout gemaakt is. Die fout heb ik voor mijn rekening genomen en u krijgt de achtergrondgegevens.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Op welk moment krijgt de Kamer de brief? De Kamer moet zeker weten wat de consequenties zijn voordat er over het wetsvoorstel gestemd gaat worden. Ook moet zeker zijn dat de Kamer over de benodigde gegevens beschikt vóór de behandeling van de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, waar eventueel financiële reparatie nodig is. Dat wil ik echt zeker weten, want anders kunnen wij hier niet over stemmen.

Minister Dekker:

Mevrouw Noorman-den Uyl heeft dat zojuist ook gevraagd, en ik heb daarop geantwoord. Ik denk dat dat antwoord uitermate duidelijk was.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Vóór de stemming dus, dat is donderdag.

Minister Dekker:

Dat heb ik al aangegeven, mevrouw Noorman.

De vraag over het meer glijdend laten verlopen van de huurtoeslag zal ik meenemen bij het onderwerp marginale druk.

De heer Omtzigt stelde voor om een nieuwe klasse te maken bij de verlaging van het ijkpunt voor de minimuminkomens. Het is de vraag of dat nodig is. Er is juist sprake van een verhoging van het minimuminkomens-ijkpunt. Dat leidt ertoe dat meer mensen onder de laagste inkomensklasse van de huurtoeslagtabellen vallen. Het is en blijft zo dat mensen met een inkomen op bijstandsniveau onder die laagste inkomensklasse vallen en dus de maximale bijdrage krijgen.

De heer Omtzigt (CDA):

Mijn laatste vraag was vooral bedoeld voor die groep die nu in de allerlaagste categorie, en straks in een wat grotere, uitgebreide categorie valt, en daardoor waarschijnlijk iets minder huurtoeslag krijgt. Daarom vroeg ik welke effecten het zou hebben als wij dat inkomens-ijkpunt nog € 300 tot € 600 verschuiven en daar een nieuwe categorie bij maken. Wij moeten kijken hoe de tabel er dan uitziet die bij de Awir in de memorie van toelichting stond. Wat gebeurt er met mensen op bijstandsniveau die bijvoorbeeld veel zorgkosten en daardoor een laag verzamelinkomen hebben?

Minister Dekker:

Ik stel voor, deze vraag schriftelijk te beantwoorden. Ik moet het echt even voor mij zien wat daar het effect van is. Daar tracht de heer Omtzigt ook inzicht in te krijgen.

De vraag over de reparatiewetten van de heer Van Bochove heb ik beantwoord.

De heer Van Bochove (CDA):

De minister heeft een deel van mijn vraag nog niet beantwoord. Een deel van mijn vraag gaat over de consequenties van het debat dat wij nú voeren over de VROM-wetgeving en de reparatiewet. Wij hebben echt een schriftelijke weerslag nodig van wat hiervoor gezegd is, voordat wij over de reparatiewet kunnen stemmen. En verder hebben de consequenties van dit debat ook gevolgen voor die reparatiewetgeving. Daar is de minister niet op ingegaan.

Minister Dekker:

Ik heb al aangegeven dat ik schriftelijk zal reageren. Ik heb ook verwezen naar de reparatiewet en de VROM-verzamelwet. Dat is niet voor niets opnieuw opgenomen. Dat hadden wij niet hoeven te doen, maar dat hebben wij wel gedaan om daarmee in ieder geval te verankeren dat de zaak wordt hersteld op de twee onderdelen waar het over gaat. Ik heb al toegezegd nog eens goed te beschrijven welke effecten dat heeft. Ik zal nog eens verklaren wat de betekenis is van het herstel van de fouten die zijn gemaakt.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Mijnheer de voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor de antwoorden en toezeggingen. Ik heb geen reactie van de staatssecretaris gehad op mijn amendement over de verzilvering van de fiscale heffingskortingen. Als hij er geen bezwaar tegen zou hebben, spring ik een gat in de lucht.

Op het punt van een hogere zorgtoeslag bij hypotheekrenteaftrek heeft de staatssecretaris verwezen naar eerdere debatten over dit onderwerp. Daarmee heeft hij mij niet overtuigd van de rechtvaardigheid van deze regeling. Mensen met een gelijk inkomen krijgen, alleen omdat de één in een huurhuis en de ander in een koophuis woont, een ongelijke kinderopvangtoeslag. Ik dien daarover een motie in.

De Kamer,Noorman-den Uyl

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bij de definitie van het toetsingsinkomen van de Awir een zodanige grondslag is gekozen dat iemand met een huurhuis een lagere kinderopvangtoeslag krijgt dan iemand met een gelijk inkomen en een koophuis en dat hetzelfde geldt voor de overige toeslagen op grond van de Awir;

constaterende dat deze hogere kinderopvangtoeslag voor de huiseigenaren in 2005 wordt genoten;

overwegende dat de effecten op inkomen en koopkracht van deze ongelijkheid in de te verstrekken toeslagen een andere bestudering vraagt;

verzoekt de regering om vóór mei 2006 een notitie te maken over de effecten van de aanpassing van het toetsingsinkomen waarbij de hypotheekrenteaftrek niet meetelt en het huurwaardeforfait niet wordt bijgeteld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Noorman-den Uyl. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10(30337).

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Ik dank de staatssecretaris voor zijn toezeggingen inzake het voeren van een gezamenlijke huishouding en het uitbetalen van de toeslagen in gevallen waarin er sprake is van een medebewoner. Begrijp ik het goed dat op korte termijn een splitsing niet in de rede ligt? Ik dring erop aan om in ieder geval nog wat meer informatie te verschaffen aan bijvoorbeeld de ouderen die gezamenlijk in een kamer van een verpleeghuis wonen. De kinderen van de een, de tante van de ander en de oom van de derde moeten nu met elkaar uitmaken hoe de zorgtoeslag verdeeld wordt, vooral omdat een van de ouderen een klein vermogen heeft. Ik wil eigenlijk niet weten hoe dat gaat en de staatssecretaris ook niet. Zij zouden heel erg gebaat zijn met een kleine handleiding van de staatssecretaris; voor het overige is het aan de mensen zelf.

Ik maak verder nog een opmerking over terugvorderen en verwijtbaarheid. Ik constateer dat er een probleem is bij de minnelijke regeling. De staatssecretaris is weliswaar bereid om hier op een positieve manier mee om te gaan, maar ik vraag hem toch om nog eens schriftelijk aan te geven hoe in zulke gevallen omgegaan wordt met het automatisch terugvorderen. Op het moment dat de Belastingdienst daarmee begint, wordt de minnelijke regeling namelijk onmiddellijk gestaakt omdat er een nieuwe schuld is gemaakt. Dit is echt een groot probleem. Ik hoop dat de staatssecretaris hier wat meer helderheid over kan geven.

Ik sluit mij aan bij de opmerkingen die de heer Omtzigt gemaakt heeft over de ama die niet teruggestuurd kan worden. Ik ben ook benieuwd hoe hier een oplossing voor gevonden kan worden.

Ik dank de minister van VROM voor haar toezegging dat zij bij de tussenevaluatie in 2008 de effecten van de huurtoeslag en de vangnetproblematiek zichtbaar zal maken. Op dit moment neem ik er genoegen mee dat wij voor de stemmingen uitgelegd krijgen wat precies de koopkrachteffecten zijn en hoe het zit met de marginale druk die zich voordoet bij de huurtoeslag als gevolg van de wijzigingen van de Awir en de voorgenomen indelings- en groepswijziging.

Ik heb het grijze vermoeden dat de Awir en alle maatregelen die daarmee samenhangen, zo complex zijn dat wij in de praktijk hier en daar forse knelpunten zullen tegenkomen. In dat licht vind ik het van belang dat de regering snel en adequaat reageert als er aanpassingen nodig zijn, ook al weet zij dat de Kamer hier en daar ook nog wensen heeft. Ik ben trouwens blij dat de staatssecretaris het amendement over het in 2008 verzilveren van kinder- en ouderkortingen blijkbaar niet afwijst.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris van Financiën en de minister van VROM voor hun duidelijke antwoorden en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor zijn aanwezigheid.

De voorzitter:

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft aangegeven dat hij hier niet het woord wenste te voeren.

De heer Omtzigt (CDA):

Al onze vragen zijn wat ons betreft door de twee andere bewindspersonen van een antwoord voorzien.

Ik dank de staatssecretaris voor zijn toezeggingen dat mensen de eerste twee termijnen op tijd uitbetaald krijgen, ook als zij zelf een beetje te laat waren, en dat mensen in het buitenland rechtstreeks naar de Belastingdienst in Heerlen kunnen bellen en daar een duidelijk antwoord krijgen.

Wij zijn nog niet helemaal tevreden over het begrip "gezamenlijke huishouding", ook al heeft de staatssecretaris een behoorlijke verduidelijking gegeven. Wij moedigen hem aan om na te denken over hoe dit begrip in de socialezekerheidswetgeving makkelijker operationeel kan worden gemaakt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het begrip "gezamenlijke huishouding" in de socialezekerheidswetgeving buitengewoon complex is;

verzoekt de regering om vóór 1 april 2006 een voorstel te doen voor een operationele definitie van dit begrip in de Awir,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt en Noorman-den Uyl. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11(30337).

De heer Omtzigt (CDA):

Ik meende dat de staatssecretaris en de minister toch op een nader moment antwoord kunnen geven op de vraag wat er gebeurt met een voormalige ama. Hoe zorgen wij ervoor dat deze mensen buiten een soort Kafkaeske situatie kunnen blijven? Dat hoeft niet onmiddellijk vandaag duidelijk te worden, maar ik vraag hen om daar op een ander moment even op terug te komen.

Dan kom ik op de twee voorstellen die ik deed. Ik dank de minister voor de erkenning dat er iets mis is gegaan. Wij zien de berekeningen met grote belangstelling nog voor de stemmingen tegemoet. Dan kunnen wij met z'n allen bekijken wat het precieze effect is. Het zijn misschien geen grote bedragen, maar voor de groep waar het om gaat, zijn dit wel belangrijke bedragen. Daarom behandelen wij dit wetsvoorstel graag zorgvuldig.

Wij overwegen nog immer om een amendement in te dienen over het verschuiven van de minimuminkomenseis. Kan de minister ingaan op de vraag welk effect dit zou hebben? Als zij dat schriftelijk doet, is dat prima, want dan kunnen wij nog naar zo'n amendement kijken.

Wij willen toch alvast een voorschot nemen op de vraag wat er kan gebeuren om de afloop van de huurtoeslag geleidelijker te laten verlopen. Dit blijft voor het CDA een prioriteit, die ook in ons verkiezingsprogramma staat. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de afloop van de huurtoeslag ook na invoering van de Awir nog te snel verloopt;

overwegende dat behoorlijke besparingen bereikt kunnen worden door het koppelen van bestanden bij onder andere het inlichtingenbureau;

verzoekt de regering, de koppelingen te intensiveren en eventuele besparingen die hieruit voortvloeien, te gebruiken om al in 2006 de afloop van de huurtoeslag meer glijdend te maken;

en verzoekt de regering, de Kamer over de effecten te rapporteren bij de Voorjaarsnota 2006,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt en Noorman-den Uyl. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12(30337).

De heer Van Bochove (CDA):

Voorzitter. Ik zie af van een tweede termijn, maar maak wel de kanttekening dat er wat ons betreft pas gestemd kan worden over wetsvoorstel 30134 wanneer de schriftelijke antwoorden die de minister heeft toegezegd, binnen zijn. Ik heb begrepen dat er uiterlijk donderdag over gestemd moet worden, dus er is kennelijk nog wat werk te doen. Wij willen deze echt hebben, alvorens wij over de wet stemmen.

De voorzitter:

De stemming moet donderdag plaatsvinden, omdat het dan nog in de Eerste Kamer behandeld kan worden. Daarom is er een deadline.

Staatssecretaris Wijn:

Voorzitter. Er is mij om een toezegging gevraagd die ik al heb gedaan, maar die de Kamer vermoedelijk is ontgaan in de onderonsjes. Ik had al toegezegd dat ik een brief zou sturen naar de Kamer over uitgeprocedeerde minderjarige voormalige asielzoekers.

Mevrouw Noorman-den Uyl heeft een amendement ingediend over verzilvering. Ik denk dat het voor zich spreekt dat ik de aanvaarding van dit amendement namens het kabinet ten stelligste ontraad. Waar ik ook niet aan mee ga doen, is dat wij in elk debat een herhaling van vorige zetten krijgen. Wij hebben net bij de behandeling van het Belastingplan uitgebreid over verzilvering gesproken. Ik zie precies hoe het zal gaan. Als voormalig lid van de oppositie weet ik dat. Bij de begrotingsbehandeling van Sociale zaken en Werkgelegenheid zal ongetwijfeld hetzelfde amendement worden ingediend. Zoiets zullen wij ook bij de begrotingsbehandeling van VWS zien. Ik wil het heus allemaal nog een keer vertellen. De voorzitter heeft echter tegen mevrouw Noorman gezegd dat zij 23 minuten aaneen heeft gesproken terwijl zij voor 10 minuten had ingeschreven. Ik wil een en ander dus best toelichten. Dan heb ik echter ook 23 minuten nodig. Ik ontraad aanvaarding van het amendement over de verzilvering ten stelligste. Ook hier zeg ik toe dat de Kamer begin volgend jaar een uitgebreide notitie tegemoet kan zien over verzilvering, inclusief de uitvoeringsproblematiek.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

De opmerking van de staatssecretaris over mijn spreektijd is niet fair. Vanmorgen is immers op het laatste moment een tweede wet aan de behandeling toegevoegd. De heer Weisglas gaf mij dan ook gelijk. Ik heb geen behoefte aan een betoog van 23 minuten van de staatssecretaris. Ik heb behoefte aan een serieuze reactie op een voorstel dat de mogelijkheid biedt om recht te doen aan de door de meerderheid van de Kamer aangenomen motie-Crone en dat ook recht doet aan de bezwaren van de staatssecretaris op het terrein van de uitvoerbaarheid. Ik denk met dit amendement te passen in de door de staatssecretaris eerder aangegeven vorm.

Staatssecretaris Wijn:

Er komt een notitie van het kabinet over verzilvering. Ik blijf mij erover verbazen. Mevrouw Noorman heeft tegen de Awir gestemd. Vervolgens wordt er een initiatiefwetsvoorstel over de Awir ingediend. Ik constateer eveneens dat de Awir wordt aangegrepen om tot verzilvering te komen. Daar hebben wij het al uitgebreid over gehad. Wij ontraden ten stelligste aanvaarding van dit amendement door de Kamer.

Mevrouw Noorman vroeg wederom naar de toetsingsinkomens. Ik heb in eerste termijn verwezen naar de opmerkingen van de heer Omtzigt in zijn eerste termijn. Ik ben het daarmee geheel eens. Dat betekent dat ik aanvaarding van de motie door de Kamer moet ontraden. Het kabinet heeft aangegeven te gaan, "for better and for worse", voor het fiscale verzamelinkomen. Er zijn altijd verschillen tussen huishoudens. Op het gebied van het fiscaal verzamelinkomen is een en ander uitgebreid besproken, zowel in de fiscaliteit als bij de Awir. Wij kunnen spreken over de hypotheekaftrek, de bijtelling voor de lease-auto en andere vrijstellingen. Wij hebben gesproken over box III en of daarbij allerlei vermogenscomponenten meegeteld moeten worden. Naar aanleiding van de motie-Vendrik heb ik aangekondigd dat in het jaar 2007 in box III geen rekening meer gehouden wordt met vrijstellingen voor maatschappelijke beleggingen en beleggingen in durfkapitaal. De discussies zijn uitgesponnen. Over de koopkrachteffecten heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid middels een nadere brief gerapporteerd. Wij hebben geen behoefte aan nader onderzoek, al helemaal niet als het de opmaat vormt van een poging om af te komen van het fiscale verzamelinkomen. Dat is deze motie natuurlijk. Wij willen met de Awir juist harmonisatie metéén inkomensbegrip en met één loket, voor zo veel mogelijk helderheid en duidelijkheid. Dit is een opzetje om daaraan te morrelen. Daar heeft het kabinet geen zin in.

De voorzitter:

Een korte opmerking graag, mevrouw Noorman.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Voor mijn fractie gaat het niet om opzetjes om ergens aan te morrelen, maar om rechtvaardige inkomensverhoudingen en een rechtvaardige behandeling van de burger door de rijksoverheid. Wij zien hier een onbillijkheid. Mensen krijgen dit jaar nog geen extra geld vanwege een systeemwijziging.

De voorzitter:

U maakt er nu weer een betoog van. U zou een korte opmerking maken.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Ik betreur de stellingname van de staatssecretaris en het regeringsstandpunt.

Staatssecretaris Wijn:

Dat u een andere politieke inschatting maakt, neem ik voor kennisgeving aan. Ik wil wel gezegd hebben dat de regering dit een rechtvaardige en evenwichtige inkomensverdeling vindt.

Voorzitter. Ik aarzel een beetje over de motie van de heer Omtzigt en mevrouw Noorman-den Uyl, want ik heb die toezegging feitelijk al gedaan. Ik heb al gezegd dat ik de Kamer een notitie zal toesturen over een nadere definitie van het begrip gezamenlijke huishouding. Ik heb toegezegd dat die in de eerste helft van het jaar komt. In de motie wordt de datum 1 april 2006 genoemd. Dat beschouw ik dan maar als een extra aansporing. Daarom heb ik er geen bezwaar tegen als de Kamer de motie-Omtzigt/Noorman-den Uyl zou aannemen.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik bied mijn excuses aan voor het missen van de eerste toezegging. Bij de tweede toezegging had u het echter over harmoniseren en niet over operationaliseren. Dat was de toezegging die u bij de Awir gedaan had. Wij vragen om een operationalisering. Daar zit nu juist het probleem. Daarom was het een aanmoediging. Mocht het niet precies op 1 april komen, dan is het prima. De notities mogen ook samengevoegd worden.

Staatssecretaris Wijn:

Nu begrijp ik beter wat u bedoelt met het woord "operationeel". Ik zal dat meenemen in dat onderzoek. Laat ik dat dan toezeggen. Ik zal kijken of die harmonisatie tevens een nadere operationalisatie kan betekenen. In mijn antwoord in eerste termijn ben ik uitgebreid ingegaan op de casuïstiek. Ik heb het gehad over mensen met AWBZ en pgb's, over mensen in galerijflats en over studenten. Ik heb enkele casusposities besproken die de Kamer aan de orde heeft gesteld. Ik neem aan dat u wel kunt leven met mijn uitspraak dat je dit met je gezonde verstand moet doen en dat je anders de Belastingtelefoon moet bellen.

De heer Omtzigt (CDA):

Daar kunnen wij op dit moment mee leven. Daarom hadden wij het ook over 2007. Het zou gemakkelijk zijn als er een eenvoudig schema komt waaruit blijkt wanneer je een gezamenlijke huishouding voert. Dat was de portee van mijn vraag.

Staatssecretaris Wijn:

Dat schema is al opgenomen in het formulier voor de huur- en de zorgtoeslag. Dat is dat hoefijzer. Daarin staan tien vragen. U hebt in eerste termijn betoogd dat het mogelijk is dat je er niet helemaal uit komt. Ik heb een aantal casusposities besproken. Als er dan nog vragen zijn, kun je bellen met de Belastingtelefoon of anders kun je naar de huursubsidie-informatiepunten of de sociale dienst gaan. Ik denk dat vooral de sociale dienst goed kan helpen. Nogmaals, als de Kamer deze motie aanneemt, dan zullen wij kijken of wij langs de lijnen die u zojuist hebt geschetst nog iets naders kunnen betekenen.

Minister Dekker:

Voorzitter. De heer Van Bochove wees op de informatie die de Kamer voor de stemmingen moet krijgen. Voor alle duidelijkheid: die informatie betreft de reparatie van artikel 16 en 17 en de effecten daarvan. Dat pakket krijgt de Kamer voor de stemmingen van donderdag. Daarnaast is er nog het onderzoek naar de marginale druk. Ik zal de Kamer nog laten weten wanneer dat in ieder geval wordt toegestuurd.

De heer Omtzigt en mevrouw Noorman-den Uyl hebben een motie ingediend met het verzoek te komen tot een glijdende toepassing van de huurtoeslag door de koppeling te intensiveren. De besparing die voortvloeit uit deze intensivering, stellen zij voor te gebruiken als dekking. In ontraad de aanneming van deze motie. Deze koppeling bestaat namelijk al. Verder zal ik de intentie om de huursubsidie glijdend te laten verlopen meenemen in het onderzoek naar de marginale druk.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Als de toegezegde informatie de Kamer tijdig bereikt, kunnen wij waarschijnlijk donderdag over de ingediende wetsvoorstellen stemmen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven