De voorzitter:

Ik open dit bijzondere deel van de Kamervergadering ter gelegenheid van het afscheid van de heer Willem Hendrik de Beaufort als griffier van de Tweede Kamer der Staten-Generaal in verband met het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Dat is, zoals wij allen weten, de leeftijd van 65 jaar.

Ik heet u allen hartelijk welkom, in het bijzonder uiteraard de leden van de Kamer, de echtgenote en de familie van de heer De Beaufort, de oud-voorzitters van de Kamer – vanaf hier zie ik de heer Dolman en mevrouw Van Nieuwenhoven – en de speciale gasten op de tribune, onze medewerkers en alle anderen die bij deze bijeenkomst aanwezig zijn of die op een andere manier deze bijzondere Kamervergadering willen volgen.

De griffier is in het gebouw van de Kamer aanwezig. Dat is een kleine variant op het normale gezegde. Ik verzoek de opvolgend griffier om hem binnen te leiden en daarna verzoek ik de griffier om hier naast mij plaats te nemen. Ik denk dat dat voor de laatste maal is, ook al kan dat nog tot 1 november.

(De griffier wordt door de opvolgend griffier binnengeleid.)

De voorzitter:

Dit passende opstaan van de aanwezigen stond niet in mijn draaiboek, maar het is wel mooi. Griffier – zo mag ik u tot het einde van deze vergadering en formeel tot 1 november nog aanspreken – ik heet u van harte welkom in ons midden.

Ik geef het woord aan de voorzitter van de ondernemingsraad van de Tweede Kamer, de heer Peter van Goch.

De heer Van Goch:

Voorzitter, geachte leden van de Tweede Kamer, geachte medewerkers, gasten op de tribune, familie, zeer geachte heer De Beaufort, beste Willem Hendrik. Als trouw ambtenaar van de Tweede Kamer ken ik de in deze zaal geldende huisregels. Men voert het woord via de voorzitter en men tutoyeert elkaar niet. Met enige moeite houd ik mij aan die regels.

In een populair-wetenschappelijk tijdschrift stond deze maand dat, als je de aandacht voor een toespraak wilt laten verslappen, een clichématige opening het meest succesvol is. Daarom: het is mij een groot genoegen en een grote eer om u, mijnheer de griffier, vanaf dit eerbiedwaardige spreekgestoelte te mogen toespreken bij gelegenheid van uw afscheid van de Tweede Kamer. Het is een eer omdat het niet velen gegeven is om als niet-Kamerlid tijdens officiële bijeenkomsten te mogen spreken in deze zaal. Daarnaast beschouw ik het als een eer omdat het, voor zover ik heb kunnen nagaan, de eerste keer is dat tijdens het officiële gedeelte bij het afscheid van een griffier de voorzitter van de ondernemingsraad namens medewerkers in de Kamer het woord mag voeren. Dat ik hier sta, geeft aan hoe u de functie van griffier van de Kamer zag en hoe u daar ook invulling aan hebt gegeven. U bent namelijk naast de belangrijkste adviseur van de voorzitter en het presidium van de Kamer ook de hoogste ambtenaar en als zodanig verantwoordelijk voor het ambtelijk bedrijf achter de Tweede Kamer. Dat is voorwaar geen sinecure.

U neemt afscheid van die Tweede Kamer als griffier, als hoogste baas van alle medewerkers van de Kamer. Bij het zoeken naar bouwstenen voor deze toespraak heb ik uw voorbeeld van een afscheidstournee langs alle diensten gevolgd. Ik heb een aantal mensen bezocht om voor mijzelf een beeld te vormen van wie Willem Hendrik de Beaufort is en hoe mensen hem als hoogste ambtelijke baas zijn tegengekomen en hem daarin hebben ervaren. Daaruit komt een beeld naar voren van een aardige man. Een man die niet gauw op de voorgrond treedt. Hij is altijd onzichtbaar zichtbaar, zei iemand. Het is iemand die op onverwachte momenten ineens voor je neus staat, zoals een poes dat doet. Het is ook iemand die ineens weer verdwenen kan zijn, soms op wat onpraktische of ongemakkelijke momenten. Zoals een poes ineens over een hoge schutting verdwenen kan zijn.

Iemand anders typeerde u als een eigenaardige man. Dat behoeft enige uitleg voor het stenogram, vrees ik. Eigenaardig moet geschreven worden als "eigen"-aardig. U bent namelijk in de jaren dat u bij de Kamer werkzaam bent geweest altijd uzelf gebleven, wars van modetrends, technologische ontwikkelingen, andere omgangsvormen, nieuwe voorzitters, Kamersamen-stellingen, politieke verhoudingen of wat dan ook. Al die jaren bent u dezelfde aardige, toegankelijke en onopvallende mens gebleven. U bent blijven hardlopen. U bent blijven douchen in de Tweede Kamer na het hardlopen rond de Hofvijver. U bent met de fiets, met wat versleten en verkleurde fietstassen achterop, naar de Kamer blijven komen. U bent strikjes blijven dragen, hoe vaak u daarmee ook onderwerp van satire bent geweest. Kortom, u bent gewoon "eigen"-aardig gebleven.

Voor de meeste ambtenaren bent u de hoogste baas gebleven, hoe ongemakkelijk u zichzelf daarbij soms ook voelde. Bij het Centraal Informatie Punt springt iedereen in de hoogste staat van paraatheid en is iedereen alert, zorgvuldig en snel om het antwoord op een vraag van de griffier in een recordtijd te produceren, met grote precisie. Gewone Kamerleden zijn in het algemeen al behoorlijk tevreden over de diensten van het CIP. Als zij van de service horen die zij u verlenen, zijn zij echter jaloers. Maar ja, "all people are equal, but some are more equal than others".

U bent als griffier niet een groot voorstander geweest van veranderingen in het primaire proces, zo las ik gisteren in de Kamerbode. Onder uw verantwoordelijkheid is er wel veel veranderd in het bedrijf van de Tweede Kamer. Veranderingen zijn altijd onderwerp van gesprek tussen het personeel dat die veranderingen moet ondergaan en het management dat die veranderingen wil of moet doorvoeren. Daarmee kom ik op de medezeggenschap in de Tweede Kamer.

U vertelde mij dat u nog steeds goede herinneringen heeft aan de periode waarin Mieke Holierhoek voorzitter was van de ondernemingsraad. Die uitspraak verraste mij een beetje, omdat het ook een periode geweest is waarin de verhouding tussen ondernemingsraad en managementteam niet al te best was. Het was ook de tijd dat u erachter kwam dat het managen van een ambtelijk apparaat van zo'n vijfhonderd tot zeshonderd mensen een intensieve bezigheid is die u eigenlijk niet zo goed ligt. Uw hart ligt veel meer bij het primaire proces. Gelukkig voor u, en tot tevredenheid van de toenmalige ondernemingsraad, is voor dat probleem een oplossing gevonden in het onderling verschuiven van managementverantwoordelijkheden binnen het MT.

Naast gesprekspartner van de ondernemingsraad bent u woordvoerder namens het bevoegd gezag van de Tweede Kamer geweest in het georganiseerd overleg met de vakbonden over de arbeidsvoorwaarden. Na lange, moeizame en stevige discussies is met die vakbonden halverwege 2003 een akkoord gesloten waarmee de arbeidsvoorwaarden van de Tweede Kamer in de pas zijn gebracht met die van andere onderdelen van de rijksoverheid. De lunchpauzes in eigen tijd. De Kamerschaal en de Kamertoelage stonden ter discussie. Fietsende ambtenaren raken hun slecht-weer-strippenkaart kwijt. Mensen die meer moeten doen voor dezelfde Kamertoelage. Kortom, veranderingen gingen behoorlijk van "au" in de traditioneel wat behoudende cultuur van de ambtenarij van de Tweede Kamer. In die onderhandelingen hebt u zich een diplomaat getoond die discussies niet uit de weg ging, maar altijd de weg van overleg bleef volgen. Hoewel het akkoord bijna anderhalf jaar oud is, zorgt de uitwerking daarvan desondanks nog regelmatig voor stevig overleg tussen ondernemingsraad en MT.

Voorzitter, geachte Willem Hendrik. Kortgeleden zei u tegen mij verrast te zijn over de leuke en aardige dingen die alle mensen tegen u zeiden. Vervolgens gaf u een voorzet voor mijn toespraak, die ik er wel in moet koppen. Ik kan het niet laten. U zei namelijk dat ik wel iets onaardigs over u mocht vertellen. Nou goed, daar gaan we. Ik herinner me de nadrukkelijke oproep die u de laatste twee of drie jaar hebt gedaan aan ambtenaren van de Kamer om meer aan arbeidsmobiliteit te doen. Nieuw in dienst tredende ambtenaren bij de Kamer krijgen bij de eedaflegging naast een lekker taartje en een eedsformulier – what is in a name – de oproep om vooral niet te lang bij de Kamer of in dezelfde functie te blijven zitten. Ook langer meelopende medewerkers hebt u tijdens de MT-lunches aangespoord om aan mobiliteit te denken. U hebt daarbij aangegeven dat arbeidsmobiliteit geen grote stap hoeft te betekenen. Immers, u bent zelf van een aantal commissiebureaus griffier geweest en u hebt op die manier uw steentje bijgedragen aan de interne mobiliteit in de Kamer, zo stelde u. Ja, zo lust ik er nog wel één. Immers, zo lang u bij de Kamer in dienst bent geweest, heeft het woordje "griffier" altijd in uw functienaam gestaan.

Beste Willem Hendrik. Beroemd zijn de kerstverhalen die u tijdens de kerstdiners van de Kamer hebt voorgelezen. U ging zo in op de wederwaardigheden van Pjotr, Iwan of Boris – of hoe het jongetje ook mag heten – dat u de aandacht voor het publiek verloor. Niets of niemand kon u afhouden van het voordragen van het hele verhaal. Mensen die wilden toasten of erg veel aandrang voelden om te gaan dansen, na subtiele of minder subtiele muzikale uitnodigingen daartoe, konden u niet van uw stuk brengen. Maar u ontving wel een ovationeel applaus wanneer u eindelijk de laatste punt had uitgesproken.

Geachte griffier, mijnheer de Beaufort, beste Willem Hendrik. Ik moet gaan afronden. Namens alle medewerkers wens ik u nog een lang en bovenal gezond leven toe na en buiten de Tweede Kamer. Ik heb begrepen dat u vooral meer tijd en aandacht zult gaan besteden aan uw kinderen en kleinkinderen. Heel veel genoegen daarmee. Ook heb ik begrepen dat u nu werkelijk invulling wilt gaan geven aan het begrip "mobiliteit" en dat u wilt gaan reizen door het door u zo geliefde Rusland. Heel veel reisplezier daarbij toegewenst. Wij, medewerkers van de Kamer, zullen u en uw kerstverhaal dit jaar moeten missen. Als blijk van waardering wil ik u twee kleinigheden aanbieden namens de ondernemingsraad: een cadeautje om voor te drágen en één om aan uw kleinkinderen vóór te dragen.

Beste Willem Hendrik. Prosjaj, Vsjewo samowo garosjewo. Adieu, het ga u goed!

(Applaus)

De voorzitter:

Ik dank de voorzitter van onze ondernemingsraad, de heer Van Goch, voor de mooie woorden die hij aan het adres van onze griffier heeft gericht. Het is mij een plezier om u, mijnheer de griffier, te mogen toespreken, naast elkaar zittend, zoals wij zo vaak hebben gedaan.

Geachte griffier, beste Willem Hendrik. De Tweede Kamer hecht waarde aan tradities en dat geldt ook voor u. Een daarvan is dat als regel alleen leden en bewindspersonen het woord krijgen in de plenaire vergadering. Daarop mogen wij voor u geen uitzondering maken, zelfs niet als u zelf met pensioen gaat. Daarom is dit een bijzonder deel van de vergadering van de Kamer, een bijzondere bijeenkomst. Deze keer hoeft u niet vanachter uw hand mij of een van de andere leden uw raadgevingen in te fluisteren. Nee, straks krijgt u volop de gelegenheid ons nog één keer te laten weten wat u al die jaren heeft bewogen, wat u heeft bezield als hoogste ambtenaar van de Tweede Kamer. De eerste adviseur van ons allen, leden van de Kamer, en van het Presidium en van de voorzitter in het bijzonder. En de hoogste leidinggevende van de bijna 600 andere medewerkers van de Tweede Kamer. Zeer ruim 10 jaar was u dé Griffier met een hoofdletter en de 28 jaar daarvoor was u assistent-griffier, commiesgriffier, plaatsvervangend en eerste plaatsvervangend griffier. Is er wel een Kamercommissie waarvan u nooit de griffier bent geweest? Ik heb haar niet kunnen vinden. Zó organiseerde u – de voorzitter van de ondernemingsraad zei het ook al– uw eigen mobiliteit door alle rangen en door alle beleidsterreinen, maar wel altijd hier bij ons in de Tweede Kamer. Dat is dan ook het instituut waaraan u uw hart hebt verpand. U bent ervan overtuigd – na al die jaren – dat wij trots mogen zijn op hoe wij hier in Nederland onze parlementaire democratie hebben vormgegeven. "Noem me één land waar dat beter is geregeld", heb ik u heel vaak horen zeggen.

Jarenlang hebt u uw kennis, uw ervaring en uw wijsheid ingezet voor de Kamer. Want u mag er dan tevreden over zijn, u zocht wel altijd naar verbetering en verandering. Dat was al zo toen u eind jaren zestig met Hans van Mierlo – hier aanwezig, als mijn ogen het nog zo goed doen als ik zelf denk – Ed van Thijn en Hans Wiegel in het Friese Ee brainstormde over de werkwijze van de Kamer. Het ging door met uw intensieve bijdrage aan de Vraagpuntennota van mijn voorganger Wim Deetman en het eindigde met recente notities over onze werkwijze en over de cultuur in de Kamer. Morgen in de Presidiumvergadering zal die laatste notitie van uw hand worden besproken. Ongetwijfeld zal deze kort daarna aan de Kamer worden voorgelegd. U deed uw werk altijd openhartig, onbevangen en onpartijdig. Indachtig het adagium van Groen van Prinsterer dat je pas onpartijdig kúnt zijn als je partij hebt gekozen.

Maar onpartijdig is heel wat anders dan niet betrokken. U toonde altijd heel veel bezieling bij uw werk. Daarom deden leden, maar ook oud-leden wel eens een beroep op u dat uitsteeg boven uw formele functieomschrijving. Zo assisteerde u in 1990 bij de opzet van een humanitaire missie van drie oud-politici, De Jong, Van der Stoel en Witteveen, naar Irak. U werd in de pers omschreven als de aan marathonlopen verslaafde topambtenaar die in Den Haag grote reputatie geniet en vijf talen vloeiend spreekt, waaronder het Russisch. Dat laatste kwam goed van pas toen u in 1975 de toenmalige leden Harry van den Bergh en, wederom, Ed van Thijn vergezelde op een reis naar het toen nog erg gesloten en gecontroleerde Moskou. U ging mee als secretaris-tolk. Het Algemeen Dagblad schreef erover: "De Beaufort krijgt het deze reis het zwaarst te verduren. Hij mag geen woord missen om de zaak zo goed mogelijk te verduidelijken. Met zijn Russisch is dat geen punt." In datzelfde artikel wordt u geciteerd: "Ik heb het ooit eens geleerd, omdat ik het een interessante taal vond. Bovendien weet je nooit waarvoor het nog eens te gebruiken is. Ik houd het bij door regelmatig de Prawda en andere Russische bladen te lezen". Dat was toen en, ik geloof, ook nog nu. Met die taal is ongetwijfeld ook uw liefde voor het Russische volk en voor omringende landen, zoals Kazachstan en Kyrgyzstan, ontstaan. Daar en hier organiseerde u vooral in de laatste jaren seminars en ontving en begeleidde u leden en medewerkers van de nieuwe parlementen van die landen. Niet zo verwonderlijk voor iemand die bezield is door Thomas Remington's The Russian Parliament, dat gaat over de institutionele ontwikkeling van Rusland in de jaren 1989-1999. Het zijn steeds weer de ontluikende democratieën die op uw warme belangstelling en steun mogen rekenen. Dat zal, daarvan ben ik overtuigd, ook na 1 november zo blijven.

Bij het afscheid van uw collega van de Eerste Kamer, Chris Baljé, repte u van de bezieling van het griffierschap: de schrijfkunst. U associeerde deze met "griffel" en "griffelen". De ware schrijver laat zijn talenten zien in brieven, zo stelde u. U bent zelf op dit gebied een meesterkunstenaar. De wijze waarop u er altijd in geslaagd bent om, temidden van de hectiek van de plenaire vergadering, de Presidiumvergadering, of waar dan ook, met het u zo kenmerkende hoekige, bijna op spijkerschrift lijkende handschrift, zeer snel korte, puntige brieven te schrijven is onnavolgbaar. Overigens ook letterlijk voor uw secretaresses, maar dat terzijde.

Daar bleef het niet bij. Redevoeringen, volgens uzelf het grijze gebied tussen spreken en schrijven, schudde u groot en klein ogenschijnlijk uit uw mouw. Al uw voorzitters hebben daarvan enorm geprofiteerd. En gedreven door uw liefde voor de democratie leverde u een inhoudelijke bijdrage op velerlei gebied met pakkende titels als "De uitgaven van het parlement", "Voorhangprocedures voorgesteld", "Voorhangprocedures toegepast", "Het begrip 'controversieel' controversieel", "Bij een afscheid een mandje met amendementen", "Rapporteren is opvallen", "Wetgeving voor het Koninkrijk" en "Parallellen tussen de griffiers op landelijk en lokaal niveau". Kortom, aan bezieling geen gebrek!

Maar er is ook een andere kant aan het griffierschap. Sinds enige tijd mag u zich in het buitenland "secretary general" noemen. Die benaming ligt u niet zo. Het eerder genoemde "griffelen" komt hierdoor niet tot zijn recht. Het Engelse "clerk" past u beter. Daar speelt ongetwijfeld ook mee dat uw hart meer ligt bij de inhoudelijke kant van uw werk dan bij het managen. In een interview in de Kamerbode van december 1997 bekende u dat u nooit gedacht had dat u ooit nog eens manager zou zijn. Om er even later aan toe te voegen dat het u niet speet dat in uw functie veel managementstaken zaten. Het leverde u levenswijsheid op. U leerde uzelf en de mensen om u heen veel beter kennen.

En de mensen hebben u ook beter leren kennen. Zo maakte u veel werk van het opbouwen en onderhouden van goede contacten met de ondernemingsraad. Daarover sprak u altijd met lof, juist ook als anderen wel eens klaagden over hun lastige opstelling of over problemen die nu eenmaal inherent zijn aan onderhandelen. In goed overleg met de medezeggenschapsorganen loodste u in 1999 een omvangrijke reorganisatie door het Presidium. Daarmee werd de organisatie, die in korte tijd in omvang meer dan was verdubbeld, geprofessionaliseerd.

Er is ook nog een andere, wat onzichtbaardere De Beaufort. Hoewel onzichtbaar? Velen van ons hebben wel eens een bewonderende blik mogen werpen op uw blote kuiten wanneer u schielijk en in korte broek het gebouw verliet om te gaan hardlopen. En niet zo maar een paar kilometer. Nee, er komen complete hele en halve marathons uit uw benen. Berlijn. New York. En nog maar kort geleden mocht ik uw coach zijn bij de 3 kilometer lange Rotterdamse "Rat Race". Dat het Kamerteam die niet heeft gewonnen, lag niet aan u.

In 1987 liep u de marathon om het Meer van Tiberias. Dat jaar maakte u de lezers van Vrij Nederland deelgenoot van uw overpeinzingen en waarnemingen onder de kop "De plaatjes van mijn oude kinderbijbel waren dus niet zoet bijgekleurd". De vraag wat u nu aan het ogenschijnlijk saaie hardlopen de moeite waard vindt, beantwoordde u in juli 1989 na het lopen van de marathon van Brugge: "Het experimenteren met de eindeloze mogelijkheden tot zelfbedrog die een mens heeft meegekregen zonder ze goed te begrijpen." Is dat wellicht de ultieme bezieling?

Bezieling put u ook uit uw lidmaatschap van de Waals Hervormde Kerk. U bent er jarenlang diaken geweest. Bij de viering van het 400-jarig bestaan van de Eglise Reformée Wallonne de la Haye in september 1991 typeerde u deze kerkgemeenschap: "Er was sprake van een deftige kerk met veel adel, nogal wat mensen met dubbele of half-Franse namen en veel hoge militairen. Hoewel we nu niet meer zo deftig zijn, zijn we nog altijd een keurige en apolitieke gemeenschap van uiterst orthodoxe tot zeer vrijzinnige leden." Uw genegenheid voor Frankrijk en de Franse cultuur ontging ook de Franse regering niet. Dat bleek nog niet zo lang geleden toen de Franse ambassadeur u de Légion d'Honneur uitreikte. Ik herinner me nog heel erg goed uw uitgebreide dankwoord in prachtig Frans.

Beste Willem Hendrik, wat bezielt de griffier? In 1994 werd je tijdens een interview voor de Kamerbode gevraagd wat je het belangrijkste in je werk als griffier vond. Je antwoordde toen: "Het belangrijkst is het hebben van een ambtenarenapparaat dat kwaliteit biedt aan de Kamer, waar de ambtenaren happy in zijn. Door mijn studie heb ik interesse gekregen in het staatsrecht en de problemen die daarmee samenhangen, dat vind ik ook het leukst in mijn werk hier. Het naarst vind ik het om iemand een teleurstellende boodschap te brengen als er iets niet zo goed loopt." Ook dat hebben wij samen wel eens ervaren.

Vandaag neem je afscheid van de Kamer en van alles op het Binnenhof. Een van je lijfspreuken, als het de politiek betreft misschien wel jé lijfspreuk, is: "Alleen de meerderheid die naar de minderheid luistert, heeft gelijk." In deze woorden ligt veel bezieling voor het werk dat je de afgelopen 38 jaar voor de Kamer en voor ons allen hebt verricht. Namens alle Kamerleden, medewerkers van de Kamer en van de fracties en de leden wil ik je heel, héél hartelijk danken voor de bezielende, persoonlijke en deskundige wijze waarop je 38 jaar lang de Kamer, het hart van de Nederlandse democratie, hebt gediend.

Beste Willem Hendrik. Tussen voorzitter en griffier bestaat een zeer bijzondere band. Een speciaal woord van dank namens alle voorzitters die jij als griffier diende: Wim Deetman, Piet Bukman, Jeltje van Nieuwenhoven en ikzelf.

Zelf heb ik zeer goede herinneringen aan de afgelopen tweeënhalf jaar met jou aan mijn zijde. We waren honderden malen samen. Bij formele en informele gelegenheden; vrolijke en soms droevige. In binnen- en buitenland. Overdag en soms 's nachts. De beste herinneringen bewaar ik aan onze vele persoonlijke gesprekken en gesprekjes tussen de bedrijven door. In auto of vliegtuig, in de zaal en vooral in jouw of mijn kamer. In een restaurant en zelfs één keer in een Rotterdamse nachtclub, al was dat overdag. Sommige leden waren er ook bij; het had te maken met die "Rat Race". Wat in die gesprekken de meeste indruk op mij heeft gemaakt, naast jouw grote kennis van en inzichten in de meest uiteenlopende zaken, is het respect dat jij altijd toont voor ieder mens. Willem Hendrik, heel veel dank voor je steun, je honderden goede adviezen en voor je vriendschap.

Waarde griffier, beste Willem Hendrik. Wat bezielt jou, maar ook wat bezielt het Binnenhof? Die laatste vraag hebben wij voorgelegd aan 26 politici en oud-politici die allemaal hun sporen hier hebben verdiend. Een groot aantal van hen is hier op de eerste rij, tegenover ons, aanwezig. Nogmaals, heel hartelijk welkom. Jan Renkema heeft de antwoorden opgetekend en de SDU heeft er een fraaie bundel van gemaakt ter gelegenheid van jouw afscheid. Het is mij een zeer groot genoegen om jou, namens de Kamer, het eerste exemplaar van die bundel interviews te mogen overhandigen.

(Applaus)

De voorzitter:

Het cadeau wordt er voor jou nog mooier door, wanneer je weet dat alle leden straks een exemplaar van het boek, weliswaar niet zo mooi gebonden, in hun postvak vinden.

Maar ik ben er nog niet. De bundel interviews die ik je net heb mogen overhandigen, is ons staatkundig inhoudelijke cadeau. Het boek zal ook door de SDU – ongetwijfeld met groot succes, durf ik nu al te zeggen – op de markt worden gebracht. Maar wij hebben ook aan iets persoonlijkers gedacht.

(Een accordeoniste komt al spelend binnen.)

De voorzitter:

Ik stel u heel graag voor aan mevrouw Iris Oberstadt, die dit jaar haar studie accordeon aan het Rotterdams conservatorium afrondt. Ze speelt nu een wat klassieker stuk genaamd "menuet" van J. Kuhnau.

(Applaus)

De voorzitter:

Dank u wel. De griffier dankt mevrouw Oberstadt nu, maar eigenlijk moet hij absoluut geen eigen initiatieven nemen! Hij kende mevrouw Oberstadt overigens nog niet. Ik dank haar nogmaals van harte.

Willem Hendrik, een paar jaar geleden liet je in een interview weten dat je na je pensionering accordeonlessen wilde nemen. Wij willen je graag in staat stellen om dat voornemen waar te maken. Het doet mij daarom in de eerste plaats een zeer groot plezier om je namens de Kamer, namens de leden en alle anderen in de Kamer, de accordeon waarop net is gespeeld aan te bieden.

(Applaus)

De voorzitter:

De voorwaarde verbonden aan het cadeau is natuurlijk wel dat je in de serie kamerconcerten die regelmatig in de Oude Zaal worden gegeven een keer komt laten horen wat ervan is geworden. Tenzij je een muzikaal wondermens bent, moet er dan wel eerst nog iets gebeuren. Dat zijn natuurlijk accordeonlessen. Bij dezen bied ik je symbolisch de accordeonlessen aan. Je hebt zojuist op een onnavolgbare wijze kennisgemaakt met je lerares.

(Applaus)

De voorzitter:

Ik geef nu het woord aan de griffier!

De heer De Beaufort (griffier):

Voorzitter. Als ik mijn kerstverhalen begon voor te lezen, had ik ongeveer vier bladzijden voor mij. Ik heb van de voorzitter van de ondernemingsraad nu begrepen dat dat reeds te veel was voor mijn publiek. Ik bereid u erop voor dat ik nu zeven bladzijden voor mij heb.

Ik begin ermee om u en de voorzitter van de ondernemingsraad zeer te bedanken voor alle vriendelijke en persoonlijke woorden die u tot mij hebt gericht. Via u bedank ik ook de gehele Kamer voor de cadeaus die u mij hebt overhandigd. Ik ben natuurlijk erg nieuwsgierig welke uitspraken Jan Renkema heeft ontlokt aan mensen die mij kennen en die de politiek ook kennen. Ik ben ook wel een beetje bezorgd over wat zij allemaal te zeggen hebben.

Ik ben erg blij met het cadeau waarmee u mij voor de komende jaren een belangrijke culturele invulling van mijn leven hebt verschaft en dat daar nu staat. Ik ben ook erg blij dat ik nu reeds heb mogen kennismaken met mijn lerares. Ik verheug mij erop dat op die manier het muzikale leven zich bij ons thuis zal voortzetten nadat ik bij de Tweede Kamer ben weggegaan.

Ook heel veel dank aan Jan Renkema, een oude vriend van de Tweede Kamer. Hij is dankzij Anne Vondeling binnengekomen in de Tweede Kamer om mee te werken aan het verbeteren van het taalgebruik hier. Ik ben hem sindsdien altijd blijven ontmoeten. Ik ben blij dat hij nu de moeite heeft genomen om 26 mensen die mij kennen te interviewen.

Door al die vriendelijke woorden, de aardige dingen die over mij werden gezegd bij mijn afscheidsbezoeken en dit boekje moet ik oppassen dat ik niet naast mijn schoenen ga lopen. Er zijn mensen die na vandaag nog met mij verder moeten, nietwaar Netta? Dat gevaar deed zich ook voor toen ik in september 1992 werd gekozen tot opvolger van Ton Kerkhofs als griffier van de Kamer. De heer Bolkestein kwam mij toen feliciteren met de woorden: "Mijnheer De Beaufort, u behoort nu tot de machtigste mensen in Nederland." Ik ben daar erg van geschrokken, omdat ik die ambitie helemaal niet had en ook helemaal niet wist van het bestaan van een groep machtigste mensen.

Gelukkig heb ik al snel gemerkt dat de werkelijkheid anders is. Buiten de Kamer bestaat er zelfs bij mijn beste vrienden en familieleden veel misverstand over wat mijn functie eigenlijk inhoudt. Een van hen zag mij enkele malen op de televisie tijdens het vragenuur niets zitten doen naast de voorzitter en had geconcludeerd "dat hij dat ook kon", zo verklaarde hij mij vorige week. Een andere, een vriendin, had een iets positievere maar helaas totaal onjuiste indruk van mijn takenpakket. Zij meende mij vroeger vaak aan het stenografentafeltje te hebben zien zitten. Zij vroeg mij wanneer ik dat vak had geleerd. Een derde vriend, een oud-Kamerlid, was jaloers op mijn gebrek aan mobiliteit. Zoals blijkt uit de inleiding van de voorzitter van de ondernemingsraad, ben ik daar zelf helemaal niet trots op.Voorzitter

Dit soort misverstanden is begrijpelijk. De bijeenkomsten van het managementteam waarvan ik twaalf jaar het hoofd was, zijn namelijk nooit op de televisie te zien geweest. Ik betreur dat niet. Ook de functie van hoofd van het managementteam van de Tweede Kamer moet vooral niet worden verward met het hebben van macht. Dat heb ik al snel ontdekt dankzij de ondernemingsraad en de voorgangster daarvan, de dienstcommissie. Mensen die mij kenden en waarvan er een aantal hier aanwezig is, hadden in 1992 ernstige twijfels aan mijn managementcapaciteiten. Ik had ook geen ervaring op dat gebied, anders dan mijn opvolgster vandaag. Ik had evenmin ervaring met medezeggenschap. Vanuit het staatsrechtelijke model waar ik meer in thuis was, zag ik zelfs eigenlijk geen echte ruimte voor een tweede gekozen orgaan, een ondernemingsraad, die zich namens 600 ambtenaren zou bemoeien met het beleid van de Tweede Kamer die gekozen is door het gehele Nederlandse volk. Zoals gememoreerd is, kwam daarbij dat de dienstcommissie en later de ondernemingsraad zich lange tijd zeer kritisch opstelde tegenover mijn plannen en zelfs tegenover die van het Presidium. Dat er daarnaast dan nog een orgaan van medezeggenschap was in de vorm van vertegenwoordigers van de ambtenarenbonden die ons beleid eveneens vaak zeer negatief ontvingen, leek mij helemaal onlogisch en erg ondoelmatig.

Voorzitter. Ik heb kennelijk al een paar keer tegen u gezegd dat ik van deze gelegenheid gebruik wil maken om niet alleen tegen Peter van Goch, maar tegen alle leden te zeggen dat ik inmiddels een andere mening heb. Achteraf moet ik toegeven dat sommige plannen inderdaad onverstandig waren. De Kamer moet de ondernemingsraad dankbaar zijn dat die er soms voor heeft gezorgd dat plannen niet doorgingen en constructieve suggesties heeft gegeven. Ook wil ik graag de naam noemen van Mieke Holierhoek. Toen zij werd gekozen tot voorzitter van de ondernemingsraad en het mij inderdaad vaak zeer lastig maakte, stelde zij mij voor om eens in de maand samen te gaan lunchen, de ene keer op mijn kosten en de andere keer op haar kosten. Kort samengevat, heb ik daardoor geleerd dat wij in Nederland blij moeten zijn dat geen bestuurder en geen instituut echt dé macht heeft en dat nieuwe ideeën, om succes te hebben, meer nodig hebben dan de helft plus één en meer dan staatsrechtelijke of hiërarchische bevoegdheden. Uiteindelijk heb ik zelfs echt plezier gekregen in mijn rol in de diverse stroperige processen waarbij de besluitvorming zich hier ontwikkelt. Het is misschien ook niet gezond om daar plezier in te krijgen. Daarom is het beter dat ik die rol nu mag overdragen aan Jacqueline Biesheuvel en Henk Bakker. Zij zijn bij uitstek geschikt om zich, zo nodig, uit de stroop los te maken.

Voorzitter. Met het voorgaande heb ik niet alleen willen reageren op de woorden van de voorzitter van de ondernemingsraad, maar ook aandacht willen geven aan de Kamer als bedrijf, een bedrijf met een begroting van 120 mln waar ca. twaalfhonderd mensen werken. Van die twaalfhonderd zijn er zeshonderdvijftig ambtenaar van de Kamer. Aan de meesten van hen heb ik in de afgelopen weken afscheidsbezoeken gebracht. Ik heb steeds tegen hen gezegd dat ik vandaag in de Kamer het woord zou mogen voeren en dat ik daarvan gebruik zou maken om op diplomatieke wijze te zeggen dat de leden van de Kamer zich niet met de Kamer als bedrijf moeten bemoeien, omdat zij daarvoor niet gekozen zijn en omdat zij er ook geen tijd voor hebben. Bij die aankondiging ontstond overal gejuich. Ik hoop dat ik hiermee voldoende diplomatiek gedaan heb wat ik had beloofd!

Als de Kamer ter wille van de vergelijking een bedrijf mag worden genoemd, dan zijn de leden de aandeelhouders ervan. Zij laten het toezicht op het management over aan een raad van commissarissen, het Presidium, waarmee ik altijd met veel plezier heel nuttig heb samengewerkt. Deze rolverdeling is logisch en beproefd. Ze waarborgt niet dat alle bedrijfsprocessen goed verlopen, al was het maar omdat medewerkers soms ziek zijn, al was het maar omdat wij in de Kamer graag moderne technologie willen toepassen, die nu eenmaal kinderziektes pleegt te hebben, al was het maar omdat bij een verbouwing bijvoorbeeld een kabinet-Cort van der Linden totaal verdwijnt. Leden die hier langer dan twaalf jaar rondlopen, weten op welke treurige gebeurtenis ik doel. Elk van de vier voorzitters onder wie ik als griffier mocht werken, heeft mij of een van de directeuren wel eens krachtig toegesproken als er iets was misgegaan, elk op zijn eigen effectieve manier, en vooral ook op háár effectieve manier. Maar elk van hen is tegenover de buitenwacht ook voor ons opgekomen, tot in de televisierubrieken die grote misstanden aan het Binnenhof dachten te hebben ontdekt. Ik meen dat dit een goede rolverdeling was en ik ben ervan overtuigd dat een andere rolverdeling bij de dagelijkse leiding van een middelgrote organisatie als deze tot veel meer problemen zou leiden.

Voorzitter. Hiermee ben ik gekomen aan het einde van de adviezen aan degenen voor wie ik 38 jaar heb gewerkt. Ik kom nu aan de complimenten, zeer gemeende complimenten. Ik wil namelijk graag van deze gelegenheid gebruik maken om in te gaan tegen zwartkijkers, tegen stuurlui aan de wal en vooral tegen degenen die het verleden idealiseren, wat het functioneren van de Tweede Kamer betreft. In de eerste week dat ik hier kwam, in juni 1966 – dat mag je, denk ik, wel "het verleden" noemen – debatteerde de Kamer drie dagen lang over een herziening van het Reglement van orde. Die herziening was twee jaar lang voorbereid in vele vergaderingen van de commissie voor de Werkwijze der Kamer. Aan het debat namen prominente leden deel, zoals de oud-ministers Toxopeus en Klompé. Namens de PvdA deed de heer Scheps dat, een van de beste redenaars die de Kamer in die tijd had, een voormalige lekenprediker. Elk amendement op het reglement werd uitvoerig besproken en bij alle stemmingen, die verspreid over de hele dag plaatsvonden en waarbij steeds alle leden aanwezig moesten zijn, waren de fracties verdeeld.

Ook dit jaar, mijnheer de voorzitter, is het reglement onder uw leiding op een aantal onderdelen herzien, maar deze herziening kreeg niet dezelfde prominente aandacht als die van 38 jaar geleden. En ik meen dat dit terecht is. Als een parlement goed functioneert, zoals de Tweede Kamer naar mijn mening in het algemeen doet, dan is dat niet te danken aan een goed reglement, maar aan de gedeelde overtuiging dat het debat nodig en nuttig is, een overtuiging die in landen met een minder democratische traditie ontbreekt. En als een parlement slecht functioneert, dan is dat niet te wijten aan een slecht reglement, maar aan gebreken in de cultuur.

Ik dank alle fracties ervoor dat zij mij in een vergadering hebben willen ontvangen. Bij die gelegenheden heb ik steeds ruimschoots mijn nostalgie laten blijken, maar dat was vooral nostalgie naar mensen. De Kamer telde in de jaren zestig en zeventig inderdaad kleurrijke figuren, van wie ik er velen zou willen noemen, ook om het misverstand weg te nemen dat er "backbenchers" zouden bestaan. Die bestonden toen niet, en ook nu niet. Alle leden zijn immers in bepaalde situaties, in bepaalde omstandigheden "frontbenchers". Dat waren toen bijvoorbeeld de voorzitters van de commissies waaraan ik was toegevoegd: Sjeng Tans (Onderwijs), Harry Notenboom (Financiën) en Zegering Hadders (Verkeer en Waterstaat). Er vonden spannende debatten plaats tot diep in de nacht, waar voorzitter Van Thiel zelfs een zeker plezier in had. Er werd zelfs eenmaal een kabinet ten val gebracht in de Kamer zelf, toevallig net in de nacht waarin ik 27 jaar oud werd.

Toch heb ik om vele redenen geen enkele nostalgie naar de cultuur van die tijd. Ik noem een paar, tamelijk willekeurige redenen. Alle commissievergaderingen waren besloten. Een van mijn leerzaamste ervaringen in die tijd was het onderzoek naar het begrotingstekort 1971 door de commissie voor de Rijksuitgaven, waarvan toen Anne Vondeling de voorzitter was. Maar dat onderzoek vond in totale beslotenheid plaats en het verbaasde mij toen al hoe weinig publiciteit de onthullingen uit de ambtelijke achterkamers van de afdelingen comptabiliteit kregen. José Toirkens, een uitstekend lid van de parlementaire pers, heeft ze pas veel later, dankzij de Wet openbaarheid van bestuur, opnieuw ontdekt en in haar dissertatie bekendgemaakt.

Een ander voorbeeld: pas onder voorzitter Dolman werd de discipline opgebracht om de begrotingen vóór 1 december af te handelen in plaats van daarmee door te gaan tot maart van het begrotingsjaar zelf.

En een derde voorbeeld, dat op zichzelf genoeg is om verheugd te zijn over de veranderingen die sindsdien zijn opgetreden, is dat de Kamer toen – begin jaren zeventig, eind jaren zestig; 50 jaar na het geven van passief kiesrecht aan vrouwen – net iets meer dan tien vrouwelijke leden telde.

Veel meer dan de meeste buitenlandse parlementen is onze Kamer in dit opzicht en in andere opzichten met haar tijd meegegaan. Zij heeft de instrumenten en gewoontes ontwikkeld die in een dichtbevolkt land nodig zijn om niet alleen de traditionele rollen te spelen van controle en wetgeving, maar ook de rol die naar mijn mening daarvan moet worden onderscheiden, namelijk die van forum waarin idealen en ambities elkaar ontmoeten. Zowel de waan van de dag, als de ideeën met toekomstwaarde en zowel hooggestemde, als verwerpelijke ideeën worden hier gewikt en gewogen: opnieuw en opnieuw, van alle kanten, langdurig en systematisch, soms wat saai, maar het gebeurt op geen enkele andere plaats in ons land op die manier. Niet in columns, niet in televisierubrieken, niet in de SER, niet in de Raad van State, niet in de ministerraad en zelfs niet in de Eerste Kamer – excuus, collega. Waar anders moeten verwerpelijke ideeën worden verworpen dan hier?

In de jaren zestig en zeventig is vaak gedacht over het invoeren van een drempel binnen ons kiesstelsel, waardoor kleine partijen uit de Kamer geweerd zouden worden. Een initiatiefvoorstel met die strekking kreeg veel steun, maar gelukkig niet genoeg en dit debat is gelukkig ook geheel verstomd. Kleine fracties krijgen in de Tweede Kamer veel meer dan evenredig kansen en juist hierin ligt een waarborg dat nieuwe ideeën aan de orde komen en beproefd worden.

Voorzitter. U merkt dat dit thema mij hoog zit en ik zal ook graag na 1 november, als de accordeonlessen mij daarvoor tijd laten, daarvan laten blijken – daarvoor is een seniorenkaart niet nodig. Met veel plezier heb ik dat de laatste jaren trouwens al kunnen doen in landen waarmee ik door toevallige oorzaken, waarvan u er een paar heeft gememoreerd, te maken kreeg: landen in de Balkan, Rusland en andere vroegere Sovjetrepublieken zoals Kyrgyzstan. Overal worden pogingen gedaan om parlementen in te richten die de rollen vervullen die ik zojuist schetste en overal zijn de tegenkrachten sterk. Die tegenkrachten worden voor mij gesymboliseerd door twee honden die mij tegelijkertijd aan beide zijden aanvielen, toen ik 's ochtends vroeg, in hardloopkleren, naar hun smaak te dicht rende langs de villa van hun baas in de Russische stad Kazan. Wie de democratie wil invoeren in landen waar die traditie in het geheel niet bestaat, moet geen haast hebben. Die moet niet willen rennen.

Voorzitter. Het wordt tijd dat ik afscheid neem, in de eerste plaats van u en uw zes voorgangers die ik heb meegemaakt. Zij kwamen voort uit de traditionele stromingen van onze politiek: Van Thiel uit de KVP; Vondeling uit de vrijzinnig-democratische bloedgroep binnen de PvdA; Dolman en Van Nieuwenhoven, echte sociaal-democraten; Deetman uit de christelijk-historische en Bukman uit de antirevolutionaire bloedgroep binnen het CDA, en u zelf, een echte liberaal. Zij kregen allen te maken met een griffier die er nu eenmaal zat en zij hebben allen aan mijn voorgangers en mij de ruimte gegeven om wederzijds vertrouwen en zelfs vriendschap te laten ontstaan. Daarvoor ben ik zeer erkentelijk.

Vervolgens wil ik ook van deze plaats alle medewerkers van de Kamer danken voor hun inzet en voor hun vriendschap. Twee van hen wil ik bij name noemen; zij zitten hier naast u: Jacqueline Biesheuvel en Henk Bakker. Vooral dankzij hen heb ik mij de laatste jaren af en toe kunnen blootstellen aan honden en andere gevaren in landen waar het managementteam onvoldoende gezag heeft. Ik ben hen er ook dankbaar voor dat er een verschuiving in de managementverantwoordelijkheden heeft kunnen plaatsvinden, waardoor ik daar veel tijd aan heb kunnen besteden.

Toen ik bij de Kamer in dienst trad, werkten daar drie plaatsvervangend en drie assistent-griffiers. Sindsdien is dat corps uitgebreid tot veel meer dan 20 mensen. Ik mocht zelf veel commissies ondersteunen, maar een aantal had ik best ook nog wel een periode van mijn leven willen leren kennen, zoals de commissies voor Sociale Zaken, Economische Zaken en VROM. Ik ben een beetje jaloers op de huidige griffiers, die zo prachtig in de keuken van de politiek kunnen kijken. Ik ben erg blij dat zij in mijn laatste jaar een handboek griffier hebben geproduceerd, dat alle procedurele vragen beantwoordt.

Ook wil ik graag groeten de groep van de circa 300 medewerkers die niet in de ondernemingsraad zijn vertegenwoordigd, maar van wie ik velen goed heb leren kennen; ik ben blij dat ook van hen een aantal hier aanwezig zijn: die van de fractiemedewerkers en de persoonlijk medewerkers. Hun motivatie en hun rechtspositie verschillen van die van de Kamerambtenaren, maar zij leveren een minstens zo grote bijdrage aan het goed functioneren van de Kamer.

Ten slotte wil ik alle fracties noemen met wie ik te maken had en die mij hebben vertrouwd of geduld. Het is een lange lijst met veel meer groepen dan fracties en dan nog groepen die slechts uit één persoon bestaan: een wiskundige onmogelijkheid die slechts in een parlement mogelijk is. En er zullen ook een paar namen bij zijn van fracties naar wie niemand terug verlangt, maar ook die wil ik noemen omdat zij gekozen werden om hier op te treden. Ik dank dus voor hun bereidheid om mij in dit slordige, wispelturige maar prachtige instituut zo lang te laten werken de leden van de fracties van de KVP, de PvdA, de VVD, de ARP, de CHU, de CPN, de SGP, de PSP, de Boerenpartij, de Groep Voogd, het GPV, D66, de Groep Aarden, de Groep Harmsen, de Groep Verlaan, de Groep Kronenburg, de Groep Goedhart, DS'70, de RKPN, de Nederlandse Middenstandspartij, de Groep Jac de Jong, de Groep Huijsen, de PPR, de Groep Nooteboom, de RPF, de Groep Wagenaar, de EVP, de Groep Scholten/Dijkman, de CP en de CD, het CDA, GroenLinks, de Groep Van der Spek, de SP, het AOV, de Unie 55+, de ChristenUnie, de Groep Ockels, de Groep Hendriks, de Groep Verkerk, de Groep Nijpels, de LPF, de Groep Wijnschenk, de Groep Winny de Jong, de Groep Lazrak en de Groep Wilders.

Dank u wel, voorzitter.

(Applaus)

De voorzitter:

Aan dit applaus voeg ik vier woorden toe: heel, heel veel dank, Willem Hendrik. Dank je wel.

Ik sluit dit bijzondere deel van de Kamervergadering ter gelegenheid van het afscheid van de griffier. Ik nodig de heer De Beaufort, Willem Hendrik, je familie, je gasten, de leden, de genodigden, u allen uit om in het ledenrestaurant hierachter een glaasje te drinken op de toekomst van Willem Hendrik.

De vergadering wordt van 17.33 uur tot 19.00 uur geschorst.

Naar boven