Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | nr. 105, pagina 6340-6348 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | nr. 105, pagina 6340-6348 |
Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 28 juni 2005 over Opta/kabel.
De heer Van Dam (PvdA):
Voorzitter. De minister en ik verschillen volgens mij zelden van mening over de wenselijkheid van maximale concurrentie. Concurrentie is goed voor de consument, de service wordt beter en de prijzen worden lager. Net als ik stoort de minister zich dan ook aan het monopolistengedrag van kabelaars; dat hebben wij ook deze zomer weer kunnen lezen.
In juni hebben wij een overleg gehad over deze materie. Aangezien het toen vlak voor het reces was, hebben wij destijds geen VAO aangevraagd, maar hebben wij even gewacht totdat de zomer voorbij was. Dat overleg ging over de ontwikkelingen in de telecommarkt en de ontwerpbesluiten van de Opta. De Opta wil wel ingrijpen in de televisiemarkt, maar niet in de markt voor internet via de kabel. Daar zie je de eerste tekenen van de schaduwkant van de nieuwe Europese regels. Daar waar een markt enigszins concurrerend is, kan de toezichthouder niet langer structurele concurrentieverstorende mechanismen aanpakken. Die mechanismen zijn er echter wel. Zoals ik in deze Kamer al vaker naar voren heb gebracht, zijn er voor de consument ruwweg twee keuzes: neemt hij diensten af via het kabelnetwerk of via het kopernetwerk van KPN? Marktpartijen met een eigen aansluitnet zijn altijd in het voordeel: omdat zij geld verdienen aan het netwerk, hoeven zij minder te verdienen aan de verkoop van diensten. De consequentie daarvan is dat bedrijven in toenemende mate diensten koppelen aan hun netwerk. Wie internet wil via de kabel, moet ook kabeltelevisie nemen. Wie live voetbal wil kijken, moet ook een internetaansluiting nemen. Dat zijn de voorbodes van een concurrentieslag waarin netwerken worden verkocht op basis van exclusieve diensten. Gelet op de matige concurrentie op de netwerkmarkt, leidt dat een verschraling van de marktwerking.
Ik denk dat de minister soortgelijke analyses maakt. Hij heeft immers al vroeg in zijn periode gezegd dat het netwerk van KPN niet op deze manier aan de vrije markt overgelaten zou zijn als hij toen al minister was geweest. Ook zijn inzet om de energiemarkt te splitsen, spreekt wat dat betreft boekdelen. Ik realiseer mij dat voor de telecommarkt dergelijke rigoureuze stappen als splitsing van bedrijven niet meer aan de orde zijn. Ik realiseer mij ook dat wij inmiddels een Europees toezichtregime hebben geïmplementeerd dat opgewassen zou moeten zijn tegen misstanden. Ik zie echter gebeuren dat het nieuwe telecomregime de structurele ongelijkheid op de markt tussen netwerkeigenaren en dienstverleners zonder netwerk niet gaat oplossen. Bovendien hebben de kabelaars op dit moment een veel sterkere positie dan de KPN, dat tot de grond toe is ontbundeld door de Opta. De kabel kan echter gewoon doorgaan. Ook dat zorgt voor een ongelijke strijd.
Er zijn dus op korte termijn verdergaande stappen nodig. Het komende jaar wordt de slag geslagen. Zelfs als de Opta zou kunnen ingrijpen en de instrumenten in handen zou hebben – die heeft zij volgens mij onvoldoende – komt zij te laat. Volgend jaar hebben alle klanten van de kabel een gratis kastje voor digitale tv. Gaan zij daarna nog overstappen? Die kans wordt steeds kleiner. Zij worden gewoon gebonden aan het aanbod dat er ligt. De drempels worden steeds hoger. Als wij echte concurrentie willen op de markt voor televisie, telefonie en internet, moeten wij nu dus ingrijpen. Dat kan door een nieuw kabelwetje te maken waarmee open toegang wordt opgelegd, waarmee de markten van netwerken en diensten worden gesplitst middels een verbod op koppelverkoop en waarmee het vastrechtmodel nu echt wordt ingevoerd. Daarmee bedoel ik: met een zo laag mogelijk vastrecht en niet met een vastrecht waarbij zo'n beetje alles al is inbegrepen. Daarvoor zullen de CDA-fractie en de PvdA-fractie vandaag twee moties indienen waarvan ik de eerste zal indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat in de telecomsector in toenemende mate sprake is van strategieën gericht op verticale integratie van netwerk en diensten;
overwegende dat deze integratie belemmerend kan zijn voor de vrije concurrentie tussen dienstenaanbieders;
overwegende dat de bestaande mededingings- en telecommunicatiewetgeving onvoldoende mogelijkheden biedt om deze concurrentiebelemmeringen tegen te gaan;
overwegende dat zowel de regering als de Kamer voorstander is van het vastrechtmodel, zoals onder meer blijkt uit de aangenomen motie-Atsma c.s. (27088, nr. 37);
verzoekt de regering, de Kamer nog dit jaar een voorstel te doen voor wijziging van de Telecommunicatiewet waarin de markten voor infrastructuur en diensten strikt worden gescheiden door invoering van het vastrechtmodel en door middel van een verbod op koppelverkoop tussen netwerk en diensten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Dam en Hessels. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 68(26643).
Mevrouw Gerkens (SP):
Voorzitter. Onlangs kregen wij een voorbeeld van de daadkracht van deze minister. Hij zei dat wij snel aan de slag moeten gaan met de kabeltarieven, maar dat het wachten nu op Brussel is. Dat heeft mij verbaasd, want volgens mij is het wachten helemaal niet op Brussel. De Opta heeft op 20 juni de nationale consultatie afgerond, maar voor zover mij bekend is die consultatie nog helemaal niet naar Brussel gestuurd. Overigens doet Brussel er maar een maand over. Brussel moet binnen een maand een besluit nemen en steekproeven wijzen uit dat Brussel dat ook meestal doet. Daar zal het vertragende aspect dus niet zitten.
Het heeft mij vooral verbaasd dat de minister niet heeft gerept van de mogelijkheid die de NMa nu al heeft om een al dan niet voorlopige maatregel te treffen tegen te hoge kabeltarieven, nu of in het verleden. Het zou een zeer effectief signaal zijn als de NMa nu zou vaststellen dat het tarief voor het standaardpakket van 1 januari 2004 van UPC niet hoger had mogen zijn dan € 10. Dan weten wij ook dat de NMa het excessief zal achten als het tarief met meer dan een paar procent stijgt, wat nu met € 15,53 per maand duidelijk het geval is. Kortom, waar een wil is, is een weg. Als EZ, de NMa en de Opta echt wat aan die kabeltarieven hadden willen doen, dan hadden zij dat al lang kunnen doen. Ik wil de minister ook een beetje achter de broek zitten door deze motie in te dienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat kabelaars regionale monopolisten zijn;
overwegende dat momenteel in verschillende gemeenten grote onrust heerst over de geplande tariefstijgingen door kabelexploitanten;
overwegende dat momenteel in verschillende gemeenten grote onrust heerst over de verstrekking van "gratis" digitale decoders en de mogelijke gevolgen daarvan voor het aanbod en de prijs van analoge televisie;
verzoekt de regering, vóór 1 oktober van dit jaar met de resultaten van het onderzoek van de NMa naar de kabelsector te komen, zodat de NMa maatregelen kan nemen;
verzoekt de regering tevens, vóór 1 oktober van dit jaar met de resultaten van het onderzoek van de Opta naar de kabelsector te komen, zodat deze op korte termijn ter goedkeuring aan de Europese Unie voorgelegd kunnen worden;
verzoekt de regering tevens, er bij de NMa op aan te dringen een voorlopig besluit te nemen dat de kabelbedrijven nu al verbiedt de tarieven van het analoge pakket te verhogen en om digitale pakketten wegens de marktverstorende effecten van het huidige "gratis" digitale aanbod anders dan tegen kostengeoriënteerde tarieven aan te bieden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Gerkens. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 69(26643).
Mevrouw Gerkens (SP):
Voorzitter. Wij hebben het ook gehad over de berekening van het vastrecht. Mijn fractie is van mening dat wij het adagium "de gebruiker betaalt" moeten laten gelden. Je ziet dat de kabelbedrijven allerlei diensten op de netwerken aanbieden die netwerken daarvoor ontwikkelen, maar dat de gewone kabeltelevisiekijker voor die kosten moet opdraaien. Dat vindt mijn fractie niet terecht en daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat bij het vaststellen van het vastrecht de afnemer alleen behoort te betalen voor wat hij afneemt en niet voor de diensten van anderen die van het netwerk gebruikmaken;
overwegende dat bij de ontwikkeling van het netwerk het uitgangspunt "de afnemer betaalt" redelijk is;
verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat de kosten van het aansluitrecht nooit meer zullen zijn dan de individuele aansluitlijn en daarmee niet de kosten van het gedeelde netwerk omvat,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Gerkens. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 70(26643).
De heer Aptroot (VVD):
Voorzitter. De VVD, de liberale partij die gelooft in concurrentie, ziet het als een soort nederlaag wanneer moet worden geconstateerd dat er in een bepaalde branche niet voldoende concurrentie is en dat de overheid moet ingrijpen. Wij willen graag dat de markt zijn werk doet, maar als er marktmacht is, als er monopolistisch gedrag is waarvan consumenten, huishoudens de dupe worden, dan heb je als overheid de plicht om in te grijpen. Wat dat betreft, onderschrijf ik namens de VVD-fractie de woorden die minister Brinkhorst vaak spreekt: een sterke markt vraagt ook om een sterke overheid.
Ik constateer dat in de Kamer vrij breed de gedachte leeft dat wij moeten ingrijpen nu duidelijk is dat er sprake is van monopolistisch gedrag van de kabelbedrijven die de tarieven fors hebben verhoogd. Uit de uitlatingen van de kabelbedrijven blijkt dat zij zich eigenlijk rot lachen, omdat de winstmarges in Europa, en vooral in Nederland, zo hoog zijn en zij allerlei investeringen in andere, nieuwe diensten kunnen doen ten laste van het radio- en televisiepakket. Dat vinden wij niet juist. Voor ons als VVD-fractie is de essentie dat wij moeten ingrijpen vanwege dit pakket waaraan de burgers in feite vastzitten. Immers, 95% van de huishoudens ontvangt radio en tv via de kabel. Daar zit de pijn voor de consumenten, de huishoudens. Die pijn willen wij wegnemen. Dat is onze eerste prioriteit.
De tweede prioriteit is dat wij op een slimme manier, vergelijkbaar met wat wij hebben gedaan met het vaste net van KPN, de kabel toegankelijk moeten maken voor derden. Ik denk dat die wens in de Kamer breed wordt onderschreven. Dat toegankelijk maken voor derden lijkt nu misschien niet essentieel, maar met de digitalisering komt er veel ruimte op de kabel vrij. De capaciteit wordt in feite zeven keer zo groot. Wij willen dat anderen dan ook worden toegelaten.
Ik dien in dit verband twee moties in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Opta tot de conclusie is gekomen dat met een marktaandeel van ongeveer 95% sprake is van aanmerkelijke marktmacht van de kabelbedrijven in de markt van tv- en radiodoorgifte;
constaterende dat volgens uitlatingen van de kabelbedrijven de tarieven voor het standaard- en het basispakket tv en radio zowel door extreme winstmarges als door kruissubsidies aan andere activiteiten te hoog zijn;
constaterende dat er volgens Aptrootdeze uitlatingen sprake is van machtsmisbruik;
overwegende dat een prijsmaatregel op grond van de Mediawet mogelijk is;
voorts constaterende dat het door het kabinet voorgenomen optreden op basis van de Telecommunicatiewet en de Mediawet als complementair steeds meer vertraging oploopt;
spreekt als haar mening uit:
- dat op de kortst mogelijke termijn het onderzoek door de Opta naar de tarieven van de kabelbedrijven voor het basispakket tv en radio moet worden afgerond;
- dat het maximale tarief dat de kabelbedrijven mogen berekenen voor zowel het standaard- als het basispakket tv en radio door de Opta en de NMa moet worden vastgesteld;
verzoekt het kabinet, ervoor te zorgen dat deze zaken met spoed, zo mogelijk voor 31 december 2005, worden afgehandeld,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Aptroot en Bakker. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 71(26643).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Opta tot de conclusie is gekomen dat met een marktaandeel van ongeveer 95% sprake is van aanmerkelijke marktmacht van de kabelbedrijven in de markt van tv- en radiodoorgifte;
constaterende dat digitalisering van tv betekent dat er zeer veel vrije capaciteit op de kabel ontstaat;
constaterende dat er concurrentie kan ontstaan indien ook derden toegang tot de kabel krijgen tegen redelijke voorwaarden;
constaterende dat de systematiek zoals toegepast op het vaste net van KPN, waarbij toegang en tarieven zijn gereguleerd door de Opta, in de praktijk goed werkt;
spreekt als haar mening uit:
- dat toegang tot de kabel voor derden geregeld moet worden;
- dat daartoe de nodige maatregelen kunnen worden genomen, vergelijkbaar met het pakket van maatregelen dat toegang tot het vaste net van KPN voor derden regelt;
verzoekt het kabinet, ervoor te zorgen dat de nodige maatregelen daarvoor met spoed, zo mogelijk voor 31 december 2005, worden genomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Aptroot en Bakker. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 72(26643).
De heer Bakker (D66):
Voorzitter. U kent mij als een genuanceerd mens, naar ik hoop, maar ik ben alle nuances allang voorbij ten aanzien van de kabelaars. Ik was het allang zat. Ik vind echt dat er sprake is van een volstrekt uit de hand gelopen situatie waarin achtereenvolgende kabinetten te slap zijn opgetreden en de situatie hebben laten ontstaan van woekerprijzen en effectieve customer lock, zoals dat heet. De consument is in de greep van monopolistische kabelaars en kan geen kant op. Ondertussen kan de prijs worden verhoogd waardoor kruissubsidiëring mogelijk is en onnodig hoge winsten worden gemaakt. Iedereen die vertelt dat het niet zo is, draait erom heen. Ik ben er dan ook een groot voorstander van om daaraan dit najaar een eind maken. In dat licht heb ik de moties van de heer Aptroot graag meeondertekend.
Ik hoorde collega Van Dam zeggen – de heer Hessels zal dat waarschijnlijk zo dadelijk ook doen – dat er een nieuwe wet nodig is. Ik weet eigenlijk niet of dat zo is. Ik weet wel dat de wetgeving veel te lang op zich heeft laten wachten, tegen de wens van de Kamer in. Eerdere kabinetten lieten de oren echt te veel hangen naar de kabelaars. Dat zij dit hebben gedaan, heeft een relatief voordeel van Nederland tenietgedaan. De bekabelingsgraad was hier hoger dan waar ook ter wereld. Dit hadden wij kunnen benutten om voorop te lopen bij de ontwikkeling van nieuwe multimediale en digitale diensten. Dat relatieve voordeel is echter omgebogen in een relatief nadeel. Ik kan mij daarover nog steeds vreselijk opwinden. Uiteindelijk heeft deze minister de Telecommunicatiewet zodanig gewijzigd dat er iets kan gebeuren. Ik steun graag de verschillende initiatieven, voorzover deze de gewenste situatie zo snel mogelijk dichterbij brengen. Daarover verschillen wij niet met elkaar van mening.
Ik heb een motie die gaat over een ander aspect van de kabel en de digitalisering, namelijk de lokale omroep. De analoge pakketten van de kabelaars zijn per gemeente verschillend. Het voornemen van de kabelaars is om overal hetzelfde digitale pakket aan te bieden. Daardoor zal iedereen in het verzorgingsgebied van bijvoorbeeld Casema of UPC hetzelfde pakket ontvangen, wat gevolgen heeft voor de signalen van de lokale radio en televisie. Deze vallen volgens mij onder de doorgifteplicht voor publieke radio en televisie. Er moet dus worden opgetreden.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat digitalisering van de doorgifte van radio en tv door kabelmaatschappijen een positieve ontwikkeling is;
constaterende dat in de huidige voornemens van diverse kabelmaatschappijen het echter niet meer mogelijk zal zijn om tot een lokaal te differentiëren (basis)pakket te komen, waardoor de doorgifte van lokale publieke radio en tv wordt bedreigd;
verzoekt de regering, maatregelen te nemen zodat ook in het digitale tijdperk de doorgifte van lokale publieke radio en televisie verzekerd is,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bakker en Aptroot. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 73(26643).
De heer Hessels (CDA):
Voorzitter. Het mag wel eens gezegd worden dat Nederland wereldwijd een van de voorlopers is op het terrein van breedband, kabel en telefonie. Twee sectoren die tot voor kort geheel verschillende diensten leverden, tv en telefonie, zijn in een mum van tijd in elkaar vervlochten geraakt en bieden dezelfde diensten aan. De regelgeving voor mededinging en marktwerking is in de telefoniesector echter een stuk verder ontwikkeld. Nu die sectoren feitelijk een zijn geworden, vertroebelt dat verschil de concurrentieverhoudingen. Reden voor de CDA-fractie om samen met de PvdA-fractie de regering op te roepen om op zo kort mogelijke termijn de Telecommunicatiewet zodanig aan te passen dat het consumentenbelang wordt gewaarborgd.
Een belangrijk punt is de verticale integratie van netwerken en diensten. Kabelmaatschappijen maken er een gewoonte van om specifieke diensten, zoals internet, telefonie en digitale tv, in één pakket aan te bieden. Deze kunnen vaak slechts in combinatie met elkaar worden besteld of opgezegd. Op deze manier wordt de concurrentie ernstig belemmerd. Dit kan opgelost worden door de introductie van een vastrechtmodel, zoals in een eerdere motie-Atsma al is uitgesproken. Dit kan worden aangevuld met een verbod op koppelverkoop tussen netwerk en diensten. De heer Van Dam heeft hierover zojuist een motie ingediend, die mijn fractie van harte ondersteunt.
Een ander maar sterk verwant punt is de vrije toegang tot kabelnetwerken voor "vreemde" dienstenaanbieders. Daarover wil ik de Kamer de volgende motie voorleggen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de ontwikkelingen in de telecomsector in de afgelopen jaren in een stroomversnelling terecht gekomen zijn;
overwegende dat het onderscheid tussen telefoon- en kabelnetwerk, zowel qua technologie als qua gebruiksmogelijkheden nauwelijks meer bestaat;
overwegende dat een vrije toegang voor alle dienstenaanbieders van alle netwerken de verdere ontwikkeling van innovatie en ICT in Nederland ten goede komt;
verzoekt de regering, de Kamer nog dit jaar een voorstel te doen voor wijziging van de Telecommunicatiewet waarin een verplichte, open, non-discriminatoire toegang tot netwerken voor dienstenaanbieders is opgenomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Hessels en Van Dam. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 74(26643).
De heer Hessels (CDA):
Met beide moties wordt het systeem sluitend, en kan iedere consument vrij kiezen tussen de op zijn netwerk aangeboden diensten, ongeacht de eigenaar van het netwerk waarop hij, geografisch gezien, is aangesloten.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Minister Brinkhorst:
Voorzitter. Ik ben de Kamer erkentelijk voor haar bijdrage in eerste termijn. Het gaat om de benadering van de kabelproblematiek en de verschillen daarin tussen regering en enkele partijen. Ik zag dat twee coalitiepartijen een aantal moties hebben ingediend en dat een tweetal moties is ingediend door een oppositiepartij en een regeringspartij. Er zijn dus twee oppositionele moties geweest. Als ik het hele pakket bij elkaar neem, constateer ik dat er in hoge mate sprake is van consensus tussen regering en Kamer over de wenselijkheid om handelend op te treden in de kabelsector. Ik heb dat inderdaad al eerder gezegd; de heer Van Dam heeft er terecht naar verwezen. In de tijd dat het vaste telefonienetwerk nog een werkelijk monopolie was – er is sindsdien wel het een en ander gebeurd – was het wellicht wenselijk geweest om te komen tot een vorm van splitsing. Bij de kabel zijn eveneens publieke overheden in het geding geweest. De kabel heeft men destijds voor veel geld aan particuliere deelnemers verkocht. Ik denk aan de parallelen met de energie. Voor een deel zitten wij nu met een situatie die daar een gevolg van is.
Voorzitter. Ik wil geen kwalificatie van de moties geven, maar er is een diarree van moties geweest. Deels overlappen zij elkaar, deels stellen zij verschillende aspecten aan de orde. Als ik het goed begrepen heb, gaat het om drie hoofdelementen, in de eerste plaats het prijspeil van de kabeltarieven, in de tweede plaats een koppelverkoop tussen verschillende soorten van diensten en in de derde plaats de toegankelijkheid van de netwerken. Ik deel de zorg van de Kamer op al die drie punten. De vraag is hoe wij daar nu mee moeten omgaan, gegeven de wetgeving die wij hebben en de situatie waarin wij zijn terechtgekomen. Ik heb van de zomer niet voor niets helderheid gegeven, eerst in een ingezonden stuk in NRC Handelsblad en vervolgens ook door een publiekelijke oproep aan UPC. Ik heb inmiddels een gesprek met dat bedrijf gehad en de verantwoordelijken erop gewezen dat ik op korte termijn een reactie verwacht op een aantal elementen die naar voren zijn gekomen en die alles te maken hebben met de ontwikkeling waarover in de Kamer is gesproken. Ik hecht eraan, dat aan het begin van mijn bijdrage te noemen, omdat ik denk dat wij gezamenlijk een weg moeten vinden om optimaal te opereren en om tempo te maken. Het zou een belangrijk signaal zijn om tempo te maken bij het aanpakken van de problemen in de kabelsector. De heer Bakker zei zelf dat hij zich daar bijzonder over opwond en eigenlijk geen behoefte had aan nuance. Normaliter kwalificeert hij zichzelf als een genuanceerd persoon, wat ik uit jarenlange ervaring en contacten met hem kan bevestigen. Ik weet niet of het een gebrek aan nuance is dat hij nu vertrokken is, maar ik kan mij daar wel wat bij voorstellen. De kern is dat wij met alle zorgen die wij hebben en bij alle onlustgevoelens rondom de actuele ontwikkelingen toch een heldere lijn moeten trekken. Ik wil proberen die heldere lijn dan nu aan te geven, omdat er natuurlijk een aantal verschillende mogelijkheden zijn.
De heer Aptroot (VVD):
Voorzitter. Het is misschien wat ongebruikelijk, maar ik denk toch dat het goed is als ik even vertel dat de heer Bakker naar een andere vergadering moest. In de Kamer vinden immers veel activiteiten tegelijk plaats. Anders had hij graag geluisterd naar de minister.
De voorzitter:
Dank aan de heer Aptroot, maar het zou correcter zijn geweest als de heer Bakker dat aan mij als voorzitter van de vergadering had gemeld.
Minister Brinkhorst:
Voorzitter. Ik zeg dit ook niet in verwijtende zin. Ik ben blij dat de heer Bakker zijn genuanceerde opmerkingen ook elders kwijt kan. Dat is mijn commentaar hierop.
Wij hebben te maken met een situatie waarin op zeer korte termijn van de kant van de Opta het een en ander gebeurt. Ik verwacht ook dat er op vrij korte termijn iets gebeurt van de kant van de NMa, die gevraagd is om een oordeel te geven over de problematiek van het misbruik van een economische machtspositie. Voorts hebben wij te maken met dwingende Europese wetgeving die is omgezet in de Telecomwet. Het gaat er voor ons nu om, een begaanbare weg te kiezen die op zo kort mogelijke termijn ook aan de consumenten helderheid geeft. Mevrouw Gerkens wees daar terecht op. Over de fundamenten zijn wij het altijd eens, mevrouw Gerkens, maar over de oplossingen vaak niet. De consumenten hebben recht op zo helder mogelijke uitspraken en op een zo helder mogelijke aanduiding van de richting.
Voorzitter. Ik hecht er aan, deze opmerkingen vooraf te maken, omdat het van groot belang is dat u de totale reacties op de verschillende moties kunt plaatsen. Wij moeten een begaanbare weg vinden om op zo kort mogelijke termijn tot resultaat te komen. Tegen die achtergrond wil ik graag reageren op de verschillende moties.
De heer Aptroot (VVD):
De minister geeft zelf al aan wat min of meer het probleem is. Hij heeft namelijk gezegd dat hij verwacht dat de Opta een redelijk korte termijn in acht neemt. Hij denkt ook dat de NMa met iets komt. Het probleem is nu juist dat wij er al langer over praten. Volgens mij is de wens kamerbreed dat er concrete data bekend zijn. Ik hoop dan ook dat bijvoorbeeld 1 januari aanstaande een en ander geregeld is. Wellicht is dit ook het probleem van de minister. Op die punten moeten wij nu eens knopen doorhakken.
Minister Brinkhorst:
Dat geeft mij aanleiding om daar specifiek op in te gaan. Het is publiek bekend dat er een ontwerpbesluit is van de Opta. Ik meen dat de Kamer kennis heeft van de inhoud daarvan. Dat ontwerpbesluit wordt vóór het eind van deze maand naar de Europese Commissie gestuurd conform de Telecomwet. Ik hoop verder dat het mogelijk is om vóór het eind van dit jaar hierover een besluit van de Europese Commissie te ontvangen. Om precies te zijn: de Opta kan definitieve besluiten nemen na instemming, op grond van de Europese regels. Nogmaals, ik denk dat het mogelijk is dat die vóór het eind van het jaar ontvangen worden.
Daarnaast is er de studie van de NMa. Ik verwacht dat die er vóór eind september is. Dit zijn heel concrete gegevens. Dit is nuttig, omdat hiermee zowel voor de Opta als de NMa wordt aangegeven met welke urgentie ik hier tegenaan kijk. Het totale debat beschouw ik als een ondersteuning van die urgentie.
Mevrouw Gerkens (SP):
Allereerst stel ik vast dat de opmerking van de minister in de krant dat het wachten op Brussel is, niet klopt. Het wachten is namelijk op het moment dat het onderzoek naar Brussel gestuurd wordt. Vervolgens zegt hij dat dit allemaal vóór het eind van het jaar afgehandeld kan worden. Als echter eind september het onderzoek naar Brussel wordt gestuurd om het voor te leggen aan de Europese Commissie, weet hij net zo goed als ik dat de Europese Commissie daar binnen een maand op moet reageren. Het kan dus veel sneller.
Minister Brinkhorst:
Ik neem de ruimte tot 1 januari, omdat ik hoop dat wij dan een totaalplaatje hebben. Op dat moment moeten ook de nieuwe kabeltarieven helder zijn. Dit was overigens het onderwerp van mijn discussie.
De Kamer en ik zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de vreselijk lange termijnen die in deze wetgeving staan. Daar zijn wij het ook over eens. Ik heb er bij mijn dienst op aangedrongen dat wij gezamenlijk met de Opta een onderzoek doen om de procedures te bespoedigen, ook in de Europese wetgeving. Wij moeten elkaar op dit punt dus niet aanspreken. Nogmaals, wij zijn daar gezamenlijk verantwoordelijk voor. Bij mijn aantreden is die wetgeving ingesteld. Daardoor liggen deze termijnen vast. Dit is een land met volop inspraak. De conceptbesluiten van de Opta zijn op 19 maart bekend gemaakt. Op dezelfde dag heb ik die naar de Kamer gestuurd. Het is nu inderdaad medio september. Dit is echter niet anders dan het gevolg van de termijnen die volgens de procedure gevolgd moeten worden. Aan de ene kant is leiderschap nodig en aan de andere kant zijn er de formele procedures. Ik zeg met veel nadruk dat ik geen dag heb gewacht. Ik heb dit ook al eind juni gezegd. Alles is dus volgens de formele procedures gegaan.
Als mevrouw Gerkens mij verzoekt om de inspraakprocedures op een aantal van deze terreinen te versnellen mede met het oog op de technologische ontwikkelingen, ben ik haar man. Ik kan de termijnen echter niet eenzijdig veranderen. Ik zou namelijk direct naar de Kamer zijn geroepen, als ik de procedures, die de Kamer gemaakt heeft, niet in acht zou hebben genomen. Dit is dus het dilemma.
Mevrouw Gerkens (SP):
Wij zullen alle voorstellen die de minister doet, ook voor de inspraakprocedure, altijd op hun merites beoordelen en daarover beslissen. Volgens mij is dat nu evenwel niet aan de orde. Het gaat nu namelijk om de vraag hoe wij zo snel mogelijk een voet tussen de deur kunnen krijgen, als het gaat om de te hoge kabeltarieven. Volgens mij zijn wij het er kamerbreed en in vak-K over eens. De NMa heeft tegen deze achtergrond wel degelijk de mogelijkheid om een besluit te nemen, vooruitlopend op wat er in Brussel of door de Opta daarover gezegd wordt. De minister weet net zo goed als ik dat de kans vrij klein is dat er voor 1 januari een definitief besluit is. Er wacht ons namelijk nog een aardige discussie over de wijze van berekening van het kabeltarief. Daarom zeg ik: minister, als u daadkracht wilt tonen, doe dat dan ook en neem voorafgaand aan die discussie een voorlopige beslissing.
Minister Brinkhorst:
Voorzitter. Ik vrees dat mevrouw Gerkens niet goed heeft geluisterd. Ik verwacht nog deze maand een standpuntbepaling van de NMa omdat er een klacht is ingediend en omdat een studie wordt verricht naar de hele markt. Dat staat los van de Optaprocedures. Aan de ene kant is er controle op de toegang en de tarieven als gevolg van de Opta. Dat is het proces inclusief de inspraakprocedures. Daarnaast staat de NMa als toezichthouder en kartelautoriteit voor het bewaken van de marktordening. Dat zijn twee verschillende zaken.
Nederland is het enige land dat de kabelmarkt als een afzonderlijke markt beoordeelt. Dat is een complicatie. Wij zijn uniek in het feit dat nergens anders in Europa een kabelnetwerk bestaat dat het hele land dekt. Het aanleggen daarvan was aantrekkelijk voor de kabelaars omdat wij een piepklein land zijn met een omvangrijke bevolking. Bovendien bestaan regionale monopolies. Het is daarnaast een complicatie dat naast de landelijk dekkende structuur in kabel, een landelijk dekkende structuur in koper bestaat met betrekking tot de markt die in handen is van de KPN. De heer Van Dam heeft daarop terecht gewezen.
De Kamer wenst dat de tv-kabelmarkt wordt opengebroken. Dat is ook mijn wens. De ontwerpbesluiten van de Opta zijn dan ook juist bedoeld om deze markt open te breken. De Kamer heeft kennis kunnen nemen van de ontwerpbesluiten. Zodra deze besluiten van kracht worden, worden de tarieven bevroren. Dat is het signaal dat wordt afgegeven. Dan gebeurt er dus echt iets. Vervolgens gaat de Opta de tarieven onderzoeken om te bewerkstelligen dat deze niet hoger zijn dan de kostprijs plus een redelijk rendement. Mijn inzet is dus hetzelfde als die van de Kamer. De procedures moeten in acht worden genomen, maar tegelijkertijd gebeurt er ook echt wat. Ik wil nu graag ingaan op de ingediende moties.
De voorzitter:
Ik geef de heer Van Dam nog de gelegenheid om één vraag te stellen, voordat de minister ingaat op de moties. Ik koppel daaraan de opmerking dat ik wat ruimer omga met het verslag van dit algemeen overleg, wat alles te maken heeft met de beschikbare tijd vanmiddag. Dat is misschien niet helemaal goed, maar het is zo. U weet echter allen dat wij het algemeen overleg niet moeten overdoen.
De heer Van Dam (PvdA):
Wij weten echter ook dat er op dit terrein heel wat is gebeurd sinds het algemeen overleg plaatsvond.
De voorzitter:
In dat geval had u een nieuw algemeen overleg dienen aan te vragen. Wij behoren ons nu te beperken tot het indienen van moties naar aanleiding van het eerdere algemeen overleg. U kunt nu uw vraag stellen.
De heer Van Dam (PvdA):
Voorzitter. Allereerst nodig ik de minister, in reactie op zijn opmerking dat de procedures bekort kunnen worden, uit om daarvoor een voorstel te doen. Wij zullen dat heel open beoordelen. Wij staan op dit terrein meestal aan dezelfde kant.
Minister Brinkhorst:
Wij zijn er gezamenlijk verantwoordelijk voor. Dat is het enige dat ik heb willen constateren.
De heer Van Dam (PvdA):
Voorzitter. Ik heb getracht in mijn inbreng wat fundamenteler in te gaan op de marktsituatie als geheel. Ik ben benieuwd wat de minister daarover vindt. Alle klachten over het tarief zijn erg genoeg. Het is typerend monopolistengedrag. Mijn stelling luidt, dat het nieuwe regime dat wij kennen, mede gezien de ontwerpbesluiten van de Opta, blijkbaar niet de structurele ongelijkheid op de markt ongedaan zal maken. De structurele ongelijkheid bestaat eruit dat partijen met een eigen netwerk altijd veel sterker staan dan partijen zonder een sluitend netwerk. Volgens mij wordt dit probleem met het huidige regime niet opgelost. Hoe kijkt de minister daar tegenaan?
Minister Brinkhorst:
Voorzitter. Ik kijk tegen dit soort vraagstukken meestal niet deductief, maar inductief aan. Ik zal dadelijk mijn commentaar geven. Ik deel de opvatting van de heer Van Dam dat potentieel sprake is van misbruik. Om die reden houdt de NMa zich thans met de zaak bezig. Zoals gezegd verwacht ik binnen enkele weken daarvan het resultaat.
Ik kijk er inductief tegenaan in de zin dat ik naar oplossing zoek. Ik wil verhinderen dat wij in een ideologische discussie verzeild raken die als het ware in de weg staat van het vinden van oplossingen op korte termijn tengevolge van de neiging om een structurele weg te begaan. Nogmaals denkend aan de ontwerpbesluiten van de Opta, veronderstel ik dat resultaat ook kan worden bereikt door individuele maatregelen zonder dat een wetgevingstraject behoeft te worden doorlopen. Ik wil dus eigenlijk nog wat sneller gaan dan door sommige leden van de Kamer wordt gewenst. Ik kom daarmee toe aan de moties. Ik meen dat er nuances bestaan in de manier waarop tegen de zaak wordt aangekeken. Ik zal de moties in volgorde behandelen en van mijn commentaar voorzien. De Kamer zal constateren dat mijn reactie past binnen het algemenere stramien dat ik zojuist heb geschetst.
De eerste motie, van de heren Van Dam en Hessels, heeft als operationele conclusie dat een voorstel tot wijziging van de Telecomwet wordt vastgelegd, waarin de markt strikt wordt gescheiden door de invoering van een vastrechtmodel en door middel van een verbod op de koppelverkoop van netwerk en diensten. Ik veronderstel dat ik geen commentaar hoef te geven op de strategieën de overwegingen. Het laatste kan niet als een algemeen verbod worden opgelegd. Wel kan de Opta niet alleen dit, maar zelfs een ontbundeling kan opleggen als sprake is van een aanmerkelijke marktmacht. De dienst waarvoor die marktmacht bestaat moet dan los worden aangeboden. Ik ben zelf tegen verplichte koppelverkoop en vind dus dat moet worden opgetreden wanneer er een verplichting is. Als consumenten gezamenlijk iets willen, valt dat onder de contractvrijheid.
Het eerste element van de motie kan alleen worden gerealiseerd als de marktanalyse van de Opta dat mogelijk maakt. Ik hecht er daarom aan dat er zo weinig mogelijk belemmeringen zijn, zodat de marktanalyse zo snel mogelijk kan worden vastgelegd. Daardoor wordt het ook mogelijk om de prijzen vast te leggen. De indieners van de motie en ik hebben dezelfde visie, maar ik vrees dat het wachten op een wetsvoorstel, wat tenminste een jaar zal duren, de zaak niet bespoedigt. Ik vind de motie op korte termijn niet operationeel en ontraad aanneming ervan.
Mevrouw Gerkens verzoekt de regering in haar eerste motie om vóór 1 oktober met de resultaten van het NMa-onderzoek naar de kabelsector te komen. Ik heb al gezegd dat deze resultaten er vóór 1 oktober zullen zijn. Voorts verzoekt zij de regering om vóór 1 oktober met de resultaten van het Opta-onderzoek naar de kabelsector te komen, zodat deze op korte termijn ter goedkeuring aan de Europese Commissie kunnen worden voorgelegd. De Opta zal deze maand besluiten gereed hebben om aan Brussel voor te leggen. Mevrouw Gerkens verzoekt de regering ook, er bij de NMa op aan te dringen een voorlopig besluit te nemen dat de kabelbedrijven nu al verbiedt om de tarieven van het analoge pakket te verhogen en om digitale pakketten, wegens de marktverstorende effecten van het huidige gratis digitale aanbod, tegen kostengeoriënteerde tarieven aan te bieden. Of de NMa maatregelen kan nemen hangt af van het onderzoek dat zij doet, waarop ik niet vooruit wil lopen. Ik concludeer dat deze motie op de eerste twee punten overbodig is, omdat deze reeds worden uitgevoerd. Aanneming van het derde punt van de motie ontraad ik.
Mevrouw Gerkens verzoekt de regering in haar tweede motie ervoor te zorgen dat de kosten van het aansluitrecht nooit hoger zullen zijn dan de kosten van de individuele aansluitlijn en dus niet de kosten van het gehele gedeelde netwerk omvatten. Dat betreft de problematiek van het vastrecht, waarover ook anderen hebben gesproken. Het is echter de Opta, die over de berekening van de kostprijs gaat, zodat ik aanneming van deze motie eveneens ontraad.
De leden Aptroot en Bakker dringen in hun eerste motie op urgentie aan. Daarover zijn wij het eens. Zij willen dat het onderzoek van de Opta naar de tarieven van de kabelbedrijven voor het basispakket voor tv en radio op de kortst mogelijke termijn wordt afgerond. Dat gebeurt. Zij willen dat het maximale tarief door de Opta en de NMa wordt vastgesteld. Deze systematiek wordt door de Opta bepaald en uitgevoerd. Het derde punt van de motie is het verzoek om dit alles vóór 31 december af te handelen. Alles is erop gericht om de Opta-besluiten zo snel mogelijk operationeel te laten zijn. Ik hoop dan ook dat het per 1 januari aanstaande zal gebeuren, zodat deze motie wat mij betreft overbodig is. Ze is niet in strijd met mijn beleidslijn, integendeel, maar dit hoeft niet te worden vastgelegd in een motie.
De tweede motie van de heren Aptroot en Bakker gaat over de vraag hoe de toegang tot de kabel voor derden geregeld moet worden, en over daartoe te nemen maatregelen, vergelijkbaar met het pakket van maatregelen voor de toegang van derden tot het vaste net van KPN. Beide zaken zijn al geregeld; ik verwijs naar hoofdstuk 6 van de Telecommunicatiewet, waarmee Europese regelingen worden uitgevoerd. Het gaat om wholesale-besluiten van de Opta en ik zie deze motie dus als een ondersteuning van het beleid. In strikte zin is ook deze motie niet nodig, want ze vormt een ondersteuning van een lijn waarvan ik al eerder heb gezegd dat die past in een bredere visie.
In de motie van de heer Bakker, gesteund door de heer Aptroot, wordt de regering verzocht, maatregelen te nemen opdat ook in het digitale tijdperk doorgifte van de lokale publieke radio en televisie verzekerd is. Dit behoort voor een belangrijk deel tot het beleid van mijn collega Van der Laan van OCW. Ik zal hierover samen met haar zo gauw mogelijk overleg met de sector plegen. De doorgifte van de lokale radio en televisie moet verzekerd zijn en ik zou samen met haar kunnen onderzoeken of daar bepaalde maatregelen voor nodig zijn. Ik zeg de Kamer graag toe dat wij niet zullen aarzelen om zulke maatregelen te nemen, zo die nodig mochten zijn, waarschijnlijk in de vorm van een nadere regeling. Ook deze motie is dus eigenlijk een ondersteuning van het beleid.
De heer Aptroot (VVD):
Voorzitter, ik ben in ieder geval blij dat beide moties van mijn hand kunnen worden uitgevoerd, maar het is mij wel opgevallen dat de minister zegt dat het al geregeld is, wat er in de tweede motie wordt gevraagd die ik samen met de heer Bakker heb ingediend. Ik heb toch niet de indruk uit de praktijk dat het al geregeld is dat iemand die aanklopt bij een van de bestaande kabelbedrijven, makkelijk toegang krijgt tot de kabel, laat staan dat de voorwaarden, zoals de prijs, geregeld zou zijn. Als het geregeld is, moet het toch snel de praktijk worden. En voor beide moties geldt dat er nu eindelijk ook een datum aan is gehangen om de urgentie ervan aan te geven. Dit zal de minister toch wel tot spoed manen.
Minister Brinkhorst:
Over de datum zijn wij het eens, ook ik wil heel graag helderheid vóór het van kracht worden van de nieuwe tarieven per 1 januari aanstaande. En zo nodig wil ik maatregelen die zullen leiden tot vrij ver gaande stappen. Overigens bedoelde ik met mijn opmerking dat het geregeld is dat het wettelijk geregeld is. Er is in de telecomwetgeving op grond van Europese regels sprake van dwingend recht, bijvoorbeeld gescheiden boekhoudingen en toegangsverplichtingen. Dit wil echter niet zeggen dat het in de praktijk steeds een bevredigende gang van zaken oplevert, zoals indertijd bij KPN. Ik ben al tijdenlang in discussie met KPN en met andere partijen om dit te regelen. Dit is voor mij een aanleiding om de Opta strenger toezicht te laten houden. Het is dus in die zin geregeld dat er een wettelijke regeling bestaat, maar het is evident dat er geschillen zijn. Anders zouden wij nu ook niet deze discussie voeren.
Ten slotte de motie van de heren Hessels en Van Dam. Ook voor deze motie geldt dat de gevraagde splitsing op grond van de wettelijke regeling in de telecomwetgeving, gebaseerd op de Europese regels, niet mogelijk is. Ik had dit eigenlijk al bij de bespreking van de eerste motie moeten zeggen. Ik heb het nog even laten nakijken, het is dwingend recht. Er is ook geen sprake van een parallel met de energiewetgeving, die de nationale overheid een discretionaire ruimte geeft. Ik heb onlangs nog een brief van een wethouder van energiezaken gehad, in reactie op een stuk van de energiebedrijven in de krant waarin zij suggereerden dat ik in strijd met de Europese wetgeving zou handelen. Er is nu bevestigd dat dit niet zo is. Maar er zijn twee verschillen met de telecomwetgeving: er is sprake van een daadwerkelijk geregulariseerde Europese markt en bovendien is er op grond van hoofdstuk 6a dwingend voorgeschreven wat mogelijk en wat niet mogelijk is. Verplicht zijn gescheiden boekhoudingen, tariefmaatregelen en toegangsverplichtingen, een splitsing is niet mogelijk, behalve bij misbruik van marktmacht, dan is ontbundeling mogelijk. In de motie wordt gevraagd om een verplichte open, non-discriminatoire toegang tot netwerken voor dienstaanbieders. Dat is wettelijk vastgelegd, zodat er geen wettelijk probleem is. Dat er in de praktíjk een probleem is, daarover zijn wij het eens. Ik doe daarover straks ter afsluiting een voorstel.
De heer Hessels (CDA):
Buiten het feit dat ik het jammer vind dat de energierichtlijn en de telefonierichtlijn niet andersom zijn geregeld – de minister zal dat begrijpen van mij – vraag ik hem of ik het juist zie dat het verzoek in de motie volgens de Europese richtlijn wel mogelijk is. Als er aanmerkelijke marktmacht is, kan dat wat in de motie wordt gevraagd worden geregeld.
Minister Brinkhorst:
Dan is dat door de toezichthouder af te dwingen. Dat is iets anders dan dat er nadere wetgeving nodig is.
Met de heren Hessels en Van Dam ben ik van mening dat wij maatregelen moeten treffen die zo snel mogelijk effect hebben. Mijn vrees is echter dat een wetgevingstraject verhindert dat wij nog voor 1 januari aanstaande maatregelen kunnen nemen. Dat is wat ik bedoelde met mijn opmerking "inductief/deductief". Ik wil liever een begaanbare weg hebben die zo snel mogelijk tot resultaat leidt, dan dat de sector zich ingraaft, waardoor het proces eerder wordt opgehouden. Zodra ik bericht heb van de NMa, zal ik een te volgen pad aangeven, zowel voor de tarieven als voor de conclusies uit het NMa-onderzoek. Verder zal ik ingaan op het antwoord van UPC. Casema heeft verklaard de tarieven vanaf 1 januari niet te zullen verhogen. We hebben dan een samenhangend pakket, dat ik de Kamer uiterlijk half oktober voor zal leggen. Het feit dat Kamer en regering gezamenlijk vinden dat er op deze markt wat moet gebeuren, geeft naar mijn gevoel voldoende druk op de Opta, de NMa en de kabelaars. Zij weten dan wat er boven hun hoofd hangt als er geen nadere maatregelen kunnen worden getroffen. De grote hoeveelheid moties geeft één ding duidelijk aan: de situatie die dreigt te ontstaan voor de consumenten is niet aanvaardbaar. We moeten niet vergeten dat Nederland het enige land binnen de EU is met een dichtgeschroeide kabelmarkt en een parallelsysteem, zoals dat van KPN. De verhalen die de leden nu houden over de kabel, hadden zij een tijdje geleden kunnen houden over KPN, maar dat is toen niet gebeurd. Wij moeten ervoor zorgen dat er een balans blijft bestaan.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik stel voor, de dinsdag na prinsjesdag te stemmen over de ingediende moties.
Daartoe wordt besloten.
De vergadering wordt van 16.45 uur tot 19.00 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20042005-6340-6348.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.