Vragen van het lid Kant aan de minister van Economische Zaken over de uitspraken van de minister dat de extra aardgasbaten niet "teruggesluisd worden naar de burger" en dat "de koopkrachteffecten aan het eind van het jaar zullen worden bekeken".

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. De stijgende olieprijzen werken hard door in de portemonnee van de burger, zowel door de stijgende energierekening als door de benzineprijzen. De portemonnee van de burger wordt hierdoor leger, maar die van de overheid wordt voller. Dat komt doordat de gasprijs is gekoppeld aan de olieprijs. De overheidsinkomsten zullen dus toenemen door de stijgende aardgasprijzen. De geschatte extra inkomsten zijn 1,5 mld. op dit moment. Ik heb zondag deze minister horen zeggen dat hij de hogere energierekening van de burgers niet gaat compenseren. Ik heb hem ook horen zeggen dat wij aan het eind van het jaar wel zien hoe het allemaal uitpakt, maar dan is het te laat. Dan hebben de mensen die hoge energierekening al op de deurmat gekregen. Het is toch alleszins redelijk om het extra geld dat binnenkomt bij de overheid in te zetten ter compensatie van de hoge energierekening van de burger. Er bestaat nu al een soort vrijstelling, een korting op de energierekening, die heffingskorting wordt genoemd. Die kan de minister gewoon verhogen en daarmee komt hij de mensen tegemoet. Waarom is hij niet bereid dit te doen?

Minister Brinkhorst:

Voorzitter. Ik dank de geachte afgevaardigde voor haar vragen. Het komt er in feite op neer dat de overheid een stijgende olieprijs meteen moet compenseren. Dat is het soort beleid dat wij in de jaren zeventig hebben gevoerd. Toen zijn de aardgasopbrengsten van de overheid niet ingezet om de structuur van de economie te versterken, maar om kortetermijneffecten te compenseren. Dat heeft geleid tot een geweldige verhoging van de inflatie en niet tot een versterking van de economie.

Ik heb daar in navolging van de premier die daar vrijdag vragen over had gezegd dat het kabinet de totale koopkrachteffecten van de loonkosten, de inflatie en de energieprijzen aan het eind van het jaar zal bezien. Het Centraal Planbureau zal in november/december met een nieuwe berekening komen en aan de hand daarvan zullen wij de situatie bekijken. Voor het jaar 2005 is uitgegaan van een zodanige dollar-olieverhouding dat de koopkrachteffecten die worden aangekondigd in de Miljoenennota tijdens prinsjesdag zijn gedekt. Dat is de reden dat ik die uitspraak heb gedaan.

Het is een misverstand om te denken dat de overheid alleen maar rijker wordt van de aardgasbaten. Dat is één kant van de medaille. Er is afgesproken dat de extra aardgasbaten voor een deel in het FES, het Fonds Economische Structuurversterking, gaan. Hogere olieprijzen leiden ook tot lagere economische groei. Dat heeft effecten voor de bedrijven en de burgers, maar uiteindelijk leidt dat ook tot lagere inkomsten voor de overheid. Precies dat effect was zo negatief in de jaren zeventig en dit kabinet is niet voornemens om dat te herhalen. Ik heb mijn les geleerd.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Ik moet eerlijk zeggen dat ik de minister amper heb kunnen verstaan, maar ik denk dat ik wel begrepen heb wat zijn antwoord was. Hij zegt dat mijn suggestie zou zijn om meteen geld terug te sluizen naar de burger als de prijzen op de energierekening stijgen. Dit is niet meteen. De prijzen stijgen al een langere periode. Het gaat mij er niet om het automatisme erin te brengen. Nu de energierekeningen zo hoog worden dat ze onbetaalbaar worden, wil ik de mensen tegemoetkomen. Mensen moeten die rekening wel kunnen betalen en dat wordt heel moeilijk voor een deel van de mensen. Ik herhaal dan ook mijn vraag: waarom sluist de minister de stijging van de energieprijzen niet terug via de zogenoemde heffingskorting nu de rekeningen voor de mensen zo hoog worden? Hij zegt dat het kabinet in het kader van prinsjesdag naar de koopkracht kijkt en alles bij elkaar bekijkt. Ik neem ook aan dat hij dat doet. Wij hebben al een inkijkje gekregen in hoe dat uitpakt: de hoogste inkomens zullen er weer het meest van profiteren. Het gaat erom dat de minister zelf zondag al heeft aangegeven, dat hij er twijfels over heeft of de compensatie wel voldoende is als het om de energierekening gaat. Hij zei: ja, die rekening stijgt, maar wij kijken aan het eind van het jaar wel weer. Hoezo kijkt hij aan het eind van het jaar wel weer? Hij voelt zelf al aan dat de compensatie onvoldoende is, omdat de energierekening van mensen hoog is en blijft en misschien nog wel stijgt. Waarom dan wachten tot de mensen het water tot de lippen staat? Waarom sluist hij dan niet nu al een deel van het geld terug naar de burger?

Minister Brinkhorst:

Het is een herhaling van zetten. Mevrouw Kant stelt dezelfde vragen en ik geef dezelfde antwoorden. Op de totale koopkrachtsituatie komen wij terug bij de Miljoenennota op prinsjesdag. Voor het jaar 2005 zullen de koopkrachteffecten zijn gedekt in de rekeningen die worden opgemaakt en aan het eind van het jaar zullen wij het verder bekijken.

Mevrouw Kant (SP):

Dat laatste verbaast mij, want aan het eind van het jaar ligt de energierekening al bij de mensen op de deurmat. Hoe gaat u het dan bekijken? Hoe houdt u het in de gaten? Bent u dan echt bereid om als het tegenzit en de rekening verder stijgt, mensen daarin tegemoet te komen?

Minister Brinkhorst:

Mevrouw Kant persisteert bij haar vraag. Het antwoord is nogmaals: ja, wij gaan het bekijken. Het totale koopkrachteffect is aan de orde. De olieprijs is slechts een deel van het plaatje. De afgelopen jaren is er voor de beurs van de burger meer gebeurd door contractloonstijgingen dan door de oliesituatie. Juist om die reden is het van belang dat wij het totale koopkrachteffect bekijken. Daarover komen wij te spreken op prinsjesdag.

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter. Ik ben het met mevrouw Kant eens dat het nodig is dat er een kwartaalthermometer komt . Ik heb vorige week een vergelijkbaar voorstel gedaan. Het kabinet kijkt dan niet per 1 januari, maar per kwartaal hoe sterk de energieprijzen voor de burgers zijn gestegen en hoeveel extra in de schatkist is terechtgekomen, los van de FES-uitgaven. Dat geld geeft het dan geheel of gedeeltelijk terug aan de burgers. Ik houd de minister graag voor dat dit niet op 1 januari kan, omdat de gasprijzen per 1 januari worden verhoogd met de stijgingen van de olieprijzen tot 1 november. De energiebedrijven lopen per halfjaar iets achter. Omdat die periode al bijna voorbij is, weten wij nu al dat de olieprijzen op 1 november hoger zullen zijn dan volgens de ramingen van het Centraal Planbureau. De minister kan ons dus nu al toezeggen dat hij ons op 1 november een brief stuurt over de omvang van de extra stijging van de energieprijzen per 1 januari en de omvang van de extra aardgasbaten, zodat wij in het Belastingplan het geld aan de burgers kunnen teruggeven. Als de minister nu zegt dat hij dat per 1 januari doet, vlucht hij voor zijn verantwoordelijkheid en laat hij het lopen. Zo kennen wij dit kabinet. Wij helpen de minister echter graag om samen per 1 november in het Belastingplan geld terug te geven aan de burger.

Minister Brinkhorst:

U kunt veel van het kabinet zeggen, maar niet dat het vlucht voor de verantwoordelijkheid. En dat is deze minister, zeker als deel van het kabinet, ook niet van plan. Wat ik aan mevrouw Kant heb geantwoord, antwoord ik ook aan u. Het gaat natuurlijk voor een deel om de olieprijzen, maar het gaat voor een deel ook om andere effecten. Uiteindelijk is het beleid van het kabinet gericht op het voeren van een koopkrachtbeleid. Daarop komt het terug op prinsjesdag. Daarop komt het ook terug voor het eind van het jaar, wanneer het CPB nadere analyses heeft gegeven van de ontwikkelingen. U kunt erop rekenen dat het kabinet alle aspecten zal meenemen, inclusief de prijzen van de olie.

De heer Crone (PvdA):

Ik herhaal: waarom niet 1 november?

Minister Brinkhorst:

Omdat ik niet precies weet wanneer het CPB met het beeld zal komen. Het zal in elk geval voor het eind van het jaar zijn.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Er wordt nu wat formeel geredeneerd. U weet toch ook dat mensen met lage inkomens en lage middeninkomens volledig in de stress raken van de concrete berichten over de energieprijzen en over wat zij meer moeten gaan betalen? U verwijst naar de mededelingen over de koopkracht die volgende week komen. Kunnen deze mensen erop rekenen dat het kabinet hen niet letterlijk in de kou laat staan, maar dat het komt met maatregelen voor het herstel hiervan in de koopkracht van vooral mensen met lage inkomens en lage middeninkomens? Het gaat niet om kleine bedragen. U bent altijd zo'n man van helderheid, geeft u die dan vandaag ook! Dan weten de mensen waar zij op 1 oktober, 1 november of 1 januari aan toe zijn en wat uw inzet is als het gaat om het compenseren van de gestegen energielasten.

Minister Brinkhorst:

Mevrouw Van Gent is een goede fractiegenote van mevrouw Kant. Ik wil haar dan ook geen ander antwoord geven.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter, ik ben...

De voorzitter:

Mevrouw Van Gent is lid van de fractie van GroenLinks, mevrouw Kant van die van de SP. Ik zal het de minister makkelijk maken: beantwoordt u gewoon de vragen, dan komt u ook niet in dit soort problemen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dit is nu linkse samenwerking!

Minister Brinkhorst:

Laat ik de gemoederen bedaren: beide Kamerleden zijn mij even dierbaar. Dit kabinet laat niemand in de kou staan. De koopkracht wordt beïnvloed door een groot aantal factoren. De olieprijs is er daar ongetwijfeld een van. De overheid wordt niet rijker door een hogere olieprijs. De aardgasbaten stijgen weliswaar, maar daarnaast dalen de overheidsinkomsten door de lagere economische groei. Het CPB heeft dit regelmatig onderzocht, wat onder andere in de MEV naar voren komt. Er is alle gelegenheid om op dit onderwerp terug te komen bij de koopkrachtdiscussie rond prinsjesdag.

De voorzitter:

Er zijn toch nog twee vragen. Allereerst geef ik het woord aan mevrouw Gerkens, ook – zeg ik tegen de minister – van de SP-fractie.

Mevrouw Gerkens (SP):

De minister maakt steeds een knip tussen de koopkrachtmaatregelen bij prinsjesdag en maatregelen die eventueel later in het jaar nog moeten worden genomen op basis van berekeningen van het CPB. Ik begrijp dat niet, omdat deze minister zijn vooruitziende blik altijd graag wil tonen. Hij zegt – dat ben ik met hem eens – zelf: de tijd van goedkope olie is voorbij. Nu valt al te voorzien dat de olieprijzen hoog zullen blijven en dat dit de koopkracht van mensen aantast. De minister zegt dat hij daarmee bij prinsjesdag geen rekening wil houden. Hoe gaat hij dit later in het jaar compenseren als blijkt dat de koopkrachteffecten nog dramatischer uitpakken dan wij nu al denken? Waarom zorgt de regering er niet voor dat er meer speling zit in de maatregelen bij prinsjesdag? Wie weet valt het dan volgend jaar iets gunstiger uit voor de mensen. Dat zou wel eens fijn zijn na al die jaren van beknibbelen.

Minister Brinkhorst:

Ik ben het ermee eens dat de olieprijzen omhoog en omlaag gaan. In de jaren tachtig leed het energiebeleid onder de lage olieprijzen. Toen heb ik geen enkele consument horen zeggen: de prijzen zijn nu zo veel lager dan in de jaren zeventig, ik wil dat geld teruggeven. Kortom, regeren is vooruitzien. De komende periode zullen wij rekening moeten houden met structureel hogere olieprijzen. Hoe lang dit zal duren, hangt af van diverse ontwikkelingen. Het alleen kijken naar de olieprijzen om de koopkrachteffecten te bepalen is echter een partiële analyse. Dat is de kern van het antwoord op de vraag van mevrouw Gerkens, de vraag van mevrouw Van Gent en de vraag van mevrouw Kant.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

De energiebedrijven weten per 1 november precies wat de prijs is voor het daaropvolgende jaar. Wat weerhoudt de minister en het kabinet ervan om de Kamer daarover op die datum te informeren? De minister zegt dat hij pas in december kan besluiten of verdere koopkrachtreparaties nodig zijn. Is er geld gereserveerd in de Miljoenennota dat kan worden gebruikt om de koopkracht op een fatsoenlijke manier te repareren? Tijdens de rit kunnen heel veel koopkrachtplaatjes worden gemaakt, maar uiteindelijk gaat het om wat de mensen in handen krijgen. Als de regering niet tijdig actie onderneemt, kunnen bepaalde instrumenten zoals het Belastingplan niet meer worden gebruikt voor koopkrachtreparatie. Welke andere instrumenten heeft de regering daarvoor tot haar beschikking, of is zij het eigenlijk niet van plan?

Minister Brinkhorst:

Mevrouw Noorman geeft een variant van de vraagstelling van de geachte afgevaardigden die zonet aan het woord waren. Ik zal ook een variant van mijn antwoord geven. De regering heeft toegezegd de koopkrachtdimensie te bezien. De premier heeft in zijn persconferentie van afgelopen vrijdag gezegd dat het kabinet niet blind is voor de koopkrachteffecten. Het gaat echter om een partieel element. Wij moeten geen beleid voeren waarbij de overheid individuele producten subsidieert of de prijzen daarvan corrigeert. Het gaat om algehele beeld. Het Centraal Planbureau is verreweg de beste instantie die ons dit kan voorrekenen. Met het aangeven van reserveringen zou ik vooruitlopen op de Miljoenennota. Het totaal aan reserveringen zult u bij de Miljoenennota aantreffen.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Bent u bereid om op 1 november 2005, als de energiebedrijven weten wat de tarieven zullen zijn, daarover de Kamer te informeren, en daaraan consequenties te verbinden?

Minister Brinkhorst:

Wij zullen ons beleid niet laten bepalen door de energiebedrijven, maar door de berekeningen van het Centraal Planbureau.

Naar boven