Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | nr. 89, pagina 5333-5338 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | nr. 89, pagina 5333-5338 |
Aan de orde is de behandeling van:
het wetsvoorstel Wijziging van de Werkloosheidswet in verband met het preventief inzetten van reïntegratie-instrumenten, het opdragen van de reïntegratietaak aan overheidswerkgevers, het ondersteunen van WAO-herbeoordeelden bij scholing, het subsidiëren van scholing in het kader van de WAJONG en enkele andere wijzigingen in wetten die de reïntegratie-instrumenten betreffen (30016).
De algemene beraadslaging wordt geopend.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Voorzitter. Aan de orde is het debat over de wijziging van de Werkloosheidswet in verband met het preventief inzetten van reïntegratie-instrumenten. Het gaat over eigenrisicodragers, mensen met een Wajong-uitkering en de mogelijkheden tot scholing. Dit wetsvoorstel komt eigenlijk op een ongelukkig tijdstip, omdat een deel van de maatregelen onderdeel is van het STAR-akkoord waar wij op 30 juni a.s. met de regering over gaan debatteren. Als de Kamer het STAR-akkoord omarmt, zal deze wet enigszins moeten worden gewijzigd, al was het maar op het punt van de eerste periode waarin werkgevers en werknemers gezamenlijk verantwoordelijk worden voor de WW. Wat dat betreft, is dit dus een ongelukkig moment. Aan de andere kant is dit wetsvoorstel deels gebaseerd op een experiment met de inzet van WW-fondsen dat op 1 juli a.s. afloopt, waardoor dit wetsvoorstel precies op tijd komt. Daarom vindt de fractie van de Partij van de Arbeid het goed dat wij het op dit moment behandelen, al weet zij dat op afzienbare termijn bepaalde onderdelen moeten worden gewijzigd.
De fractie van de Partij van de Arbeid pleitte in het kader van het debat over de Structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen al heel lang voor het bieden van de mogelijkheid aan werkgevers en werknemers om ingeval van dreigende werkloosheid een situatie te creëren waarin mensen van werk naar werk gaan zonder aanspraak te hoeven maken op een uitkering. Mijn fractie vindt echt dat de overheid daar veel meer in moet faciliteren. Dat kan door een verdergaande preventieve inzet van middelen dan in dit wetsvoorstel beschreven, door de mogelijkheid aan sociale partners te bieden om dergelijke trajecten verder te ontwikkelen – de overheid treedt daarin op als cofinancierder – of door de werkgever te belonen die een dergelijk traject ingaat en mensen dus niet werkloos laat worden, maar helpt aan een nieuwe baan, bijvoorbeeld via premiereductie. De moties en dergelijke die ik hiervoor had voorzien, bewaar ik tot 30 juni a.s.. Ik sla ze op dit moment dus over.
Mijn fractie is het eens met het vervroegd inzetten van reïntegratieactiviteiten. Zij heeft er slechts één vraag over. Springt na ommekomst van deze wetswijziging het UWV in als een bedrijf failliet gaat en geen middelen heeft om het outplacement te bekostigen? Als dit niet het geval is, kan de minister er dan voor zorgen dat dit wel tot de mogelijkheden gaat behoren?
Met dit wetsvoorstel wordt het mogelijk dat de overheid als eigenrisicodrager WW de verantwoordelijkheid krijgt voor de meer dan 2000 organisaties die eigenrisicodrager zijn. In hoeverre zijn de mogelijkheden tot reïntegratie gewaarborgd? Ik geef een voorbeeld. Volgens de SUWI-wetten zijn werkgevers én werknemers verantwoordelijk voor reïntegratie. De positie van de werknemer wordt in een aantal situaties gewaarborgd. Hij kan aanspraak maken op reïntegratiemiddelen en vormen van reïntegratie als het persoonsgebonden reïntegratiebudget of de individuele reïntegratieovereenkomst. Die is de minister wel bekend. Bieden de overheidsorganisaties die eigenrisicodrager worden dezelfde faciliteiten aan iemand die werkloos dreigt te worden of al werkloos is geworden? Het is een beetje vreemd dat de regering in dit wetsvoorstel wel die reïntegratieverantwoordelijkheid overhevelt, maar de rechten van de werknemers daarbij overboord gooit, zo lijkt het. Daarover wil ik helderheid. Zo nodig zal ik de Kamer hierover in tweede termijn om een uitspraak vragen, omdat het echt niet denkbeeldig is – sterker, het komt regelmatig voor – dat werkgevers, bijvoorbeeld in het onderwijs, nalaten om pro-actief de reïntegratie van mensen die uit een arbeidsplaats worden ontslagen of die dreigen arbeidsongeschikt te worden ter hand te nemen. Dan kan zo'n werknemer met het wetsvoorstel dat nu op tafel ligt nergens naar toe. Hij kan zelfs niet bij het UWV verhaal halen, want daar zit het geld niet meer. Ik zie dit echt als een manco. Ik vraag van de minister de verzekering dat hij hiervoor een voorziening zal treffen of dat die is getroffen. Ik kan die niet ontdekken. Anders zal ik de Kamer ook hierover om een uitspraak vragen.
Ik ben blij met de verruiming van de scholingsmogelijkheden voor Wajong'ers. Daarvoor is lang gepleit, vooral na het intrekken van artikel 20 van de Wet REA. Ik heb hierover een vraag, die deze minister ooit positief heeft beantwoord. Voor de zekerheid en voor de wetsgeschiedenis stel ik de vraag daarom nogmaals. Kan een school voor praktische vorming van Geras, opdrachtgever voor reïntegratie, optreden bij de schakeling van school naar werk voor jongeren met een grote afstand en met beperkte vermogens?
Ik kom bij de eigen risicodragers voor het onderwijs. Tussen het UWV en de club die zich bezighoudt met de reïntegratietaak in het kader van onderwijs is een goede informatieoverdracht op cliëntniveau essentieel om de taak goed te kunnen vervullen. In dit wetsvoorstel is echter bij de overdracht van de taak reïntegratie die informatieoverdracht over de desbetreffende werknemers vanuit het UWV niet geregeld. Dat zou ook in het kader van de handhaving en het arbeidsbeleid wel noodzakelijk zijn. Daarvoor is separate regelgeving nodig. Is de minister bereid om erin te voorzien dat het participatiefonds zo geïnformeerd wordt over de mensen voor wie het zijn taken moet verrichten dat het ook sluitend gebeurt? Op welke termijn is hij bereid de Kamer daarover te informeren?
De heer Bruls (CDA):
Voorzitter. De CDA-fractie heeft reeds eerder aangegeven de verschillende voorstellen die zijn vervat in dit voorstel van wet te ondersteunen. Wij zijn ook tevreden over het merendeel van de antwoorden van de regering in de nota naar aanleiding van het verslag.
Wat het vervroegd inzetten van reïntegratieinstrumenten betreft, ondersteunt mijn fractie het voorstel dat nu voorligt. Werkloosheid moet natuurlijk zo veel mogelijk worden voorkomen, en als daarvan al sprake is, moet de duur ervan worden bekort. Het inzetten van begeleiding van werk naar werk van met ontslag bedreigde werknemers pas hierin natuurlijk prima. Het vervroegd inzetten van reïntegratieactiviteiten maakt individueel maatwerk mogelijk. Dat is een van de belangrijkste motto's voor de CDA-fractie bij het herijken en herzien van het stelsel van werk en inkomen.
Het doel van het vervroegd inzetten van reïntegratieactiviteiten door het UWV, waarover wij nu spreken, bij met werkloosheid bedreigden is het voorkomen van werkloosheid, dan wel het beperken van de werkloosheidsduur. Hoe eerder je ingrijpt, hoe korter de werkloosheidsduur zal zijn, zo is de aanname, die ook wel berust op feitelijke gegevens. De regering heeft aangegeven dat hierdoor structureel € 21 mln. kan worden bespaard aan WW-uitkeringen. Dus de investering die men eerder moet doen, leidt per saldo tot een besparing van € 21 mln. Uiteraard kan dit bedrag in de praktijk wel wat wisselen. Het gaat altijd om berekeningen op basis van een aantal vooronderstellingen, maar die verwachte besparing sluit aan bij berekeningen die wij eerder hebben gezien naar aanleiding van het zogenaamde vacatureoffensief, alweer uit 2003. Toen zijn in een gezamenlijke inspanning door diverse partijen vele duizenden vacatures bij het CWI in een korte termijn vervuld. Niet alleen het CWI deed mee, maar ook allerlei andere betrokken instellingen, tot de uitzendbureaus aan toe. De CDA-fractie heeft toen al de vraag gesteld of een vorm van eigenrisicodragerschap bij het UWV en het CWI geen stimulans zou bieden om werkzoekenden slagvaardiger aan het werk te helpen. Overweegt de minister een financieel eigenrisicodragerschap naar analogie met de Wet werk en bijstand? Feitelijk is dat een uitstekende prikkel, ook voor instellingen als het UWV en het CWI, om mensen eerder bij de kraag te vatten, in de goede zin des woords, om te vermijden c.q. te voorkomen dat men te lang in een situatie van werkloosheid zit.
Voor het overige is het interessant dat in dit wetsvoorstel het eigenrisicodragerschap van overheidswerkgevers bevestigd wordt en zelfs leidt tot het voorstel om deze werkgevers de reïntegratieverantwoordelijkheid van het UWV te laten overnemen. Er is voor de minister vanmiddag nog een debat te gaan, maar je wordt bijna verleid tot het geven van een uitgebreide bespiegeling over de reïntegratieverantwoordelijkheid van werkgevers in zijn algemeenheid. Het is wel een debat waard.
De werknemers die in aanmerking komen voor een vervroegd reïntegratietraject moeten een door het CWI vastgestelde afstand tot de arbeidsmarkt hebben. Het kabinet blijft daarbij heel sterk vasthouden aan de huidige werkwijze van het CWI, waarbij werkzoekenden in een van de vier fases worden ingedeeld, afhankelijk van de vastgestelde afstand tot de arbeidsmarkt. Wij vinden dat systeem te star. Wij zijn voorstander van meer maatwerk in de benadering van werkzoekenden en potentiële werkzoekenden. Mijn fractie vindt het in dat kader tevens wenselijk dat de inzet van reïntegratieactiviteiten door het UWV ook mogelijk wordt in de eerste zes maanden van WW-werkloosheid, ook voor fase-1-werkzoekenden, dus ook voor werkzoekenden die in een klasse zijn ingedeeld waarin zij als kansrijk worden beoordeeld. Er zijn verschillen tussen de ene en de andere kansrijke, net zo goed als er verschillen zijn tussen de ene minder kansrijke en de andere minder kansrijke werkzoekende. Er zijn veel voorbeelden en ervaringsgegevens te noemen van mensen die eerst zes maanden niet die ondersteuning hebben gehad en vervolgens niet zo kansrijk bleken en in een lang reïntegratietraject terechtkwamen, omdat puur door de duur van werkloosheid hun kansen waren verminderd. Zij werden minder aantrekkelijk voor werkgevers omdat zij minder relevante actuele ervaring op de arbeidsmarkt hadden.
Het gaat mijn fractie er niet om dat iedere werkzoekende per definitie een relatief duur reïntegratietraject krijgt aangeboden. Wel moet er meer naar de specifieke individuele mogelijkheden en onmogelijkheden van de werkzoekende worden gekeken. Ik heb de indruk dat het CWI zich beperkt tot de uitkeringsintake van een persoon en vervolgens nauwelijks meer tijd en energie investeert in de reïntegratie. Het UWV komt pas na zes maanden in beeld, als iemand officieel het stempel "fase 1" draagt. Een op individueel maatwerk gerichte benadering past in het streven van het CWI om af te stappen van de fase-indeling van hun cliënten en over te gaan op individuele competentieprofielen. De beweging is goed, maar kan sneller. Ik hoor graag van de minister dat hij dit wil aanpakken. Ik overweeg ten zeerste op dit punt een amendement voor te stellen.
Ik kom op de scholing van jonggehandicapten met ernstige scholingsbelemmeringen. De leden van mijn fractie ondersteunen de doelstelling om een aparte scholingsregeling voor jonggehandicapten met ernstige scholingsbelemmeringen in stand te houden. Het is een goed, verfijnd netwerk, dat je niet zomaar kunt vervangen door een nieuwe markt van vragers en aanbieders te laten werken. Wat op de reguliere reïntegratiemarkt onder bepaalde voorwaarden kan, kan bij dit soort specifieke voorzieningen niet. Het is althans niet goed voorstelbaar hoe in een 100%-aanbestedingscircuit zo'n voorziening van nul af weer opgebouwd wordt. Dat zou in de praktijk niet gebeuren. Nogmaals, het is goed dat wij het verfijnde netwerk van REA-scholingsinstituten waarborgen. Het moet dan wel om een echte waarborg gaan.
Wij krijgen nog een nieuwe scholingsregeling. Mijn fractie gaat ervan uit dat er voldoende waarborgen in staan voor het instandhouden van de huidige basisinfrastructuur op meerjarige basis. Alleen zeggen dat er een financieringsstructuur is voor de Wajong'ers, hetgeen volgens mij het voornemen van het kabinet is, lijkt mij wat mager. Ook andere groepen hebben hiermee te maken. Je moet de weging maken wat je belangrijk vindt. Mijn fractie vindt het belangrijk dat wij de basisinfrastructuur een kans geven en meerjarige waarborgen geven. Ik hoop dat de minister het met deze opmerking in gedachten goed gaat vastleggen in de scholingsregeling.
Tot slot sluit ik mij aan bij de slotopmerking van mevrouw Noorman-den Uyl over het waarborgen van de informatievoorziening door het UWV. Zij heeft niet de woorden "wettelijke basis" gebruikt, maar het ligt voor de hand dat zij dat bedoelt. Ik zie aan haar non-verbale reactie dat wij het daarover eens zijn. Ik hoop dus dat de minister dat wettelijk wil borgen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Minister De Geus:
Voorzitter. Ik heb de vragen ervaren als verhelderend, waarmee dit wetsvoorstel nog meer transparantie kan krijgen om er ook in het veld mee te werken. Dank voor deze constructieve vragen van de zijde van de Kamer!
Mevrouw Noorman heeft gevraagd of het UWV met preventieve inzet bijspringt bij een faillissement van de werkgever. De preventieve inzet staat los van de vraag of een bedrijf wel of niet in staat van faillissement verkeert. Die inzet is te allen tijde van toepassing. Het laat zich raden dat er bij een bedrijf dat in staat van faillissement verkeert, extra aandacht zal moeten zijn voor die preventieve inzet. Immers, is een bedrijf eenmaal failliet en zijn de mensen eenmaal ontslagen, dan kan de werkgever niets meer doen. Het accent dat mevrouw Noorman legt is dus terecht, maar in formele zin hoeft het wetsvoorstel daarvoor niet te worden aangepast.
Mevrouw Noorman stelde verder een vraag over de waarborg van de reïntegratie bij overheidswerkgevers. De overheidswerkgevers verkeren in een bijzondere positie, niet zozeer omdat daar minder vaak reïntegratie noodzakelijk zou zijn, maar wel omdat zij ten opzichte van de WW de status van eigenrisicodrager hebben. Zij worden daarom geacht datgene te doen wat elke eigenrisicodrager doet, waarmee zij treden in rechten en plichten van het UWV ten opzichte van betrokkenen. Maar bij de overheid komt daar nog bij dat daar niet het risico van faillissement bestaat. Daarom hoeft er dus ook geen bijzondere waarborg te zijn. Het UWV en mijn departement moeten goed volgen of de reïntegratie daar op dezelfde manier van de grond komt. Zo niet, dan zijn de mensen die bij een eigenrisicodrager zijn ondergebracht in een nadeliger positie dan diegenen die bij een niet-eigenrisicodrager zijn ondergebracht, en dat kan nooit de bedoeling zijn. Er hoeven geen formele extra waarborgen te komen, omdat die alleen aan de orde moeten zijn als een overheidswerkgever failliet kan gaan.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Bij de vraag over de eigenrisicodrager ging het mij niet zozeer om het faillissement. Het gaat mij erom dat er nogal wat werkgevers zijn, ook bij de overheid, die het erbij laten zitten. De werknemer heeft in de SUWI-wet wel rechten jegens het UWV gekregen. Het UWV heeft ook verplichtingen, en er is een aanspraak op voorzieningen, inclusief het persoonsgebonden budget. Voor de overgang van die taak naar de werkgevers is niets geregeld. Daar heb ik problemen mee.
Minister De Geus:
De overheidswerkgever blijft een geweldig grote belanghebbende. Gegeven zijn plicht tot loondoorbetaling is hij een groot belanghebbende bij het optimaliseren van reïntegratie-inspanningen. Maar uw punt slaat niet op de algemene regel dat het een belang is. U zegt: wat is, als een overheidswerkgever het erbij laat zitten, zelfs tegen zijn eigen belang in, de positie van de werknemer. Wij hebben heel nadrukkelijk de vraag gesteld of de overheidswerkgevers een aparte formele sanctie zouden moeten hebben. Het antwoord daarop is nee. Het dragerschap van het eigen risico als zodanig is bij wet geregeld. Dat betekent dus ook dat wij het hierbij moeten hebben van de sturing van de desbetreffende overheid. Die zal dus ook de verplichtingen van de werkgever jegens de werknemer moeten waarborgen.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Met alle respect, maar de minister praat langs mijn probleem heen. In de wet zijn rechten en plichten van werknemers en werkgevers gedefinieerd waar het UWV reïntegratietaken heeft. U kiest ervoor om aan overheidswerkgevers die drager zijn van eigen risico die reïntegratietaken te geven. Wat u echter verzuimt, is om de rechten en aanspraken van werknemers jegens de eigen werkgever mee te nemen in die overdracht. En daar vraag ik een voorziening voor.
Minister De Geus:
In de wet is het aldus geregeld, dat de verplichtingen bestaan vanuit de werkgever in de richting van de werknemer. Dat betekent dat wij het in dit wetsvoorstel niet anders kunnen regelen dan via het overgaan van de verantwoordelijkheid van in dit geval het UWV naar degene die het eigen risico draagt. Als niet langer aan de voorwaarde voor van eigen risico dragen wordt voldaan, is de ultieme sanctie dat het eigen risico wordt teruggenomen. Zolang het dragen van eigen risico er is, is het ook de verantwoordelijkheid en in het belang van de desbetreffende werkgever om daarvoor garant te staan.
Mevrouw Noorman heeft verder gevraagd of de school voor praktische vorming opdrachtnemer kan zijn voor reïntegratie van jongeren. Het UWV is verantwoordelijk voor de reïntegratie van de jongeren na schoolverlating. Het UWV besteedt dit aan bij reïntegratiebedrijven, maar de cliënt kan zelf ook een individuele reïntegratieovereenkomst aanvragen. Als een school zich manifesteert als reïntegratiebedrijf, kan die school ook de rol vervullen van opdrachtnemer in zo'n aanbesteding. De praktijkschool heeft tot taak de voorbereiding op de arbeidsmarkt en het verzorgen van stages waardoor plaatsing in betaalde arbeid wordt bevorderd. Voorzover zo'n praktijkschool zich niet ook kwalificeert als reïntegratiebedrijf en op die basis opdrachtnemer is, is het niet zo dat wij daarnaast nog een extra aanbestedings- of geldstroom in de richting van de praktijkscholen kennen vanuit de middelen voor reïntegratie. De middelenstroom loopt via OC en W en de praktijkschool kan zich dus kwalificeren voor financiering, maar dan zal een pakket van reïntegratie moeten worden geboden waarbij de mogelijkheid van inschrijving bestaat.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Zou de individuele reïntegratieovereenkomst (IRO) niet de mogelijkheid bieden om bijvoorbeeld vanuit een school voor praktische vorming de schakeling naar de werkervaring te realiseren?
Minister De Geus:
Ik houd rekening met een ontwikkeling in de praktijk dat waar dit van groot nut zou kunnen zijn – u en ik kunnen zich de situaties voorstellen waarin dat het geval is – de praktijkschool een passende rechtsvorm vindt om zich annex aan de school als reïntegratiebedrijf te kwalificeren om zodoende een passend pakket van reïntegratieactiviteiten te bieden. Dan zal men moeten voldoen aan de aanbestedingsregels. Tussen de praktijk van een jaar geleden, toen de IRO er nog niet was, en nu is er een groot verschil, omdat de IRO de markt veel gemakkelijker uitdaagt tot het leveren van maatwerk, waar ik positief tegenover sta.
Vervolgens is gevraagd naar de taakoverdracht en het participatiefonds. Het onderhavige wetsvoorstel regelt dat de overheidswerkgevers die al verantwoordelijk zijn voor de WW-uitkeringen, ook verantwoordelijk worden voor de reïntegratie van hun WW-gerechtigden. Die communicatie loopt via het UWV. De WW-gerechtigde ontvangt een uitkering van het UWV en het UWV declareert vervolgens bij de overheidswerkgever. Ten behoeve van de reïntegratie kan de overheidswerkgever informatie nodig hebben over bijvoorbeeld de sollicitatieplicht, ziekte tijdens werkloosheid of bepaalde opgelegde sancties. De informatievoorziening van het UWV naar de overheidswerkgevers wordt geregeld in het tijdelijk besluit tot wijziging van het besluit SUWI. Deze AMvB ligt nu voor bij het UWV om getoetst te worden op uitvoering en kan wellicht gelijk met het onderhavige wetsvoorstel in werking treden. Indien de implementatie van de algemene maatregel van bestuur op een later tijdstip plaatsvindt, zal het UWV worden gevraagd hierop te anticiperen. Ik zal zowel de Tweede Kamer als de IWI daarover informeren. De bedoeling is dat het eventueel nog iets langer doorlopen van het formele proces van De Geusdeze AMvB niet leidt tot de situatie dat voor de betrokkenen de communicatie en de uitkering tussen wal en schip komen te liggen. Een en ander moet met elkaar sporen.
De heer Bruls heeft gevraagd naar het financieel eigenrisicodragerschap van het UWV en het CWI. Dat ligt minder voor de hand. Bij gemeenten is er duidelijk sprake van een decentrale overheid, die ook zelfstandig verantwoording aflegt aan een democratisch orgaan zoals de gemeenteraad. Bij het eigenrisicodragerschap voor de werkgever is deze de zelfstandig belanghebbende. Een financieel eigenrisicodragerschap van het UWV of van het CWI gaat natuurlijk een geweldige slag verder. Zij zijn monopoliede publieke uitvoerders. Op de vraag of de aansturing van het UWV en het CWI via financieel eigenrisicodragerschap kan plaatsvinden, is het antwoord nee. In de stimuli voor het UWV en het CWI om hun prestaties te vervullen, zitten financiële prikkels. Ik doel dan op de budgetten voor het aanbesteden van reïntegratie. Men moet tegelijkertijd op dat punt prestaties leveren met de prestatie-indicatoren. Daarin zitten vormen van financiële incentives, al is het in juridische zin niet mogelijk deze op dezelfde manier vorm te geven zoals dat wel mogelijk is bij gemeenten en werkgevers.
De heer Bruls (CDA):
De minister heeft een stimulus van € 21 mln. berekend. Hoe uit deze besparing zich richting het UWV? Men heeft daar verder niets aan dat bedrag. De premie zou omlaag kunnen of de overheidskas kan wat gunstiger worden voorgesteld. Ik heb niet kunnen lezen dat dat een stimulus geeft. Die directe prikkel moet wel voelbaar zijn.
Minister De Geus:
Ik wil dat wel onderzoeken. Het gaat mij nu te ver, een bepaalde verwachting te wekken. Ik zie het al voor me dat wij zeggen dat als men € 500.000 minder uitkeert, men de rest mag houden. Mag het UWV dat dan houden? Waaraan moet men dat besteden? Welke perverse prikkel zal dat geven aan de uitvoering? Ik weet het niet. De financiële stimulans kan een goed middel zijn. Er is een combinatie van stimulansen, waarbij ook de financiën een rol spelen. Ik zal dat onderzoeken en de Kamer daarover schriftelijk informeren. Ik zal ook met het UWV spreken, want men ziet graag een situatie waarin het verwachtingspatroon duidelijk wordt gekoppeld aan incentives.
Er is ook gevraagd hoe een en ander verankerd kan worden voor de werkzoekende in de eerste zes maanden en of de beweging sneller kan. Wij zien dat UWV een werkwijze ontwikkelt met profielen om de competenties van de uitkeringsgerechtigden in kaart te brengen. Op basis van die uitkomsten wordt het juiste reïntegratie-instrument ingezet. Dit model is bekend en wordt het Ankermodel genoemd. Dat is een afkorting voor analyse van kansen en risico's.
Die pilot loopt. Het gaat hierbij om een systematische inschatting van de afstand van de arbeidsmarkt op basis van de competenties van personen. Die afstand wordt niet meer uitsluitend op grond van persoonskenmerken of arbeidsverleden bepaald. Na een analyse van de kansen en de risico's wordt gekeken wat iemand in huis heeft, ook al heeft niemand daar zogezegd ooit een beroep op hoeven te doen. Er wordt geobjectiveerd gekeken en zo nodig geabstraheerd van een eventueel al te eenzijdig verleden. Dat biedt meer kansen.
Er is ook gevraagd op welk moment dit kan gaan werken. Zoals het er nu voorstaat, zal dit gelden voor WW-cliënten die vanaf oktober 2005 instromen in de uitkering. Dan wordt dit model gehanteerd voor werkzoekenden in de eerste zes maanden. De beweging ondergaat dus de versnelling die ik net aangaf.
De heer Bruls vroeg of de bijzondere expertise van de gespecialiseerde scholingsinstituten ook voor anderen in de samenleving dan Wajong'ers beschikbaar kan blijven. Hij vraagt om deze basisstructuur als zodanig in stand te houden en niet alleen voor Wajong'ers. In overleg met de instituten en het UWV heeft een heel zorgvuldige afweging plaatsgevonden. De uitkomst daarvan is dat een persoonsgebonden geldstroom voorziet in de financiering van activiteiten voor Wajong'ers. Dat is een behoorlijke garantie voor deze instituten en deze wordt ook nog eens belegd met een overgangsregeling van drie jaar.
Daarnaast kunnen deze instituten diensten verlenen voor niet-Wajong'ers, maar dat gebeurt op basis van de aanbestedingsregels. Als deze instituten hun gamma aan activiteiten gebruiken om aan te besteden voor bepaalde groepen, in de richting van UWV of gemeenten, kan dat. Daarmee is de vraag beantwoord. Het is niet alleen voor Wajong'ers, maar ook breder inzetbaar. Dat vergt een zekere omschakeling van de instituten van het binnenhalen en bedienen van klanten naar het ontwikkelen van een aanbod voor de markt. Omdat daar enige tijd mee gemoeid is, is er een overgangsregeling van drie jaar afgesproken.
Ik durf te stellen dat wij een heel zorgvuldige overgang maken, waarin de bestaande kennis en ervaring op een gezonde en vitale wijze in stand kunnen blijven.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Voorzitter. De opmerking van de heer Bruls over de mogelijkheden voor het inzetten van het reïntegratie-instrumentarium voor eerstefasewerklozen in de eerste zes maanden wordt op een ander moment verder ingevuld, maar daar wil ik kort bij aansluiten.
Ik ben niet tevreden met het antwoord van de minister over de positie van werknemers wanneer de taak wordt overgedragen aan risicodragende overheidswerkgevers. Daarom leg ik de Kamer de volgende motie voor.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat met de wetswijziging de uitvoering van de verplichte reïntegratietaak wordt overgedragen aan risicodragende overheidswerkgevers, waarbij over de rechten en aanspraken van met werkloosheid bedreigde werknemers niets is bepaald;
overwegende dat bij het in gebreke blijven van het beschikbaar stellen van adequate reïntegratietrajecten door de overheidswerkgever de betreffende werknemer een beroep moet kunnen doen op een beroepsregeling;
verzoekt de regering om waarborgen voor de positie, rechten en aanspraken op reïntegratie van de werkloze werknemers van eigenrisicodragende overheidswerkgevers, zowel in de fase voorafgaand aan de werkloosheid als na het ontstaan van de werkloosheid,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Noorman-den Uyl en Bruls. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 9(30016).
Minister De Geus:
Voorzitter. De problematiek is bekend. Ik concentreer mij op het dictum van de motie, waarin de regering wordt verzocht om waarborgen voor de positie, rechten en aanspraken op reïntegratie van werkloze werknemers van eigenrisicodragende overheidswerkgevers, zowel in de fase voorafgaand aan de werkloosheid als na het ontstaan van de werkloosheid. Ik heb al aangegeven dat de reïntegratieverplichting in de gekozen vormgeving een verplichting is van de werkgever ten opzichte van de betreffende werknemers. Mij wordt gevraagd om een borging daarvan, maar ik denk dat die overbodig is. Als verplichtingen van de werkgever jegens de werknemer in de wet geregeld worden, kan een werknemer daar altijd een beroep op doen. In dit geval is de bevoegde rechter de ambtenarenrechter. De werkgever is in algemene zin verplicht tot goed werkgeverschap. Ik reken de verplichting tot het verrichten van reïntegratie-inspanningen expliciet onder goed werkgeverschap. Ik betoog dus dat in het uiterste geval ook een rechtsgang open staat.
De heer Bruls (CDA):
Als de werknemers uit de SUWI-systematiek stappen, moet je dat feitelijk ook terugzien. In de SUWI-systematiek is een aantal reïntegratie-instrumenten neergelegd. Dat kan uiteraard per overheidswerkgever verschillen, maar die borging zou er moeten zijn. Ik weet niet zeker of vertrouwen op de ambtenarenrechter hetzelfde is. Dat voeg ik er als ex-medewerker van de ambtenarenvakbond maar aan toe. Ik denk zelf dat het niet zo is.
Minister De Geus:
Daar stel ik tegenover dat het een geweldige zet is om in alle gevallen van het eigenrisicodragerschap een omgekeerde rechtsvorm te creëren. Ik wil best toezeggen dat wij dit nauwkeurig zullen volgen. Als dit de mist in gaat, moeten wij aanvullende maatregelen treffen, want het doel bindt ons. Ik heb aangegeven dat er in de sfeer van de formele rechtsgang in ieder geval de ambtenarenrechter is. De heer Bruls zegt dat je het er niet op moet laten aankomen dat een werknemer naar de rechter gaat. Ik zeg hem toe dat wij dat zullen monitoren en wij aanvullende waarborgen zullen treffen als dat nodig blijkt te zijn.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Mijnheer de voorzitter. Ik begrijp dat de minister wel goed ziet waar het probleem van de Kamer zit, maar monitoren vind ik echt niet voldoende.
Minister De Geus:
Ik heb wel wat meer gezegd, namelijk monitoren en aanvullende waarborgen treffen als dat nodig is.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Door de werkgeversverplichting over te hevelen en voor de werknemers niet te regelen dat de bescherming die zij in de SUWI-wetten hebben daarop van toepassing is, in welke vorm dan ook, ontstaat er een vacuüm en ik vind dat dit gewoon gecorrigeerd moet worden. Dat is ook de reden van de motie. Als de motie wordt aangenomen, mag de minister de Kamer best bij brief aangeven hoe hij daar invulling aan denkt te geven en wij zullen daar dan wel weer een oordeel over hebben, maar dat vacuüm mag niet ontstaan.
Minister De Geus:
Voorzitter. Ik denk dat hiermee in ieder geval onze inzichten wel gewisseld zijn.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
Het wetsvoorstel wordt zonder stemming aangenomen.
De voorzitter:
Over de motie zal aanstaande dinsdag worden gestemd.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20042005-5333-5338.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.