Vragen van het lid Karimi aan de minister van Buitenlandse Zaken en de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie over het totstandkomen van individuele ambtsberichten van asielzoekers.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. Het radioprogramma Argos stelde afgelopen vrijdag de kwaliteit van individuele ambtsberichten voor asielzoekers ter discussie. Met een aantal voorbeelden werd duidelijk gemaakt dat ingeschakelde vertrouwenspersonen onjuiste informatie gaven in individuele ambtsberichten. Tegenonderzoek van de asieladvocatuur maakte duidelijk dat feiten werden verdraaid, ontlastende verklaringen werden achtergehouden en dat soms zelfs sprake is van regelrechte chantage. Tegen betaling zou een vertrouwenspersoon wel voor een positief individueel ambtsbericht zorgen. Waren deze gevallen bekend bij de bewindspersonen? Komt dat dan vaker voor?

Rechterlijke controle op individuele ambtsberichten is ver te zoeken. Rechters twijfelen niet aan de juistheid van ambtsberichten en daardoor controleren zij ze niet. Dat staat in schril contrast met de bewering van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie dat de onafhankelijke rechter ons behoedt voor onjuiste asielbeslissingen. Je vraagt je af wat er met de aanbevelingen van de Nationale ombudsman uit 1998 in deze zaak is gebeurd. Meerdere vertrouwenspersonen, meerdere bronnen gebruiken en nauwgezet toezicht houden op de totstandkoming van de ambtsberichten waren de aanbevelingen van de Ombudsman.

Voorzitter. Ik heb de volgende vragen aan de ministers. Hoe ziet minister Bot toe op de kwaliteit van individuele ambtsberichten? Worden alle aanbevelingen uit 1998 nauwkeurig uitgevoerd? Zijn hem signalen bekend over misstanden en hoe worden deze onderzocht? Hoe verklaart de minister van Buitenlandse Zaken in het geval van de Kongolese mevrouw uit dat programma dat haar klacht over een individueel ambtsbericht door Buitenlandse Zaken ongegrond verklaard werd, terwijl er na een gedegen tegenonderzoek toch een asielvergunning is afgegeven door de IND? Deugt dan het interne klachtenonderzoek wel? Mijn laatste vragen aan minister Verdonk zijn: Wat blijft er over van uw standpunt dat de Nederlandse rechters ons behoeden voor misstappen in het afwijzen van asielverzoeken, nu blijkt dat rechters de totstandkoming van individuele ambtsberichten nauwelijks controleren? Bent u bereid, meer openheid te geven over de bronnen op basis waarvan individuele ambtsberichten leiden tot afwijzende asielbeschikkingen?

Minister Bot:

Voorzitter. Waren de gevallen bekend? Ja, de gevallen waren bekend, maar het is niet de gewoonte om in te gaan op individuele asielzaken. In algemene zin geldt dat de beslissing om al dan niet over te gaan tot asielverlening niet aan mij is, maar aan de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie.

Er zijn vragen gesteld over het rapport van de ombudsman en de kwaliteit van de ambtsberichten. In het rapport van 1998 zijn door de ombudsman negen aanbevelingen gedaan over de totstandkoming van individuele ambtsberichten. In de zeven jaar sinds het verschijnen van dat rapport zijn verschillende maatregelen genomen om de kwaliteit van de ambtsberichten te bewaken en te verbeteren. Zo zijn werkinstructies aangescherpt en wordt er alleen nog op verzoek van de IND of de rechter onderzoek gedaan. Reeds in 2001 is de Kamer door mij geïnformeerd over de maatregelen die zijn genomen naar aanleiding van het rapport van de ombudsman. In de afgelopen zeven jaar heeft de ombudsman in geen enkel geval een "onbehoorlijk" uitgesproken over de wijze waarop een onderzoek in het kader van een individueel ambtsbericht heeft plaatsgevonden.

Ik wil ook opmerken dat het niet juist is dat er veel signalen zijn dat er iets aan de kwaliteit van individuele ambtsberichten zou schorten. In het afgelopen jaar is in bijna 380 zaken inzage door de rechtbank gevraagd en het komt zelden of nooit voor dat de rechtbank vraagtekens plaatst bij het ambtsbericht. Niet voor niets heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State het ambtsbericht gekwalificeerd als deskundigenrapport. Dat betrokkenen het af en toe niet eens zijn met de uitkomst van het onderzoek, kan ik mij levendig voorstellen. Ik ben mij bewust van de effecten die individuele ambtsberichten kunnen hebben op de asielprocedure. Mijn medewerkers op het departement en de posten zijn zich ook bewust van de verantwoordelijkheid die dit gewicht van het ambtsbericht met zich meebrengt. Zij laten zich daar echter niet door leiden bij het onderzoek. Immers, waarheidsvinding is het doel van het onderzoek. Het gaat niet om de vraag of het onderzoeksresultaat wel of niet overeenkomt met de verklaringen van de betrokkenen. Daar wordt dus heel scherp op toegezien.

Nogmaals, op de onderzoeken naar individuele zaken die door Argos genoemd zijn, wil ik mede ter bescherming van hun privacy en van mijn onderzoeksmethoden niet ingaan. Ik heb er ook geen verklaring voor dat mensen eerst het ene en dan achteraf het andere verklaren. Ik wil er echter wel op wijzen dat de vertrouwenspersonen gebonden zijn aan hun werkinstructies. Zo moeten zij melden met wie zij gesproken hebben. De ambassade controleert de onderzoeksrapporten op volledigheid. Gecontroleerd wordt ook of zij conform de instructies zijn opgesteld. Daarna worden zij naar het departement gestuurd. Dan worden zij ook nog inhoudelijk getoetst en worden de onderzoeksverslagen procedureel beoordeeld. Het individuele ambtsbericht wordt vervolgens door mijn medewerkers op het departement opgesteld. Na vaststelling controleert de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie of het individuele ambtsbericht qua inhoud en procedure zorgvuldig tot stand is gekomen en inhoudelijk inzichtelijk is. Ik geloof dat deze hele serie procedures en maatregelen voldoende garantie en waarborgen biedt om de kwaliteit van de ambtsberichten te waarborgen. Alleen al dit jaar waren er 380 gevallen, en in die gevallen is niet gebleken dat de ambtsberichten niet conform alle normen en met de grootste zorgvuldigheid zijn opgesteld. Wij zijn ons heel goed bewust van het belang voor de individuele asielzoeker van een behoorlijk ambtsbericht, waar heel serieus naar wordt gekeken.

Minister Verdonk:

Voorzitter. Zoals bekend, vraag ik in voorkomende gevallen aan de minister van Buitenlandse Zaken om onderzoek te doen in individuele gevallen. Daarop krijg ik een individueel ambtsbericht. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in uitspraken vaker uitgemaakt dat ik in redelijkheid mag uitgaan van de juistheid van de ambtsberichten, zowel van de algemene als van de individuele. Het zijn deskundigenrapporten, die worden uitgevoerd door organisaties die op dat gebied deskundig zijn. De vreemdeling heeft altijd de gelegenheid om op het ambtsbericht te reageren, en zo de onderzoeksresultaten van de minister van Buitenlandse Zaken van een tegenreactie te voorzien. Soms laat de vreemdeling daartoe een contra-expertise door een onafhankelijke organisatie verrichten. Ik mag er dus van uitgaan dat de ambtsberichten juist zijn, tenzij er concrete aanwijzingen zijn die het tegendeel bewijzen. Dan kan ik twee dingen doen: ik kan de vreemdeling op grond van die extra informatie alsnog in het bezit stellen van een asielvergunning, of ik kan de minister van Buitenlandse Zaken vragen om alsnog een onderzoek te doen.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. De twee ministers hebben zich er meesters in getoond heel veel te zeggen zonder antwoord te geven op de gestelde vragen. De minister van Buitenlandse Zaken is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de ambtsberichten, voor het toezicht op de ingewonnen informatie en voor de contacten met de vertrouwenspersonen. Is het uitgesloten dat individuele ambtsberichten tot stand komen alleen op basis van uitspraken van één vertrouwenspersoon? Respecteert de minister altijd de aanbeveling van de Nationale ombudsman dat er sprake moet zijn van meerdere bronnen en meerdere vertrouwenspersonen?

Ik heb geen antwoord gekregen van de minister op de vraag hoe hij verklaart dat er soms in een ambtsbericht dat hij opstelt eigenlijk het tegenovergestelde wordt beweerd van wat de asielzoeker zegt. Vervolgens komt de advocatuur met een eigen onderzoek en op basis daarvan neemt de IND een positieve beslissing. Dat pleit voor de IND, maar ik zou graag willen weten van de minister van Buitenlandse Zaken hoe hij de kwaliteit van zijn eigen onderzoeken beoordeelt.

Ten slotte stel ik een vraag aan de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. De rechters toetsen het ambtsbericht niet en gaan uit van de juistheid daarvan. De controle kan de asielzoeker geen waarborg bieden voor de toetsing door de rechter.

Minister Bot:

Voorzitter. Ik heb al getracht uiteen te zetten met welke waarborgen de kwaliteit van de onderzoeken is omgeven. Ik heb ook gezegd dat ik het mij levendig kan voorstellen dat individuele asielzoekers het soms niet eens zijn met de uitkomst van het onderzoek. Dit neemt niet weg dat er altijd meerdere bronnen worden aangeboord om de situatie te beoordelen. Ik herhaal dat wij ervan overtuigd zijn dat wij het belang van de asielzoeker altijd in aanmerking moeten nemen. Die heeft recht op een zo volledig mogelijk individueel ambtsbericht. Zoals gezegd, laat ik mij ter bescherming van de privacy van individuele asielzoekers en van mijn onderzoeksmethoden niet uit over de onderzoeken naar hen. Die moeten vertrouwelijk blijven om de zeer eenvoudige reden dat de vertrouwenspersonen in die landen beschermd moeten zijn.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. Mag ik de minister even interrumperen, want dat was niet de vraag.

De voorzitter:

Dat mag.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Mijn vraag is heel concreet of de minister kan uitsluiten dat hij op basis van één bron ambtsberichten schrijft.

Minister Bot:

Ik kan niets uitsluiten. Ik kan tegen mevrouw Karimi alleen maar zeggen dat de ambtsberichten over het algemeen zeer serieus worden opgesteld. Daarom heb ik expres de 380 gevallen van het afgelopen jaar genoemd waarin de rechter op geen enkele wijze in twijfel heeft getrokken dat die op betrouwbare informatie berustten, de vertrouwenspersonen serieus te werk waren gegaan en niet zo maar een ambtsrapport hadden opgesteld om ervan af te zijn. Dit zeg ik maar zo, omdat dat wordt geïmpliceerd. Ik herhaal dat ik in het belang van de vertrouwenspersoon en de asielzoeker zelf niet kan ingaan op de achtergrond. U noemde individuele gevallen. Ter bescherming van hun privacy, zeg ik daar niets over.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter...

De voorzitter:

Nee, dit kan geen debat worden. U krijgt antwoord. Als dat niet bevredigend is, kunt u uw vraag op een andere manier aan de orde stellen. Er wordt hier binnenkort een breder overleg over gevoerd. Het kan nu geen uitgebreid heen-en-weerpraten worden. De minister maakt zijn antwoord af.

Minister Bot:

Ik wil wel herhalen wat ik uiteen heb gezet. In het onderzoeksverslag moeten de vertrouwenspersonen vermelden met welke bronnen zij hebben gesproken. Wij controleren die verslagen op hun volledigheid. Daarna controleert het ministerie ze. Er is dus een groot aantal sluizen waardoor u er zeker van kunt zijn dat ambtsberichten serieus zijn en niet zo maar worden opgesteld.

De ambassades onderhouden intensief contact met de vertrouwenspersonen. Bovendien worden de door de vertrouwenspersonen geraadpleegde personen en bronnen ook nog eens geraadpleegd. Voorts heeft de asielzoeker recht op inzage in de manier waarop het bericht tot stand is gekomen. Het ministerie selecteert de vertrouwenspersonen ook zeer serieus. Ik kan mevrouw Karimi niet meer waarborgen geven dan ik nu doe. Laat zij ervan overtuigd zijn dat de vertrouwenspersonen hun uiterste best doen om ervoor te zorgen dat de rechter ervan uit kan gaan dat een dergelijk rapport een serieuze bron is en dat bij de opstelling ervan niet over een nacht ijs is gegaan.

Minister Verdonk:

Voorzitter. Mevrouw Karimi vraagt of de rechter zo maar uitgaat van de juistheid van de individuele ambtsberichten. Dat is niet het geval. De rechter kan de onderliggende stukken van de ambtsberichten opvragen en inzien. In 2004 is dat 380 keer gebeurd.

De heer Nawijn (LPF):

Voorzitter. Mag ik een vraag stellen aan mevrouw Karimi?

De voorzitter:

Dat mag. Ga uw gang.

De heer Nawijn (LPF):

Mevrouw Karimi schetst een geval waarin het misschien niet goed is gegaan. Ik beschouw dat als incidentenpolitiek. Weet mevrouw Karimi niet dat volgens het internationale vluchtelingenrecht de bewijslast bij de asielzoeker ligt? Daar moet van uit worden gegaan, lijkt mij. De minister van Buitenlandse Zaken heeft uitgelegd op welke manier ambtsberichten tot stand komen. Die manier is aanzienlijk verbeterd ten opzichte van het verleden. Nogmaals, de bewijslast ligt bij de asielzoeker. Het is dus helemaal niet zo gek dat een advocaat af en toe met een berichtje komt dat op het ministerie van Buitenlandse Zaken wordt gecheckt. Ik vind de vraag van mevrouw Karimi nogal overdreven.

De minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie weet toch ook dat de bewijslast bij de asielzoeker ligt en dat de Staat het tegendeel kan bewijzen? Zij weet toch ook dat het genoemde geval helemaal niet zo bijzonder is en dat niet alleen ambtsberichten, maar ook een heleboel andere zaken een rol spelen bij de beoordeling van een asielverzoek?

De voorzitter:

Eerst antwoordt de minister voor Vreemdelingenzaken, dan mevrouw Karimi.

Minister Verdonk:

Voorzitter. Terecht wijst de heer Nawijn erop, dat naast het individuele ambtsbericht veel meer informatie gebruikt kan worden bij de uiteindelijke beoordeling door de IND. Natuurlijk gebeurt dat ook. Hij heeft ook gelijk dat de bewijslast ligt bij de individuele asielzoeker.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. Het klopt, wat de heer Nawijn zegt, als de asielzoeker met een eigen verhaal komt. IND geeft dan de opdracht aan het ministerie van Buitenlandse Zaken om het verhaal te gaan checken. De Nationale ombudsman heeft daarover een aantal aanbevelingen gedaan. Mijn vraag luidt, of die aanbevelingen worden uitgevoerd. Dat is waar het om gaat.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Voorzitter. Het is erg belangrijk dat vertrouwen kan bestaan in de objectiviteit van de individuele ambtsberichten. Ik heb net even snel de stukken zitten lezen. Ik moet er bij zeggen, dat ik zelf overigens de uitzending van Argos naar aanleiding waarvan deze vragen worden gesteld, niet heb gezien. Mijn eerste vraag luidt, of er reden is om aan te nemen dat de betalingen die wij aan de vertrouwenspersonen in de landen van herkomst verrichten, de objectiviteit van de beoordelaar mogelijk zouden kunnen vertroebelen. Mijn tweede vraag luidt, of wanneer er hier enige twijfel, onduidelijkheid of verschil van interpretatie over een ambtsbericht bestaat, in alle gevallen niet gewoon door IND of door Buitenlandse Zaken als vragende organisatie, een contra-expertise kan worden gevraagd bij betrouwbare organisaties in de landen van herkomst, die wij daar zelf kennen. Bij deze twee vragen wil ik het even laten.

Minister Bot:

Voorzitter. Wat betreft de eerste vraag over het geld en de objectieve vertrouwenspersoon kan ik mevrouw Lambrechts antwoorden, dat wij natuurlijk niet slechts één bron raadplegen. Wij werken in bepaalde gevallen met vertrouwenspersonen. Tot dusver hebben wij geen aanleiding gehad om te denken dat de betaling die wij aan hen verrichten, en die overigens niet excessief is, ertoe zou leiden dat zij geen objectieve informatie geven. Het is ook om die reden, dat wij een bescherming naar twee kanten voor de vertrouwenspersoon willen. De ene kant is, dat hij zich niet identificeert, zodat zijn eigen positie niet in gevaar komt. De andere kant is, dat ter plekke niet bekend wordt bij wie wordt gesondeerd, waarmee eventueel de asielzoekers of diens familie in gevaar zou kunnen worden gebracht. Dat is ook een extra garantie voor de objectiviteit. Ik heb geen enkele reden om aan te nemen dat dit een aanleiding zou zijn om aan de objectiviteit van de vertrouwenspersoon te twijfelen. Wij beschikken over verschillende bronnen die wij raadplegen.

Mevrouw Lambrechts vroeg naar de mogelijkheid van het uitvoeren van een contra-expertise. Als er twijfels bestaan, doen wij dat. Dan gaan wij andere bronnen zoeken.

Ik heb hiermee zelf ervaring uit de tijd dat ik ambassadeur was in Turkije. In dat soort gevallen gaan wij over het algemeen zeer zorgvuldig te werk. Meestal lieten wij verschillende vertrouwenspersonen, onafhankelijk van elkaar, een zaak uitzoeken. Wij keken niet alleen naar bronnenmateriaal. Je kunt ook registers raadplegen of iemand op een bepaalde school heeft gezeten of door een rechtbank is veroordeeld. Wij gingen na of de rechter inderdaad het oordeel heeft uitgesproken en niet, zoals wel eens voorkwam, al was overleden. Het proces is omgeven met een hele serie van garanties om ervoor te zorgen dat het zo objectief en zo goed mogelijk plaatsvindt.

De voorzitter:

De laatste vraag zal worden gesteld door de heer De Wit.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. Ik wil de minister van Buitenlandse Zaken vragen of het klopt dat de vertrouwenspersonen die door Buitenlandse Zaken worden ingeschakeld, zich tijdens hun onderzoek niet legitimeren aan de mensen met wie zij spreken. Daardoor zouden bij mensen die met vertrouwenspersonen worden geconfronteerd, vragen kunnen ontstaan over de gesprekspartner en zou men zich kunnen gaan afvragen of men aan die persoon wel van alles en nog wat kan vertellen. Hier zou een bron kunnen liggen van de verschillen tussen de onderzoeken van de vertrouwenspersonen en dat van bijvoorbeeld NGO's, zoals dit in de uitzending van Argos nadrukkelijk aan de orde is gesteld.

De minister zegt dat het afgelopen jaar de rechter in 380 gevallen niet heeft getwijfeld aan het ambtsbericht. Hij zei daar ook bij, dat de rechter in redelijkheid naar de ambtsberichten kijkt. Onderzoekt de rechter zelf de ambtsberichten, zoals de minister voor Vreemdelingenzaken suggereert? Zij zegt dat de rechter er ook nog bijlagen bij haalt en grondig kijkt hoe het zit.

Kan de advocaat of de asielzoeker zelf verifiëren waarop het ambtsbericht is gebaseerd? Als dit niet het geval is, is dit dan niet in strijd met de elementaire beginselen van equality of arms, dus gelijkheid van middelen om te strijden in een procedure?

Minister Bot:

De eerste vraag betrof het legitimeren. Al eerder heb ik uiteengezet dat het niet verstandig is dat de vertrouwenspersoon zich legitimeert, omdat de veiligheid van de asielzoeker naar wie onderzoek wordt gedaan voorop staat. Het onderzoek mag namelijk geen nadelige gevolgen hebben voor de veiligheid bij eventuele terugzending en ook niet voor de veiligheid van de familieleden. Daarom maakt de vertrouwenspersoon nooit bekend naar wie hij onderzoek verricht, omdat dit het spoor kan terugleiden naar de betreffende asielzoeker of diens familie. Ook gezien het contractuele dienstverband dat wij met de vertrouwenspersoon hebben, is de objectiviteit gewaarborgd en is het beter dat dit niet gebeurt. Dit zou het tegenovergestelde effect hebben van wat de heer De Wit heeft aangegeven.

De tweede vraag betrof de rechter. Deze kan de onderliggende stukken van een ambtsbericht opvragen en inzien. In de 380 gevallen die ik heb genoemd, zijn de onderliggende stukken ingezien. Er worden per jaar natuurlijk meer gevallen afgewikkeld. Inderdaad vraagt de rechter van tijd tot tijd hoe het ambtsbericht tot stand is gekomen en wat de bronnen zijn. De rechter heeft daartoe het recht, kan daarin volledig inzage krijgen en dan beschikken zoals hem goeddunkt. Ik vind het onjuist een stap verder te gaan omdat men dan de positie van bepaalde mensen in gevaar kan brengen. De heer Nawijn heeft er terecht op gewezen dat de asielzoeker moet aantonen dat zijn verhaal geloofwaardig is. De rechter oordeelt op basis van objectieve stukken die door ons worden aangereikt of het "ja" of "nee" is.

Wij sturen dat ambtsbericht natuurlijk niet in de ene of de andere richting; het is een objectief ambtsbericht. Ik heb hiermee persoonlijk ervaring gehad en men hoeft niet te twijfelen aan de objectiviteit van degene die het opstelt of de manier waarop het wordt opgesteld.

Naar boven