Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Kraneveldt aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht dat leraren steeds vaker worden bedreigd door de ouders van hun leerlingen.

De voorzitter:

Staatssecretaris Rutte vervangt de minister. Hij is dus minister a.i.!

Mevrouw Kraneveldt (LPF):

Voorzitter. De Algemene Vereniging Schoolleiders (AVS) heeft een enquête gehouden onder ruim zeshonderd scholen, nu eens niet over geweld van leerlingen, maar over geweld van ouders tegen leraren. Op meer dan een derde van de basisscholen zijn leraren of directieleden in de afgelopen drie jaar bedreigd door ouders. Op 11% van de scholen zijn personeelsleden zelfs het slachtoffer geworden van lichamelijk geweld. Scheldpartijen en bedreigingen lijken de gewoonste zaak van de wereld te zijn, want deze komen op maar liefst 58% van de scholen voor.

Dit zijn geen echt nieuwe cijfers; wij weten allang dat deze dingen voorkomen, maar wij laten ze gewoon gebeuren. Wachten wij nu tot er een leraar door een ouder wordt doodgeschoten voordat wij actie ondernemen? Het moet nu maar eens afgelopen zijn, jarenlang hebben wij er een soort jaren-zeventigmentaliteit op na gehouden waarin alles maar moest kunnen en mogen. Wij zeggen "je" en "jij" tegen de leraar, want wat denkt die man of vrouw wel dat ie is? Als de leraar ons kind vermanend toespreekt, gaan wij verhaal halen. Wij schelden zo'n leraar uit voor rotte vis, als het zo uitkomt. En als een slechtnieuwsgesprek over ons kind ons niet bevalt, slaan wij de leraar in elkaar.

Leven wij nu in een bananenrepubliek of in het beschaafde Nederland? Een leraar moet les kunnen geven in een veilige omgeving en hij of zij verdient aanzien en respect, met name van leerlingen en hun ouders. En nog belangrijker is het dat de leraar zich gesteund voelt door de directie van de school, door zijn collega's en door de politiek. Ik roep de minister a.i. op, samen met de Kamer een plan van aanpak te ontwikkelen om de sfeer in het onderwijs weer veilig en leuk te maken en om de ouders eens flink aan te pakken, en niet alleen met mooie woorden, maar ook met de middelen om dat echt waar te kunnen maken.

Is de staatssecretaris het met de LPF-fractie eens dat het zo echt niet langer kan en dat het afgelopen moet zijn met het eeuwige begrip voor iedere misstap van ouders? Wat vindt hij van de suggesties die Marleen Barth, de voorzitter van de onderwijsbond van het CNV – ik weet dat ze controversieel zijn – onlangs heeft gedaan? Zij opperde dat ouders die geweld gebruiken, het recht op vrije schoolkeuze of het recht op gratis onderwijs zou kunnen worden ontnomen. Dit is een verregaande maatregel en je moet ervoor oppassen om de leerling het kind van de rekening te laten worden, maar er zijn misschien ook nog andere mogelijkheden. Is de staatssecretaris bereid om na te gaan welke mogelijkheden er zijn om ouders aan te pakken? Welke wettelijke mogelijkheden zijn er nu en welke zouden wij de scholen moeten geven? Wanneer gaat de regering de motie-Kraneveldt uitvoeren waarin gevraagd wordt om aanpassing van de wet, zodanig dat scholen verplicht wordt, een veiligheidsbeleid te ontwikkelen en daarvoor ook in de schoolgids verantwoording af te leggen? Hoe erg is de situatie op de scholen nu echt? De cijfers van de onderwijsinspectie en die van de enquête van de AVS lopen nogal uiteen. Is de staatssecretaris bereid om een vervolgonderzoek te laten instellen waarbij ook het speciaal onderwijs betrokken wordt? Daar is de situatie namelijk nog nijpender. En ten slotte, is de regering bereid om vanaf de komende begroting extra geld vrij te maken om leraren beter op te leiden? Ik doel hierbij met name op het leren voeren van lastige gesprekken met ouders en op het leren omgaan met conflictsituaties. Wij leggen veel neer op het bordje van de leraren, maar dan moeten wij hen daar ook voor toerusten.

Staatssecretaris Rutte:

Mijnheer de voorzitter. De situatie is natuurlijk buitengewoon ernstig. De berichten die erover in de krant hebben gestaan, zijn verschrikkelijk. Minister van der Hoeven en ikzelf kijken zo naar het onderwijs en zeker naar het primair onderwijs dat vooral daar – het geldt ook voor de andere vormen van het onderwijs – de werkelijkheid met enige filtering zou moeten doorkomen. Je wilt niet dat kinderen of docenten die proberen heel jonge mensen voor te bereiden op hun rol in de samenleving, geconfronteerd worden met dit soort belachelijke gebeurtenissen. Als mevrouw Kraneveldt mij vraagt of dit zo langer kan, ben ik het zeer met haar eens dat dit zo niet langer kan.

Om die reden heeft in 2004 de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het Plan van aanpak veiligheid in het onderwijs aan de Tweede Kamer aangeboden. Het is hier ook besproken. Ik kan mededelen dat op afzienbare termijn, binnenkort, de Kamer nader bericht zal worden over de stand van zaken bij de uitvoering van het plan. Dat is van belang omdat wij daarmee kunnen zien wat de eerste ervaringen zijn met de aanpak van dit plan van aanpak voor veiligheid in het onderwijs.

Verder zullen deze zomer als onderdeel van het plan van aanpak een aantal rondetafelgesprekken plaatsvinden met het onderwijspersoneel, maar ook met de onderwijswerkgevers en de scholingsinstituten om te bekijken wat nader gedaan kan worden om snelheid te geven aan de uitvoering van het plan van aanpak. Er is ook extra geld voor beschikbaar. Voor de scholing van zittende leraren zijn extra middelen beschikbaar, oplopend tot een kleine 30 mln. in 2007. Als derde element noem ik het arboplusconvenant. En dat raakt mij ook nog een beetje vanuit mijn oude baan op Sociale Zaken en Werkgelegenheid, toen ik de arboconvenanten in portefeuille had. Aan het arboplusconvenant met daarbij de cursus voor interventiecoaches agressie en geweld in het onderwijs, met als doel om 700 van dit soort coaches in het primair en voortgezet onderwijs op te leiden, wordt hard gewerkt. Het is nu in ontwikkeling. Ik weet van andere arboplusconvenanten uit mijn vorige baan dat het een enorme versnelling kan geven van de aanpak in een bepaalde sector om geweld te bestrijden.

Mevrouw Kraneveldt zei zelf al dat de opmerkingen van de voorzitter van de CNV Onderwijsbond interessant zijn. Zij moeten ook goed bestudeerd worden, ook in het licht van de risico's die zij meebrengen voor de kinderen. Het is inderdaad een keerzijde van de gedachten die zij naar voren heeft gebracht. Daarmee zijn zij niet zomaar van tafel geveegd, maar het is ook weer niet zo dat zij morgen worden uitgevoerd. Wij bekijken die dus in het licht van eventuele aanvullende maatregelen die moeten worden genomen.

Wat de motie-Kraneveldt betreft heeft de minister gezegd, geen voorstander te zijn van een verplichting voor scholen om incidenten te melden, omdat dit simpelweg leidt tot een enorme bureaucratische ballast. De onderwijsinspectie en het departement werken wel aan een betere registratie door de scholen zelf. Dat is ook onderdeel van het plan van aanpak om de registratie te verbeteren. Het is ook dringend noodzakelijk. Wij denken echter dat het leidt tot een verzwaring van de bureaucratische last van de scholen als het een verplichting wordt om het bij een meldpunt aan te dragen. De gedachte achter de motie, ervoor zorgen dat de registratie goed plaatsvindt, wordt volledig gesteund.

Ook gezien de cijfers die op tafel liggen, vraag ik mij stellig af of het vervolgonderzoek het antwoord is. Wij weten al dat de cijfers ernstig zijn. Wij wisten dat ook al in 2004. Die cijfers hebben ook aan de basis gestaan van het plan van aanpak. Toen bleek namelijk dat zo'n 10% van het personeel een of enkele keren per jaar wordt bedreigd. De AVS rapporteert nu 37%, maar dan wel over de afgelopen drie jaar. Dat is dus net iets hoger dan de cijfers die wij vorig jaar kenden. Als je het zou verdriedubbelen, zou je aan 30% komen. Het blijkt 37% te zijn. In de orde van grootte is het ongeveer hetzelfde. Dat doet echter niets af aan de ernst van deze materie. Dat is ook de reden dat de minister volop bezig is het plan van aanpak uit te voeren en over de voortgang volgende week of zeer binnenkort zal rapporteren.

Mevrouw Kraneveldt (LPF):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoorden. Ik ben blij dat hij onze zorg deelt. De minister heeft toegezegd dat zij de motie-Kraneveldt onverkort zal uitvoeren. De staatssecretaris zegt: wij zijn het wel met de gedachte eens, maar wij draaien de verplichting terug voor scholen om zich te verantwoorden voor hun beleid in de schoolgids. Daar kijk ik van op. Ik zal er op een later moment op terugkomen.

Ik wacht de evaluatie van het plan van aanpak af. Dat ging vooral over de veiligheid van leerlingen op school en over geweld onder leerlingen. Er zou toch een hoofdstuk van die evaluatie moeten worden gewijd aan het geweld jegens leraren door ouders. Wij moeten daar zeker extra aandacht aan geven.

De staatssecretaris is mijn vraag vergeten of het kabinet bereid is om vanaf de komende begroting meer fondsen vrij te maken om de leraren in staat te stellen om goede gesprekken met ouders te voeren en met dergelijke conflictsituaties om te gaan, zoals zij zelf hebben gevraagd.

Staatssecretaris Rutte:

Voorzitter. Ik kan u verzekeren dat de minister van Onderwijs al haar toezeggingen nakomt. Ik ben anders geïnformeerd, maar ik was niet bij dat debat; misschien moeten wij dat buiten dit debat nagaan, ook in de Handelingen. Ik heb begrepen dat het verplichten van scholen om incidenten te melden zal leiden tot een veel te bureaucratische maatregel die heel veel controle met zich brengt, terwijl wij juist bezig zijn om het onderwijs te ontbureaucratiseren en in de lijn van het plan van aanpak te zoeken naar andere mogelijkheden. Ik heb de tekst van de motie-Kraneveldt niet, dus misschien interpreteer ik die verkeerd. Ik zeg u toe dat wij dat nagaan, ook tegen de achtergrond van de Handelingen.

Het gehele feitencomplex overziende is het mijn stellige overtuiging dat het niet direct een probleem is van de beschikbare middelen. Er gaan forse extra bedragen naar de veiligheid op de scholen. In totaal gaat per jaar structureel zo'n € 90 mln. naar de scholen; dat zijn behoorlijke bedragen. Wij moeten eerst eens goed kijken naar de uitvoering van de plannen voordat wij beslissen dat er meer geld naartoe moet. Dat debat zullen wij moeten voeren als blijkt dat de middelen het probleem vormen. Zo ver wil ik op dit moment nog niet gaan.

Ik kan u intussen melden dat de motie-Kraneveldt wordt uitgevoerd. Ik meen dat ik daarmee, met dank aan de ambtelijke ondersteuning, dat misverstand uit de wereld heb geholpen.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Voorzitter. Ik zal de regering niet vragen om een plan van aanpak veiligheid op scholen, want dat hebben wij al. Ik zal evenmin vragen om een budget, want dat hebben wij ook: € 90 mln. Ik vraag wel via de staatssecretaris aan de regering en aan de minister waarom het zo vreselijk lang duurt voordat de afgesproken maatregelen in de scholen landen. In mijn gesprekken met de scholen en met de inspectie heb ik sterk de indruk dat er van die vele maatregelen nog weinig daadwerkelijk in de scholen op de werkvloer wordt uitgevoerd. Dat vind ik een groot probleem.

Staatssecretaris Rutte:

Voorzitter. Ik heb mij in de voorbereiding op dit vragenuur nog eens op het feitenmateriaal georiënteerd. Mijn indruk is dat er met voortvarendheid aan de uitvoering wordt gewerkt. Ik begrijp dat mevrouw Lambrechts er een ander beeld van heeft. Op afzienbare termijn, volgende week of kort daarna, komt de brief aan de Kamer met de stand van zaken van de uitvoering van dit plan. Wij zijn nu bezig beelden te vergelijken: u heeft uw signalen en ik krijg signalen dat er zeer voortvarend wordt gewerkt aan de implementatie van het plan van aanpak.

De heer Balemans (VVD):

Voorzitter. De staatssecretaris wil vanwege de administratieve lastendruk niet overgaan tot het verplicht melden door scholen van dergelijke incidenten. Als een schooldirectie vreest voor de goede naam van de school terwijl een leraar wordt geconfronteerd met een geweldsprobleem, is hij dan niet bang dat men incidenten niet zal melden en dat wij dan geen zicht krijgen op de algehele problematiek?

Mevrouw Kraneveldt legt de zaak nu geheel op het bordje van de minister van Onderwijs. De minister moet maatregelen nemen. Ik wijs erop dat in ons land ook de gang naar de rechter mogelijk is. Er kan aangifte van dit soort incidenten worden gedaan. Wij moeten oppassen dat er geen dubbel werk wordt gedaan door dit alleen bij de minister van Onderwijs neer te leggen.

Staatssecretaris Rutte:

Mevrouw Kraneveldt heeft een belangrijk thema aangesneden, dat ik ook wel uit mijn eigen omgeving herken. Sommige scholen willen dergelijke incidenten niet melden omdat dit slecht is voor hun reputatie. De vraag is dan wel of dit probleem opgelost moet worden met extra bureaucratische maatregelen. Wij hebben hier al eens naar gekeken, maar het is duidelijk dat dit tot veel gedoe leidt. De klachten moeten worden geregistreerd en gecontroleerd. De inspectie zal hier toezicht op moeten houden. Als onderdeel van de implementatie van het plan van aanpak wordt aan een grotere openheid van scholen op dit punt gewerkt. Hieraan zal ook aandacht worden besteed op de rondetafelconferenties die deze zomer worden georganiseerd. De route van de cultuurverandering lijkt mij beter. Scholen moeten het als normaal ervaren dat dit wordt gemeld. Ik denk dat ouders niet verbaasd zullen zijn – gezien de schaal waarop dit verschijnsel zich voordoet – dat ook op de school van hun kinderen dit soort dingen gebeuren. Openheid hoeft naar mijn idee niet te leiden tot verslechtering van de reputatie. Ik heb in een heel ander vakgebied de ervaring opgedaan dat openheid over problemen die zich voordoen eerder leidt tot versterking dan tot verzwakking van de maatschappelijke positie. Wij proberen het dus langs die weg te doen. Lukt dat niet, dan moeten wij spreken over zwaardere maatregelen.

Mevrouw Kraneveldt (LPF):

Ik weet dat het justitiële traject er is en daar wil ik helemaal niet in treden. Het staat scholen vrij om aangifte te doen bij ernstige vormen van geweld. Ik hoop ook dat zij dit doen. In mijn motie staat dat scholen een veiligheidsbeleid moeten formuleren. Zij mogen dat zelf vormgeven, maar daar moet wel in de schoolgids verantwoording over worden afgelegd. Dan weten leerlingen en ouders wat de school op dit terrein doet. De inspectie krijgt op grond daarvan een beter beeld van wat er in onderwijsland allemaal aan de hand is en dan kan zij de Kamer daar cijfers over verschaffen.

Mevrouw Eijsink (PvdA):

Voorzitter. Ik ben een beetje verbijsterd door de wijze waarop de staatssecretaris namens de minister reageert. Wij weten dit al sinds 1994. Sinds die tijd is pleister op pleister gepakt. Het is een tekortkoming van de Onderwijsinspectie dat dit probleem nooit in zijn volle omvang is gemeld. Ik sluit mij aan bij de woorden van mevrouw Kraneveldt dat dit verschijnsel veel meer aandacht behoeft. De terugblik van de staatssecretaris was niet helemaal correct.

Het plan van aanpak dateert van 22 mei vorig jaar. In dat kader zijn 1000 extra zmok-plaatsen in cluster 4 en reboundvoorzieningen toegezegd. Dat had toen alles te maken met de situatie op het Terra College en dat sluit niet aan bij waar wij nu over spreken. Met mevrouw Kraneveldt vraag ik om directe actie in het kader van het plan van aanpak.

Ik wil graag met de staatssecretaris optimistisch zijn over de openheid van scholen. Wij weten echter allemaal dat het vervelend is voor de naam van een school als dergelijk zaken worden gemeld. Wat wil de staatssecretaris hier daadwerkelijk aan doen? Meten is weten.

Staatssecretaris Rutte:

Voorzitter. De spreekster en ik moeten elkaar beschaamd aankijken dat na 8 jaar VVD- en PvdA-leiderschap op dit dossier een CDA-minister nodig is om een plan te schrijven.

De voorzitter:

Ik wijs u erop dat u vanmiddag de minister bent.

Mevrouw Eijsink (PvdA):

Ik geloof niet dat dit nu aan de orde is.

Staatssecretaris Rutte:

Dat lijkt mij wel. U verwijt de regering dat bepaalde zaken vanaf 1994 bekend zijn. Dat is uw goed recht, maar ik stel vast dat het een CDA-minister is die uiteindelijk een plan van aanpak aan de Kamer heeft gestuurd.

Het volgende punt heeft betrekking op het plan zelf. Er wordt mij verweten dat het zo lang heeft geduurd voordat het plan van aanpak gereed was, maar dat is sinds 2004 beschikbaar en zal voortvarend worden uitgevoerd. Op dit moment zijn wij bezig met de implementatie daarvan. Volgende week of kort daarna zullen wij de Kamer berichten over de stand van zaken. Ik ben daarover optimistisch. Het is juist dat dit plan van aanpak in belangrijke mate betrekking heeft op agressieve kinderen in het voortgezet en het primair onderwijs. De grootste problemen waarover wij nu spreken, hebben daarop immers betrekking. Dat neemt echter niet weg dat dit plan wel degelijk de thematiek van de ouders raakt die zich op een belachelijke manier gedragen tegenover de docenten in het primair onderwijs. Ik herhaal dat hun gedrag onaanvaardbaar is en dat wij daarom bezig zijn met het voortvarend uitvoeren van dit plan.

De heer Eski (CDA):

Wij zijn het erover eens dat scholen alles in het werk moeten stellen om bedreigde leraren te beschermen. Deelt de staatssecretaris de mening dat er op de scholen een cultuuromslag moet plaatsvinden? Naar mijn idee is het belangrijk, duidelijke afspraken met scholen te maken. Is de staatssecretaris niet van mening dat de scholen aangifte bij de politie moeten doen op het moment dat leraren worden bedreigd? Kan hij toezeggen dat hierover afspraken met de scholen worden gemaakt?

Staatssecretaris Rutte:

Ik ben het met de heer Eski eens dat het belangrijk is om een cultuuromslag te bewerkstelligen. Dat is in lijn met mijn antwoord op de vraag van de heer Balemans. Ik heb gezegd dat wij naar mijn overtuiging een Pavlov-reactie moeten voorkomen, namelijk een bureaucratische maatregel om cultuurverandering af te dwingen. Het is belangrijk dat scholen open durven te zijn over incidenten en dat zij zich realiseren dat het zonder die openheid onmogelijk is om de aanpak gezamenlijk te verbeteren. Ik herhaal dat wij binnenkort nader zullen rapporteren en dat deze zomer een aantal vervolgstappen zal worden gezet. Op dit moment weet ik niet of die afspraken op het door de Kamer geschetste detailniveau worden gemaakt. Als dat niet het geval is, zal ik dat betrekken bij de verdere uitvoering van de plannen.

De heer Eerdmans (LPF):

De minister van Onderwijs heeft in Metro gezegd dat de scholen achter hun leerkrachten moeten staan. De staatssecretaris spreekt over arboplusconvenanten, coaches, enzovoorts. Dat lijkt mij goed en hetzelfde geldt voor het uitvoeren van plannen, maar mijn vraag is wat de staatssecretaris tegen die agressie doet. Is hij van plan de scholen te verplichten om bij elke vorm van fysiek en verbaal geweld aangifte te doen en hiervan melding te maken bij de Onderwijsinspectie? Als hij dat doet, zijn wij een stap verder.

Staatssecretaris Rutte:

Soms verbaast de fractie van de LPF mij. Voor de vijfde maal herhaal ik dat wij van mening zijn dat het instellen van een bureaucratische maatregel niet het middel is om gedragsverandering tot stand te brengen. Naar mijn idee is dat volledig in lijn met het gedachtegoed van de heer Fortuyn en dus met dat van de fractie van de LPF. Een dergelijke maatregel heeft ertoe geleid dat het onderwijs tot op zekere hoogte in de problemen zit. De minister van Onderwijs en ik werken er al enkele jaren hard aan om die bureaucratie terug te brengen. Het gaat er nu om in het onderwijs een cultuurverandering te bewerkstelligen. De schoolleiders en de docenten moeten open zijn over de problemen en zij dienen zich te realiseren dat dit niet slecht is voor de reputatie van de school. Het tegendeel is zelfs het geval. Een school die open communiceert met de omgeving en horizontaal verantwoording aflegt aan iedereen die zich daarbij betrokken voelt, zal veel sterker op de kaart staan dan een school die dat niet doet. Ik begrijp werkelijk niet dat de heer Eerdmans nu, meteen zodra dit mogelijk is, voorstelt een bureaucratische maatregel uit te vaardigen.

De voorzitter:

Ik verwelkom een speciale gast, namelijk de twaalfjarige Nadia uit Emmen. Zij is vandaag aanwezig om voor het programma Willem Wever ons werk te volgen.

(Applaus)

Naar boven