Vragen van het lid Van Bommel aan de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken over intensivering van de kabinetscampagne voor de Europese grondwet en het inzetten van extra belastinggeld hiervoor, zonder overleg met de Tweede Kamer.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Uit alle peilingen blijkt dat een meerderheid van de Nederlandse bevolking tegen deze grondwet is. Bovendien blijkt uit die peilingen dat hoe meer de bevolking geïnformeerd raakt over deze grondwet, hoe groter de weerstand ertegen wordt. Eigenlijk zou hier dus een tevreden mens moeten staan, want men kent mij als een fel tegenstander van deze grondwet, die graag campagne voert over dit onderwerp, en dan vooral op een eerlijke, open wijze.

Vorige week vrijdag kregen wij berichten uit het kabinet dat er is besloten om de campagne van het kabinet voor deze grondwet te intensiveren. Een referendum is een dure aangelegenheid. De kosten voor de praktische organisatie belopen euro 23 mln. Eerder heeft het kabinet aangegeven dat er een opkomstcampagne gevoerd zal worden voor een bedrag van euro 1,5 mln., dat er een neutrale informatiecampagne gevoerd zal worden voor een bedrag van 4 ton en dat de vrije publiciteit – zeg maar de interviews met de bewindslieden – ongeveer een bedrag van 2 ton zal kosten. Vrijdag liet het kabinet weten dat er toch nog extra geld is gevonden. Het is mij niet helemaal duidelijk waar, maar dat kan de staatssecretaris misschien vertellen. Er is een bedrag van euro 1,5 mln. voor het uitgeven van een folder en er is euro 2 mln. voor radiospotjes en advertenties.

Eerder heeft de regering de Kamer laten weten dat er een toen nog geheime reserve was van euro 1,5 mln. bovenop de eerdergenoemde bedragen. Afgelopen vrijdag werd in een brief een extra bedrag aangekondigd van euro 3,5 mln. Waar komt het verschil tussen de euro 3,5 en euro 1,5 mln. vandaan? De regering zal dit belastinggeld uitgeven om ruim de helft van de bevolking die tegen deze grondwet is, te overtuigen van een stem op 1 juni voor die grondwet. Wat is de bron van dit geld? Zit er nog meer in dat vat? Krijgen wij in de aanloop naar het referendum nog meer middelen, nog meer publicitair geweld om mensen over te halen om voor de grondwet te stemmen?

In de contacten tussen regering en Kamer is zwart op wit de afspraak gemaakt dat de regering haar communicatie in redelijke verhouding tot die van anderen zou stellen. Wanneer bijvoorbeeld de tegenstanders een televisiecampagne zouden voeren, zou de regering dat ook doen met een campagne ervoor. Tegenstanders op de radio, dan de regering ook. Is de regering van mening dat er met de besteding van deze middelen sprake is van een redelijke verhouding tot de communicatie van de tegenstanders?

Ten slotte ga ik in op de argumenten van de regering in haar folder. Er is afgesproken dat zij zakelijk en feitelijk van toon zouden zijn. Ik houd één citaat voor: "Er zijn in Europa ingrijpende dingen gebeurd de afgelopen jaren, zoals de invoering van de euro. De Europese grondwet is juist bedoeld om aan die zorgen tegemoet te komen."

Voorzitter. Is dat feitelijk? Is dat zakelijk? Er staat geen woord over het wisselverlies. Dit is toch geen informatiecampagne die neutraal dan wel feitelijk of zakelijk genoemd kan worden? Graag een reactie van de regering.

Staatssecretaris Nicolaï:

Voorzitter. De heer Van Bommel verwijst naar een eerdere discussie over een geheime kas die het kabinet zou hebben, waar 1,5 mln. in zou zitten. Ik heb toen al geprobeerd, uit te leggen – blijkbaar is mij dat niet goed gelukt ten opzichte van de heer Van Bommel – dat er geen geheime kas is. Er was niets in kas. Als het moment er komt, zo heb ik altijd gesteld, dat het kabinet vindt dat er meer moet gebeuren, dan zal het daar de middelen voor vinden en dan zal dat aan de Kamer gemeld worden. Procedureel verschillen de heer Van Bommel en ik niet veel van mening, want ik meld het aan de Kamer en zij kan daarover haar oordeel geven. Het gaat inderdaad om extra activiteiten in het kader van de campagne waarin uitleg wordt gegeven over de grondwet, maar ook over het standpunt van het kabinet over het belang van deze grondwet. In totaal komt het bedrag hiervoor neer op 3,5 mln., waarvan 1,5 mln. voor een folder en 2 mln. voor radiospotjes en advertenties in kranten. De heer Van Bommel vraagt waarvan dit wordt betaald. Dit zal worden betaald uit onderuitputting van de zogenaamde HGIS-gelden, voor de Homogene Groep Internationale Samenwerking. Dat wordt netjes gemeld in de najaarsnota, maar omdat het dan al is uitgegeven, hebben wij het in de brief van afgelopen vrijdag gemeld en bespreken wij dat vandaag met de Kamer.

Waarom is er sprake van 3,5 in plaats van 1,5 mln.? Nogmaals, die 1,5 mln. heeft nooit bestaan. Dit is wat wij denken dat goed en redelijk is om te besteden aan het verschaffen van de duidelijkheid aan de burger die zeer gewenst is.

De heer Van Bommel rekent zich een beetje rijk, maar dat gun ik hem graag, als hij denkt dat meer informatie leidt tot meer neestemmers. Als dat het geval is, zou hij verheugd moeten zijn dat wij meer informatie geven, maar wij denken dat dit niet zo is. In onze eigen onderzoeken zien wij dat de kans op "ja" groter wordt, als mensen meer weten van de grondwet en het belang daarvan, maar iedereen maakt dat zelf uit. Misschien heeft de heer Van Bommel gelijk. Als dat zo is, zou hij het moeten toejuichen dat wij extra informatie geven.

Is het neutraal? Nee, het is niet neutraal. Is het zakelijk? Ja, het is wel een zakelijke manier van informeren over het belang van de grondwet door de regering. Ik wil geen zand in de ogen strooien dat dit valt onder neutrale informatievoorziening. Het is inderdaad het kabinet dat de burgers informeert.

De laatste vraag is of de verhouding redelijk is, gezien de discussie. De heer Van Bommel verwijst naar de afspraken die zijn gemaakt met de Kamer naar aanleiding van het rapport-Wallage. Mijn oordeel is dat dit in verhouding is en evenwichtbevorderend in de discussie over de grondwet. Dit is naar mijn oordeel nodig en wenselijk om de burger beter te informeren en duidelijk te maken waar de grondwet over gaat en wat er op het spel staat. Ik denk dat dit hard nodig is.

Ik probeer hiermee tegemoet te komen aan een verzoek van de Kamer. Wij hebben hierover gesproken in een algemeen overleg, waarbij een ruime meerderheid van de woordvoerders de regering heeft verzocht om meer te doen en om ten minste een folder te maken en aan iedereen op te sturen. Het eerste wat ik doe is om ervoor zorg te dragen dat deze folder in de bus komt. Vervolgens heb ik een voorstel gemaakt voor spotjes voor de radio en advertenties in de krant.

Ik denk dat dit geheel in de geest van Wallage is, die juist wijst op het belang dat burgers voldoende helder hebben wat de overwegingen van de regering zijn. Ik denk dat daaraan recht is gedaan, maar ik zeg er eerlijk bij dat wij de procedure niet voor niets zo hebben afgesproken. Ik leg het voor aan de Kamer. Ik denk dat ik hiermee handel in de geest van een ruime meerderheid van de Kamer. Zo niet, dan hoor ik dat vandaag wel.

De heer Van Bommel (SP):

Mijn antwoord op die vraag hebt u al, want ik vind het niet in redelijke verhouding staan om zo gemakkelijk een bedrag van 3,5 mln. te zetten tegenover 1 mln. voor de campagnes via de referendumcommissie, waarvan 4 ton is voor de voorstanders, 4 ton voor de tegenstanders en 2 ton voor een neutrale campagne. Ik heb de staatssecretaris ook niet horen zeggen dat het daarbij blijft. Kennelijk is er wat hem betreft nog ruimte. Dat vind ik niet in redelijke verhouding.

Over de inhoud heb ik al gesproken, maar de staatssecretaris zegt er wijselijk niets over, want op sommige punten is het gewoon desinformatie. Wij krijgen al heel veel informatie. De referendumcommissie is ingehuurd voor de neutrale campagne. Deze folder is gemaakt voor voor- en tegenstanders, met neutrale informatie waar de burger wat aan heeft. Vindt de staatssecretaris deze dan niet goed? De andere folder is overheidspropaganda, betaald door de mensen zelf. Ik geef de mensen die hier geen belangstelling voor hebben, dan ook het advies om deze folder retour afzender te sturen, naar antwoordnummer 10794 in Den Haag. Dan komt hij bij deze staatssecretaris terug en dan weet hij dat de mensen daar geen behoefte aan hebben.

De finale vraag is of de staatssecretaris tevreden is met de campagne die hij tot nu toe voert. Is dit het nu of zegt hij dat er nog meer in het vat zit en dat wij nog van hem zullen horen? Weten wij nu waar wij aan toe zijn met deze campagne in de komende weken? Hebben wij vandaag het hele aanbod in beeld gekregen?

Staatssecretaris Nicolaï:

Juist de Kamer wees mij er in ruime meerderheid op dat de folder van de referendumcommissie wel goed is maar behoorlijk hoogdrempelig. Dat was niet mijn eigen oordeel maar het oordeel van de Kamer. De Kamer heeft mij expliciet gevraagd om te zorgen voor iets eenvoudigs en toegankelijks, met plaatjes, zodat de mensen begrijpen wat er aan de hand is en wat er op het spel staat.

De heer Van Bommel (SP):

U hebt daar zelf toch ook wel een opvatting over?

Staatssecretaris Nicolaï:

Maakt u zich geen zorgen, ik zie dit volledig als mijn verantwoordelijkheid. Ik ben het daarmee eens. Daarom heb ik ook met volle overtuiging gedaan wat de Kamer mij voorhield.

De andere vraag van de heer Van Bommel was of dit het nu is. Laat ik daar dit op zeggen: ik heb geen andere voornemens. De voornemens staan in deze brief. Mocht zich nog iets onverwachts voordoen, dan zal ik dat natuurlijk netjes melden. Ik zeg het eerlijk: ik heb geen prille voornemens. Ik ben niet van plan meer te gaan doen. Mochten zich andere dingen voordoen, dan zal ik het de Kamer bijtijds melden.

De heer Van Bommel (SP):

Hoeveel heeft de staatssecretaris daarvoor dan nog in de al dan niet geheime reserve zitten? Dat begint mij nu een beetje de keel uit te hangen.

Staatssecretaris Nicolaï:

Die verwarring krijg ik er blijkbaar niet uit bij de heer Van Bommel. Er is geen pot die daarvoor klaarstaat. Die was er niet met die 1,5 mln. waar u eerder over sprak en ook niet met deze 3,5 mln. Als wij het echt nodig vinden om iets te doen, dan is het belang groot genoeg om er geld voor te zoeken en dan zullen wij het waarschijnlijk ook vinden. Maar nogmaals, ik zal het de Kamer eerst melden.

De heer Van Baalen (VVD):

De staatssecretaris heeft gezegd dat hij van een meerderheid van de Kamer min of meer de opdracht heeft gekregen om dat te doen. Is het hem ook opgevallen dat de heer Van Bommel, die nu zo hoog van de toren blaast, verstek liet gaan bij dit debat omdat hij het niet belangrijk genoeg vond?

Staatssecretaris Nicolaï:

Op die laatste kwalificatie zal ik niet reageren, maar het is mij wel opgevallen dat hij er niet was.

De heer Van der Staaij (SGP):

Op 9 februari hebben wij een uitvoerig algemeen overleg gehad over de kwestie waarbij bijna alle fracties vertegenwoordigd konden zijn en ook aanwezig waren. Toen heeft de staatssecretaris nadrukkelijk gezegd wat zijn inzet was en hij zei erbij dat hij extra geld achter de hand had. Dat geld wilde hij echter alleen gebruiken op het moment dat de voorstanders zulk groot geld wisten te organiseren en zo'n campagne wisten te voeren dat hij het evenwicht moest herstellen. Is dat nu aan de orde of reageert de staatssecretaris meer op de peilingen?

Staatssecretaris Nicolaï:

Het is niet vanwege de peilingen. De peilingen zijn al een tijdje wisselend. De negatieve tendens, waarover de heer Van Bommel zich zo verheugt, is al enige tijd aan de gang. Het is ongeveer halfhalf. Overigens geven niet alle peilingen aan dat een meerderheid "nee" zal zeggen, maar de meeste wel. Dat is echter niet het argument voor de extra inzet. Tijdens het algemeen overleg heb ik gezegd dat wij de mogelijkheid voorbereidden om aan het einde meer te doen. Ik heb erbij gezegd dat de regering pas later zou besluiten of zij dat daadwerkelijk zou gaan doen. Dat kan de regering bovendien pas besluiten nadat de Kamer daar een oordeel over heeft uitgesproken. Die mogelijkheid was er dus altijd al. De voorbereidingen zijn ook getroffen en het besluit hebben wij zojuist genomen. Dat besluit is niet genomen op basis van het turven van euro's en spotjes van de tegenpartij. Dat is een inschatting van het evenwicht in het debat. Het is onze inschatting van de geïnformeerdheid van mensen in het land. Het gaat ons om de behoefte van mensen aan meer duidelijkheid. Zij willen inhoudelijke argumenten horen. Ik zeg erbij dat wij niet alleen scheidsrechter zijn in onze eigen wedstrijd. Daarom luisteren wij ook naar het oordeel van de Kamer.

De heer Van der Staaij (SGP):

De voorwaarde was heel duidelijk. Er moet echt sprake zijn van een onbalans. De tegenstanders weten grof geld te organiseren en zij beïnvloeden sterk het publieke debat. Dat was de voorwaarde voor een eventuele extra inzet. Is dat aan de orde? Is de campagne zo scheef getrokken dat u een extra inzet nodig acht?

Staatssecretaris Nicolaï:

Voor het evenwicht in het debat is het nodig dat de mensen goed weten waar de grondwet over gaat, wat de bedoeling is van het referendum en wat het standpunt is van het kabinet. Dat is iets anders dan het turven van euro's en spotjes.

De heer Herben (LPF):

Voor het evenwicht van het debat zou het zinvol zijn geweest als ook de LPF of de Jonge Fortuynisten subsidie hadden gekregen. Wij kunnen geen tegengas bieden tegen de geheime potjes die de staatssecretaris steeds weer boven de kim weet te halen. De Kamer heeft gevraagd om toelichting, maar het ging daarbij om één folder en om het toegankelijk maken van de grondwet en niet om drie folders. De staatssecretaris zou moeten weten dat ook de Pravda de Sovjet-Unie uiteindelijk geen goed heeft gedaan.

Denkt de staatssecretaris dat hij, door steeds extra geld in de campagne te steken, de nettobetalingspositie van Nederland op een analoge wijze kan verbeteren?

Staatssecretaris Nicolaï:

Nee, dit is niet de manier waarop wij iets aan onze nettobetalingspositie doen. Dat doen wij op een heel andere manier en op een ander moment, binnenkort in juni in Brussel.

De heer Herben (LPF):

De staatssecretaris heeft echter wel laten weten dat de EU door zijn behandeling redelijk geldverspillend wordt. Dat is de portee van mijn boodschap: het gaat steeds meer geld kosten en het helpt niets.

Staatssecretaris Nicolaï:

Ik verwijs naar de terechte opmerking van de heer Van Bommel dat de organisatie van het referendum euro 23 mln. kost. Dat beschouwt de heer Herben ook niet als verspild geld. Dat is een principiële keuze waar hij, denk ik, nog steeds volledig achter staat. Overigens heeft de heer Herben mij eerder opgeroepen om per bus het land in te gaan om campagne te voeren. Ik heb besloten om dat niet te doen.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Ik ben blij dat het debat over de grondwet in Nederland is losgebarsten. Het is jammer dat het hier in de Kamer nog steeds over de procedures gaat. Dat onderwerp moeten wij vandaag dan ook afronden.

Net zoals de heer Van Bommel ben ik veel in het land voor allerlei debatten. Ik merk daarbij dat er nog ongelooflijk veel feitelijke vragen zijn. Mensen willen gewoon weten waar het over gaat. Ik vind het goed dat er radiospotjes komen en dat er een folder komt, maar wij weten allemaal dat dé manier om mensen te bereiken toch de televisie is. Waarom heeft de regering niet gekozen voor dit medium, waarmee toch veel meer mensen kunnen worden bereikt?

Staatssecretaris Nicolaï:

Ik begrijp de vraag van mevrouw Van der Laan heel goed. De belangrijkste overweging hierbij is de proportionaliteit waarover de heer Van Bommel al sprak. Hij zal mij nu niet ineens bijvallen, maar het heeft allemaal ook te maken met welke middelen je inzet. De aard van advertenties en radiospotjes is toch net iets anders dan die van de televisie. De zakelijke en verhelderende toon die het kabinet hierbij aan de dag wil leggen past daar toch beter.

De heer Van Dijk (CDA):

Is de staatssecretaris het met mij eens dat het niet alleen gaat om de inzet van middelen, maar ook en met name over de inhoud van het debat? Juist in de afgelopen periode hebben wij veel meer misleidende informatie gezien. Is dat niet een belangrijk argument om een extra impuls te geven, ook gezien de grote behoefte onder de bevolking aan juiste, adequate informatie over de gevolgen van de grondwet? Is dat niet de belangrijkste overweging om nu de campagne te intensiveren?

Staatssecretaris Nicolaï:

Ik gun elke partij en elke "neeaanhanger" elk argument en elke manier van discussie voeren en informeren. Het gevolg van de wijze waarop burgers worden geïnformeerd, waaraan dat ook ligt, is dat er veel verwarring is. Voor heel veel burgers is onduidelijk of zaken met de grondwet, met Europa in het algemeen of met nog andere dingen te maken hebben. De verwarring is in ieder geval groot. Ik gebruik misschien iets andere woorden dan de heer Van Dijk, maar die verwarring is inderdaad een belangrijke reden voor het kabinet om, als de Kamer het een goed idee vindt, te proberen enige helderheid te scheppen.

De heer Van Dijk heeft overigens gelijk met zijn uitspraak dat mensen zich niet laten overtuigen door folders. Wij kunnen ons er wel vreselijk druk over maken dat mensen beter geïnformeerd moeten worden, maar uiteindelijk maken zij keuzen op basis van argumenten die ze van voor- en tegenstanders hebben gehoord.

De heer Marijnissen (SP):

De staatssecretaris spreekt van verwarring over de Europese grondwet. Het is mijn overtuiging dat die verwarring wordt veroorzaakt door de grondwet zelf. De 500 bladzijden aan onleesbare taal, overigens nog niet eens op alle gemeentehuizen beschikbaar ter inzage, zijn voor mensen moeilijk te beoordelen. Dat de verwarring wordt gevoed doordat zij zijn belazerd door de invoering van de euro is vanzelfsprekend. Mijn vraag betreft echter de objectiviteit van de regering die dit referendum organiseert. Als een regering het volk gaat vragen om zijn mening, omdat zij zegt dat het zó belangrijk is om wel of niet voor de grondwet te stemmen en zij wil dat het volk zich uitspreekt, dan vind ik het niet fair dat deze regering van belastinggeld dat door alle voor- en tegenstanders in gezamenlijkheid is opgebracht – die overigens fifty-fifty verdeeld zijn onder de bevolking – propaganda gaat bedrijven ten koste van mijn portemonnee. Dat vind ik werkelijk ongehoord. Ik vind dat de politieke partijen die hier in de Kamer zitten, de plicht hebben om campagne te voeren uit hun bescheiden kassen. Dat doet mijn partij ook. Wij kunnen niet naar de fiscus lopen en zeggen: geef ons ter compensatie ook euro 2 mln. à euro 3 mln. om spotjes in te kopen. Ik vind het unfair. Als de staatssecretaris zegt dat er evenwicht in de campagne moet worden gebracht, kan ik dat maar op één manier begrijpen en dat is dat wij zonder geld de argumenten aan onze kant hebben en dat de staatssecretaris de stemmen zonder argumenten met euro 3 mln. wil kopen. Een andere conclusie kan ik niet trekken.

Staatssecretaris Nicolaï:

Als dat zo zou zijn, dan zal de heer Marijnissen gelijk krijgen, want ik denk dat mensen zich niet laten kopen. Wij zullen dat op 1 juni wel zien. In die zin hoeft hij zich dus eigenlijk geen zorgen te maken. De regering geeft wel vaker belastinggeld uit en niet altijd met de steun van de SP-fractie, want er zijn wel meer terreinen waarop de regering dingen doet zonder de steun van de SP-fractie. De heer Marijnissen heeft wél gelijk dat het verwarrend is voor de mensen. Wie kan nu al die 448 artikelen lezen en doorgronden? Dat is inderdaad een van de problemen. Er wordt een referendum gehouden over een ingewikkelde en dikke wet, terwijl de mensen zich op 1 juni eigenlijk vooral moeten kunnen concentreren op de verschillen. Wat verandert er door het nieuwe verdrag ten opzichte van de oude verdragen? Het is de opvatting van de regering dat dit het kernpunt is dat voorligt op 1 juni. Het is logisch dat mensen daarover juist meer informatie willen hebben. Wat verandert er nu door die grondwet? Dat willen mensen weten. De regering rekent het tot haar plicht om mensen daarover beter te informeren, juist omdat mensen tussen de bomen het bos niet zien. Dat is precies zoals de heer Marijnissen aangeeft.

Vervolgens kom ik te spreken over de objectiviteit van de regering. Wij zijn in zoverre helemaal niet objectief dat wij een groot voorstander zijn van dit verdrag. Dat zal de heer Marijnissen niet verbazen, want wij hebben hier hard over onderhandeld, zijn tevreden met het resultaat en hopen heel erg dat de burgers ervoor zullen zijn op 1 juni. Natuurlijk doen wij ons best – waar wij kunnen via free publicity – om zoveel mogelijk aan mensen duidelijk te maken wat er op het spel staat. Ik heb nadrukkelijk gezegd dat mijn inschatting is dat dit een logische en goede stap is die tegemoetkomt aan de behoefte in het land bij mensen aan betere en meer inhoudelijke informatie. Ik heb erbij gezegd dat ik ook heel goed naar de Kamer luister. Als ik zo vrij mag zijn om te interpreteren wat ik hier hoor, dan hoor ik – en voor alle zekerheid check ik dat nog even – dat ik hier in brede meerderheid uitvoer wat ook de wens van de Kamer is en dat wij de acties op deze manier zullen ondernemen.

De heer Slob (ChristenUnie):

Mijn fractie vindt het echt bovenmatig wat hier gebeurt. Wij zijn het absoluut niet eens met het feit dat hier extra geld voor wordt uitgetrokken. Ik wil dat dit ook in de Handelingen wordt opgenomen. Wij zien dit echt als paniekvoetbal.

De voorzitter:

Dit is een reactie op de vraag die de staatssecretaris op een wat originele methode aan de Kamer stelde. Hij hoeft daarop niet te reageren.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Hetzelfde geldt natuurlijk voor mijn fractie. Wij hebben al eerder kenbaar gemaakt dat wij geen behoefte hebben aan de inzet van extra geld. Dat is nu gebeurd zonder dat er van de kant van de neecampagne veel geld is ingezet. Wij betreuren dat en wij vinden dat ook inconsistent in het beleid van de regering.

De heer Van As (LPF):

Ook namens mijn fractie wil ik zeggen dat wij het geen fair play van het kabinet vinden om hiervoor extra geld uit te trekken. Het kabinet knijpt hem behoorlijk. Er is bovendien geen enkel middel ter beschikking gesteld aan de neestemmers tegen de Europese grondwet om aan de neecampagne mee te doen. Ik refereer dan aan onze fractie, die toch de vierde fractie in deze Kamer is. Wij moeten dat uit eigen middelen betalen en u hebt ons via de commissie, die door u is aangewezen, gewoon vernacheld.

De voorzitter:

Nu aarzel ik, want zowel de heer Van der Staaij als de heer Van Bommel hebben hun mening gegeven in hun vraagstelling. Beide leden kunnen ja of nee antwoorden op de vraag van de staatssecretaris.

De heer Van der Staaij (SGP):

Mijn fractie is tegen, maar ik teken erbij aan dat ik het uitermate merkwaardig vind dat ik nu in het kader van een vragenuur een stemverklaring moet gaan afleggen.

De voorzitter:

Dat vind ik ook, maar ik heb de vraag toegestaan en dus hebt u het recht om te reageren.

De heer Van der Staaij (SGP):

Als dat het gevolg is van de Europese grondwet, is het geen gelukkig gevolg.

De heer Van Bommel (SP):

Mijn fractie is het oneens met deze extra besteding van belastinggeld aan de campagne van de regering.

Naar boven