Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag te stemmen over:

  • - de moties voorgesteld tijdens de notaoverleggen over de nota Ruimte (29435) en

  • - de moties voorgesteld tijdens het notaoverleg over de Landelijke beleidsnota Jeugdzorg (29815).

Verder stel ik voor, de eindstemming te houden over het wetsvoorstel Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (PbEG L 243), van Richtlijn nr. 2001/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2001 tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG, 83/349/EEG en 86/635/EEG met betrekking tot de waarderingsregels voor de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen evenals van banken en andere financiële instellingen (PbEG L 283), en van Richtlijn 2003/51/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2003 tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG, 83/349/EEG, 86/635/EEG en 91/674/EEG van de Raad betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen, banken en andere financiële instellingen, en verzekeringsondernemingen (PbEG L 178) (Wet uitvoering IAS-verordening, IAS 39-richtlijn en moderniseringsrichtlijn) (29737);

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda van volgende week:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (verduidelijking in verband met de EG-richtlijn inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging; vergunning op hoofdzaken/vergunning op maat) (29711);

  • - het wetsvoorstel Tijdelijke wet inzake het van rechtswege verlenen van erkenningen voor landelijke publieke omroep en verkorting van de duur van erkenningen en voorlopige erkenningen voor landelijke publieke omroep (Tijdelijke wet verkorting erkenningenduur publieke omroepen) (29866);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, gericht op vermindering en vereenvoudiging van regelgeving en op verdere zelfregulering in het hoger onderwijs (27848);

  • - het wetsvoorstel Goedkeuring van het op 3 mei 2002 te Vilnius tot stand gekomen Protocol nr. 13 bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, inzake de afschaffing van de doodstraf onder alle omstandigheden (Trb. 2002, 119) (29671, R1765);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs om meer maatwerk mogelijk te maken bij de toelating tot het praktijkonderwijs onder vervallenverklaring van de grondslag voor de tijdelijke regeling van die toelating (29823);

  • - het wetsvoorstel Instelling van een aansluitende zone voor het Koninkrijk (29533, R1758);

  • - verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften (29816, nrs. 16 t/m 25).

Ik stel voorts voor, toestemming te verlenen tot het houden van een wetgevings- c.q. notaoverleg met stenografisch verslag op maandag 25 april 2005 van 10.00 uur tot 14.00 uur van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid inzake nieuwe accenten op het terrein van werk en inkomen (Arbeidsmarkt en sociale zekerheid) (29804).

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Ik deel mee dat ingevolge artikel 69, tweede lid, van het Reglement van orde de aangehouden moties 29462, nr. 12, 29684, nrs. 8 en 10, 29767, nr. 56, 29800-VI, nrs. 47, 48, 51, 59 en 60, 29800-VIII, nrs. 86 en 93, 29800-X, nr. 45, 29800-XI, nrs. 49 en 56, en 29803, nr. 5, zijn vervallen.

Negen leden hebben gevraagd of zij het woord mochten voeren. Het woord is allereerst aan de heer Ormel.

De heer Ormel (CDA):

Voorzitter. Gisteren heb ik tijdens de regeling van werkzaamheden een spoeddebat aangevraagd over de Oostvaardersplassen en de situatie van de herten aldaar onder voorbehoud van de inhoud van de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Die brief heeft ons gistermiddag bereikt. Zij heeft ons onvoldoende gerustgesteld. Ik doe mijn verzoek dus wederom.

De voorzitter:

Willen andere leden naar aanleiding van het verzoek om een spoeddebat te houden, iets zeggen, nu de brief van de minister is binnengekomen?

Mevrouw Kruijsen (PvdA):

Voorzitter. Wij hebben die brief gelezen en steunen de minister. Wij vinden het niet noodzakelijk om "à la minute" een spoeddebat te voeren. Ik kan mij wel voorstellen dat wij op korte termijn met de minister praten, maar dan bespreek ik graag ook andere documenten. Wat ons betreft, bestaat er geen noodzaak tot het houden van een spoeddebat.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Ik geloof ook dat de minister op een goed spoor zit. Wij kunnen er ook op een andere manier meer informatie over krijgen.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Voorzitter. De VVD-fractie ondersteunt het verzoek van de CDA-fractie. Zij vindt het noodzakelijk om nu een spoeddebat te voeren.

De voorzitter:

Vormen de opmerkingen van de heer Van der Ham en mevrouw Kruijsen voor de heer Ormel aanleiding om te reageren of om zijn verzoek te herzien?

De heer Ormel (CDA):

Ik heb begrip voor wat mevrouw Kruijsen zegt, maar ik verzoek toch om een kort spoeddebat met het oog op de noodsituatie op dit moment.

De voorzitter:

Dan stel ik voor, dat debat meteen na de regeling van werkzaamheden te houden. U is al meegedeeld dat dit onder voorbehoud zou gebeuren. Mijnheer Ormel, verwacht u dat er stemmingen uit dit debat voortkomen? Ik neem aan dat u een motie wilt indienen.

De heer Ormel (CDA):

Dat hangt af van de beantwoording van de minister.

De voorzitter:

Als ik zeg dat ik er rekening mee houd dat er vanmiddag meteen na het debat een stemming uit kan voortkomen, zegt u naar mijn idee niet dat dit is uitgesloten.

De heer Ormel (CDA):

Nee, dat is niet uitgesloten.

De voorzitter:

Ik verzoek de Kamer er rekening mee te houden dat wij vanmiddag om ongeveer 14.30 uur gaan stemmen. Ik stel voor in dat debat uit te gaan van een spreektijd van twee minuten per fractie.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Vos.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter. Vanochtend hoorde ik een interview met minister Verdonk op de radio. Zij sprak over asielzoekers die zich uiten over hun situatie. De minister maakte zich duidelijk druk over het feit dat die asielzoekers niet altijd het juiste beeld schetsen en dat over hun situatie meer is te zeggen. Dat is althans haar mening.

In antwoord op de vraag van de interviewer of de minister van mening is dat deze personen zich zieliger voordoen dan zij zijn, zei zij dat het mogelijk is die conclusie te trekken. Zij gaf in dat interview bovendien aan dat zij de mening is toegedaan dat zij niet altijd gehouden hoeft te zijn aan de geheimhoudingsverplichting in het kader van de Wet op de privacy en aan een aantal andere overeenkomstige wetten.

Mijn fractie is geschokt door de uitlatingen van deze minister en wil zo spoedig mogelijk antwoord op de vraag of voor de minister de publieke beeldvorming prevaleert boven een duidelijke en vertrouwelijke asielprocedure. Wij hechten eraan op dit punt vandaag met spoed duidelijkheid van de minister te verkrijgen.

De voorzitter:

Er is vandaag een brief binnengekomen over informatieverstrekking op dit terrein. Die brief is geschreven naar aanleiding van het verzoek van de heer Van der Staaij tijdens de begrotingsbehandeling. Wat is de verhouding van het verzoek van mevrouw Vos tot die brief, die voortkomt uit de begrotingsbehandeling?

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Mijn verzoek is ingegeven door het interview met de minister dat ik vanochtend op de radio heb gehoord. Inmiddels is mij bekend dat die brief aan de Kamer is gestuurd. Het is duidelijk dat die betrekking heeft op een soortgelijke problematiek. Mij lijkt dus dat die op welke wijze dan ook moet worden besproken. Ik hecht er echter aan dat wij zo snel mogelijk duidelijkheid krijgen over de bedoeling van de minister. Dat punt wil ik daarom graag vandaag aan de orde stellen, eventueel gecombineerd met die brief.

De heer Van der Staaij (SGP):

De voorzitter verwees al naar de brief die de minister vanmorgen heeft gestuurd. Mevrouw Vos wil graag opheldering van de minister. Ik heb begrepen dat de opmerkingen van de minister een aanduiding waren van de inhoud van deze brief. Wij kunnen het daarmee eens zijn of niet en ik deel het verzoek om daarover nader te spreken, maar naar mijn idee is het mogelijk dat regulier te doen. De Kamer heeft deze brief ontvangen naar aanleiding van het verzoek dat zij enige tijd geleden heeft gedaan. Tijdens een procedure vergadering zal deze aan de orde komen. Mij is niet duidelijk wat het belang is van een debat dat niet precies op de inhoud van deze brief betrekking heeft. Juist de inhoud van die brief en het juridische kader dat daarin aan de orde komt, geeft voor mij aanleiding daarover rustig de gedachten te laten gaan en organisaties te horen in plaats van daarover meteen vandaag een debat te voeren.

De heer Van Fessem (CDA):

Ik sluit mij graag aan bij de woorden van de heer Van der Staaij. Ik begreep de vraag van mevrouw Vos naar aanleiding van het interview wel, maar na het lezen van de genuanceerde brief had ik verwacht dat zij op haar voornemen zou terugkomen. Ik ben van mening dat het goed is op ons gemak over die brief te spreken, maar daarvoor lijkt mij niet een interpellatiedebat nodig.

De heer Klaas de Vries (PvdA):

Ik ben het met de heer Van Fessem eens. Toen ik vanmorgen in de auto de minister op de radio hoorde, vroeg ik mij ook af wat er aan de hand was. Tien minuten geleden vernam ik dat er een brief aan de Kamer is gestuurd. Ik ben van mening dat wij dit punt niet weken voor ons uit moeten schuiven door allerlei andere procedures te volgen.

Ik heb er geen bezwaar tegen over dit onderwerp vanavond een spoeddebat te voeren. Ik kan deze brief vanmiddag nog wel geestelijk verwerken. Ik hoef daarover absoluut geen organisaties te horen. Het debat is wat mij betreft ook begin volgende week mogelijk. Ik vind niet dat wij dit op de lange baan kunnen schuiven, want hetgeen de minister heeft gezegd, geeft in dit land ongelooflijk veel onrust en, naar ik aanneem, ook enige verbazing en verontwaardiging. Het lijkt mij geen aanleiding tot een interpellatie, want dan moeten alle fracties de gelegenheid hebben in het debat of het spoeddebat mee te doen. Wat vindt mevrouw Vos ervan om dinsdag of woensdag een spoeddebat te houden over deze materie?

De heer Visser (VVD):

Ik ben het eens met degenen die zeggen dat deze brief niet zo alarmerend is dat wij daarover vandaag een spoeddebat moeten houden. Ik stel voor dat wij hierover binnenkort bij de procedurevergadering een afspraak maken. Het bespreken kan heel spoedig plaatsvinden, bijvoorbeeld bij het algemeen overleg over het terugkeerbeleid.

De voorzitter:

Ik vraag mevrouw Vos hierop te reageren en vervolgens zal ik de Kamer een voorstel doen.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Gehoord de discussie in de Kamer, acht ik het van belang dat wij een debat voeren waarin deze brief voluit een rol kan spelen. Ik kan mij voorstellen dat dit enige voorbereidingstijd vraagt, maar ik wil vasthouden aan spoed. Mijn fractie is echt geschokt door zowel hetgeen op de radio is gezegd als door wat in de brief staat. Ik volg het voorstel van de heer Klaas de Vries om begin volgende week een plenair spoeddebat te houden over deze zaak, zodat wij zo snel mogelijk duidelijkheid krijgen over de positie van het kabinet en van de Kamer.

De voorzitter:

Gehoord het verzoek van mevrouw Vos, stel ik voor om aan de commissie te vragen op korte termijn de normale procedure te volgen. Dit moet echt op korte termijn gebeuren, want het is duidelijk dat alle fracties dit willen. Ik stel voor dat de commissie de procedure bepaalt over de brief en het verzoek van mevrouw Vos. Het is niet uitgesloten dat dit zal uitmonden in een debat in de volgende week. Dit is in eerste instantie aan de commissie. Ik wil de procedure van de commissie inbouwen, omdat er een brief voorligt die normaal gesproken naar een commissie gaat.

De heer Klaas de Vries (PvdA):

Ik vind dit op zichzelf redelijk, maar wel als de commissie vanmiddag bij elkaar komt om te beslissen dat wij over dit onderwerp de volgende week een debat zullen voeren. Wat vanochtend is gezegd, was op zichzelf reden voor een interpellatie. Nu hebben wij allen geconstateerd dat er een brief is en dat men beide zaken samen zal moeten behandelen. Dit kan niet weken blijven openstaan doordat wij over procedures spreken. Dit kan zeker niet bij een al overbeladen AO over een ander onderwerp worden betrokken, zoals de heer Visser suggereert.

De voorzitter:

Toen ik nog actief in commissies was, vond een procedurevergadering plaats als één lid van een commissie dit wenste. Als de heer Klaas de Vries mijn morele steun daarbij nodig heeft, vraag ik de commissie om vanmiddag bij elkaar te komen naar aanleiding van het verzoek van de heer Klaas de Vries.

De heer Van der Staaij (SGP):

Wellicht is het verstandig dit op een zodanig tijdstip te doen dat de leden, en dus ook de heer Klaas de Vries, de gelegenheid hebben eerst deze brief te lezen. Het is enigszins vreemd om procedures af te spreken en te vragen om opheldering, maar een brief met een uitvoerige toelichting niet tevoren te lezen.

De voorzitter:

Er wordt mij wel eens toegefluisterd dat ik de neiging heb mij heel soms met te veel zaken te bemoeien, dus laat ik niet ook het tijdstip van bijeenkomen van de commissie bepalen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik sluit mij daarbij aan. Ik veronderstel dat de heer Klaas de Vries het wellicht met ons eens zal zijn als hij de brief heeft gelezen.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik leg mij neer bij het voorstel van de voorzitter. Ik hecht er inderdaad aan dat vanmiddag deze procedurevergadering zal plaatsvinden op een zodanig tijdstip dat iedereen de brief heeft gelezen. Dit hoeft niet heel lang te duren. Dan nog zal ik vanmiddag vasthouden aan mijn voorstel dat over dit onderwerp de volgende week een plenair debat zal worden gevoerd. Los van de brief zijn er vragen over hetgeen de minister vanmorgen op de radio heeft gezegd. Ik vind dat dit snel uit de wereld moet worden geholpen.

De heer Klaas de Vries (PvdA):

Ik heb een aanvulling op dat verzoek. Ik begrijp dat de commissievoorzitter bereid is ons vanmiddag bij elkaar te krijgen. Ik vind het prettig als wij de letterlijke tekst krijgen die de minister vanochtend op de radio heeft uitgesproken. Dan spreken wij niet over herinneringen en beelden maar aan de hand van de letterlijke tekst.

De voorzitter:

U vraag dat aan mij?

De heer Klaas de Vries (PvdA):

Ja. U kunt de tekst doorgeleiden naar de minister-president, die deze aan de heer Van der Wulp geeft. Hij kan ervoor zorgen dat wij de tekst van de RVD krijgen.

De voorzitter:

Ik stel vast dat dit onderwerp vanmiddag in de commissie aan de orde komt, waar een verdere procedure zal worden bepaald. Naar aanleiding van het verzoek van de heer Klaas de Vries, stel ik voor dit deel van het stenogram door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan mevrouw Kalsbeek.

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

Mijnheer de voorzitter. Wij hebben vanmorgen het inspectierapport ontvangen van de Inspectie Jeugdzorg, die onderzoek heeft gedaan naar het overlijden van het peutertje Savanna. Wij hebben tevens een korte brief ontvangen van minister Donner en staatssecretaris Ross-van Dorp. Naar aanleiding daarvan vraag ik hedenmiddag om een spoeddebat.

Mevrouw Örgü (VVD):

Ik vind het moment ook heel belangrijk, maar voor een spoeddebat is de tijdsindeling zeer beknopt. Ik stel voor aan dit onderwerp meer tijd te besteden en het debat begin volgende week te agenderen. Wij kunnen dan uitgebreid over het rapport spreken.

De heer Çörüz (CDA):

Ik heb kennisgenomen van het inspectierapport. Het biedt goede argumenten en bouwstenen. Voor de zorgvuldigheid lijkt het mij verstandig de lijn van mevrouw Örgü te volgen. Zij wil uitgebreid tijdens een AO over dit onderwerp spreken, maar dan wel heel spoedig.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik sluit mij daarbij aan. Het is natuurlijk een ernstige kwestie, waaraan aandacht moet worden besteed. In de brief van de minister en de staatssecretaris staat dat er in het personele vlak voorzieningen zijn getroffen. Er zijn organisatorische maatregelen getroffen en het OM overweegt een strafrechtelijke vervolging. Dat zijn wel de voorwaarden die wij in acht moeten nemen en die mij ertoe brengen het haastige karakter, alsof er vandaag over moet worden gesproken, te betwijfelen. Wat mij betreft kan het binnenkort via een AO.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

Ik steun het verzoek om een snel plenair debat. Dat kan vandaag, maar ook begin volgende week. Het kan niet via een AO. De maatregelen hebben betrekking op het Bureau Jeugdzorg. Het probleem is echter veel breder. Het spoeddebat gaat over het gehele terrein en niet alleen over dit ene Bureau Jeugdzorg in Noord-Holland.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Mijn benadering ligt in de lijn van de opmerkingen van mevrouw Örgü, de heer Van der Vlies en de heer Çörüz. Wat mij betreft is het van ondergeschikt belang of het onderwerp aan de orde komt in een plenair debat of in een AO. Beide debatten zijn volwaardig. De plek waar het zich afspeelt vind ik van minder belang dan het moment waarop het plaatsvindt. Ik heb er geen behoefte aan het debat vanmiddag te voeren, maar het moet wel op korte termijn aan de orde komen.

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

Ik wil het spoeddebat wel graag vanmiddag houden. Het probleem kindermishandeling en de problemen in de jeugdzorg bestaan al veel langer. Er is nu door het inspectierapport echter een moment ontstaan dat de Kamer moet benutten door ervoor te zorgen dat de bewindslieden een aantal zaken doen waar de Kamer al lang om vraagt en die te lang blijven liggen. Ik vind het jammer als wij dit moment laten passeren.

De voorzitter:

Het verzoek is duidelijk en de procedurele conclusie ook. Er ligt een brief, die een groot aantal fracties willen behandelen op een iets langere termijn, in een commissie of plenair. Procedureel lijkt dit enigszins op het vorige punt. Zou dat inderdaad niet de juiste weg zijn? Het is aan de Kamer daarover te beslissen.

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

Voorzitter. Ik zou niet zo hebben aangedrongen als de Kameragenda boordevol zat, maar dat is niet het geval. Wij hebben er vanmiddag eerlijk gezegd wel ruimte voor.

De voorzitter:

Wij hebben zeker ruimte. Excuses dat ik u in de rede val. Gaat u door.

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

Wij hebben zeker ruimte. Wij moeten vaststellen dat deze situatie ongelooflijk veel onrust heeft teweeggebracht. Wij moeten dat als Kamer tot uitdrukking brengen, ook tegenover het kabinet. Er moet nu niet langer gedraald worden. Wij moeten proberen nu echt een aantal knopen door te hakken. Ik handhaaf mijn voorstel.

De voorzitter:

Ik wil er van mijn kant niet te lang over doorgaan. Ik viel u in de rede omdat mijn argument absoluut niet is of er al of niet ruimte is. Er is toevallig ruimte. Als er voor een spoeddebat geen ruimte is, maken wij die. Desnoods gaan wij 's avonds na 23.00 uur door. Dat doen wij liever niet, maar het moet soms. Dat was dus geen overweging die mij door het hoofd speelde.

Mevrouw Örgü (VVD):

Ook ik vind het momentum erg belangrijk. Een spoeddebat is qua planning te kort. Het heeft mijn voorkeur als wij er volgende week dinsdag of woensdag wat meer tijd in kunnen steken. Het gaat mij om de procedure. Die is even belangrijk als het momentum. Als wij nu met elkaar afspreken dat wij het debat begin volgende week voeren, is het momentum qua prioriteit niet doorslaggevend. Ik stel het op prijs als mevrouw Kalsbeek qua tijdsplanning meeweegt dat wij alleen dan er de noodzakelijke aandacht aan kunnen schenken.

De voorzitter:

Ik geef nog één keer het woord aan mevrouw Kalsbeek maar wij moeten niet in herhalingen vervallen.

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

Ik kan mijn argumenten gaan herhalen. De brief is kort en de samenvatting van het inspectierapport is helder. Iedereen kan zich dus snel eigen maken wat de kern van de problematiek is. Bovendien hebben wij er vaker over gesproken. Gevoegd bij de maatschappelijke onrust die over dit thema bestaat, blijf ik van mening dat wij dit hedenmiddag met de bewindsleden zouden moeten bespreken. Het kan. De voorzitter stelt dat het niet relevant is of het wel of niet kan omdat een spoeddebat altijd moet kunnen. Ik ben pragmatisch genoeg om in te zien dat het minder zinvol is om midden in de nacht te debatteren dan op een zindelijk tijdstip. Ik hecht er echt aan om het vanmiddag af te wikkelen.

De heer Çörüz (CDA):

Ik doe een appèl op mevrouw Kalsbeek. De onrust is deels weggenomen. Er worden adequate maatregelen getroffen. Omwille van de zuiverheid en zorgvuldigheid van de discussie geef ik niet de voorkeur aan een spoeddebat. Ik nodig mevrouw Kalsbeek uit om het ook eens van deze andere kant te bekijken.

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

Sorry, maar u overtuigt mij niet. Ik heb een- en andermaal aangegeven waarom ik van mening ben dat wij hedenmiddag een spoeddebat moeten voeren. Ik handhaaf dat voorstel. Als u het daar niet mee eens bent, neem ik daar kennis van maar het blijft mijn voorstel.

De voorzitter:

Het geeft geen zin verder heen en weer te blijven praten. Mevrouw Kalsbeek heeft in een aantal instanties gezegd wat haar opvatting is. Ik stel voor om het debat vanmiddag te houden. Dat zal in ieder geval niet voor 16.00 uur zijn omdat de staatssecretaris van Volksgezondheid zich op een groot aantal kilometers hiervandaan in het land bevindt en terug moet komen. Ik stel voor de spreektijd te bepalen op vier minuten per fractie.

Aldus wordt besloten.

De heer Van de Camp (CDA):

Mogen wij ervan uitgaan dat dinsdag zal worden gestemd over eventuele moties die tijdens dit spoeddebat worden ingediend?

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

Voor zover ik dat nu kan beoordelen wel.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan mevrouw Gerkens.

Mevrouw Gerkens (SP):

Voorzitter. Dinsdag jongstleden is het debat met minister Brinkhorst over softwareoctrooien geschorst omdat wij aanvullende informatie hebben gevraagd van het OVB. Die hebben wij inmiddels ontvangen. Ik verzoek daarom het debat vanmiddag voort te zetten met de tweede termijn en vandaag te beëindigen.

De voorzitter:

Het debat van dinsdag heb ik niet voorgezeten, maar ik heb uiteraard de Handelingen gelezen. Er is toen eigenlijk al afgesproken dat woensdagavond door zou worden gegaan. Maar het is, gelet op de communicatie met Brussel en het werk hier intern van het OVB, duidelijk dat het iets later is geworden. Het lijkt mij daarom consistent om het debat vandaag voort te zetten, meteen na het spoeddebat over edelherten in de Oostvaardersplassen, aangevraagd door de heer Ormel, en na de stemmingen. Tenzij u vandaag wilt stemmen! Ik zie dat dat niet het geval is. Ik stel daarom voor, het debat na de stemmingen, om een uur of drie vanmiddag, te houden. Ik wijs erop dat dit een "ongeveer-tijd" is, maar dat weet u wel.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Duyvendak.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Voorzitter. Vorige week heb ik verzocht om een brief van de premier over wat we vanaf nu het Lange-Voorhoutoverleg moeten gaan noemen, een overleg tussen coalitiepartijen en kabinet over de problemen rond de gekozen burgemeester en het districtenstelsel. Mede namens de fractie van de Partij van de Arbeid wil ik over dat verzoek met enige urgentie rappelleren. In deze onderhandelingen vraagt D66 blijkbaar een prijs voor uitstel van de verkiezing van burgemeesters in alle plaatsen, en mogelijk ook voor het intrekken of wijzigen van de voorstellen rond het nieuwe kiesstelsel. Als prijs is daarbij genoemd het alsnog verlenen van een verblijfsvergunning aan 26.000 asielzoekers. Ik denk dat het van groot belang is dat er snel duidelijkheid komt over de toekomst van de bestuurlijke vernieuwing, en zeker over het lot van deze 26.000 gezinnen. Er is onzekerheid gezaaid en hoop gewekt door de heer Dittrich, gisteren op het Lange Voorhout. Ik zou dus graag mede namens de fractie van de Partij van de Arbeid vóór de regeling van aanstaande dinsdag een brief willen over de deal dan wel de voortgang, dan wel over het gebrek daaraan van dit Lange-Voorhoutoverleg, zodat we dinsdag bij de regeling kunnen bekijken of we hierover met de premier een debat willen voeren.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Voorzitter. De heer Duyvendak geeft al aan dat het verzoek mede namens mijn fractie wordt gedaan, maar ik wil nog iets aanvullen. Gisterenavond hebben wij de heer Balkenende kunnen horen zeggen dat het eigenlijk over het hele regeerakkoord gaat. Ik wil de informatie daarom verbreden naar de vraag welke gespreksonderwerpen nu gaande zijn. Ik begrijp dat er wellicht met de coalitiepartijen, maar mogelijk ook zonder hen, zoals de heer Balkenende dat verwoordde, verder wordt gepraat over "...het openbreken van het regeerakkoord". Het lijkt mij daarom dat we die brief zo snel mogelijk moeten hebben.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister-president.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Eijsink.

Mevrouw Eijsink (PvdA):

Voorzitter. Ik vraag u om het verslag van het algemeen overleg van 2 maart over medezeggenschap De Kooy te agenderen voor de plenaire vergadering.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan het verzoek te voldoen en het VAO toe te voegen aan de agenda van de volgende week.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Samsom.

De heer Samsom (PvdA):

Voorzitter. Ik verzoek u, het verslag van het algemeen overleg over het klimaatbeleid op de plenaire agenda te plaatsen.

De voorzitter:

Ik stel voor, ook aan dit verzoek te voldoen en om het VAO toe te voegen aan de agenda van volgende week.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Dam.

De heer Van Dam (PvdA):

Voorzitter. Ik wil u vragen, het verslag van het algemeen overleg over het Innovatieplatform op de plenaire agenda te zetten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan het verzoek te voldoen en het VAO toe te voegen aan de agenda van volgende week.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Omtzigt.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Mede namens mijn collega's van de vaste commissie VWS wil ik een VAO aanvragen over ICT in de zorg, waarover we zojuist een algemeen overleg hebben gehad, zo mogelijk volgende week.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan het verzoek te voldoen en dit punt toe te voegen aan de agenda van volgende week, die langzamerhand behoorlijk volloopt.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Verburg.

Mevrouw Verburg (CDA):

Voorzitter. Ik wil mede namens mevrouw Noorman-den Uyl vragen om een korte derde termijn in het debat over het wetsvoorstel inzake de inkomensaanvulling 2005. Ik zou graag willen dat die vóór de voor vanmiddag geplande stemmingen gehouden wordt, zodat ook over dat wetsvoorstel vervolgens gestemd kan worden.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan het verzoek te voldoen. Die derde termijn moet dan plaatsvinden tussen het spoeddebat over de edelherten Oostvaardersplassen, aangevraagd door de heer Ormel, en de stemmingen. Wellicht hebben wij nog tijd nodig om de stemmingen voor te bereiden, maar dat zien wij op dat moment wel.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven