Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mee dat ik een brief heb ontvangen van de fractie van de LPF met de mededeling dat de heer Van As met ingang van 5 oktober jongstleden fractievoorzitter is van de LPF-fractie.

Ik stel de Kamer voor, toe te voegen aan de agenda van volgende week: 29739, houdende wijziging van de Rijksoctrooiwet.

Ik stel de Kamer verder voor, toestemming te verlenen tot het houden van notaoverleg met stenografisch verslag op maandag 22 november a.s. van 15.00 uur tot 23.00 uur van de vaste commissie voor Defensie over de personeelsbrief Defensie (29800 X, nr. 5).

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Vos.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Vanavond zullen wij een spoeddebat voeren met de minister van Economische Zaken en de staatssecretaris van Financiën over de problematiek rond doorlevering van gegevens van de NMa naar de Belastingdienst. Gisteren is in het programma Netwerk bekend gemaakt dat er ook in de betonstenenbranche sprake is van grootschalig vooroverleg en prijsafspraken.

Ik verzoek de Kamer, vanavond ook een enkele vraag over die zaak te mogen stellen aan de minister van Economische Zaken, met name welke actie het kabinet en de NMa zullen ondernemen naar aanleiding van dit bericht en naar aanleiding van de problemen die duidelijk bestaan met klokkenluiders, problemen die gisteren ook werden benoemd.

Ik doe daarbij het verzoek de spreektijd van drie minuten met één minuut te verlengen tot vier minuten.

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Ik spreek als voorzitter van de Kamercommissie voor de Rijksuitgaven, waarin wij deze zaak gisteren op een andere manier aan de orde hebben gesteld. Wij hebben afgesproken een algemeen overleg te houden over het rapport van de Algemene Rekenkamer over de fraude. Het verzoek was ook, daarbij de minister van Economische Zaken uit te nodigen. Daarover is gezegd dat wij dit beter apart kunnen houden. Er komt dus een bespreking van het rapport van de Algemene Rekenkamer waarop mevrouw Vos misschien doelt.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Het lijkt mij dat het genoemde overleg fraude betreft in brede zin. Ik zou vanavond specifiek opheldering willen vragen over het illegale vooroverleg in de betonstenenbranche om te informeren naar de acties van het kabinet, ook in verband met de problemen met klokkenluiders. Mijn vragen zijn dus concreet gericht op dit voorval.

De heer Depla (PvdA):

Ik steun het verzoek van mevrouw Vos. Ook wij willen vergelijkbare opheldering vragen. Het lijkt mij logisch dat wij daarvoor een minuut meer tijd krijgen.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan het verzoek van mevrouw Vos te voldoen en dit punt toe te voegen aan de agenda van hedenavond.

Ook stel ik voor, de spreektijden daarbij uit te breiden tot maximaal vier minuten per fractie.

Wel moet de Kamer er rekening mee houden dat het laat zal worden. Ik vrees dat ik de Kamer zal moeten verzoeken langer dan tot 23.00 uur door te gaan.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Douma.

De heer Douma (PvdA):

Gisteren heeft een algemeen overleg met staatssecretaris Van Gennip plaatsgevonden over de evaluatie van BioPartner. Ik verzoek het verslag van dat overleg op de plenaire agenda te zetten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen en dit punt toe te voegen aan de agenda voor de volgende week.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Dittrich.

De heer Dittrich (D66):

Volgende week is het debat gepland over de Staat van de Unie. Ik verzoek de Kamer, dat debat uit te stellen. Vanmiddag verschijnt een rapport van de Europese Commissie over Turkije. Ik zou graag het regeringsstandpunt betrekken bij het debat over de Staat van de Unie, dat voor een groot gedeelte over Turkije zal gaan.

Verder is het debat vastgesteld op de datum dat men daarover plenair zal vergaderen in Europa. Een aantal europarlementariërs dat hier het woord wilde voeren, zal daardoor niet aanwezig kunnen zijn.

De voorzitter:

Ik wijs er direct op dat uitstel afstel zal betekenen. Wij hebben geen enkele mogelijkheid tot schuiven in het kader van verplichtingen van bewindslieden, het Europees voorzitterschap en het vastgestelde schema tot december a.s. Naast de begrotingsbehandelingen hebben wij een lijst van het kabinet gekregen met 135 wetsvoorstellen die nog voor kerstmis moeten worden behandeld. Die lijst moet nog goed door de commissies worden bezien. Ik zie dan ook geen mogelijkheid het debat over de Staat van de Unie, waarvoor ook de europarlementariërs zijn uitgenodigd, uit te stellen. Het is dus doorgaan of afstel.

Ik kan mij voorstellen dat over het onderwerp Turkije eerst in commissieverband en daarna ongetwijfeld plenair nog apart zal worden gesproken.

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Ik begrijp wat de voorzitter zegt, maar de VVD-fractie ondersteunt het verzoek van de heer Dittrich. Het feit dat wij bij uitstel van het debat dan ook een reactie kunnen hebben van het kabinet op het rapport dat vandaag uitkomt van de Europese Commissie vinden wij van zeer groot belang. Ik verzoek de voorzitter daarom na te gaan of er niet toch een mogelijkheid is het debat later te houden.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Afstel zou mijn fractie niet wensen, uitstel wel. Ik geef daarvoor ook het argument dat uitstel zou kunnen betekenen dat de premier bij het debat aanwezig kan zijn. Zeker in het licht van de hier vorige week gevoerde discussie, waarbij de heer Van Aartsen sprak over een fractievoorzittersdebat met de premier waarin ook het belang van Europese waarden zoals de christelijke cultuur aan de orde zou kunnen komen, pleit mijn fractie sterk voor uitstel.

De heer Wilders (Groep Wilders):

Ik ondersteun de argumenten van de vorige sprekers en teken daarbij aan dat ik toch liever volgende week zou debatteren als de keuze anders inderdaad afstel zou zijn. Als het later kan, dan liever later.

De heer Van der Staaij (SGP):

Gelet op de praktische omstandigheden van de planning voor volgende week kan ik mij voorstellen dat het debat gewoon blijft zoals het was geagendeerd. Ik sluit mij aan bij de wens een kabinetsreactie op het punt van Turkije te krijgen, met de opmerking dat er ook een bespreking in commissieverband zal zijn, waarvoor al een datum is geprikt in november a.s.

De voorzitter:

Ik zei het iets voorzichtiger, namelijk dat ik verwacht dat het in commissieverband zal worden besproken, maar ik bedoelde het zoals u het formuleert.

De heer Van Dijk (CDA):

Ik begrijp dat het verzoek is gedaan om het debat uit te stellen en dat daar enkele argumenten voor zijn. Ik sluit mij aan bij de heer Wilders. Als van uitstel afstel komt, heeft het toch de voorkeur het debat volgende week wel te laten doorgaan.

De heer Dittrich (D66):

Afstel is natuurlijk wat niemand in deze zaal wenst. Ik zou mij kunnen voorstellen dat wij voor de plenaire vergadering uitwijken naar de maandag, zoals wij wel eens eerder bij grote debatten hebben gedaan, ook over Europa. Dan zou het niet ten koste gaan van andere vergaderdagen.

De voorzitter:

De heer Dittrich overvalt mij een beetje met dit punt, dat niet was aangemeld voor de regeling van werkzaamheden en waarop wij ons dan ook niet hebben kunnen voorbereiden. Dat neemt niet weg dat de feiten zijn zoals ik die heb genoemd. Ik zal laten nagaan wat de mogelijkheden zijn. Ik stel voor, hierop morgen bij de regeling van werkzaamheden terug te komen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven