Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Op verzoek van het lid Halsema stel ik voor, de stemmingen over wetsvoorstel 28331 (Voorstel van wet van het lid Halsema houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot invoering van de bevoegdheid tot toetsing van wetten aan een aantal bepalingen van de Grondwet door de rechter) van de agenda van heden af te voeren.

De heer Luchtenveld (VVD):

Dat verzoek kan ik ondersteunen, maar wij willen wel een splitsing tussen het moment waarop wij de eindstemming hebben en het moment waarop er over de amendementen is gestemd. Dit zou kunnen betekenen dat wij dinsdag stemmen over de amendementen en dat wij de donderdag vóór het herfstreces stemmen over het totale wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik neem aan dat de Kamer, ook in het licht van de besluitvorming van vorige week, hiermee akkoord kan gaan. Het betekent dat de stemmingen over het initiatiefvoorstel van mevrouw Halsema niet vandaag plaatsvinden maar op een later moment, waarbij ik ervan uitga dat dit volgende week zal zijn.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Op verzoek van de PvdA-fractie stel ik voor, de stemming over de motie-Bussemaker over verbetering van de mogelijkheden voor ouderen om als zelfstandige te beginnen (27046, nr. 7) met één week uit te stellen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Op verzoek van de PvdA-fractie benoem ik in de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het lid Bussemaker tot plv. lid in plaats van het lid Boelhouwer.

Het woord is aan mevrouw Kant.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Wij hebben afgelopen vrijdag kennis kunnen nemen van wat de gevolgen zullen zijn van de liberalisering van het huurbeleid door dit kabinet. Daaruit blijkt – het is al breed uitgemeten in de media – dat het mogelijk is dat de huren de komende jaren maar liefst 25% gaan stijgen, in vier jaar tijd. Je denkt dat er al genoeg onrust is, maar dit kan er nog wel even bij. Deze berichten hebben bij de mensen die het al moeilijk hebben in dit land, opnieuw tot onrust geleid. Ik vind dat er snel duidelijkheid over moet komen of deze huurstijging acceptabel is of niet. U begrijpt uit mijn woorden al dat ik het niet acceptabel vind en ik zou om die reden graag de minister van Volkshuisvesting op dit punt willen interpelleren.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik kan mij de boosheid van mevrouw Kant heel goed voorstellen. Ook de GroenLinks-fractie is hier zeer van geschrokken. Mijn eerste reactie was eigenlijk dat deze liberale gekte moet worden gestopt en dat als de CDA-fractie dit pikt, deze fractie definitief haar sociale gezicht kwijt is. Ik vraag mij echter het volgende af. Het gaat hier om een hele huurbrief en mevrouw Kant wil het element van de verhoging van de huren eruit halen. Zou het geen goed idee zijn dat wij op dit punt een brief vragen aan de minister en dat wij dan ook op dit punt, naar aanleiding van die brief, hier een uitgebreid debat met elkaar houden? Over de totale huurbrief gaan wij dan nog op een ander moment met elkaar debatteren, maar dit punt moet natuurlijk van tafel. Dat ben ik met mevrouw Kant eens.

De heer Hofstra (VVD):

Er zijn al afspraken gemaakt over een brief die wij zeer binnenkort zullen krijgen en ik begrijp daarom deze commotie niet zo goed. Immers, het is allemaal in de commissie besproken. Wij verwachten die brief zeer binnenkort, waarna wij normaal kunnen procederen in de commissie, zo is mijn voorstel. Het lijkt mij een beetje verspilling van tijd om er nu heel snel, zonder een brief, over te praten.

De heer Van Bochove (CDA):

De minister heeft ons eind vorige week een brief gestuurd, waarin zij aankondigt begin oktober de onderhandelingen met alle organisaties af te ronden en zo gauw die onderhandelingen zijn afgerond – dat is nog niet gebeurd – de definitieve gegevens naar de Kamer te sturen, zodat het debat over het huurbeleid op de langere termijn in de Kamer kan plaatsvinden. Ik stel mij voor dat wij op die brief wachten. Deze komt in de loop van deze maand en zal ook duidelijk maken datgene wat mevrouw Kant allemaal vraagt, want daar zal ongetwijfeld op worden ingegaan. Wij kunnen het debat op dat moment dan ordentelijk voeren.

De heer Depla (PvdA):

Wij waren ook geschokt, want de minister had ons beloofd dat dit soort effecten van haar beleid niet zouden optreden en nu blijkt dat het wel het geval is. In die zin vinden wij ook dat er snel opheldering over moet komen. Aan de ene kant ben ik het eens met de heer Van Bochove, die zegt dat wij het debat op een ordentelijke manier moeten voeren, maar anderzijds vind ik dat mensen het recht hebben er snel duidelijkheid over te hebben wat nu precies de bedoeling is. Ik steun daarmee het voorstel van mevrouw Van Gent.

Mevrouw Kant (SP):

Als de heer Hofstra zegt dat hij de commotie niet begrijpt, dan raad ik hem aan om eens met huurders te gaan spreken, want die zijn ongerust na dit soort berichten: 25% huurverhoging kunnen deze mensen veelal niet dragen. Daar komt de ongerustheid vandaan en ook mijn bezorgdheid. Dat is precies de reden waarom ik, zoals mevrouw Van Gent het verwoordt, dat element eruit zou willen lichten en waarom ik dan niet een debat wil over het hele beleid inzake de komende liberalisering. Dat debat gaan wij nog voeren. Ik ben het niet eens met dat beleid, maar daar gaat het mij nu niet om. Het gaat mij om de ongerustheid die is ontstaan door de berichten over de 25% huurverhoging. Die is niet acceptabel. Ik neem de suggestie van mevrouw Van Gent over om mijn verzoek om een interpellatie te mogen houden om te zetten in een verzoek om een brief waarin duidelijk wordt aangegeven wat de reden is voor die 25% huurverhoging. Die zou er niet komen. Waarom komt die er nu wel? Is zo'n verhoging acceptabel? Aan de hand van de brief kunnen wij bezien of wij over dat aspect een debat zullen voeren.

De voorzitter:

Ik stel voor om te besluiten conform het aangepaste verzoek van mevrouw Kant, het verzoek dat zij deed op suggestie van mevrouw Van Gent. Dat zou betekenen dat wij door toezending van het stenogram van dit deel van de vergadering aan de minister van VROM vragen om de brief zoals door mevrouw Kant is omschreven.

Mevrouw Kant (SP):

Ik wil wel een termijn aangegeven, voorzitter, anders krijgen wij weer een rappel. Ik meen dat de brief voor het eind van de week, dus woensdag of donderdag, bij de Kamer moet zijn.

De voorzitter:

Ik meen dat het goed is bij het doen van het verzoek deze termijn te vermelden.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Kalsbeek.

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

Mijnheer de voorzitter. Mede namens de fractie van GroenLinks ontvangen wij graag nog deze week van het kabinet een brief over de kwestie van het referendum. Verleden week hebben wij hier gedebatteerd over de Tijdelijke referendumwet. Ik heb toen nadrukkelijk gevraagd wat het standpunt van het kabinet is. Daarop hebben wij van minister De Graaf "een" antwoord gekregen. Tijdens de algemene politieke beschouwingen hebben wij mogen meemaken dat vice-premier minister Zalm een ander antwoord gaf. Nu blijkt dat buiten de zaal minister De Graaf daarop weer reageert. Inmiddels is zowel GroenLinks als de PvdA het spoor een beetje bijster. Daarom willen wij graag van het kabinet horen wat nu eigenlijk zijn standpunt is ter zake van de verschillende vormen van referenda. Dit impliceert dat ik thans verzoek om uitstel van de stemmingen over het wetsvoorstel inzake het raadplegend referendum.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ik vind dit een merkwaardig verzoek. Mijn fractie wil dat vooralsnog niet steunen. Vorige week hebben wij in twee termijnen een glashelder en volwaardig debat gehad. In dat debat zijn allerlei aspecten aan de orde geweest. Ik begrijp dat het nieuwe feit is dat er algemene beschouwingen zijn geweest en dat die verwarring hebben veroorzaakt. Het rare is echter dat die algemene beschouwingen voorafgaand aan het debat over de Tijdelijke referendumwet hebben plaatsgevonden en niet daarna. De algemene beschouwingen zijn namelijk gehouden op dinsdag en woensdag. Ik begrijp dan ook werkelijk niet wat de achtergrond van dit verzoek is.

De heer Luchtenveld (VVD):

Voorzitter. Ik vind ook niet dat wij de stemmingen zouden moeten uitstellen. Er is een zeer overzichtelijk wetsvoorstel behandeld. Dat voorstel wil de Tijdelijke referendumwet langer laten gelden dan tot de expiratiedatum van 1 januari 2005. Bij de behandeling van dit wetsvoorstel zijn geen amendementen en moties ingediend. Brieven waarin staat hoe individuele bewindslieden denken over referenda, wanneer te houden dan ook, referenda over bijvoorbeeld de vraag of Turkije in 2016 of 2019 kan toetreden, zijn niet zo interessant. Het gaat nu om het voorstel inzake de Tijdelijke referendumwet. Dat is volstrekt helder. Hierover hebben de indieners het woord gevoerd. Het kabinet heeft het woord gevoerd bij monde van minister De Graaf. Hij was daarbij glashelder. Ik meen dat wij nu zeer wel kunnen stemmen. Ik stel de Kamer dan ook voor om vandaag over dit wetsvoorstel te stemmen.

Mevrouw Spies (CDA):

Voorzitter. Ook de CDA-fractie heeft geen enkele behoefte aan uitstel van de stemmingen. Wij praten hier over een initiatiefwetsvoorstel van een tweetal collega's dat wij vorige week onder grote druk van die initiatiefnemers hebben behandeld. Die initiatiefnemers hadden namelijk ontzettend veel haast. Zij wilden het snel in de Tweede Kamer behandeld hebben. Wij hebben graag hun verzoek willen inwilligen, maar dan vind ik dat wij vandaag tot een afronding kunnen komen.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Ook de fractie van de ChristenUnie heeft geen behoefte aan uitstel van de stemmingen.

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

Voorzitter. Ik blijf bij mijn verzoek. Inderdaad, ik versprak mij zojuist, maar het gaat mij erom dat er twee verschillende standpunten zijn verwoord. Daarna zijn nog in de media standpunten verwoord. Ik mag de leden in herinnering roepen dat minister De Graaf niet duidelijk was over de vraag of het kabinet überhaupt zijn contraseign bij deze wet zou geven. Al met al vind ik de onduidelijkheden een beetje te veel worden. Ik wil daarom dat wij meer duidelijkheid krijgen over het standpunt van het kabinet over de referenda. Dat kan namelijk politiek van belang zijn. Dat weten de leden net zo goed als ik. Het gaat hier niet alleen om het wetgevingsproces sec. Het gaat hier ook om allerlei politieke ins and outs. Daarom is het van groot belang dat helderheid wordt geboden.

De heer Dubbelboer (PvdA):

Voorzitter. Mede namens de heer Duyvendak van GroenLinks merk ik op dat wij geen bezwaar hebben tegen uitstel van de stemmingen.

De heer Luchtenveld (VVD):

Voorzitter. Ik stel toch voor om vandaag wel te stemmen. Staatsrechtelijk is het absoluut niet nodig dat er nu al in de Tweede Kamer een definitieve uitspraak wordt gedaan over het al dan niet verlenen van het contraseign. Dat is niet aan de orde. Wij kunnen vandaag stemmen over het wetsvoorstel, dat volstrekt helder is. Voor de rest zijn het beschouwingen eromheen. De vraag is of men de Tijdelijke referendumwet wil verlengen na 1 januari aanstaande. Het vraagstuk is zeer overzichtelijk en er zijn geen moties en amendementen. Ik stel dan ook voor om vandaag te stemmen. Zo nodig vraag ik ook daar stemming over.

De voorzitter:

Ik begrijp dat u stemming vraagt over het stemmen, zo nodig.

De heer Hermans (LPF):

Voorzitter. Mijn fractie heeft geen bezwaar tegen uitstel van de stemming over het voorstel.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ik steun het bezwaar van de heer Luchtenveld. Mevrouw Kalsbeek zegt dat het niet gaat om het wetgevingsproces sec, maar om allerlei politieke ins en outs. Ik vind juist dat wij die politieke perikelen rond referenda, voor welke wetsvoorstellen dan ook, hier ver buiten moeten houden en nu over dit heldere wetsvoorstel sec moeten stemmen.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter. Mijn fractie steunt uiteraard het verzoek van mevrouw Kalsbeek. Zoals wij vanochtend in Trouw hebben kunnen lezen, heeft de heer De Graaf een aantal nieuwe gezichtspunten vanuit het kabinet naar voren gebracht over een wetsvoorstel. Hij heeft vanochtend in Trouw gezegd: het kabinet is tegen een raadplegend referendum, wat niet wil zeggen dat wij tegen een correctief referendum zijn. Dat is een nieuw standpunt vanuit het kabinet. Hij heeft ook een standpunt gegeven over het optreden van de VVD. Wij vinden in ieder geval dat er voor de stemming duidelijkheid moet komen over de opvattingen van het kabinet en deze minister in het bijzonder. Wij kunnen ons als tussenoptie voorstellen dat wij nog een derde termijn voeren om meer duidelijkheid te krijgen over de opvattingen van het kabinet over dit wetsvoorstel.

De voorzitter:

Een derde termijn alleen gericht op opvattingen van het kabinet, terwijl het voortouw bij de initiatiefnemers ligt? Wij komen dadelijk tot besluitvorming. Wij zijn bijna rond en dan doe ik u een voorstel.

Mevrouw Spies (CDA):

Voorzitter. Ik heb geen enkel nieuw feit gehoord ten opzichte van hetgeen wij vorige week uitputtend hebben gewisseld. Juist omdat het een initiatiefwetsvoorstel betreft, zie ik geen enkel bezwaar om het vandaag in stemming te brengen.

De voorzitter:

Ik zal u eerst een voorstel doen, waarna mevrouw Kalsbeek erop kan reageren. Mijn voorstel is om de door mevrouw Kalsbeek gevraagde informatie aan het kabinet te vragen door het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet en, gezien de opvattingen die door de verschillende fracties naar voren zijn gebracht, niet te wachten met de stemming totdat die informatie is binnengekomen. Met andere woorden, ik stel voor vandaag wel te stemmen.

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

Voorzitter. Met permissie, maar dat vind ik geen voor de hand liggend voorstel. Ik blijf bij mijn voorstel om de stemming uit te stellen. Dat kan kort, wat mij betreft tot donderdag.

De heer Dubbelboer (PvdA):

De initiatiefnemers verzoeken u toch om uitstel. Zo'n verzoek van hen legt toch enig gewicht in de schaal.

De voorzitter:

De heer Luchtenveld gaat nu zeggen dat hij wil stemmen over het stemmen. Hij heeft het recht om stemming te vragen, wat betekent dat wij straks stemmen over het stemmen. Dat is het eerste punt op de stemmingslijst.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik vind het gek, als initiatiefnemers kunnen worden gedwongen door een meerderheid van de Kamer om hun initiatiefvoorstel in stemming te brengen. Dat lijkt mij een nieuwe procedure. Dat moet je ook niet willen.

De voorzitter:

Geeft u mij tijdens het volgende punt even tijd om na te denken en mij te laten adviseren. Dan kom ik er in de regeling van werkzaamheden nog op terug.

Het woord is aan mevrouw Vos.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter. Vorige week heb ik een interpellatieverzoek gedaan naar aanleiding van berichten dat er een conflict is tussen het ministerie van Economische Zaken en het ministerie van Financiën, omdat Economische Zaken en de NMa gegevens van bouwbedrijven niet willen afstaan aan de Belastingdienst en daarmee zijn werk moeilijk maken. Op verzoek van de Kamer heb ik gewacht tot een brief van het kabinet ons zou bereiken. Die brief is verschenen, maar is zeer teleurstellend. In feite heeft het kabinet niets nieuws te melden. Dit voorjaar hebben wij over precies dezelfde problematiek een debat gehad en is er een motie van mevrouw Van Vroonhoven-Kok en anderen aangenomen. Het lijkt erop alsof het kabinet helemaal niets gedaan heeft. De consequentie zal zijn dat er voorlopig geen informatie over bouwbedrijven naar de Belastingdienst gaat. De Belastingdienst kan zijn werk niet doen. Ik vind dit echt niet kunnen. Mijn fractie volhardt in haar verzoek om hierover een debat te voeren. Ik vraag u dus om een spoeddebat met de minister van Economische Zaken en de staatssecretaris van Financiën.

De voorzitter:

Omdat dit verzoek ligt in het verlengde van de procedure van vorige week, doe ik de Kamer meteen het voorstel om aan het verzoek van mevrouw Vos te voldoen. Vorige week hebben wij afgesproken dat wij eerst een brief zouden vragen en vandaag zouden beslissen over het al of niet houden van een debat. Ik stel voor om het debat afhankelijk van de agenda van de bewindslieden morgenavond te houden met spreektijden van 3 minuten.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik kom terug op de procedure rond de stemming over het initiatiefvoorstel van de leden Dubbelboer en Duyvendak. Erkennende dat de initiatiefnemers een zware stem hebben over het moment van stemmen, constaterende dat de beraadslaging gesloten is, constaterende dat een aantal fracties hoe dan ook wil stemmen over het stemmen, stel ik gezien de meerderheid die zich bij de regeling heeft afgetekend voor, vandaag te stemmen.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter. Mijn fractie wil hoe dan ook een heropening bij dit debat. Wij willen de gelegenheid hebben, alsnog een amendement in te dienen.

De voorzitter:

U noemde dit tijdens de regeling, maar doet nu formeel het voorstel. In dit licht stel ik voor, de stemming uit te stellen. De heropening zal zo spoedig mogelijk plaatsvinden, uiteraard met heel korte spreektijden. Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties, met het verzoek om de gevraagde informatie te verstrekken.

Daartoe wordt besloten.

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Voorzitter. Het moet dan wel deze week worden afgehandeld en niet ellenlang gaan duren.

De voorzitter:

Met het voorbehoud dat ik altijd moet maken als ik ter plaatse agenda's maak, zeg ik dat wij het uiterste zullen doen om het op de agenda van deze week te plaatsen.

Naar boven