Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Op verzoek van de CDA-fractie benoem ik in het Presidium het lid Bruls tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature.

Het woord is aan mevrouw Hirsi Ali.

Mevrouw Hirsi Ali (VVD):

Voorzitter. Op 11 juni heeft de VVD-fractie schriftelijke vragen gesteld naar aanleiding van het schokkende bericht in het Algemeen Dagblad van 10 juni jongstleden. In dit bericht wordt melding gemaakt van het feit dat naar schatting 30 in Nederland wonende Marokkaanse gezinnen na familiebezoek in Marokko zijn achtergelaten. Tijdens deze vakantie hebben de mannen de paspoorten en andere waardepapieren van hun vrouw en eventuele kinderen afgepakt, zodat zij niet meer terug naar Nederland kunnen. Van de minister van Vreemdelingenzaken en Integratie kreeg de Kamer een brief waarin stond dat de regering niet in staat is om binnen de gebruikelijke termijn de vragen van de VVD-fractie te beantwoorden, maar dat zij ernaar zou streven haar antwoord voor 23 juli naar de Kamer te sturen. Tot op heden hebben wij geen antwoorden van de regering.

Voor wie aan de ernst van de situatie waarin de slachtoffers van deze misdaad verkeren twijfelt, verwijs ik naar de NOVA-uitzending van 11 augustus jongstleden. Daarin zijn wanhopige vrouwen aan het woord gelaten, vrouwen die tegen hun zin van de ene op de andere dag moeten verwerken dat zij niet naar huis mogen, dat ook niet kunnen en die moeten toekijken terwijl de toekomst van hun kinderen wordt verwoest.

De voorzitter:

En uw procedurele verzoek is?

Mevrouw Hirsi Ali (VVD):

De fractie van de VVD verzoekt de regering vóór donderdagochtend 2 september om beantwoording van onze schriftelijke vragen over de materieel ontvoerde vrouwen en kinderen in Marokko.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Naar aanleiding van de NOVA-uitzending van juli heb ik samen met collega Arib vragen gesteld. Als het kabinet voor donderdag de vragen van mevrouw Hirsi Ali beantwoordt, zou het mooi zijn als die van ons worden meegenomen.

De voorzitter:

Dat was wat ik zelf ook wilde toevoegen. Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie.

Het woord is aan mevrouw Dijksma.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Voorzitter. Donderdag aanstaande is de vaste commissie voor Europese Zaken voornemens om met de regering te vergaderen over de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB). Het is gebruikelijk dat wij daarvoor een zogenaamde geannoteerde agenda ontvangen, zodat wij een klein beetje zien wat de inzet van de Nederlandse regering is. Dat zou tijdens het Nederlands voorzitterschap toch niet al te moeilijk moeten zijn. Immers, de regering is zelf regievoerder bij dit geheel. Tot onze grote verbazing hebben wij wel een agenda ontvangen, maar daarbij geen enkel inzicht gekregen in wat de regering nu eigenlijk voornemens is te doen. Wij hebben via de griffie geprobeerd om meer inhoudelijk nieuws van de regering te mogen vernemen. Die poging is jammerlijk gestrand. Nu roepen wij via de regeling van werkzaamheden uw hulp in om de regering te laten weten dat de commissie erop staat dat er een volledig geannoteerde agenda verschijnt, zodat de commissie zich op het debat kan voorbereiden.

De voorzitter:

Als ik u goed begrijp, komt u als voorzitter van de commissie met dit verzoek in de plenaire vergadering, omdat een verzoek op commissieniveau gestrand is, omdat het kabinet niet bereid was aan uw verzoek te voldoen. U gebruikt de plenaire vergadering als een soort beroepsinstantie.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Dat is correct en het is een schande dat het zo moet.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Buitenlandse Zaken.

Het woord is aan de heer Blok, als voorzitter van de vaste commissie voor VWS.

De heer Blok (VVD):

Voorzitter. In een extra procedurevergadering vanmiddag heeft de meerderheid van de vaste commissie gevraagd om uitstel van het voor morgen geagendeerde plenair overleg over het wetsvoorstel Toelating zorginstellingen. Voor 16 september staat een algemeen overleg gepland over een gerelateerd onderwerp en het plenaire debat kan daarna worden gehouden.

De voorzitter:

Ik moet u zeggen dat ik grote problemen heb met inwilliging van dit verzoek. Natuurlijk, de meerderheid van de commissie heeft hierover beslist, maar de plenaire vergadering gaat over de plenaire agenda. Het gaat om een wetsvoorstel waarvan door het kabinet om een spoedige behandeling is gevraagd. Om die reden is het meteen na het reces geagendeerd. Door nu op het laatste moment een wetsvoorstel van de agenda af te voeren, beginnen wij onze eerste vergaderweek met een vergadervrije woensdagmiddag en -avond. Ik vind dat geen goed begin. Afspraken die wij met elkaar maken over wetgeving, moeten wij niet op het laatste moment tenietdoen. Als voorzitter van de Kamer stel ik voor om het verzoek van de commissie niet in te willigen en het wetsvoorstel morgen te behandelen.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

Voorzitter. Ik begrijp uw argument, maar de GroenLinks-fractie heeft verzocht om uitstel omdat het kabinet onvoldoende informatie heeft verstrekt voor de behandeling. De bijbehorende beleidsvisie hebben wij niet.

De voorzitter:

Ik heb te maken met de commissie, waarbij ik constateer dat deze het wetsvoorstel rijp voor plenaire behandeling heeft verklaard. Dat is de gang van zaken.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Daar heeft u zonder meer gelijk in, voorzitter. In aanwezigheid van een groot deel van de woordvoerders heeft de commissie op basis van een aantal inhoudelijke gronden een afweging gemaakt, omdat nog een ander overleg tussen de minister en de commissie is voorzien op een wat later moment. Na weging van de argumenten is door de commissie besloten dat het met het oog op een goede inhoudelijke behandeling beter is om eerst het algemeen overleg te doen plaatsvinden over de ziekenhuizen en om het onderhavige debat zo snel mogelijk daarna te voeren. Ik begrijp uw positie als voorzitter van deze Kamer, maar waar de argumentatie van de woordvoerders een inhoudelijke is, wordt het wat lastig als diezelfde woordvoerders morgen genoopt worden om ondanks hun inhoudelijke bezwaren, het debat met de minister aan te gaan, nog los van het feit dat nog een nader stuk voorzien zou kunnen worden dat het debat verder kan helpen.

Mevrouw Kant (SP):

De argumentatie die aan het verzoek ten grondslag ligt, houdt in dat de fracties eerst willen weten wat de plannen zijn alvorens de instrumenten om een en ander te realiseren hier te bespreken. Wij weten bijvoorbeeld nog niet wat het kabinet wil ten aanzien van de positie van kleine ziekenhuizen. Omstandigheden kunnen na een verzoek van de commissie om een wetsvoorstel te behandelen, dusdanig zijn dat die commissie van gedachten verandert.

De heer Weekers (VVD):

Voorzitter. In de procedurevergadering zijn er argumenten gewisseld. Dat heeft geleid tot de conclusie dat een belangrijk deel van de commissie – de VVD-fractie behoort tot dat deel – vindt dat het debat morgen gewoon kan doorgaan, terwijl een ander deel vindt dat het morgen niet kan worden gehouden. Wij zullen dan ook uw voorstel steunen, voorzitter.

De heer Buijs (CDA):

Voorzitter. U heeft het haarscherp geformuleerd. Wij zullen uw voorstel steunen. Wat betreft de inhoudelijke behandeling wijs ik erop dat wij hetzelfde proces met de WEZ, de voorganger van dit wetsvoorstel, meegemaakt hebben. Het standpunt van de Tweede Kamer over de kleine ziekenhuizen is uitgebreid bekend. Het is naar onze mening dan ook geen argument om het debat uit te stellen. Derhalve: morgen behandelen.

Mevrouw Arib (PvdA):

Voorzitter. Ik sta met verbazing te luisteren naar de heer Weekers, omdat wij gewoon in de commissie hebben gestemd. Het ging dus niet alleen om het wisselen van argumenten maar ook om een meerderheidsstandpunt van de commissie. Wat de heer Weekers nu schetst, is geen eerlijke weergave van de uitkomst van het proceduredebat in de commissie. Voor ons is een extra argument dat behandeling van het wetsvoorstel na het debat over de kleine ziekenhuizen geen enkele consequentie heeft ten aanzien van de technische en praktische uitvoering. Wij steunen het voorstel van mevrouw Kant.

De heer Nawijn (LPF):

Voorzitter. Ik was niet aanwezig bij genoemde commissievergadering en heb dus ook niet meegestemd. Overigens merk ik op dat waar de positie van kleine ziekenhuizen mijn fractie zeer ter harte gaat, wij er heel graag verder over willen praten. Ik heb er begrip voor dat de agenda van de Tweede Kamer vaststaat. Ik vraag mij wel af of het niet mogelijk is om de positie van de kleine ziekenhuizen morgen in het debat in te brengen. Ik sta er dus eigenlijk een beetje tussenin. Ik laat mij dan ook graag overtuigen. Als ik de verschillende meningen hier zo beluister, heb ik overigens wel de indruk dat mijn fractie de doorslag gaat geven.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Voorzitter. Ook wij zijn voor uitstel, juist omdat het aspect tijdsdruk niet aan de orde is. Voor het overige meen ik dat, wanneer het niet aan de commissie is om wel of niet te besluiten over uitstel, wij ons als commissie voortaan daarmee niet meer bezig moeten houden. Het is namelijk toch een beetje raar als wij in de commissie besluiten tot uitstel en wij hier vervolgens te horen krijgen dat wij er niet over mogen besluiten.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Ook mijn fractie was niet aanwezig in de extra procedurevergadering omdat mijn aanwezigheid in onze eigen fractievergadering gewenst was. Wij hebben dus niet voor of tegen kunnen stemmen. Uw argumenten zijn zeer valide, maar inhoudelijke overwegingen kunnen daarop inbreken. Een tussenoplossing zou kunnen zijn dat wij morgen de plenaire behandeling aanvangen; als de inhoudelijke argumenten van hen die er bezwaar tegen hadden om het debat aan te vangen, dan zoveel kracht hebben in dat debat, is het aan de vergadering op dat moment u voor te stellen de beraadslaging op te schorten. Dat is een tussenvoorstel, dat niet mijn eerste voorkeur heeft, maar dat wellicht wel alle belangen kan dienen.

De voorzitter:

Zoals vaker het geval is geweest, kan ik de heer Van der Vlies danken voor zijn constructieve tussenoplossing. Ik neem zijn voorstel graag over. Dat wil zeggen dat wij rekening houden met de mogelijkheid dat het wetsvoorstel morgen niet volledig behandeld zal worden, maar dat in ieder geval wel de eerste termijn gehouden wordt.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Deze optie is natuurlijk ook besproken in de procedurevergadering, maar is om dezelfde inhoudelijke argumenten verworpen. Dit voorstel betekent in feite dat gewoon de Kameragenda wordt gevolgd omdat onofficieel allang bekend is dat de behandeling geschorst zal worden en dat de minister waarschijnlijk een nota van wijziging zal indienen. De commissie heeft in meerderheid besloten dat dit geen juiste gang van zaken is. Zij wil voor de behandeling van het wetsvoorstel duidelijkheid over de positie van kleine ziekenhuizen.

De voorzitter:

Ik sluit de discussie over dit onderwerp. Ik heb uiteraard respect voor de inhoudelijke besluitvorming in commissies, maar ik ben ook verantwoordelijk voor het verloop van het totale wetgevingsproces. Ik heb er grote bezwaren tegen om direct na het zomerreces van acht weken een groot deel van een dag niet te vergaderen. Ik blijf bij mijn voorstel om het verzoek van de commissie niet in te willigen.

Ik zie dat mevrouw Kant hierover stemming verlangt. Ik constateer dat geen andere leden bij deze regeling het woord willen voeren. Ik stel voor om de vergadering nu te schorsen en daarna over mijn voorstel te stemmen. In de schorsing kunnen de leden het nieuw beëdigde lid mevrouw Jonker feliciteren.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Voordat ik de vergadering schors, heet ik een delegatie van het Noorse parlement welkom die te gast is bij mevrouw De Pater-van der Meer en mij. "A hearty welcome to the delegation of the Norwegian Parliament."

(Applaus)

De vergadering wordt van 15.26 uur tot 15.38 uur geschorst.

In stemming komt het voorstel van de voorzitter om het wetsvoorstel Wet toelating zorginstellingen (27659) morgenmiddag plenair te behandelen.

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, de SGP, het CDA en de LPF voor het voorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik schors de vergadering tot 16.00 uur, het moment waarop het debat zal aanvangen over het rapport van de commissie-Blok.

De vergadering wordt van 15.40 uur tot 16.00 uur geschorst.

Naar boven