Aan de orde is het debat over de opvolging van de Nederlandse eurocommissaris.

De voorzitter:

Ik maak u erop attent dat de minister-president, gezien zijn verplichtingen hedenavond, uiterlijk om zeven uur moet vertrekken. Moge ik u vragen daar met mij rekening mee te houden?

De heer Bos (PvdA):

Voorzitter. Dat moet makkelijk lukken voor zeven uur vanavond. Wij hebben tenslotte een heel simpele vraag aan de minister-president, waarop een heel simpel antwoord zou kunnen voldoen.

Waarom voeren wij dit debat vandaag? Er is de afgelopen weken, maanden en jaren veel over gesproken door politici. Ik en vele anderen die hier vandaag aanwezig zijn, hebben geroepen dat het over moet zijn met beslissingen in achterkamertjes als die ook in de openbaarheid genomen kunnen worden. Dat gepraat is ons menens. Ik weet niet of men het gevolgd heeft. Ik heb echter in de afgelopen weken op de televisie talloze politici voorbij zien trekken die allemaal zeer vrome woorden spraken over wat zij geleerd zeiden te hebben van de politieke gebeurtenissen in het jaar 2002: de opkomst van Pim Fortuyn en de LPF.

Wij weten allemaal welke thema's daaraan ten grondslag lagen. Iedereen is het erover eens dat in ieder geval een van die thema's is dat het democratisch gehalte van Nederland te wensen overlaat, dat te veel beslissingen in achterkamertjes genomen worden en dat te vaak het partijlidmaatschap van iemand bepalend lijkt te zijn in plaats van wat hij of zij op een bepaalde functie te bieden heeft. Het verdient dus de aanbeveling om een aantal procedures open te breken. Vandaag hebben wij een kans om te laten zien dat het niet slechts vrome woorden waren. Ik doel dan ook op politici van CDA en VVD. Die heb ik daar in de afgelopen weken van alles over horen zeggen. Vandaag hebben wij een kans om te laten zien dat het ons menens is. Wij kunnen een procedure concreet veranderen, namelijk de procedure die ten grondslag ligt aan de vraag hoe wij besluiten wie de heer Bolkestein opvolgt als Nederlandse eurocommissaris in Brussel.

Ik wil de procedure niet alleen veranderen omdat het goed is voor het democratische gehalte daarvan. Ik doe het ook vanwege Europa. Ik verdedig dan ook de stelling dat niet alleen Europa, maar ook Nederland beter af is met een Nederlander in de Commissie die zijn of haar positie niet aan een onduidelijke afweging in een achterkamer te danken heeft of aan zijn of haar partijlidmaatschap. Het moet gaan om iemand die gezegevierd heeft in een openbaar debat, waarin hij of zij bewezen heeft de beste kwaliteiten te hebben om die functie uit te oefenen. Als zo'n nieuwe Nederlandse eurocommissa ris kan bogen op brede steun van de Kamer, verkregen in een openbaar debat met andere kandidaten, zal dat haar of zijn positie in Brussel versterken. Daarmee wordt ook de Nederlandse positie binnen de Commissie en de positie van de Commissie tegenover de Europese Raad versterkt.

Laat het duidelijk zijn. Ik sta hier vandaag niet om een PvdA-kandidaat te bepleiten voor de opvolging van Bolkestein, hoe graag ik dat ook zou willen. Wij hebben een goede kandidaat. Ik kan van alles vertellen in antwoord op de vraag waarom Rick van der Ploeg de meest geschikte kandidaat is. Dat is echter niet de inzet van het debat. Vandaag hebben wij een gouden kans om het democratisch gehalte te verhogen van de manier waarop wij tot dit soort beslissingen komen. Wij leveren zo een bescheiden bijdrage aan het op gang brengen van een debat over Europa in Nederland.

Wij kunnen op deze wijze het Europees bewustzijn van de Nederlanders verhogen. Dat kan niet als op onduidelijke gronden iemand naar Brussel wordt afgevaardigd waarvan wij niet weten wat hij of zij met Europa wil. Dat kan wel door kandidaten te vragen naar hun visie op Europa en deze kandidaten te vragen waarvoor zij zich inzetten als commissaris. Wij moeten deze mensen vragen om die visie in de Kamer, ten overstaan van ons allemaal, te verdedigen. Rick van der Ploeg heeft dat gedaan door een brief te sturen over wat hij wil betekenen voor Nederland en Europa als hij de vacature mag vervullen. Hij heeft helaas tot op vandaag geen antwoord gekregen op die brief. Ik begrijp uit de pers dat ook mevrouw Kroes namens de VVD kandidaat is. Dat is fantastisch nieuws. Dit is een kandidaat van niveau met geweldige ervaring. Wij weten echter niet wat zij wil met Europa en wat zij wil doen als opvolgster van Frits Bolkestein. Ik nodig haar uit, via de heer Van Aartsen, om dat hier uit te komen leggen. Ik begrijp ook dat de heer Ruding en misschien zelfs de heer Veerman kandidaat zijn om de heer Bolkestein op te volgen. Misschien geldt dat ook voor de heer Verhagen, aangezien die niet aanwezig is. Het zijn allen mensen met geweldige kwaliteiten. Wij weten echter niet wat zij met Europa willen en wat zij met het Nederlandse belang in Europa willen als zij op de stoel van Bolkestein komen te zitten. Het zijn mensen met kwaliteiten. Ik heb daarin ook vertrouwen. Zij moeten op hun beurt erop vertrouwen dat de kwaliteit van de procedure en de uitkomst daarvan wordt verhoogd als zij ons laten weten waarom zij denken de meest geschikte kandidaat te zijn. Zij moeten daarover het debat met ons aangaan.

De heer Dittrich (D66):

Ik heb niet helemaal helder hoe de Partij van de Arbeid de procedure ziet. Moet het kabinet een aantal kandidaten voordragen aan de Kamer, die dan vervolgens hier bevraagd worden? Dat is het voorstel van D66, dat ik zo zal toelichten. Of moeten kandidaten zich als het ware bij de Kamer melden, zodat wij op basis van een groslijst tot een selectie kunnen komen? Hoe ziet hij dat?

De heer Bos (PvdA):

Ik kan mij verschillende varianten voorstellen. Het lijkt mij dat de uitkomst zal moeten zijn dat een beperkt aantal kandidaten overblijft, waarna de Kamer met hen kan discussiëren, enigszins conform de procedure om te komen tot een aanbeveling voor het voorzitterschap van de Kamer. Op basis daarvan kan de Kamer een voorkeursvolgorde adviseren, waarmee de regering op pad wordt gestuurd.

De heer Dittrich (D66):

De heer Bos sluit dus niet uit dat de regering een aantal kandidaten aan de Kamer voordraagt en dat de Kamer vervolgens met hen gaat debatteren?

De heer Bos (PvdA):

Ik erken de noodzaak om, indien er tientallen kandidaten zouden zijn, ergens in het proces een schifting en selectie te laten plaatsvinden. Het zou al een enorme winst zijn als die schifting door het kabinet wordt gedaan, waarbij zou moeten worden gelet op een goede afspiegeling. Daarbij denk ik bijvoorbeeld aan de politieke voorkeuren en de man-vrouwverhouding.

De heer Dittrich (D66):

Waarom noemt de heer Bos niet het selectiecriterium "de visie op Europa"? Het gaat toch om wat iemand met Europa wil?

De heer Bos (PvdA):

Zeker, op dat punt ben ik het niet met de heer Dittrich oneens.

De heer Van Dijk (CDA):

De heer Bos stelt voor om in deze Kamer een soort beauty-contest te houden: wie moet er namens Nederland worden afgevaardigd naar de Europese Commissie? De afgelopen decennia is daar nooit op deze manier over gesproken; het is volstrekt nieuw. Waarom brengt de heer Bos dit punt nu naar voren? Is de positie van de Europese Commissie ten opzichte van de nationale parlementen veranderd? Zijn er ervaringen in andere landen op basis waarvan de heer Bos dit een goede methode vindt? Zijn er wellicht andere redenen op grond waarvan hij het noodzakelijk vindt om dit nu zo te doen?

De heer Bos (PvdA):

Ik begrijp dat de CDA-fractie ervan schrikt als er iets nieuws wordt voorgesteld, maar soms zijn daarvoor goede redenen. Ten eerste probeer ik – ook collega Verhagen heb ik dit vaak horen zeggen – iets te leren van wat er zich in Nederland de afgelopen jaren in politieke zin heeft afgespeeld. Een van de lessen die ik daaruit meen te kunnen trekken, is dat er – dat is niet geheel onterecht – een enorme onvrede bestaat bij grote delen van de bevolking. Zij mogen eens in de vier jaar hun stem uitbrengen en vervolgens zijn er vier jaar lang alleen maar benoemingen. Er zijn talloze andere momenten waarop kiezers de mogelijkheid zouden kunnen – wat mij betreft: zouden moeten – krijgen om direct hun stem uit brengen, bijvoorbeeld op dit type functionarissen. Op basis van dezelfde argumenten wordt in de Kamer gesproken over een ander type kiesstelsel en een andere manier om tot een burgemeesterskeuze te komen.

Mijn tweede reden heb ik zonet al gegeven. De scepsis over Europa neemt alom toe. Voor veel mensen is Europa anoniem. Zowel de scepsis over als de anonimiteit van Europa zal alleen maar toenemen als wij doorgaan met het regelen van belangrijke Europese benoemingen in achterkamers zonder dat mensen zicht hebben op de reden waarom de ene persoon wel en de ander niet wordt voorgedragen. Wij moeten duidelijk maken wat wij als Nederland belangrijk vinden: welke visie op Europa ligt eraan ten grondslag? Als je Europa levend wilt maken voor de mensen, moet eerst het debat levend worden. Dat kan alleen door hier vlees en bloed voor de microfoon te laten staan en de kandidaten uit te dagen om hun visie te geven, zodat Europa een gezicht krijgt.

De voorzitter:

Mijnheer Van Dijk, u hebt een uitgebreid antwoord gekregen. U hebt nog één vraag?

De heer Van Dijk (CDA):

Misschien nog wel meer.

De voorzitter:

U mag nu nog één vraag stellen; kort graag.

De heer Van Dijk (CDA):

Staat het voorstel van de heer Bos niet haaks op de bepaling in het verdrag dat een persoon die lid wordt van de Europese Commissie, geen nationaal mandaat mag hebben van de regering of het parlement? Als hier iemand komt te staan die door de Tweede Kamer wordt afgevaardigd, wordt de suggestie gewekt dat die persoon met een mandaat in de Commissie komt te zitten. Sommige kandidaten hebben dit punt naar voren gebracht in een aantal krantenartikelen. Vindt de heer Bos niet dat zijn voorstel strijdig is met het verdrag?

De heer Bos (PvdA):

Ik denk niet dat er strijdigheid is met het verdrag. In discussies over de Europese grondwet is in deze Kamer gesproken over of het belangrijk is dat elk land een eigen commissaris heeft in de Commissie. De meningen waren daarover verdeeld. Sommigen vonden het in het nationaal belang om iemand in de Commissie te hebben, terwijl anderen daarvan minder overtuigd waren. Daarnaast speelt het argument een rol dat de manier waarop een commissaris in Brussel moet functioneren, natuurlijk niet hier wordt veranderd. Die manier van functioneren is vastgelegd in het verdrag. Daarin staat hoe een commissaris zich dient op te stellen en welke belangen hij dient mee te wegen, maar dat ontslaat ons toch niet van de plicht om ervoor te zorgen dat de beste persoon daar terecht komt? Het is dan toch heel normaal om eerst aan de regering te vragen waar zij op let als zij iemand zoekt en wat haar profielschets is? Vervolgens gaat het om de vraag waarom de regering voor meneer A kiest, maar niet voor mevrouw B. Het lijkt mij dat dit op geen enkele wijze strijdig is met wat er op grond van het verdrag van een commissaris wordt verlangd. Integendeel, ik denk dat dit de kwaliteit van de keuze zal verhogen.

De heer Eerdmans (LPF):

Ik kan uw pleidooi tegen de koehandel met EU-posten goed volgen. Er zijn echter meer topfuncties in de Wereld die door Nederlanders worden vervuld. De heer Lubbers, bijvoorbeeld, zit bij de VN en wij hebben de heer Melkert uitgezwaaid richting te Wereldbank. Hoe staat u er tegenover om ook daarbij te kiezen voor een veel meer openbare en transparante procedure? U hebt jarenlang aan dezelfde koehandel meegedaan.

De heer Bos (PvdA):

Die vraag is mij een jaar geleden ook gesteld toen ik in debat was met de heer Zalm, tijdens de formatie. Ook toen heb ik gezegd dat ik het mij zeer goed kan voorstellen dat het openbreken van dit soort procedures niet beperkt blijft tot de benoeming van eurocommissarissen, maar dat wij met elkaar een inventarisatie maken van andere functies waarvoor dit ook zou kunnen gelden.

De heer Van der Staaij (SGP):

U sprak zojuist over de onvrede aan het ongedaan maken waarvan u met uw voorstel een bijdrage wilt leveren. Hebt u het meegemaakt dat heel veel burgers die u hebt bezocht, juist over dit thema zeiden: mijnheer Bos, waar ik nu van wakker lig, is de wijze waarop de eurocommissaris wordt aangesteld?

De heer Bos (PvdA):

Ik weet dat er enquêtes zijn gehouden en onderzoeken zijn gedaan waarin concreet die vraag is gesteld. De meerderheid van de Nederlanders zou het een volstrekt normale zaak vinden als zo'n beslissing niet in een achterkamer tot stand kwam, maar dat in alle openbaarheid zowel over de vereisten voor de functie als over de kwaliteiten van de persoon werd gediscussieerd. Ik zou het argument echter wat breder willen trekken. Ik denk dat dit één onderdeel is van een bredere exercitie die wij met elkaar ondernemen om te proberen het democratische gehalte van Nederland te versterken. Niet voor niets zeg ik dat het niet alleen gaat om de manier waarover wij over de opvolging van Frits Bolkestein beslissen; het gaat ook om de vraag hoe wij omgaan met burgemeesters en met het kiesstelsel. In navolging van de heer Eerdmans zeg ik dat ik het mij kan voorstellen dat het ook nog om een aantal andere functies zal gaan.

De heer Van der Staaij (SGP):

U trekt een parallel met het debat over de burgemeester. Daarin gaat het er echter om dat de burger geërgerd zou zijn als hij niet zelf rechtstreeks invloed kan uitoefenen op de benoeming. Is in uw visie de betrokkenheid van de Kamer een tussenstap, terwijl eigenlijk de burgers over de benoeming van een eurocommissaris zouden moeten kunnen stemmen, het liefst bij referendum? Of is dat hierbij niet aan de orde?

De heer Bos (PvdA):

Op dit moment zou dat niet meer te realiseren zijn. Er zit dan ook een forse dosis pragmatiek in mijn voorstel om, gelet op de tijd en de mogelijkheden die wij hebben, op dit moment te kiezen voor wat u zou kunnen zien als een "second best" oplossing, namelijk het houden van een debat in openbaarheid en het komen tot een voordracht hier in de Kamer. Ik sta open voor de bredere benadering die de heer Eerdmans koos. Het gaat niet alleen om de vraag of de burger meer te zeggen zou moeten hebben bij de benoeming in bepaalde functies, maar ook om de vraag op welke manier dat moet gebeuren, bijvoorbeeld door directe verkiezing, referendum of discussie in de Kamer. Dit zijn allemaal opties en laten wij die maar eens principieel met elkaar bediscussiëren.

De heer Slob (ChristenUnie):

Hoe ziet u uw voorstel in het licht van de positie van het Europees Parlement in de procedure? Het toetsen en bevragen van kandidaat-eurocommissarissen is toch nadrukkelijk een verantwoordelijkheid van het Europees Parlement?

De heer Bos (PvdA):

Ja, en mijn voorstel doet daaraan niets af. Ik kan mij echter voorstellen dat uit een Kamerdebat een voordracht door de Kamer volgt met een voorkeursvolgorde van kandidaten. Met die voorkeursvolgorde gaat het kabinet op pad, in eerste instantie in de contacten met de nieuwe of beoogde voorzitter. Als daaruit een concrete voordracht voortkomt, vindt een laatste bevestiging plaats bij het Europees Parlement. Als zou worden afgeweken van die voordracht, moet dat in de openbaarheid plaatsvinden. Dat hoort bij het spel.

Ik vind dat, naast de heer Van der Ploeg, ook mevrouw Kroes, de heer Ruding, de heer Veerman en de heer Verhagen fantastische kandidaten met grote kwaliteiten zijn. Juist vanwege die grote kwaliteiten heb ik er vertouwen in dat, als zij hun visie op Europa hier zouden verdedigen, dit de kwaliteit van de besluitvorming alleen maar ten goede zou komen. Ik doe dus concreet twee voorstellen, waarop ik een reactie van het kabinet zou willen hebben. Ten eerste verzoek ik de minister-president, de profielschets die gehanteerd wordt bij het zoeken naar een goede Nederlandse kandidaat voor de Europese Commissie openbaar te maken, de Kamer daarover te informeren en de Kamer de gelegenheid te geven om daar een debat over te voeren en de profielschets zo nodig bij te stellen. Ten tweede stel ik voor dat de kandidaten of een selectie van kandidaten de mogelijkheid krijgen, zich hier te presenteren en dat de Kamer in staat wordt gesteld om op basis van de profielschets en de kwaliteiten van de kandidaten een advies uit te brengen aan het kabinet over de vraag wie Frits Bolkestein het beste kan opvolgen in Brussel.

Mijn laatste vraag aan de minister-president is – ik vind het beschamend dat dit nog moet langs deze weg – of hij het fatsoen zou kunnen opbrengen om de heer Van der Ploeg antwoord te geven op zijn brief. Die brief was niet alleen aan de minister-president gericht, maar is recentelijk ook nog in uitgebreidere vorm aan de minister van Buitenlandse Zaken gestuurd.

De heer Van Aartsen (VVD):

De heer Van der Ploeg heeft geloof ik aan iedereen geschreven, dus moet hij van iedereen een antwoord hebben. Maar ik wil het over een ander punt hebben. Het is toch belangrijk om de procedure te begrijpen. Er wordt hier een profielschets gemaakt en dan komen al die kandidaten naar de Tweede Kamer? Dit is gewoon een feitelijke vraag, er zit niets achter, kijkt u niet zo.

De heer Bos (PvdA):

Mijnheer Van Aartsen, ik iets achter uw vraag zoeken? Nee. Het is precies zoals u zegt. De logische volgorde lijkt mij dat het kabinet zich eerst een beeld vormt van het profiel en de vereiste kwaliteiten van geschikte kandidaten, misschien inclusief de types, visie op Europa en op de uitoefening van de functie. Dit zal de basis vormen voor de zoektocht naar geschikte kandidaten. Ik kan mij voorstellen dat wij met elkaar over de profielschets in debat gaan en de mogelijkheid hebben om de schets te veranderen. Als wij eenmaal weten wat voor persoon wij willen, dan is de tweede stap dat wij met elkaar tot een procedure komen om de meest geschikte kandidaten waarvan wij of het kabinet vinden dat zij aan de profielschets voldoen hier aan een ondervraging c.q. debat te onderwerpen.

De heer Van Aartsen (VVD):

Betekent dit dat wij als een sollicitatiecommissie van 150 vrouwen en mannen gaan functioneren?

De heer Bos (PvdA):

Ik probeer wederom niets te zoeken achter uw vraag en neem dus aan dat u deze niet denigrerend bedoelt. Ik vergelijk het liever met de manier waarop wij in deze Kamer inmiddels gewend zijn om te komen tot de voordracht voor het Kamervoorzitterschap. Daarbij buigen wij ons ook alle 150 over drie kandidaten die menen dat zij het beste voldoen aan de profielschets. Zo is dat de laatste keer ook gebeurd. Zijn wij dan een sollicitatiecommissie? Ik weet het niet. Ik denk dat wij ons werk serieus nemen en een gedegen advies afgeven op basis van wat nodig is voor de betreffende functie.

De heer Van Aartsen (VVD):

Die procedure begrijp ik, want ik had al het idee dat het daar min of meer op geënt was. Maar ziet u niet enig verschil tussen een commissaris bij de Europese Unie en een Kamervoorzitter?

De heer Bos (PvdA):

Natuurlijk is er verschil. Er zijn veel redenen te noemen waarom het bij het bepalen van wie ons in Brussel gaat vertegenwoordigen misschien nog wel belangrijker en nog essentiëler is om alle mogelijkheden voor democratische mandatering en controle te gebruiken die er maar zijn. Daarvoor is een minstens zo degelijk verhaal te houden als waarmee wij destijds hebben beargumenteerd dat de procedure die leidt tot de voordracht van een kandidaat-Kamervoorzitter gedemocratiseerd moet worden. Daarmee hebben wij goede ervaringen gemaakt en het lijkt mij dat dit ook het geval zou kunnen zijn bij de voordracht voor de opvolging van de heer Bolkestein.

De heer Van Dijk (CDA):

Voorzitter. Ik denk dat het goed is om even helder te maken op welke manier de Commissie op dit moment wordt samengesteld en welke procedure men daarvoor voor ogen heeft. Wij hebben van 10 tot en met 13 juni verkiezingen voor het Europees Parlement. Daarna zal op basis van de uitslag gekomen worden tot een voorzitter van de Europese Commissie. Die stelt een keurig werkprogramma op. Daarvoor moet hij de goedkeuring van het Europees Parlement hebben. Daarna wordt de rest van de ploeg gekozen. Met de gekozen personen worden hoorzittingen gehouden in het Europees Parlement. Een commissie van het Europees Parlement ondervraagt iedere individuele commissaris uitgebreid over zijn mening over Europa en over het werkterrein waarvoor hij verantwoordelijk wordt. De vraag is of je hetzelfde moet doen op nationaal niveau als je weet dat het op Europees niveau al wordt gedaan. Daarom vinden wij het zeer merkwaardig. Juist nu lijkt of wij onvoldoende vertrouwen hebben in wat op Europees niveau in het Europees Parlement wordt gedaan, waardoor wij het hier dunnetjes over moeten doen of, beter gezegd, al het voorwerk moeten doen. Om die reden hebben wij weinig behoefte aan een procedure op nationaal niveau.

De heer Bos (PvdA):

Met alle respect, maar dit slaat werkelijk nergens op. Kennelijk is de CDA-fractie wel geporteerd voor een procedure waarbij in een achterkamer wordt gekomen tot de voordracht van een persoon. Dat zou geen blijk van wantrouwen in de rol van het Europees Parlement zijn!

De heer Van Dijk (CDA):

Nee, omdat duidelijk is dat uiteindelijk het Europees Parlement kan bepalen of de Commissie al dan niet goed is.

De heer Bos (PvdA):

Dat doet toch helemaal niets af aan het feit dat u de heer Ruding of de heer Veerman voorstelt als de beste kandidaat? Het enige verschil tussen u en mij is dat ik wil dat dit in de openbaarheid plaatsvindt en u niet. Onze waardering van de rol van het Europees Parlement is precies hetzelfde.

De heer Van Dijk (CDA):

Nee. U haalt twee dingen door elkaar. In de eerste plaats is de eurocommissaris verantwoording verschuldigd aan het Europees Parlement. Wij houden hier ook geen hoorzittingen over de persoon die uiteindelijk gedeputeerde in een provincie wordt. Wij houden op provinciaal niveau ook geen hoorzittingen met de persoon die uiteindelijk minister wordt. Wij moeten dat houden op ieder verantwoordelijkheids- en democratisch niveau. Ik zie dat u af en toe uw handen ten hemel heft. Ik kan mij dat voorstellen, want dat doe ik ook wel eens.

De heer Eerdmans (LPF):

De commissaris van Gelderland vertegenwoordigt niet het Nederlands belang in Gelderland. Wat is dit nu voor een vergelijking?

De heer Van Dijk (CDA):

Dat is juist het cruciale argument in de argumentatie die niet klopt. De eurocommissaris vertegenwoordigt niet de belangen van Nederland binnen de Europese Commissie. Als ik u was, zou ik het verdrag er nog eens op naslaan. U ziet dan heel duidelijk staan dat ieder land één lid naar de Commissie mag afvaardigen en dat dit lid geen instructie mag hebben van een nationale regering dan wel van een nationaal lichaam. Dat lid verdedigt dus niet de belangen van een lidstaat op Europees niveau.

De heer Eerdmans (LPF):

Ik mag hopen dat Nederland wel in staat is om zijn vertegenwoordiger daar te kiezen. Dat doet u ook, zij het in een achterkamertje. De heer Bos en ik stellen voor om het hier te doen. Het is namelijk wel onze man in Brussel. Als u dat ontkent, moet ú het verdrag er nog maar eens op naslaan.

De heer Van Dijk (CDA):

Een eurocommissaris wordt namens de Nederlandse regering afgevaardigd naar de Europese Commissie. Hij of zij is verantwoording verschuldigd aan het Europees Parlement. Op die plek moet hij of zij dus bewijzen of hij of zij het al dan niet goed kan.

De heer Eerdmans (LPF):

Niemand beweert dat de man of vrouw aldaar moet worden gecontroleerd. Wij willen alleen dat die man of vrouw op democratische manier wordt verkozen. U wilt dat niet.

De heer Van Dijk (CDA):

Dan kom ik op het tweede punt dat ik eigenlijk eerder al naar voren heb gebracht.

De heer Dittrich (D66):

Mag ik een vraag stellen over wat de heer Van Dijk net heeft gezegd voordat hij hiertoe overgaat? Vindt hij niet dat het juist belangrijk is dat de procedure wordt veranderd en opgebroken, juist nu het gaat om een eurocommissaris die niet Nederlandse belangen, maar het Europese belang vertegenwoordigt? Dan hebben de Tweede Kamer en het Europees Parlement hier zeggenschap over.

De voorzitter:

Ik verzoek de heer Van Dijk om eerst op deze vraag te reageren en vervolgens op die van de heer Eerdmans.

De heer Van Dijk (CDA):

Wat ons betreft is het buitengewoon helder dat je dingen niet dubbel moet doen. De afvaardiging van een eurocommissaris is niet op nationaal, maar op Europees niveau democratisch gelegitimeerd. Om die reden vinden wij dat de discussie op dat niveau moet worden gevoerd en niet op nationaal niveau.

De heer Bos (PvdA):

Als u dat echt vindt, waarom vindt u het dan ook zo belangrijk dat die persoon een CDA'er is?

De heer Van Dijk (CDA):

Hebt u van mij gehoord dat het per se iemand van het CDA zou moeten zijn?

De heer Bos (PvdA):

Dan stel ik de vraag anders, vindt u dat het net zo goed iemand van een andere partij zou kunnen zijn?

De heer Van Dijk (CDA):

Het zou inderdaad net zo goed iemand van een andere partij kunnen zijn.

De heer Bos (PvdA):

Het CDA legt dus op geen enkele manier een claim op deze post?

De heer Van Dijk (CDA):

U weet net zo goed als ik dat er bij de kabinetsformatie alleen is afgesproken...

De heer Bos (PvdA):

Ik vraag niet naar een afspraak, ik vraag gewoon heel concreet of het CDA inderdaad op geen enkele manier een claim op deze post legt.

De heer Van Dijk (CDA):

Wij hebben op dit moment geen claim op deze post.

De heer Bos (PvdA):

En die gaat u ook niet leggen, want u vindt het lidmaatschap van een partij hierbij niet relevant?

De heer Van Dijk (CDA):

Ik kom zo dadelijk nog terug op onze zienswijze.

De heer Bos (PvdA):

Ik zal u er zo nodig aan herinneren.

De heer Van Dijk (CDA):

Prima.

Dan nog een reactie op de vraag van de heer Eerdmans. Een eurocommissaris werkt zonder last of ruggespraak; daar zou de heer Eerdmans het verdrag op na kunnen slaan. Als hij het anders had willen zien, zou hij dat naar voren hebben kunnen brengen in de debatten over de IGC die wij in de Kamer gevoerd hebben.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik ben het met u eens dat een eurocommissaris verantwoording dient af te leggen aan het Europese Parlement. Vindt u dat hij uitspraken van dat parlement zo maar in de wind mag slaan?

De heer Van Dijk (CDA):

Volgens mij is een eurocommissaris verantwoording verschuldigd aan het Europees Parlement, dus mag je ervan uitgaan dat hij ernaar luistert, als de meerderheid van het parlement vindt dat hij iets moet doen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik dacht al dat u dit zou zeggen, want het is een consequente redenering. Nu wil het geval dat eurocommissaris Bolkestein het Europees Parlement heeft geschoffeerd in de kwestie met de Verenigde Staten over de gegevens van passagiers. De uitspraak van het parlement is door eurocommissaris Bolkestein in de wind geslagen. Ik neem aan dat u de regering voorhoudt dat de nieuwe eurocommissaris democratischer gezind moet zijn dan de huidige.

De heer Van Dijk (CDA):

Ik ga ervan uit dat het Europees Parlement deze zaak zelf op een goede manier kan afhandelen en dat het daarvoor niet per se de steun van de Nederlandse regering of van ons nodig heeft. Ik heb mijn standpunt aangegeven: als de meerderheid van het Europees Parlement in een democratisch proces een uitspraak heeft gedaan, dan dient een eurocommissaris zich daarnaar te richten.

Het principiële verschil tussen ons standpunt en datgene wat de heer Bos zojuist naar voren heeft gebracht en wat ik ook in de uitspraken van anderen proef, is dat het er ons om gaat, een goede portefeuille binnen te halen. Wij willen dit niet om ervoor te zorgen dat de Nederlandse belangen zeer sterk verdedigd worden, want dat kan niet, maar een goede, zware portefeuille in Nederlands beheer straalt ook af op Nederland. Dat heeft gewoon een positief effect op de positie van ons land. Dat is het belangrijkste element, wij moeten ervoor zorgen dat wij een goede portefeuille krijgen. Daar zal het in de discussie om gaan en daarna moeten wij bekijken welke persoon erbij past. Daarom leggen wij niet per se een claim van het CDA op de eurocommissaris en eisen wij ook niet dat het iemand van de VVD of überhaupt iemand uit de coalitie wordt. Nee, het gaat om het vinden van de juiste persoon bij de portefeuille die wij graag zouden hebben.

De heer Bos (PvdA):

Prima, ik neem aan dat ook de heer Van Aartsen dit goed gehoord heeft. Maar betekent dit ook dat u vindt dat wij hier in ieder geval mogen praten over de criteria, de profielschets voor een eurocommissaris?

De heer Van Dijk (CDA):

U begint weer aan het verkeerde eind, bij de profielschets voor de persoon. Ik wil praten over de profielschets voor de portefeuille, daarna komt de rest pas.

De heer Bos (PvdA):

Dan stel ik een andere vraag. Hoe zal Nederland de meeste kans hebben om een zo zwaar mogelijke portefeuille in de wacht te slepen? Denkt u dat die kans groot is als niemand in Europa enig idee heeft met welke persoon Nederland op de proppen komt? Of denkt u dat de kans op een zware portefeuille groter wordt naarmate het duidelijker is dat Nederland een aantal kandidaten van groot gewicht en met relevante ervaring heeft?

De heer Van Dijk (CDA):

Maar waarom denkt u dat wij een zeer zware portefeuille zouden kunnen binnenhalen door in een openbaar debat drie of vier personen naar voren te schuiven?

De heer Bos (PvdA):

Ik constateer dat er zich in ieder geval al twee personen publiekelijk gemeld hebben die ik allebei van groot gewicht acht, namelijk mevrouw Kroes en de heer Van der Ploeg. Dat zijn personen met wie je in Europa voor de dag kunt komen. Als Nederland laat zien dat deze personen bereid zijn om deze functie te aanvaarden en dat zij ook op steun van de Kamer kunnen rekenen, vergroot dat naar mijn mening inderdaad de kans dat Nederland een portefeuille krijgt die bij het gewicht van deze personen past.

De heer Van Dijk (CDA):

Wat dat betreft ben ik uw mening absoluut niet toegedaan. Ik denk dat je eerst moet discussiëren over de portefeuille die je wilt binnenhalen en dat je pas daarna moet kijken welke personen ervoor geschikt zijn.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

U zet de wereld op z'n kop. Bij de benoeming van de heer Bolkestein is het andersom gegaan. Er was eerst de naam en daarna zijn binnen de Commissie de portefeuilles verdeeld. Toen was in achterkamertjes een besluit genomen over de heer Bolkestein. Vervolgens kregen wij niet de portefeuille die wij wensten, omdat de heer Bolkestein niet zwaar genoeg werd geacht. Dat was de portefeuille mededinging; die hebben wij toen niet gekregen. Als u eerst over de portefeuille en daarna pas over de persoon wilt discussiëren, heeft u geen enkele garantie dat u een goede portefeuille krijgt en als de persoon in achterkamertjes wordt gekozen, heeft u geen enkel mandaat om een sterke portefeuille te krijgen.

De heer Van Dijk (CDA):

Ik maak ernstig bezwaar tegen het begrip "achterkamertjes". Het is geen achterkamertjespolitiek. De persoon wordt daarna onderworpen aan een hoorzitting in het Europees Parlement. Nogmaals, ik maak ernstig bezwaar tegen dat begrip.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik houd het toch staande. De heer Van Dijk vergeet namelijk steeds dat dit parlement deze regering controleert. Als het gaat om het besluit van deze regering en de voordracht van een kandidaat hebben wij en niet het Europees Parlement deze regering te controleren. U vindt de controlerende taak van deze Kamer blijkbaar helemaal niet belangrijk.

De heer Van Dijk (CDA):

Het is de vraag of je je van tevoren wilt bemoeien met de persoon die men naar voren wil schuiven of dat je moet zeggen dat je de regering altijd nog op het matje kunt roepen als de voordracht je niet bevalt. Die mogelijkheid bestaat altijd nog.

De heer Bos (PvdA):

U houdt toch niet vol dat u zich niet bemoeit met de persoon die voorgedragen wordt? U bemoeit zich er alleen mee op een plek waar niemand het kan volgen. Wij bepleiten dat u zich ermee bemoeit op een plek waar iedereen het wel kan volgen.

Maar ik wil met u meedenken. Stel dat wij doen wat u voorstelt en dat wij eerst onderhandelen om een goede post binnen te halen. Die hebben wij dan op een gegeven moment binnengehaald. Vervolgens moet een persoon worden gezocht bij die post. Vindt u dat dan alsnog over de kandidatuur voor die post, die wij dan al kennen, en de vraag wie daarvoor het meest geschikt is in de openbaarheid – dat wil zeggen hier – gediscussieerd moet worden?

De heer Van Dijk (CDA):

Mijnheer Bos, ik heb aan het begin van mijn betoog aangegeven hoe wij denken over wie waarvoor verantwoordelijk is. Onze visie op die verantwoordelijkheid is dat het Europees Parlement gaat over die benoeming en niet wij als regering. Het is het Europees Parlement. Als u mij vraagt of wij dat hier alsnog in een openbare discussie moeten doen, zeggen wij "nee".

De heer Bos (PvdA):

Het Europees Parlement kiest niet iemand die niet eerst door de Nederlandse regering is voorgedragen. Mijn vraag is of u uw verantwoordelijkheid als volksvertegenwoordiger in het Nederlandse parlement serieus wilt nemen en of u ook in de procedure die u voorstelt, waarbij wij dus al weten om welke post het gaat in Brussel, de keuze van de persoon tot onderwerp wilt maken van een publiek debat in deze Kamer. Ja of nee?

De heer Van Dijk (CDA):

Volgens mij heb ik de heer Bos al drie keer hetzelfde antwoord gegeven.

De heer Bos (PvdA):

Het antwoord is dus "nee". Het blijft dus in de achterkamer...

De heer Van Dijk (CDA):

Volgens mij was ik nog aan het woord. Het antwoord is dat het bij de democratische legitimatie van degene die gekozen wordt of deel zal uitmaken van de Europese Commissie, het aan het Europees Parlement is en niet aan deze Kamer. Wat dat betreft is het antwoord op de vraag van de heer Bos volkomen helder.

De voorzitter:

Mevrouw Halsema mag nog een interruptie plegen en daarna rondt de heer Van Dijk zijn betoog af.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik wil toch de principiële grenzen van het betoog van de heer Van Dijk aftasten. Hij zei zojuist – en dat verbaasde mij – dat de Kamer altijd alsnog protest kan aantekenen als zij het niet eens is met de voordracht van de regering. Het lijkt mij overigens dat je dan echt het Europees Parlement voor de voeten loopt. Als ik hem goed begrijp, betekent het dat als de regering Rick van der Ploeg voordraagt terwijl het CDA liever Ruding had gehad, hij wel bereid is om zich ermee te bemoeien.

De heer Van Dijk (CDA):

Onze visie op deze hele discussie is dat de Nederlandse regering zal komen met een naam, nadat helder is welke portefeuille er uiteindelijk voor Nederland beschikbaar zal zijn. Mochten wij daarover ontevreden zijn, dan staat ons altijd de mogelijkheid open de regering ter verantwoording te roepen, want voor elke daad die de regering doet, kunnen wij de regering op het matje roepen. Daar maakt u vaak genoeg gebruik van en dat kunnen wij dan altijd alsnog doen. Het gaat dus meer om een theoretische mogelijkheid daar gebruik van te maken dan dat wij dit in de praktijk vaak zullen doen.

Mijnheer de voorzitter. Ik kom tot een afronding van mijn betoog. De opdracht die wij aan de regering zouden willen meegeven, is ervoor te zorgen dat zo snel mogelijk geprobeerd wordt een goede en zware portefeuille binnen te halen die voor Nederland van groot belang is. Juist nu, op het moment dat ook de discussie plaatsvindt over de vraag of er clustercommissarissen moeten komen, zouden wij graag zien dat de Nederlandse regering zich ervoor inzet een zware post binnen te halen.

De heer Dittrich (D66):

U bent een groot Europakenner en daarom is mijn vraag aan u: denkt u dat je kunt gaan onderhandelen over een portefeuille zonder daar als land een naam bij te kunnen leveren?

De heer Van Dijk (CDA):

Je kunt altijd met de dan gekozen voorzitter van de Europese Commissie erover discussiëren welke portefeuille je graag zou willen hebben en je kunt daarbij de garantie geven dat je op dat moment een goede persoon voorhanden hebt.

De heer Dittrich (D66):

Dan is het toch logisch dat die voorzitter vraagt: wie is dat dan?

De heer Van Dijk (CDA):

Wat dat betreft is het aan de premier om op dat moment in het onderhandelingsspel te bezien op welke manier hij daar wel of geen namen van mogelijke kandidaten bij naar voren kan brengen.

De heer Dittrich (D66):

Ik kan u één ding verzekeren: als de premier dan zijn mond houdt en te kennen geeft dat hij geen namen gaat noemen, ligt die portefeuille niet binnen handbereik.

De heer Van Dijk (CDA):

Volgens mij wilt u dat hier openlijk over al die namen wordt gesproken. Ik weet niet of al die personen er überhaupt wel belangstelling voor hebben dat openbaar de namen al over tafel gaan. Het is tegelijkertijd een spel waarbij de Nederlandse regering in het overleg met de dan gekozen voorzitter van de Europese Commissie ervoor moet zorgen dat er een goede match ontstaat tussen de persoon en de zware portefeuille die wij graag willen hebben.

De heer Eerdmans (LPF):

Voorzitter. Minister Veerman, Rick van der Ploeg, Neelie Kroes of de heer Onno Ruding: wie gaat het worden? Dat is momenteel de vraag. In november hadden wij een debat hierover en de vraag was: gaat de heer Bolkestein ermee stoppen en, zo ja, gaan wij dat zodanig regelen dat wij tot een openbare sollicitatieprocedure komen rond de komst van zijn opvolger? Dankzij het Staphorstverbond is de betreffende motie van de heer Timmermans en mij afgewezen, zodat de regering niet werd opgedragen een openbare sollicitatieprocedure in te zetten om de opvolging van de heer Bolkestein te regelen. Met dank aan CDA en VVD zijn wij terug bij af en zijn wij weer terug bij de achterkamertjespolitiek.

Ik moest hierbij terugdenken aan de woorden van de heer Verhagen die op de sterfdag van Pim Fortuyn, 6 mei, zei: wij hebben de LPF nog nodig, want het is zo nu en dan goed dat wij bij de les worden gehouden, als het gaat om de woorden van Pim Fortuyn. Ik zou tegen de heer Verhagen en dus ook tegen de heer Van Dijk willen zeggen: let op, wij proberen u vandaag bij de les te houden; val niet in dezelfde valkuil waar u zojuist uit bent gekropen.

Tegen de heer Van Aartsen zou ik willen zeggen: als u zich de nieuwe Pim Fortuyn waant – die indruk ontstaat de laatste tijd een klein beetje – waar blijft u dan vandaag met uw Fortuynistische aanpak? Immers, er is de regentenpolitiek die zich voortzet na de kanonnade tegen de gekozen burgemeester; de commissarissen van de Koningin worden via-via nog steeds benoemd en er is de gedwongen herindeling van Gelderland_ U gaat nu steeds verder weg staan in de zaal. Ik hoop dat dit niet met mijn betoog heeft te maken; misschien staat u net zo ver weg van de Nederlandse burgers. Het is namelijk on-Fortuynistisch wat u laat zien, samen met uw CDA-vrienden. Het is geen Fortuynistische politiek om op deze wijze de opvolging van de heer Bolkestein, via het gekonkel, via de koehandel en via de achterkamertjes, gewoon weer binnen te fietsen in Brussel. Het blijft een spel zonder burgers: vóór u, zonder u. De lijst Fortuyn wil een democratische verkiezing in de Tweede Kamer mogelijk maken tussen de drie kandidaten. Het gaat om een belangrijke EU-post. Ik hoef niet uit te leggen hoe belangrijk deze is en hoe belangrijk Europa wordt. De burger staat er weliswaar zeer ver van af, maar wij weten hoe groot de rol van Europa is en hoe klein de rol van Nederland dreigt te worden in de huidige Europese politiek van de grote landen. Het is van groot belang wie onze nieuwe man of vrouw wordt in Europa.

Begrijp mij niet verkeerd, de mensen die worden genoemd – Onno Ruding, Neelie Kroes – zijn prima mensen. Zij zijn waarschijnlijk zeer geschikt voor de functie, maar laten zij zich presenteren in het Nederlandse parlement; laat er iets te kiezen zijn. Wij willen af van de achterkamertjespolitiek. Achterkamertjespolitiek garandeert immers dat alleen in de eigen gelederen kandidaten worden gevonden en voorgedragen. Dat lijkt mij niet wat Groen van Prinsterer bedoelde met soevereiniteit in eigen kring. De minister-president weet ook dat dit niet zijn bedoeling was. Op die manier wordt er een rare uitleg gegeven aan het begrip soevereiniteit in eigen kring.

Als men geen lid is van CDA, VVD of PvdA, doet men niet mee. Daar komt het op neer. Mijn fractieleider heeft mij vanochtend verteld dat Roelf de Boer, onze zeer gewaardeerde oud-vice-premier, heeft gezegd dat hij misschien wel zou hebben gesolliciteerd naar deze post maar daaraan niet begint omdat het toch geen enkele zin heeft. Hij zei: Ik ben geen lid van de goede partij, ik zit niet bij de partij waar het om draait, ik kan het wel vergeten. Dat is toch geen goede zaak? De ChristenUnie, GroenLinks, de SGP, D66, de SP kunnen fantastische kandidaten hebben, maar die hebben geen enkele kans. Zij mógen simpelweg niet solliciteren. Zij kunnen het wel doen, maar ik heb begrepen dat de heer Van der Ploeg niet eens een antwoord krijgt op zijn brief. Bij voorbaat worden gekwalificeerde kandidaten buiten dit spel gehouden. Ik vind dat een zeer kwalijke gang van zaken.

Als mevrouw Kroes, die mij een goede kandidaat lijkt, zo gekwalificeerd is, waarom zou onze mijnheer De Boer dat dan niet zijn? Dat is ook een prima man voor de portefeuille transport.

Waarom wil de lijst Fortuyn de eurocommissaris kiezen? Allereerst omdat het ónze man in Brussel is. Hij verdedigt weliswaar niet de Nederlandse belangen maar het is wel ónze man in Europa. Op de tweede plaats neemt de kloof tussen de burger en Europa de proportie van de Grand Canyon aan. Het is van belang dat de burgers via de volksvertegenwoordiging meekijken en meepraten over de postenverdeling. Op de derde plaats ben ik van mening dat het volk récht heeft om mee te praten. Uit de laatste enquête "Stem van Nederland" blijkt dat 70% van de Nederlanders juist wil dat de Tweede Kamer de nieuwe EU-commissaris kiest: 61% van de CDA-aanhang en zelfs 69% van de VVD-aanhang vindt dat dit via de Tweede Kamer moet gaan. Ik raad de heer Van Aartsen aan dit soort enquêtes eens te lezen om te zien wat zijn achterban vindt en wil. Die achterban denkt daarover namelijk wel degelijk na in tegenstelling tot u, mijnheer Van Aartsen.

Nederland is druk bezig alles te democratiseren. Er is zelfs een minister aangesteld om de verkiezing van de burgemeester voor te bereiden en misschien wel de verkiezing van de minister-president. Blijft dat een Nederlandse aangelegenheid of gebeurt dat ook richting Europa? Stopt u met handjeklap, minister-president, en wordt de bestuurlijke vernieuwing ook ingeluid in Europa? Dat is mijn hamvraag.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik memoreerde het al even bij interruptie, de aanstelling van de heer Bolkestein vijf jaar geleden was niet anders. Tijdens de formatieonderhandelingen heeft premier Kok een onderonsje gehad met de heer Bolkestein. Gezamenlijk hebben zij besloten dat een van de commissariaten beschikbaar zou moeten komen voor de heer Bolkestein. Zo is het geschied!

Paars is de afgelopen jaren verguisd vanwege zijn achterkamertjespolitiek. Nieuwe politiek zou openheid, openbaarheid, verantwoord etc. betekenen. Het kon niet mooi genoeg worden gezegd. Wij merken er echter weinig van.

De euroscepsis van de heer Bolkestein kennende, zei GroenLinks destijds over zijn aanstelling: "Het is alsof je een vegetariër in een slagerij laat werken." Inmiddels heeft GroenLinks bij het vertrek van de heer Bolkestein de balans opgemaakt. Vanmiddag presenteert Europarlementariër Joost Lagendijk het boekje "De marktmeester van Europa". Hij zal dit vanmiddag aan de heer Bolkestein overhandigen. Als wij terugkijken, kunnen wij duidelijk zijn: de koers van de heer Bolkestein was de onze niet. Die koers was alleen vermarkting: van energie, openbaar vervoer, drinkwater en gezondheidszorg. Geen politieke unie, geen ambities in die richting en de heer Bolkestein was zeer volgzaam ten opzichte van de Verenigde Staten. Hij had geen Europees zelfbewustzijn. Tot slot kenmerkte hij zich door onvoldoende democratische gezindheid. Wij voelen ons, zeg ik mede namens onze Europarlementariërs, geschoffeerd door de wijze waarop de eurocommissaris is omgegaan met de uitwisseling van passagiersgegevens met de Verenigde Staten.

Laat ik duidelijk zijn: de eurocommissaris die wij zouden verkiezen, is een andere. Die heeft een visie op de toekomst van Europa, hij heeft ook aandacht voor een sociaal en groen Europa. Voor die eurocommissaris is internationaal beleid niet alleen internationale handelspolitiek, maar ook mondiale veiligheid. Hij zou wat ons betreft in de Europese Unie een voortrekker moeten zijn op terreinen als het Europese migratiebeleid en de wording van een Europese rechtsstaat.

Voorzitter. Dit soort inhoudelijke criteria zouden wij alleen duidelijk kunnen maken in een openbaar debat waarin de benoeming van de eurocommissaris ter discussie staat. Zeker in het licht van de grote politieke wisselingen en de politieke crises van de afgelopen jaren is de brief ongegeneerd regentesk. Dat wordt nog eens aardig gedemonstreerd met de denigrerende opmerking van de heer Van Dijk dat op het moment waarop je de volksvertegenwoordiging een rol zou laten spelen, het zou gaan om een beauty contest. Mijnheer Van Dijk, wij doen hier wel iets anders.

Wat blijft is dat de ambities van de nieuwe politiek begraven worden op het moment waarop het er werkelijk toe doet en alleen een functie hebben in de retoriek van ongevaarlijke debatten die niet gaan over democratische vernieuwing.

Voorzitter. Het moge duidelijk zijn: ook GroenLinks is een groot voorstander van selectie van meerdere kandidaten door de Tweede Kamer. Wij kunnen ons goed voorstellen dat dat gebeurt op basis van een voordracht door de regering waarbij zij een grove selectie maakt uit een aantal kandidaten. Overigens, zo uniek en nieuw is dat niet, want de Kamer speelt al jarenlang een rol bij de selectieprocedure van de Nationale Ombudsman en de raadsheren van de Hoge Raad.

Wij vinden dat Europa is gediend met de beste vrouw op de beste plaats. Wij kunnen dat alleen beoordelen aan de hand van een openbaar debat op basis van een openbare profielschets. Wij vinden dan ook dat de profielschets openbaar gemaakt moet worden en dat er op basis daarvan een meervoudige voordracht moet zijn. Wij willen de Kamer wel in overweging geven dat ook zonder instemming van de regering het voor haar mogelijk is om hoorzittingen te organiseren met de inmiddels bekende kandidaten. Wij zouden eventueel met een aantal partijen daartoe het initiatief kunnen nemen, maar dat neemt niet weg dat het ons verstandig lijkt dat de Kamer in ieder geval de mogelijkheid aangrijpt om de regering te adviseren, gevraagd of ongevraagd.

Voorzitter. Tot slot: tot dusver ligt er het voorstel om in de nieuwe EU-grondwet de eis op te nemen om elk land drie kandidaten voor te laten dragen voor de commissarisschappen. Inmiddels is bekend dat door Ierland een wijzigingsvoorstel is ingediend om dit ongedaan te maken: niet een meervoudige kandidatuur per land, maar één kandidaat per land. Ik verzoek de regering dringend om in ieder geval voor de toekomst te verzekeren en dus in de grondwet vast te leggen dat er wel degelijk een meervoudige kandidatuur voor de verschillende landen mogelijk zal zijn. Mocht de regering op dit verzoek niet willen ingaan, dan overweeg ik in tweede termijn op dit punt een motie in te dienen.

De heer Van Aartsen (VVD):

Dit is een zeer interessant punt. Daarmee raken wij verder verwijderd van de nationale situatie. Op grond van het Conventieresultaat komen er in de nieuwe situatie namelijk drie kandidaten. De voorzitter van de Commissie kiest.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat staat helemaal niet haaks op de wens die wij hier uiten om het parlement meer bevoegdheden te geven bij de voordracht van de kandidaten. Daar gaat het mij nu om. Natuurlijk kan elk land met de volgorde van de kandidaten zijn voorkeur uitspreken. Daarbij behoort wat mij betreft het nationale parlement een grote rol te spelen.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter. De eurocommissaris is niet een Nederlandse vertegenwoordiger of iemand die het Nederlandse belang in Brussel naar voren brengt; de eurocommissaris is in dienst van het Europese belang. Dat brengt de fractie van D66 ertoe om te zeggen dat de procedure daarom zo openbaar mogelijk moet zijn. Op dat punt sluit ik mij aan bij sommige voorgaande sprekers. Wij zijn er niet voor dat er een afspraak, een deal in besloten kring wordt gemaakt. De procedure moet zoveel mogelijk in de openbaarheid plaatsvinden.

De vraag is wat voor soort eurocommissaris wij graag zien. D66 wil een eurocommissaris die bestuurlijke ervaring en internationale ervaring heeft, die het bedrijfsleven goed kent, die goed bekend is met Europa en die een goede visie heeft op het Europa over 10, 20, 30 jaar. En het moet iemand zijn die heel goed kan samenwerken. Dit zijn een aantal uitgangspunten. Wij zouden graag zien dat die in een profielschets worden opgenomen. Zo'n profielschets moet natuurlijk in de Kamer worden besproken en zij moet die dan ook op voorstel van de regering kunnen goedkeuren.

Wat de fractie van D66 betreft, moet de regering drie kandidaten aan de Tweede Kamer kunnen voordragen. Vervolgens moet er een hoorzitting zijn waarin de Kamer vragen kan stellen aan de kandidaten, maar niet alleen de Tweede Kamer. Wij willen hier bovenop het voorstel doen dat de Nederlandse leden uit het Europees Parlement, zoals in sommige andere vergaderingen gebruikelijk is, in de plenaire zaal aanwezig zijn en ook hun vragen kunnen stellen aan de drie kandidaten. Uiteindelijk wordt hier een van die drie kandidaten gekozen. Als wij weten welke kandidaat de voorkeur heeft van de Tweede Kamer en de aanwezige leden van het Europees Parlement, kunnen de onderhandelingen in Brussel starten over de inhoudelijke portefeuille. Vervolgens vindt de voordracht plaats en komt er in het Europees Parlement nog een procedure overheen waarin aan kandidaten vragen kunnen worden gesteld. Maar dat is een heel logische procedure, want het Europees Parlement kan dan alle kandidaten tegen elkaar afwegen: is dit een goed team, kunnen zij goed met elkaar samenwerken, hoe verhouden die portefeuilles en die personen zich tot elkaar?

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Frits Bolkestein, de man die zijn liberale ideeëngoed ook in Europees verband aan de man wist te brengen, heeft onlangs bekendgemaakt dat hij niet verder wil als eurocommissaris. Tot zover het goede nieuws. Deze Nederlandse eurocommissaris heeft hard gewerkt aan het creëren van één grote economische ruimte waarin voor flankerend sociaal beleid geen plaats meer was. Vandaag praten wij eindelijk over zijn opvolging.

Het vertrek van Bolkestein heeft het debat over de nieuwe Nederlandse commissaris in alle hevigheid doen losbarsten. De twee grootste regeringspartijen hebben elk al een of meer kandidaten uit de eigen gelederen op het oog. In dit schimmenspel worden namen door partijgenoten naar buiten gebracht of gelekt naar de pers. De kleinste regeringspartij, D66, lijkt bij voorbaat uitgeschakeld in die strijd. Nu al krijgt de buitenstaander het idee dat het niet de vraag is of het een kandidaat wordt van het CDA of de VVD, maar slechts wie die kandidaat zal zijn. De kans dat de spreekwoordelijke derde hond, D66, ermee vandoor gaat, is in dit verband uitermate klein. Terwijl iedereen benadrukt dat het Europese-Commissieschap geen politieke maar een bestuurlijke functie is, blijkt de politieke signatuur van de kandidaten wel degelijk van doorslaggevend belang. Wat is de opvatting van de regering? Gaat het hier primair om een bestuurlijke of om een politieke functie? Dat antwoord zal meegewogen moeten worden bij de beoordeling van de kandidaat die de regering naar voren schuift.

Ook uit PvdA-kring heeft zich een kandidaat gemeld. Met de open sollicitatie van oud-staatssecretaris Rick van der Ploeg zou de achterkamertjespolitiek van de regering doorbroken kunnen worden. De hoogleraar economie aan de Europese universiteit van Florence heeft zelfs een sollicitatiebrief van zes kantjes aan de minister van Buitenlandse Zaken, Ben Bot, gestuurd. Te vrezen valt echter dat het hier gaat om een wanhoopspoging. Is de brief, zo vraag ik voor alle zekerheid, in goede orde bij de regering ontvangen en zo ja, dingt deze kandidaat ook mee? Door het partijpolitieke geharrewar zou je haast vergeten welke competenties een Europese commissaris dient te hebben. Niet de politieke kleur van de kandidaat maar de bewezen kwaliteiten, de inhoudelijke vakkenis en de bestuurlijke ervaring dienen centraal te staan. Het kan toch niet zo zijn dat straks de beste kandidaat thuis blijft zitten, omdat een minder gekwalificeerde kandidaat uit de "juiste" politieke partij afkomstig is? Ik vraag de regering daar expliciet op in te gaan.

De SP pleit voor een open procedure, waarbij de Kamer uit kandidaten kan kiezen. VVD en CDA hebben echter al aangegeven hier niets voor te voelen. Zij kiezen er liever voor om in de achterkamer de kandidatuur vast te stellen, waarbij een partijpolitiek handjeklap de uitkomst van deze discussie zal bepalen. Toegegeven, dat past in de traditie van de Europese politiek, maar het verlaagt tegelijkertijd het draagvlak voor die Europese politiek nog verder. De kiezer denkt terecht: het maakt niet uit wat wij ervan denken, ze gaan gewoon hun eigen gang. Ik voorspel dat we op 10 juni opnieuw een dieptepunt in de opkomst zullen beleven. Het motto van deze regering is kennelijk: Europa is best belangrijk, wij regelen het wel voor u. En de kiezer denkt op 10 juni: dan kunnen wij wel thuisblijven.

Bij de onderhandelingen over het Europees grondwettelijk verdrag wordt mogelijk vastgesteld dat lidstaten voortaan drie kandidaten kunnen voordragen, waar op Europees niveau uit gekozen kan worden. Dit zou een aanzienlijke verbetering betekenen ten opzichte van de ondoorzichtigheid waarmee op dit moment kandidaten worden uitgekozen. Wij pleiten ervoor dat de Nederlandse regering zich tijdens het Voorzitterschap van de Europese Unie zal inzetten voor deze mogelijkheid. Tot het moment dat de voordracht van eurocommissarissen slechts beperkt blijft tot één kandidaat, zouden wij het volgende aan de minister-president willen vragen. Is de minister-president bereid om vooruitlopend op de onderhandelingen over het Europees grondwettelijk verdrag drie kandidaten voor te dragen aan het Nederlandse parlement? De benoeming van de Nederlandse eurocommissaris illustreert de gemankeerde Europese democratie. Dank zij het Europese project hebben wij nu geen open debat in het Nederlandse parlement over de verkiezing van een belangrijke internationale functie. Dit maakt de zaak nog triester dan hij al was, als je bedenkt dat het Europarlement ook de bevoegdheid mist om individuele eurocommissarissen naar huis te sturen.

Voorzitter. Een open debat in deze Kamer over de verkiezing van de Nederlandse eurocommissaris is dus op zijn plaats. De aspirant-eurocommissaris zou dan de getrapte goedkeuring van een meerderheid van het Nederlandse volk met zich meedragen. Dat is niet geheel overbodig, als je bedenkt dat de Europese Commissie als geheel in de komende vijf jaar juist op die democratische waarden zou moeten toezien.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Doet hij het of doet hij het niet? Met deze vraag heeft eurocommissaris Bolkestein onze geruime tijd beziggehouden. Hij heeft er op de hem geheel eigen wijze de spanning goed ingehouden, maar wij kennen nu het antwoord. Hij doet het niet. Het blijft daarmee blijft voor deze eurocommissaris bij één termijn in "de mooiste functie die een Nederlander kan doen".

De fractie van de ChristenUnie is blij dat er nu eindelijk duidelijkheid is gekomen. Er deden in de periode van onduidelijkheid allerlei speculaties de ronde, waarbij het er sterk op leek dat de regering ook maar moest afwachten wat er zou komen. Hier zijn nu nieuwe speculaties bijgekomen. De vraag staat nu centraal wie de heer Bolkestein gaat opvolgen.

Hoe interessant die vraag ook is, de fractie van de ChristenUnie ziet in de beantwoording van deze vraag geen rol voor de Tweede Kamer. Wij erkennen bij de procedure die er nu is, de eigenstandige verantwoordelijkheid van de regering als het om de voordracht gaat, evenals de rol van de Raad, de rol van de nieuwe voorzitter van de Europese Commissie en als laatste de stevige rol die het Europese Parlement daarin nu gaat krijgen.

Onze fractie hecht wel aan een transparante wijze van selecteren van personen voor deze functie. Wij roepen de regering op om duidelijk te maken hoe zij dit vanuit de eigen verantwoordelijkheid op een zo transparant mogelijke wijze wil gaan doen. Het gaat er ons uiteindelijk om dat de beste kandidaat geselecteerd wordt. Wie de beste kandidaat is, zal natuurlijk ook afhangen van de portefeuille die voor Nederland beschikbaar zal komen. Partijpolitieke belangen mogen daarom nooit de boventoon voeren. Er mogen ook geen spelletjes rond de Nederlandse kandidaatstelling worden gespeeld. Dat zal onze positie alleen maar schaden.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

U roept de regering op "zo transparant mogelijk" iemand te selecteren. Hoe stelt u zich dat voor als dit in beslotenheid gebeurt?

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik vraag de regering, duidelijk te maken hoe zij de eigen positie verder wil invullen. De regering zal heel goed duidelijk moeten maken hoe zij in dat hele proces haar verantwoordelijkheid oppakt. Dat is wat anders dan iedere discussie over kandidaten voor de Bühne te voeren.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Bent u van mening dat de profielschets openbaar moet worden gemaakt?

De heer Slob (ChristenUnie):

Ja, over de profielschets zal ik zo nog een vraag stellen aan de regering. Wij erkennen de eigenstandige verantwoordelijkheid van de regering in het hele proces. Zij zal transparant moeten maken op welke wijze zij daaraan invulling geeft.

Is al bekend wanneer de Nederlandse regering met haar voordracht komt? Aan welk profiel moet de nieuwe Nederlandse eurocommissaris voldoen? Wordt daarbij rekening gehouden met een bepaalde door Nederland gewenste portefeuille in een uitgebreide Commissie?

In de brief die de minister-president op 23 april 2004 aan de Kamer stuurde, verwijst hij naar elementen in de Europese grondwet die voor de samenstelling van de Europese Commissie van belang kunnen zijn. Waarop doelt de minister-president? In welke gevallen zou dat van invloed zijn op de eerstvolgende Commissie? Geldt dat ook voor de voordracht van drie kandidaten?

In diezelfde brief staat dat kennis en ervaring van de kandidaten een belangrijke rol spelen bij de toewijzing van portefeuilles. Welke mogelijkheden hebben de afzonderlijke lidstaten om hierop te sturen?

Vice-premier Zalm heeft vorige week redelijk stevig te kennen gegeven dat hij het ondenkbaar acht dat een zittende minister naar Brussel vertrekt. Deed hij die uitspraak namens de regering?

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Nu de heer Bolkestein besloten heeft, zich niet beschikbaar te stellen voor een volgende termijn als commissaris is de vraag aan de orde welke kandidaat Nederland nu voordraagt. Wij hebben begrepen dat er van diverse kanten bijzondere belangstelling voor deze functie is geuit. Met name vanuit de fractie van de Partij van de Arbeid is dit debat geëntameerd om nog eens te spreken over de procedure voor de aanstelling. Het is mij opgevallen in het debat dat heel veel gewicht wordt toegekend aan de positie van de eurocommissaris, terwijl juist in de debatten over de totstandkoming van de zogenaamde Europese grondwet het belang van één commissaris per lidstaat door Nederland is gerelativeerd.

Een belangrijke vraag is natuurlijk wie die Nederlandse commissaris wordt. Nederland mag één kandidaat voordragen, dus het luistert nauw. Het debat over de benoeming van deze functionaris heeft wel zijn grenzen door de wettelijke profielschets uit artikel 213 van het EG-verdrag waar staat dat de leden van de Commissie op grond van hun algemene bekwaamheid worden gekozen en alle waarborgen worden geboden voor onafhankelijkheid. Hoe je het ook wendt of keert, deze formulering en de verdere verdragsbepalingen stellen bekwaamheid en onafhankelijkheid op de voorgrond. Dat verdraagt zich evenmin met een partijpolitieke benoeming als met politisering van het debat hierover. Het is in eerste instantie aan de nationale regeringen om een voordracht te doen voor een Nederlandse eurocommissaris en niet aan het Nederlandse parlement. Vervolgens is in het bijzonder een taak weggelegd voor het Europese Parlement in het beoordelen van de kandidaten. Op de voordracht door de Nederlandse regering is, net als met alle voornemens en besluiten, openbare controle achteraf mogelijk. De SGP-fractie ziet geen enkele reden nu vooraf een soort circus op te tuigen die de verantwoordelijkheid van regering en parlement hierin vermengt.

De heer Bos (PvdA):

Denkt u niet dat het schadelijker zou kunnen zijn voor de positie van Nederland in Europa als een voordracht van een Nederlander aan Brussel gedaan wordt en de Kamer achteraf als haar oordeel uitspreekt dat dit niet de beste persoon is? Als de Kamer zich zou willen bemoeien met de keuze die de regering maakt, dan is het toch veel bevorderlijker voor de positie van Nederland in Europa om dat vooraf te doen en niet pas nadat iemand is voorgedragen te zeggen dat je daar eigenlijk niets in zag? Die persoon heeft dan geen gezag meer over.

De heer Van der Staaij (SGP):

Op het voornemen van het kabinet is achteraf controle mogelijk. Het kan allerlei onwenselijke gevolgen hebben als een kandidaat alsnog niet de benodigde steun van het parlement krijgt. Het kabinet kan daarom ook niet zomaar doen wat het goeddunkt. Men zal een goede keuze moeten maken die ook verantwoord kan worden. Als het kabinet door de mand valt op basis van de argumenten, zal het besef er zijn dat men daarmee niet naar het parlement kan.

De heer Bos (PvdA):

Als de druk op die manier op het kabinet staat, is er niets op tegen om het gewoon vooraf te doen. Wij kunnen daar als volwassen mensen een goed gesprek over hebben.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik zie geen enkele reden om op grond van een soort speculatieve onvrede tot verandering in procedures te komen. Verantwoordelijkheden van parlement en regering worden daarbij bovendien vermengd. Ik spreek van speculatieve onvrede omdat een blik op het verleden uitwijst dat er geen ongelukken gebeurd zijn. Wij zijn altijd bereid om veranderingen aan te brengen. Ik zie echter niet in dat met de kandidaten in het verleden zo veel mis is gegaan dat het anders moet.

De heer Bos (PvdA):

Wat is er op tegen?

De heer Van der Staaij (SGP):

Een argument tegen het voorstel is dat het neerkomt op een vermenging van verantwoordelijkheden van regering en parlement. Het is primair de regering die in het geheel van de betrokken verdragsbepalingen de taak en de bevoegdheid heeft om met een voordracht te komen. Het is aan het parlement om dat achteraf te controleren.

De heer Bos (PvdA):

De stelling is dat de regering haar verantwoordelijkheid voor een succesvol onderhandelingsresultaat over een Nederlandse eurocommissaris beter kan waarmaken als men zich vooraf gesteund weet door het Nederlands parlement.

De heer Van der Staaij (SGP):

De stelling is duidelijk. Ik heb aangegeven waarom ik die niet deel. De algemene argumentatie over de achterkamerpolitiek overtuigt mij niet als argument voor verandering. Ik heb erop gewezen dat de ervaringen tot nu toe geen aanleiding geven tot grote onvrede over de gevolgde procedure. De onvrede over Europa wordt niet opgelost door veranderingen in de aanstellingswijze van de Nederlandse eurocommissaris. Ik vind het een typische Haagse oplossing. Alsof het bij de beteugeling van de onvrede helpt als wij er hier een debat aan wijden. Het wordt er misschien leuker op, maar niet beter. Als wij werkelijk iets willen doen aan de onvrede van veel burgers over Europa, moeten wij vooral de subsidiariteit ernstig nemen. Europa moet zich beperken tot de kerntaken. Laat de regering zich hier druk over maken. Laat het parlement er tijdig op toezien. Wij hopen dat bij het bepalen van de nieuwe eurocommissaris rekening wordt gehouden met de grenzen van Europa in inhoudelijke zin.

De heer Eerdmans (LPF):

Ik vraag mij af wat ik moet doen om de heer Van der Staaij te overtuigen om afscheid te nemen van de Staphorster variant. Dan kunnen wij immers de regering opdragen om met een nieuwe procedure te komen. De heer Van der Staaij spreekt van onvrede. Heeft hij kennis genomen van de onvrede in Nederland sinds 2002 over het benoemen van mensen op topfuncties, over de achterkamertjespolitiek, het Torentjesoverleg, het circuit van benoemingen, de koehandel en het elkaar toespelen van baantjes? Vindt ook de heer Van der Staaij niet dat wij daar een keer een streep onder moeten zetten?

De heer Van der Staaij (SGP):

Zeker. Ik kan de heer Eerdmans positief antwoorden. Ik bekijk zeker of dit een aspect is van de onvrede waaraan wij iets moeten doen. Ik heb dan ook gezegd geen burgers tegen te komen die wakker liggen van de aanstellingswijze van de Nederlandse eurocommissaris. Dat is het punt. Wij kunnen de onvrede voor onze karretjes met partijpolitieke wensen willen spannen. Wij moeten daarvoor echter oppassen. De onvrede wordt immers gebruikt voor zaken die wijzelf graag willen realiseren. Vervolgens lopen wij het risico dat het gezien wordt als Haags geneuzel in plaats van als een echte oplossing van de problemen waarmee de burgers kampen. Het inhoudelijke kernpunt is dat Europa geen bevoegdheden moet aantrekken die beter op een nationaal niveau behartigd kunnen worden.

De heer Eerdmans (LPF):

70% van de Nederlanders zegt dat de Tweede Kamer juist wel een eurocommissaris moet kiezen. 80% van de Nederlanders wil een gekozen burgemeester. 70% van de Nederlanders wil een gekozen minister-president en een commissaris van de Koningin. De heer Van der Staaij komt deze mensen misschien niet tegen in de SGP-zaaltjes. Deze mensen zijn er echter wel.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik kom in heel wat zaaltjes van diverse partijpolitieke snit. Het gaat erom niet slechts enquêteresultaten te behandelen zonder de onvrede voldoende te signaleren. Dat is in het verleden ook gebeurd. Indien je vraagt "wie heeft er bezwaar tegen dat wij tot een andere wijze van aanstelling komen van de Nederlandse eurocommissaris?", zeggen veel mensen: daar heb ik geen bezwaar tegen, dat vind ik best. Dat is iets heel anders dan dat er op dit punt werkelijk een diepe onvrede leeft.

De heer Van Aartsen (VVD):

Voorzitter. Ik heb goed geluisterd naar dit debat, zij het dat een aantal van mijn collega's zei: er zit een zekere onrust in je. Dat had te maken met het punt waar de heer Van Dijk ook al op heeft gewezen: hoe zitten de feiten eigenlijk in elkaar? Ik zal mijn verhaal een beetje omdraaien naar aanleiding van de felle aanvallen die op mij zijn gedaan, anticiperend op het betoog dat ik namens mijn fractie zou gaan houden. De heer Eerdmans wijs ik op de soevereiniteit in eigen kring van Kuyper. De minister-president, ik, iedereen krijgt hier vandaag de staatsman die hij of zij verdient.

Ik begin met het eind van mijn betoog. De VVD heeft een vrij heldere positie ingenomen, waarop uiteraard kritiek is. Ik was te onrustig om te turven, maar er is zo'n twaalf keer gesproken over achterkamertjespolitiek, onder anderen door de heer Eerdmans. De heer Bos heeft dat al eerder in een debat hier gedaan; ik heb hem dat ook op de radio horen zeggen. Gezien de positie die de VVD-fractie inneemt, kan haar absoluut geen achterkamertjespolitiek worden verweten. Wij zijn heel duidelijk geweest. Op het moment dat wij hoorden dat de heer Bolkestein niet voor een volgende periode in de Europese Commissie zou opgaan – deze fractie van 28 vrouwen en mannen betreurde dat – hebben wij intern een profiel geschetst. Iets wat de heer Bos ook voorstelde. Vervolgens hebben wij ons afgevraagd: wie zou de beste kandidaat voor de functie zijn? Toen zijn wij uitgekomen bij Neelie Kroes. Niet omdat zij een vrouw is, hoewel dat in de procedure een voordeel zou kunnen zijn; zeker in het licht van het nieuwe verdrag, maar daar gaat het ons niet om. Wij hebben gekozen voor de kandidaat uit onze gelederen die de komende jaren in de Commissie het beste uit de verf kan komen, met de portefeuille die zij daarin zal krijgen. Het zal er veel rauwer aan toegaan dan in de Bolkestein- of Prodi-Commissie.

In het debat wordt steeds gewezen op het Europees Parlement, maar dat is niet de enige actor in het geheel. Er zijn in wezen drie instanties die erover gaan. De Europese regeringen beslissen in de Europese Raad met een gekwalificeerde meerderheid. Het Europees Parlement speelt een belangrijke rol. Verder is er de voorzitter van de Commissie, nadat deze is goedgekeurd door de Europese Raad en het Europees Parlement. Met het veel bekritiseerde zinnetje waarover de heer Bos sprak, had de minister-president dus het grootste gelijk van de vismarkt.

Ik kom bij een onderwerp waarover collega Timmermans vorige week uitvoerig heeft geschreven in een artikel in het Rotterdamse NRC Handelsblad, en waarover de heer Bos ook al heeft gesproken. Op één punt ben ik het zeer met dat artikel van de heer Timmermans eens, te weten waar hij wijst op de grote politisering van de functie van de commissaris. Het is niet een ambtenaar of een functionaris, maar het is inderdaad een politieke figuur. Nederland heeft daarin trouwens ook een traditie, want het ging om socialisten, christen-democraten en in de vorige periode uiteindelijk dan ook eens een liberaal, die een vooraanstaande positie hadden in de Nederlandse politiek. De heer Bos heeft een aantal keren een ander punt genoemd uit dat artikel, namelijk dat de commissaris een beter mandaat zou hebben als deze min of meer door het Nederlandse parlement zou zijn aangewezen. Laat ik het in heldere termen zeggen – daar houdt de heer Eerdmans ook van: dat is gewoon onzin! De commissaris heeft helemaal geen politiek mandaat. Hij is geen verantwoording verschuldigd aan ons en ook niet aan de Nederlandse regering, maar aan het Europees Parlement en aan de voorzitter van de Commissie. Volgens mij moeten wij de feiten tot ons laten doordringen. Bovendien moeten wij geen constitutionele mist over de zaak laten neerdalen. Uiteindelijk helpt ons dat niet veel verder in deze zaak.

Ik begrijp hoe de heer Bos is gekomen tot zijn voorstel voor een procedure. Hij heeft dat ook uitgelegd: het vloeit voort uit de manier waarop wij de voorzitter van onze Kamer kiezen. Het gaat nu echter niet over de voorzitter van de Kamer, maar over de commissaris die door Nederland wordt afgevaardigd, maar die zonder stempel van Nederland zijn of haar werk zal moeten doen. Wij voelen niet voor een charade in dit parlement, want daar zal het uiteindelijk wel toe leiden. Tegen al degenen die het hebben over openheid en die mij enquêtes voorhouden, zeg ik: dat is prachtig en prima, maar kies dan voor de beste kandidaat die er nu is, en dat is mevrouw Kroes. Doe dat dan!

De heer Bos (PvdA):

Het opvallende en wrange is natuurlijk, dat het juist de heer Van Aartsen zelf is geweest die de afgelopen weken en maanden van alle daken heeft geschreeuwd dat hij iets heeft geleerd van de Nederlandse politiek en van de ontevreden burger van de laatste jaren, en dat openheid een van die lessen is. Als de 28 leden van de VVD-fractie met elkaar besluiten wat hun profielschets is en dan vervolgens besluiten dat zij weten wie daar het beste bij past, is er natuurlijk geen sprake van openheid. Als u vindt dat er openheid moet zijn, zeg dan met ons: laten wij in ieder geval die profielschets openbaar maken. Met u zeg ik dan: Neelie Kroes lijkt mij een fantastische kandidaat, maar ik weet niet wat zij met Europa wil. Ik weet niet hoe zij aankijkt tegen de uitoefening van haar functie daar, als zij daar straks zou zitten. Als zij zo goed is als u zegt, kan zij ons dat toch gewoon hier komen uitleggen?

De heer Van Aartsen (VVD):

Dat is een heel interessant idee, maar u zou die keuze nu al kunnen maken. Wij kennen de brief van de heer Van der Ploeg, want die heeft hij aan iedereen toegestuurd. De heer Van der Ploeg was een goede staatssecretaris van cultuur, maar hij heeft natuurlijk niet het statuur van Neelie Kroes, als ik nu even helder mag worden. Ik denk dat het verstandig is om dat hier in alle helderheid dan ook maar te zeggen. Als je weet dat in de Commissie meestal oud-ministers worden benoemd en als u zo overtuigd bent van het feit dat mevrouw Kroes een prima kandidaat is, kunt u veel beter nu al voor haar kiezen. Bovendien moet het voor u en uw fractie toch ook een rol spelen dat zij vrouw is. Laten wij in dit debat de zaak al duidelijk maken. Dat doet u echter niet. Wij krijgen dus een debat en een discussie waarbij u een kandidaat noemt. Wij doen dat ook; de heer Van Bommel noemt een kandidaat, evenals de heer Dittrich en de heer Eerdmans. Wanneer komt de Nederlandse regering dan aan bod in dit debat? Die komt dan waarschijnlijk in augustus, september of oktober eindelijk eens met iemand aanzetten met wie zaken kunnen worden gedaan. Deze discussie veronachtzaamt volgens mij ook de hele procedure zoals deze in Europa plaatsvindt, maar de minister-president zal hierover misschien iets willen zeggen.

De heer Bos (PvdA):

De fractievoorzitter van de VVD heeft een merkwaardig idee van wat een openbaar debat is. Volgens hem houdt een openbaar debat in dat de rest van de Kamer het vooral in alle openbaarheid eens moet zijn met wat de VVD-fractie in beslotenheid kennelijk besloten heeft. Ik kijk daar anders tegenaan. Hoe kan ik beoordelen of Neelie Kroes geschikter is dan Rick van der Ploeg, als wij niet eens met elkaar hebben afgestemd wat wij eigenlijk belangrijk vinden bij een persoon die straks in de Europese Commissie zit? Daar begint het toch mee? Mijn vraag aan de heer Van Aartsen is heel simpel, ongeacht de vraag wat voor voordracht er komt en of wij hier over personen gaan praten met elkaar. Is de heer Van Aartsen het niet met mij eens dat er ten minste een openbaar debat moet komen over de profielschets op basis waarvan vervolgens personen worden gezocht, al dan niet in openbaarheid?

De heer Van Aartsen (VVD):

Ik zal het er ook maar in ronde termen over hebben, want ik heb niet zoveel zin om over dit debat mijnerzijds mist te laten ontstaan. Daar voelen wij niet voor. Wij steunen het kabinet in het voorstel dat is gedaan in de brief. Het kabinet zal op enig moment met een voorstel komen en u weet precies hoe het VVD-smaldeel in het kabinet zich op dat moment ten aanzien van dit vraagstuk zal opstellen. Opener kan het niet. De minister-president moet naar ons oordeel al binnen zeer korte tijd in Europa kunnen weten wie de Nederlandse kandidaat voor de komende Commissie is. Hij moet daarmee kunnen werken. Wij voelen niet voor een dergelijk debat en wij zullen een verzoek daarom ook niet steunen. Ik heb met al die verhalen over vernieuwing veel liever dat de PvdA-fractie de gekozen burgemeester ronduit steunt en de deconstitutionalisering. Ik heb ook liever dat wij op een aantal andere fronten een doorbraak zouden kunnen maken. Zo hebben wij bijvoorbeeld nooit de steun van de PvdA-fractie gehad, althans niet van uw vertegenwoordiger, voor de conclusies die er in de Conventie zijn getrokken ten aanzien van het feit dat een nog veel belangrijker functionaris, de voorzitter van de Commissie, via een heel ingewikkeld proces niet wordt aangewezen en gekozen door het Europees Parlement. Wij hebben dat maanden bepleit en er geen steun voor gekregen.

De heer Bos (PvdA):

Ik denk dat u de andere artikelen van de heer Timmermans ook moet lezen, want deze laatste stellingname berust echt op een misverstand. Laat ik duidelijk zijn: de heer Van Aartsen is gewoon heel eerlijk geweest. Alle mooie frasen van het afgelopen weekeinde over de VVD als partij van de hervorming blijken vooral holle woorden te hebben bevat en wij weten vandaag weer waar wij met de VVD-fractie aan toe zijn. Ik zou nog een vraag willen stellen. De heer Van Aartsen heeft helemaal gelijk als hij zegt: natuurlijk is het niet zo dat een Nederlandse commissaris er met een gericht Nederlands mandaat zit en dat hij een specifiek, formeel ergens vast te leggen Nederlands belang te dienen heeft. Nee, hij zit daar met het Europees belang voor ogen. Er is niemand die dat ontkent. Wij moeten echter ook niet naïef zijn en doen alsof het helemaal niet van belang zou zijn met welk type politieke steun en met welke eigen visie een commissaris daar functioneert. Hoe kan de heer Van Aartsen anders verklaren dat juist zijn fractie er altijd op gestaan heeft dat elk land een eigen vertegenwoordiger in de Commissie heeft? Waarom was het dan zo belangrijk dat ook Nederland een eigen vertegenwoordiger had? Hoe kan de heer Van Aartsen anders verklaren dat de Nederlandse eurocommissaris gewoon uitgenodigd wordt bij onderraden van de ministerraad om deel te nemen aan besluitvorming op Nederlands niveau? Hoe kan de heer Van Aartsen het anders verklaren dat menig minister vaak een telefoontje pleegt met de Nederlandse eurocommissaris om te overleggen hoe men in Europa dit dan wel dat gaat aanpakken? Dat zijn allemaal zaken die niet zouden gebeuren als zijn stelling waar was dat de benoeming van een Nederlandse eurocommissaris van elk politiek belang ontbloot zou zijn.

De heer Van Aartsen (VVD):

Dat heb ik helemaal niet gezegd. Dat is een interpretatie van wat ik heb gezegd die absoluut bezijden de waarheid is en bezijden hetgeen ik daarover heb betoogd. Natuurlijk is een Nederlandse commissaris ook iemand die met het nationale belang in het achterhoofd in Brussel functioneert. Dat is duidelijk. Het gaat mij om de formele feitelijkheid dat een eurocommissaris niet met een politiek mandaat werkt. Daarom kan hij of zij ook in de onderraden en in de ministerraad waar hij of zij komt, zeggen: het is allemaal heel interessant, ik heb het gehoord, maar ik doe het toch anders. Hij of zij is verantwoording verschuldigd aan het Europees Parlement en aan de voorzitter van de Commissie.

De heer Van Bommel (SP):

De heer Van Aartsen laat het argument van een evenwichtige verdeling van functies op internationaal niveau onvermeld, terwijl hij dat op televisie en in de krant wel naar voren heeft gebracht. Hij heeft omstandig verwezen naar allerlei functies die CDA'ers vervullen. Daarmee wekte hij de indruk dat deze functie de VVD toekwam in het kader van de evenwichtige verdeling van internationale functies. Dat argument hoor ik hem vandaag niet gebruiken. Ik nodig hem ertoe uit om dat wel te doen. Daarmee maakt hij namelijk duidelijk dat een van de werkelijke motieven van de VVD-fractie is dat zij haar portie wil hebben als de baantjes verdeeld worden. Als hij vandaag zegt dat het de beste moet zijn en de beste volgens hem Neelie Kroes is, dan spreekt hij de halve waarheid. Hij vindt namelijk eigenlijk dat de functie per definitie bij de VVD terecht moet komen en dat binnen de VVD-fractie Neelie Kroes wellicht de beste kandidaat is.

De heer Van Aartsen (VVD):

Dat laatste is het geval, maar de discussie loopt anders. Natuurlijk hebben wij sinds geruime tijd de brief van de heer Van der Ploeg waarover de heer Bos is begonnen te praten. Ik moet bekennen dat ik hem nog een antwoord moet sturen. Ik bevind mij dus in het gezelschap van de minister-president. Wij weten wat de heer Van der Ploeg wil, want dat heeft hij min of meer opgeschreven. Wij waren daar alleen niet zo van onder de indruk. Laat ik dat in alle helderheid zeggen. Ik weet helemaal niet waar de CDA-fractie aan denkt, aan wie, aan welke man of vrouw. Wij hebben ons afgevraagd wie binnen het Nederlands potentieel de goede vrouw hiervoor was. Ik heb niet zo'n zin om dit debat op uw uitnodiging in alle openheid te voeren of liever gezegd: in lengte te voeren. Wij houden het evenwicht en de balans binnen de coalitie wel in de gaten. Dat is niets nieuws; dat is normaal. Het is goed dat wij daar ook maar eens in alle openheid over spreken. Als wij dat doen, constateren wij dat de christen-democraten een redelijke vinger in de pap hebben.

De heer Van Bommel (SP):

Dat is absoluut waar, maar het is volstrekt irrelevant aangezien het gaat om een orgaan en om een functionaris die daar niet namens de coalitie zit of om het Nederlands belang te verdedigen. Die functionaris zit daar puur voor de Europese Commissie. De heer Van Aartsen geeft ruiterlijk toe dat ook de verdeling van baantjes over de coalitie een argument is. Dat vind ik flink van hem. Hoe kan hij dat argument alleen zwaar laten wegen? Een eurocommissaris zit er niet voor Nederland.

De heer Van Aartsen (VVD):

Zojuist heb ik ook in antwoord op de heer Bos gezegd dat er altijd toch een zekere mix in zit. De formalia zijn duidelijk. Het is duidelijk hoe het formeel ligt. De heer Bos heeft net terecht uiteengezet dat men in het achterhoofd de natie heeft. Dat is bij andere commissarissen ook gebruikelijk. Daarom heeft het ons ook enigszins verbaasd dat de fractie van de Partij van de Arbeid er voorstander van is geweest om de stemhebbende Nederlandse commissaris op te geven ondanks de discussies hierover in de Conventie. Ik hoop dat ik nu wel aan het goede adres ben en er de goede elementen uitpik. Het heeft ons in ieder geval zeer verbaasd. De heer Bos pleit nu enorm voor een functionaris die hij in wezen zelf nooit heeft willen hebben!

De heer Eerdmans (LPF):

Voorzitter. Ik dacht in eerste instantie dat de heer Van Aartsen een grap maakte door te zeggen dat zijn leuze "Kies Kroes" was. Op wie moet ik stemmen? Waar staat de stembus? Waar is mevrouw Kroes? Ik geloof dat ik haar al tien jaar niet op de buis heb gezien. Ik zou niet weten op wie ik stemde. De heer Van Aartsen begint over een partijpolitieke vertegenwoordiging die niet bestaat. Op wie moet ik dus stemmen?

De heer Van Aartsen (VVD):

De heer Eerdmans vraagt naar de bekende weg. Uiteraard moet hij op 10 juni a.s. op de lijst van de VVD stemmen.

De heer Eerdmans (LPF):

De heer Van Aartsen maakt het steeds gekker. Ik geloof dat hij probeert om van dit debat een schijnvertoning te maken en om te doen voorkomen dat wij een stel sukkels zijn omdat wij proberen om een democratische verkiezing te bewerkstelligen. De heer Van Aartsen vindt het allemaal een beetje omslachtig en vindt dat mevrouw Kroes het gewoon moet worden. Ik maak daar bezwaar tegen, eerlijk gezegd.

De heer Van Aartsen (VVD):

Ik maak enorm veel bezwaar tegen de manier waarop de heer Eerdmans op dit punt het debat poogt te voeren. Hij heeft dit al eerder gedaan. Ik dacht dat ik in alle helderheid, openheid en transparantie de positie van mijn fractie had uiteengezet. Maargoed, hij geeft mij meteen de gelegenheid om een element van mijn speech te herhalen. Afgelopen zaterdag heb ik gezegd: "een stem op onze lijsttrekker bij de verkiezingen op 10 juni a.s., de heer Maaten, is ook een stem op Neelie Kroes."

De heer Eerdmans (LPF):

Het spijt me om het te moeten zeggen, maar het een heeft niets met het ander te maken.

De heer Van Aartsen (VVD):

U vroeg mij waarop u zou moeten stemmen.

De heer Eerdmans (LPF):

Dat bedoel ik dus met "schijnvertoning".

Ik begin maar aan mijn tweede vraag. Heeft u kandidaten op het oog die geen lid van de VVD zijn, maar die naar uw mening wel een goede kans zouden maken om de heer Bolkestein op te volgen?

De heer Van Aartsen (VVD):

Wij hebben bij onze beschouwingen ook kandidaten van andere partijen betrokken die genoemd zijn. Ik waardeer het zeer in de heer Van der Ploeg en in de handelwijze van de heer Bos, zij het dat hij er in het debat op 27 april wat afstandelijk reageerde, dat in ieder geval bekend is wie de kandidaat van de PvdA is. Van het CDA weten wij het niet, maar dat is verder een zaak van die partij.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter. Is de heer Van Aartsen niet heel inconsequent bezig? Hij roept ons op om voor mevrouw Kroes te stemmen terwijl wij helemaal niet weten wat zij voor Europa wil en hij wil ook helemaal niet in het openbaar over een profielschets praten die de regering aan de Kamer zou kunnen voorleggen. Op basis van zo'n profielschets zouden wij erover kunnen debatteren of zijn fractie het goed gezien heeft dat mevrouw Kroes misschien wel de beste kandidaat is. Maar hij begint bij het einde en hij roept ons op om op mevrouw Kroes te stemmen terwijl wij helemaal niet weten wat de profielschets is en of zij daarbij past.

De heer Van Aartsen (VVD):

Ik heb aangegeven welk type Europese Commissie er zal komen, welke belangen er in deze commissie op het spel zullen staan. De komende periode zal sterk bepalend zijn voor de ontwikkelingen in Europa en ook voor de Europese Commissie. Niet ten onrechte wordt er hier en daar in artikelen in de pers gesteld dat het gaat om het hoog houden van de positie van de Commissie. Daarvoor zijn een voorzitter en leden van de Commissie nodig die dossierkennis en een krachtige persoonlijkheid hebben en die flink kunnen optreden.

De heer Dittrich (D66):

Maar als die eigenschappen hierbij zo belangrijk zijn, waarom vertrouwt u het de regering dan niet toe om gewoon drie kandidaten aan de Kamer te presenteren die aan die vereisten voldoen, opdat de Tweede Kamer en de Nederlandse leden van het Europese Parlement in een hoorzitting vragen kunnen stellen aan die drie kandidaten en een voorkeur voor een van hen kunnen uitspreken? Die kandidaat zou dan in Brussel gepresenteerd worden. Dat is toch een zeer transparante en logische benadering? Het gaat dan om drie kandidaten die voldoen aan de eisen die in dit debat overeengekomen worden.

De heer Van Aartsen (VVD):

Maar dat is niet de gang van zaken en zo kunnen de minister-president en de Nederlandse regering ook niet op tijd beschikken over de kandidaat die wij nodig hebben. Waarschijnlijk zal de regering al zeer binnenkort moeten weten welke kandidaat Nederland heeft en zal ook zo ongeveer bekend moeten zijn welke portefeuille wij willen. Dan is de profielschets helder, althans voor ons, maar dat moet ook voor u gelden. Anders zou ik wel eens willen weten welke profielschets u voor ogen staat. U vraagt het aan de regering, maar_

De heer Dittrich (D66):

Ik heb zojuist mijn uitgangspunten aangegeven, maar daar heeft u helaas niet op gereageerd. Het valt mij tegen dat u zegt dat dit de gang van zaken is. Wij bepalen de gang van zaken en als wij vinden dat de procedure openbaar en transparant moet zijn, dan kunnen wij dat ook bewerkstelligen. Ik hoop daarbij op uw steun, maar u bent daar huiverig voor en u draagt een kandidaat voor die u de beste vindt.

De heer Van Aartsen (VVD):

Het is geen kwestie van huiver, het gaat erom dat er drie actoren in het spel zijn, zoals ook de heer Van Dijk al aangaf.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Er moet mij iets van het hart, want ik heb met stijgende verbazing naar de argumentatie van de heer Van Aartsen geluisterd. Hij voegt er namelijk zeer nadrukkelijk een vierde actor aan toe, zichzelf. En hij voert het debat dat hij anderen ontzegt, hij spreekt in het parlement duidelijke en harde oordelen uit over de kandidaten die bekend zijn. Het is mij om het even dat hij om partijpolitieke redenen mevrouw Kroes aanbeveelt, maar ik heb er grote bezwaren tegen dat hij een andere kandidaat diskwalificeert door hem een politiek lichtgewicht te noemen, terwijl hij vindt dat de Kamer niet en plein public over de kandidaten zou moeten spreken. Bovendien ontzegt hij hem op deze manier het recht op een publiek weerwoord. Ik vind het onbehoorlijk, maar ook uitermate inconsequent. Als hij de vrijheid neemt om de heer Rick van der Ploeg te diskwalificeren door hem een politiek lichtgewicht te noemen, dan zou ik zeggen: wees een vent, nodig hem uit in vak K en laat hem dit weerleggen.

De heer Van Aartsen (VVD):

Ik ben het met deze wijze van neerzetten van mijn betoog volstrekt oneens. Het is wel de bekende truc om het op deze manier te doen. Wij kennen mevrouw Halsema op dit punt ook wel; zij zegt dat het een lichtgewicht is en dat dit min of meer de stellingname van de VVD-fractie is geweest.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Uw eigen opmerking was dat hij te licht was.

De heer Van Aartsen (VVD):

Ik heb gezegd dat hij staatssecretaris is geweest en geen minister. Dat is een van de vereisten die je voor de Europese Commissie kunt hanteren. Wij hebben die althans gehanteerd in de afweging die wij moesten maken. Het ministerschap is van belang. Ik distantieer mij dus van de manier waarop mevrouw Halsema mijn betoog hier nu neerzet. Het is wel makkelijk, maar niet juist.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik wil even voorbij de retoriek, want dit lijkt mij te makkelijk. Ik maak u een verwijt en dan kunt u in ruil mij ook een verwijt maken. Mijn verwijt is helder en ik wil dat u daarop ingaat. U velt namelijk publiekelijk een oordeel over een kandidaat die u het recht op weerwoord ontzegt. Mijn vraag is (1) of dat wel behoorlijk is en (2) of dat wel consequent is.

De heer Van Aartsen (VVD):

Voorzitter. Ik heb mijn antwoord gegeven.

De heer Bos (PvdA):

Zou de heer Van Aartsen het acceptabel vinden als de Nederlandse regering een zittend minister kandideert om eurocommissaris te worden?

De heer Van Aartsen (VVD):

Ik ben het wat dit betreft eens met wat vice-minister-president Zalm heeft gezegd.

De heer Bos (PvdA):

Oftewel? Ik hoor het u hier graag herhalen.

De heer Van Aartsen (VVD):

U weet toch wat hij heeft gezegd?

De heer Bos (PvdA):

Nee, ik hoor het graag uit uw mond.

De heer Van Aartsen (VVD):

Ik had u intelligenter gedacht dan dit, maar ik wil het allemaal wel herhalen. De vice-minister-president heeft gezegd dat het niet verstandig is als een zittend minister nu zou opstappen. Dit is een succesvol kabinet en er is volgens mij geen enkele reden voor enig minister om op te stappen.

De heer Bos (PvdA):

Maar u houdt de mogelijkheid open?

De heer Van Aartsen (VVD):

Wat is dit nu weer voor conclusie? Ik houd geen enkele mogelijkheid open. Het is naar ons oordeel niet verstandig. Dat is voldoende.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik maak u allen er nogmaals op attent dat de minister-president om 19.00 uur weg moet. Ik zou ook met betrekking tot het betoog van de minister-president een zekere terughoudendheid willen bepleiten, zonder dat daarbij de essentie van het debat verloren gaat.

Minister-president Balkenende:

Mijnheer de voorzitter. Ik dank de geachte woordvoerders voor hun inbreng in de eerste termijn. Het was een helder debat, omdat het gaat over de procedure voor de opvolging van de heer Bolkestein. Het lijkt mij goed de beantwoording in vieren te delen. Ik wil eerst enkele algemene opmerkingen maken over de functie van de Europese Commissie en de procedure zoals ik die ook in de brief heb uiteengezet. In de tweede plaats zal ik ingaan op de vraag waar het kabinet op let bij de keuze van de Nederlandse kandidaat. Daarbij zal ook de combinatie aan de orde komen van portefeuille en persoon, een punt waar onder anderen de heer Bos op heeft gewezen. In de derde plaats zal ik ingaan op de suggestie die is gedaan om een hoorzitting te laten plaatsvinden met verschillende kandidaten, waarbij het gaat om een soort recht van voordracht van de kant van de Tweede Kamer. Ten slotte zal ik de resterende vragen beantwoorden. Het is misschien goed om aan het begin van dit debat nog eens aan te geven dat het hier niet gaat om de persoon en ook niet om de kwalificaties van de persoon; het gaat hier immers om de procedure en ik zal mij er zelf ook niet over uitlaten.

Voorzitter. Eerst nu het punt betreffende de aard van het werk van de Europese Commissie. De Europese Commissie is in de Europese Unie de instelling die binnen de aangegeven bevoegdheden onafhankelijk toeziet op de goede toepassing van de EU-verdragen en -regels, voorstellen doet voor de wetgeving en uitvoerende werkzaamheden verricht. De leden van de Europese Commissie, zo staat in het verdrag, oefenen hun ambt volkomen onafhankelijk uit, in het algemeen belang van de gemeenschap. Bij de vervulling van hun ambt aanvaarden zij geen instructies van enige regering, zo staat er expliciet. Bij de samenstelling van de Europese Commissie – de heer Van Dijk heeft de procedure helder uiteengezet – speelt de voorzitter van de Commissie een sleutelrol. Deze verdeelt de portefeuilles en moet zorgen voor de totstandkoming van een samenhangend college. Daarom wordt ook de voorzitter eerst gekozen door de Raad en vervolgens goedgekeurd door het Europese Parlement. De voorzitter stelt dan zijn college samen in overeenstemming met de Raad en vervolgens wordt het college als geheel door het Europese Parlement goedgekeurd en door de Raad benoemd.

In mijn brief heb ik de procedure nog eens aangegeven, waarbij het wat de regering betreft duidelijk is dat deze als volgt verloopt. Wij dragen een kandidaat voor maar dat doe je niet zelfstandig; dat gebeurt in overleg met de beoogde Commissievoorzitter. Vervolgens weten wij dat de kandidaat onafhankelijk zal moeten gaan werken in een college dat een gezamenlijk belang nastreeft. De commissaris krijgt dus geen mandaat mee van de Nederlandse regering. Het is van groot belang welke portefeuille de Nederlandse kandidaat krijgt en daarbij speelt de beoogde Commissievoorzitter een belangrijke rol. De regering kan het proces van portefeuilletoewijzing beïnvloeden door de keuze van onze kandidaat. Verder wordt de voordracht van de commissaris goedgekeurd door het Europese Parlement en daar wordt ook verantwoording afgelegd. Het gaat, met andere woorden, niet om een Nederlandse vertegenwoordiger die vervolgens instructies van de regering gaat uitvoeren. Natuurlijk is het van belang dat je wel de goede contacten hebt met de Nederlandse commissaris. Die contacten zijn altijd van belang om te weten wat er gebeurt, maar het is een zelfstandige verantwoordelijkheid en bevoegdheid die de commissaris heeft, samen met de andere commissarissen.

Het is goed om dit algemene palet in de gaten te houden, wanneer wij praten over de vraag – ik kom aan het tweede punt – waarop de regering let bij de keuze van de Nederlandse kandidaat. Het is van groot belang dat wij straks een goede en belangrijke portefeuille krijgen. Dat raakt de vraag van de volgorde der dingen. Ik denk dat de heer Bos gelijk heeft met zijn opmerking dat persoon en portefeuille nooit helemaal los van elkaar kunnen worden gezien. Duidelijk is dat wanneer je je nu zou vastleggen op één kandidaat, dit niet de beste garantie is voor de beste post. Ik wijs in dat verband op de argumentatie van mevrouw Halsema, die zei: de vorige keer hebben wij gekozen voor een kandidaat en het heeft wel een gevolg gehad voor de keuze van de portefeuille. Het kabinet zal zich uiteraard verantwoorden voor de uiteindelijke keuze. Vanwege het belang van de portefeuille kunnen op voorhand geen kandidaten worden uitgesloten. Gesteld dat Nederland in aanmerking zou komen voor de supercommissaris, dan betekent dit dat er naar de allerzwaarste kandidaat gekeken moet worden. Dat is een heel andere dimensie dan waarover wij nu in dit debat spreken. Het is goed om ook dit element op ons te laten inwerken. Het geeft aan dat er sprake is van een complexe verhouding van de Nederlandse regering – in het bijzonder de minister-president – met de beoogde Commissievoorzitter om ervoor te zorgen dat de beoogde portefeuille wordt binnengehaald.

Hoe gaat dat in zijn werk? De beoogde Commissievoorzitter zal natuurlijk een inventarisatie moeten leveren van de vacatures in de Commissie. Wij zullen zicht moeten hebben op de clusterstructuur. Welke verantwoordelijkheden worden er toegedeeld? De Commissievoorzitter moet daarover duidelijkheid bieden. Wanneer daarover een beeld ontstaat, komt de vraag aan de orde waarop Nederland gaat inzetten. Hoe kunnen wij een zo belangrijk mogelijk Commissie krijgen? Dat moet natuurlijk gezien worden in samenhang met de geschikte kandidaten. Dat is de algemene lijn. Ik denk dat u het daarmee eens zult zijn. Het is een kwestie van interactie tussen de beoogde Commissievoorzitter en de Nederlandse regering.

Natuurlijk zijn er in het profiel waaraan de kandidaat moet voldoen ook algemene elementen. Het is niet zo moeilijk om die op te sommen. De kandidaat moet ervaring hebben met en kennis van zaken van de dingen die in de Europese Unie spelen en speciaal de materie die zijn of haar portefeuille betreft. Ook moet de kandidaat affiniteit hebben met de algemene Nederlandse visie op goed EU-beleid. De kandidaat moet een visie hebben op de toekomst van Europa, op de inhoudelijke aspecten, de multilaterale verhoudingen, de marktontwikkelingen, de financiële aspecten, de JBZ-agenda etc. Het moet iemand zijn met visie op Europa. Het is bovendien noodzakelijk om een zwaargewicht te leveren anders wordt er te weinig bereikt. Ten slotte is het van belang dat de commissaris goede verhoudingen heeft met de Nederlandse regering.

Al deze elementen maken onderdeel uit van de kwalificaties waaraan personen moeten voldoen. Wij zijn dan ook voornemens om de zaak langs die lijnen aan te pakken. Wij willen maximaal inzetten op een goede portefeuille. Daarvoor zijn goede contacten met de beoogde Commissievoorzitter nodig. Een en ander is ook van invloed op de vraag, welke personen daarvoor in aanmerking komen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

De minister-president zegt dat de regering zich vanzelfsprekend zal verantwoorden nadat de kandidaat bekendgemaakt is, dat wil dus zeggen nadat de kandidaat is voorgedragen. Daarmee kan Nederland zeer geschaad worden. Het kan namelijk betekenen dat er achteraf een discussie ontstaat over de kandidaat, terwijl die al is voorgedragen. Dat is vorige keer ook gebeurd met de heer Bolkestein. Toen is er na afloop een discussie ontstaan. Max van den Berg heeft toen gezegd dat het een zeer onverstandige keuze was en dat heeft een grote rol gespeeld in het niet krijgen van de portefeuille mededinging.

Ik vraag de minister-president of het niet veel verstandiger is om vooraf met het parlement overeen te stemmen over wat de beste kandidaat is dan het parlement achteraf de mogelijkheid te geven het oneens te zijn met de voorgedragen kandidaat.

Minister Balkenende:

Dat is een relevante en terechte vraag, mevrouw Halsema.

Voordat ik uw vraag beantwoord, wil ik het kader aangeven dat op dit moment geldt voor het voordragen van personen. Artikel 214 van het EU-verdrag is heel helder: "De regering draagt een kandidaat voor in overeenstemming met de beoogd Commissievoorzitter." Dat is een heldere lijn. Het is een bevoegdheid en een verantwoordelijkheid van de regering om kandidaten voor te dragen. Dat is één.

Vervolgens kom ik bij de Nederlandse verhoudingen waarover u ook een opmerking heeft gemaakt. Voor tal van functies geldt dat de regering een exclusief recht heeft om personen te benoemen. Er zijn ook uitzonderingen. U heeft die genoemd: de Nationale ombudsman en de leden van de Hoge Raad. Wanneer de rol van de Tweede Kamer daarbij in het geding is, wordt dat in de Nederlandse Grondwet neergelegd. De rol van de Tweede Kamer wordt expliciet aangegeven als het gaat om een instemming of iets dergelijks. De betrokkenheid van de Tweede Kamer is een juridisch gegeven. Dat is het kader.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Inderdaad is dit voor een aantal functies expliciet in de Grondwet aangegeven. Dat sluit niet uit dat de Kamer een rol speelt bij de benoeming van personen in andere functies. De Grondwet stelt daarbij namelijk geen beperkingen aan de bevoegdheden van de Kamer. Er is dus geen enkel argument om te zeggen: de Kamer mag hierbij geen rol spelen.

Minister Balkenende:

Ik heb aangegeven hoe de procedure is, hoe wij te werk zullen gaan en hoe onze interactie zal zijn met de beoogde commissievoorzitter. U heeft dat gekwalificeerd als regentesk. Ik vind het jammer dat u voor dit woord kiest, maar dit is uw vrijheid. Er is evenwel gemarkeerd dat wij uitgaan van een bepaalde werkmethode. Daarom heb ik aangegeven dat de procedure in het Europees Verdrag is neergelegd. Daar kun je ongelukkig mee zijn, maar het is wel een gegeven. Dit is de lijn van de Nederlandse regering. Verder is met de Nederlandse verhoudingen duidelijk aangegeven wanneer de rol van de Tweede Kamer en wanneer de rol van de regering in het geding is. Hier is ook de vraag aan de orde of personen kunnen worden beschadigd. Daarover kun je van mening verschillen, maar het kabinet houdt zich aan zowel de internationale als de nationale regels.

Ik wil vervolgens ingaan op het punt van het beschadigen van personen. Dat betreft een zeer intrigerend vraagstuk. De vraag is namelijk wanneer personen kunnen worden beschadigd. Mevrouw Halsema zegt dat het mogelijk is dat wanneer de Nederlandse regering met een kandidaat komt, die persoon in het debat in de Tweede Kamer beschadigd wordt. Dat is natuurlijk afhankelijk van de keuze van het kabinet. Dat zal de keus moeten kunnen verdedigen. Vervolgens is het de verantwoordelijkheid van de Kamer om met de keuze voor die kandidaat en de verantwoordelijkheid van het kabinet om te gaan. De vraag is dan waaruit die beschadiging voortkomt.

Verder is het de vraag of van die beschadiging alleen achteraf sprake is of dat die zich ook vooraf zou kunnen voordoen. We hebben niet de garantie dat zich geen beschadiging voordoet. Mevrouw Halsema zegt hoorzittingen met de kandidaten te willen organiseren. Dat zou net zo goed tot beschadiging kunnen leiden. Terecht is in dit verband gesproken over de Conventie. Daarin is de suggestie gedaan dat de regeringen drie kandidaten voordragen aan de commissievoorzitter en dat die commissievoorzitter vervolgens beziet wie benoemd kan worden. Het Iers voorzitterschap heeft dat voorstel teruggetrokken. In de contacten tot nu toe heeft men namelijk geproefd dat veel lidstaten hiertegen bezwaar hebben. Waarom? Men vreest dat nogal wat kandidaten in Europese landen zich mogelijk niet goed voelen bij een dergelijke procedure. Zij kan namelijk op een gegeven moment leiden tot beschadiging van personen. Iemands naam wordt genoemd, maar als hij vervolgens niet wordt gekozen, werkt dat beschadigend. Kortom, mijn argument zou zijn: beschadiging van personen is niet iets wat zich alleen achteraf voor zou kunnen doen, maar evenzeer vooraf.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik had het niet over de beschadiging van personen. Ik had het over de beschadiging van het Nederlands belang. Dat is iets anders. Daarbij haalde ik het historische voorbeeld van Bolkestein aan. Achteraf, terwijl hij al was voorgedragen, ontstond discussie over zijn persoon en daardoor kregen wij niet de portefeuille die wij wilden. Dat is een andere invalshoek en deze kwestie leg ik de minister-president voor. Het risico wordt aanzienlijk kleiner als er vooraf controle door het parlement is en de meerderheid de keuze voor de kandidaat steunt. Dan zal er in Nederland veel minder discussie ontstaan over die kandidaat, waardoor voor de Europese Commissie het argument om die kandidaat de beoogde portefeuille niet te geven, veel minder gemakkelijk te geven zal zijn.

Minister Balkenende:

Die redenering kan ik niet helemaal volgen. U zegt nu: het gaat niet om de persoon, maar om het Nederlands belang. Wanneer je het hebt over een Europese Commissie, zal je een commissaris moeten hebben die functioneert binnen die Commissie. Zijn deelname aan die Commissie is niet een Nederlands belang. Nee, die commissaris moet uitsluitend functioneren met het oog op het Europees belang. Zo staat het ook in het Europees Verdrag.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Daar doe ik niets aan af.

Minister Balkenende:

Het gaat er verder om dat je in die Commissie een goede kandidaat wilt hebben, een kandidaat die de functie naar behoren en zo goed mogelijk kan vervullen. Vervolgens is de vraag hoe de Nederlandse regering omgaat met de verschillende elementen. Ik heb ze genoemd: welke kwalificaties moet de persoon hebben, kan hij goed in teamverband werken en is het een communicatief persoon die op grond van de eigen verantwoordelijkheid een goede interactie met Nederland mogelijk zal maken? Natuurlijk heb je verder te maken met het feit dat die persoon bepaalde deskundigheden moet hebben. Op al die punten zal de regering letten als zij een kandidaat gaat voordragen. Kortom, je probeert zo zorgvuldig mogelijk te zijn om te voorkomen dat een Nederlands belang wordt geschaad. Wij gaan niet over één nacht ijs bij het voordragen van een kandidaat.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Die suggestie heb ik ook niet willen doen. Ik denk dat u er lang en diep over nadenkt, ongeacht de keuze die al door de VVD-fractie is gemaakt. Het Nederlands belang zoals ik het formuleerde was het Nederlands belang zoals u het zelf formuleerde: een zo zwaar mogelijke portefeuille. Nederland is eerder een zo zwaar mogelijke portefeuille misgelopen, doordat er in Nederland discussie ontstond over de zwaarte van de kandidaat die al was voorgedragen. Toen was mededinging de zwaarste portefeuille die Nederland wilde hebben, maar die heeft het niet gekregen. Die discussie kunt u voorkomen door ervoor te zorgen dat u steun heeft in het parlement voordat u voordraagt. Dan weet u ook dat de kans groter is dat de Europese Commissie de zwaarst mogelijke portefeuille aan Nederland zal doen toevallen.

Minister Balkenende:

De redenering die u nu geeft, is precies het argument dat je kunt hanteren om niet over te gaan tot het vooraf horen van kandidaten. Ik weet precies wat er gaat gebeuren. Partij A heeft een voorkeur voor de ene persoon, partij B heeft een voorkeur voor een andere persoon. Je krijgt hier een publiek debat over personen. Natuurlijk wordt zo'n debat gevolgd in Europa. Natuurlijk weet een beoogd commissievoorzitter hoe er in het parlement wordt aangekeken tegen personen. Ik vind dat de methode die het kabinet voor ogen heeft, waarbij je inzet op een zo goed mogelijke portefeuille voor Nederland en waarbij je natuurlijk oog hebt voor allerlei zaken, een veel sterkere lijn is en meer in het belang van Nederland is dan wanneer kandidaten hier mogelijk afbranden in debatten.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Als zij afbranden in het debat, zijn zij natuurlijk geen goede kandidaten.

Minister Balkenende:

Maar daar kunt u ook voor zorgen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Als ik het niet eens ben met de kandidaat, zal ik dat natuurlijk laten merken. Dat neemt niet weg dat die kandidaat altijd op een parlementaire meerderheid zal steunen, want anders is hij geen kandidaat. U loopt nu het risico dat u bijvoorbeeld – ik noem maar iemand – de heer Ruding naar voren schuift, dat de VVD-fractie het daar achteraf niet mee eens is en dat vervolgens een parlementaire minderheid uw keuze steunt. Dan bent u nog verder van huis. Als u onze procedure volgt, weet u dat u altijd op een parlementaire meerderheid steunt.

Minister Balkenende:

Aan datgene wat ik heb gezegd over de risico's van beschadiging heb ik niets toe te voegen.

De heer Bos (PvdA):

Ik begrijp dat de minister-president zegt dat er ruimte voor hem moet zijn om te kunnen opereren in het gesprek met de beoogd commissievoorzitter. Uit die wisselwerking ontstaat op een gegeven moment een portefeuille en een persoon die bij elkaar passen. Maar u komt in die gedachtewisseling uiteindelijk tot de voordracht van een persoon. Uit welke groep kiest u dan eigenlijk? Wat u betreft, kan daarbij niet iedereen aan de orde komen. Als u die gesprekken ingaat, moet u in ieder geval al een idee hebben welke personen potentieel kandidaat zijn en welke niet.

Minister Balkenende:

Ik dacht dat ik aan het begin van mijn eerste termijn helder was geweest. Ik heb gezegd dat ik niet over personen en over kwalificaties van personen zal spreken. U vraagt uit welke groep iemand komt.

De heer Bos (PvdA):

Ik vraag u niet naar namen. Ik vraag u of het klopt dat, als u het gesprek aangaat met de beoogd commissievoorzitter, u zelf al een idee heeft van personen met wie Nederland voor de dag zal komen. Dat beaamt u. Vervolgens vraag ik hoe dat groepje dat u in uw achterzak heeft en waarmee u naar de beoogd commissievoorzitter gaat tot stand komt.

Minister Balkenende:

Dat is een weging die het kabinet zal maken om te komen tot een voordracht. Daarin zullen uiteraard verschillende personen worden gewogen. Je zult nooit een scheiding kunnen hebben tussen de persoon als zodanig en de functie, de portefeuille. De heer Timmermans knikte toen ik zei: gesteld dat er een situatie ontstaat waarin wij een zwaardere portefeuille kunnen krijgen, de supercommissaris, dan kan dat leiden tot een heel andere afweging dan voor een andere commissaris. Die lastige zaken gaan straks spelen in de contacten met de commissievoorzitter. Dat betekent dat je vrij breed moet kijken naar geschikte kandidaten.

De heer Bos (PvdA):

Ik heb een concrete vraag. Gesteld dat Roelf de Boer inderdaad zou solliciteren en zou zeggen: ik wil wel in de achterzak van de minister-president zitten op het moment dat hij met de beoogd commissievoorzitter gaat spreken over een Nederlandse eurocommissaris. Rick van der Ploeg heeft dat al gedaan, Neelie Kroes bij monde van de heer Van Aartsen en de heer Zalm ook. Gaan die personen dan inderdaad mee in uw achterzak? Beschouwt u die personen inderdaad als potentiële kandidaten?

Minister Balkenende:

Ik heb aangegeven dat ik niet inga op namen. De vraag of de heer De Boer kans zou maken, zal ik niet eens beantwoorden. Ik heb aangegeven op welke kwalificaties wij zullen letten. Wij doen dat vanuit onze eigen verantwoordelijkheid. Ik ga nu niet zeggen aan welke groep of politieke kleur ik denk. Wij zullen werken aan een zware portefeuille en aan de beste kandidaat voor die portefeuille. Ik zal daarbij geen kandidaten of partijen uitsluiten.

De heer Bos (PvdA):

Maar u wilt niet met ons in debat gaan over de basis waarop u besluit tot het al dan niet serieus nemen van kandidaten.

Minister Balkenende:

Ik vind dat wij hier niet een debat moeten hebben over kandidaten in de zin van het doen van een voordracht door de Tweede Kamer. Ik heb aangegeven waarom ik dat vind. Het is een verantwoordelijkheid van de regering om een kandidaat aan te wijzen. Ik heb aangegeven dat er grote risico's bestaan wanneer er een publiek debat over personen gaat ontstaan. Ik heb ook aangegeven dat je in het spel tussen regering en beoogd commissievoorzitter niet zorgvuldig genoeg kunt zijn. Dat vereist een andere aanpak dan u voorstaat.

De heer Dittrich (D66):

Het valt mij op dat de minister-president zegt dat je geen publiek debat over of met personen moet aangaan. Maar dat gebeurt in het Europees Parlement wel als op een gegeven moment de kandidaten bekend zijn. Zij moeten zich verantwoorden voor het Europees parlement. Die redenering klopt dus niet helemaal. Kunt u hierop reageren?

En is het niet veel handiger om eerst met de Kamer over de profielschets te debatteren? U zegt dat u een gewetensvolle afweging maakt in het kabinet. Het is toch veel handiger en logischer om de criteria die u wilt aanleggen om te komen tot een eurocommissaris te delen en dat in het openbaar te bespreken voordat u tot beslissingen komt?

Minister Balkenende:

Ik heb zojuist niet voor niets een viertal kwalificaties genoemd. Dat zijn zware eisen die gesteld gaan worden aan de kandidaat die zal worden voorgedragen. Dat zijn elementen die het profiel bepalen. Ik heb vervolgens gezegd dat je er altijd op moet letten dat de kandidaat past bij de portefeuille die je op een gegeven moment wilt binnenhalen. Wij luisteren goed naar de Kamer. Wij pakken signalen op die naar voren komen met betrekking tot kandidaten. Wij zullen gewetensvol te werk gaan. Het gaat om de vraag of je het resultaat bereikt met hoorzittingen, zoals u heeft gesuggereerd of met de lijn die het kabinet voor ogen heeft.

De heer Dittrich (D66):

Ik heb bewust niet over personen gesproken. Ik hoor u nu zeggen: we luisteren goed naar wat er gezegd wordt met betrekking tot kandidaten. Dat klopt natuurlijk niet.

Minister Balkenende:

Ik heb het niet over kandidaten. Ik heb vier elementen genoemd die behoren tot een profielschets. Ik heb aangegeven hoe het zit met de combinatie persoon/portefeuille en hoe onze inzet zal zijn. Ik heb naar mevrouw Halsema geluisterd toen ze sprak over de politiekinhoudelijke elementen van de visie die iemand op Europa heeft. We laten dat soort zaken op ons inwerken, wanneer het straks zal gaan om de keuze van de kandidaten.

De heer Dittrich (D66):

Wat is er dan op tegen om op een gegeven moment volgens die procedure met drie kandidaten bij de Kamer te komen die de regering goed vindt, zodat de Kamer vragen kan stellen aan de hand van de profielschets? Dat is geen kwestie van afbranden maar juist van verdiepen.

Minister Balkenende:

Het ging erom wanneer personen beschadigd kunnen raken. Daarbij was mijn argument dat dit voor en na een kandidaatstelling kan gebeuren. Laten we dat even buiten beschouwing laten. U vraagt waarom ik het niet doe. Het is een verschil in perceptie over de wijze waarop je de rol van het parlement ziet. Een aantal fracties in de Kamer vindt de regels zoals die zijn neergelegd in artikel 214 van het Europees Verdrag niet passend. Wij zijn het daar niet mee eens. In dat artikel staat dat de regering kandidaten voordraagt. U wilt dat niet. U wilt dat het parlement feitelijk voordraagt.

Wij kennen verder op basis van de nationaal geldende regels een aantal benoemingen, waarbij de rol van het parlement duidelijk is gearticuleerd. Ik vind dat het geen meerwaarde oplevert om hier op een gegeven moment dergelijke hoorzittingen te gaan houden. Ik vind het een miskenning van de eigen verantwoordelijkheid van een regering. Wij dragen voluit verantwoordelijkheid voor de keuze. Wij zullen ons ook verantwoorden. Maar dat is iets anders dan een geheel andere procedure te gaan starten. Ik weet dat verschillende partijen die procedure zouden willen. Dat is niet mijn keuze. Dat is niet de keuze van het kabinet.

De heer Eerdmans (LPF):

Het is goed dat de minister-president zegt niet bij voorbaat andere partijen uit te sluiten. Zonder namen te noemen, vraag ik hem hoe hij het ervaart dat kandidaten van kleinere partijen zeggen er niet eens aan te willen beginnen, omdat zij toch geen enkele kans maken.

Minister Balkenende:

Alleen al het feit dat u zelf een naam hebt gesuggereerd en mij op deze manier vraagt er in algemene zin op te antwoorden, betekent dat daaraan een bepaalde lading wordt gegeven. Het is fair van de regering om niemand uit te sluiten, maar ik ga niet in op afzonderlijke casusposities. Dat is ook niet nodig, want de regering zal worden afgerekend op het uiteindelijke resultaat, namelijk of het een zware portefeuille is en of er iemand is die deze taak naar behoren kan vervullen. Ik laat mij daarom niet uit over wat met personen zou kunnen gebeuren die zich belemmerd voelen.

Ik meen al de nodige argumenten naar voren te hebben gebracht waarom wij niet moeten ingaan op het voorstel van de Kamer. Nog enkele andere zaken hebben de revue gepasseerd. De heer Bos sprak over het fatsoen om antwoord te geven op een brief van de heer Van der Ploeg. Deze brief is gericht aan de minister van Buitenlandse Zaken, gedateerd 4 mei 2004 is ontvangen en zal binnenkort worden beantwoord, zoals dat altijd gebeurt. De brief zal worden betrokken bij de te maken afweging.

De heer Bos (PvdA):

Wordt de heer Van der Ploeg ook uitgenodigd voor een gesprek?

Minister Balkenende:

De brief zal worden beantwoord. Op de precieze inhoud ga ik niet in. Het gaat om een verzoek om een gesprek. Wij hebben daarbij ook te maken met andere kandidaten. Het is te vroeg om daarop in te gaan.

De heer Bos (PvdA):

De heer Van der Ploeg heeft zijn brief publiek gemaakt. Bent u van plan uw antwoord op die brief te publiceren? Mogen wij daar kennis van nemen?

Minister Balkenende:

Ook al zouden wij niet van plan zijn, een brief openbaar te maken: het gebeurt vanzelf! Het zou pas een prestatie zijn om een brief die wij aan de heer Van der Ploeg sturen geheim te houden!

De heer Bos (PvdA):

Het geeft ons de mogelijkheid, na te denken over de motieven die u in uw antwoord aandraagt om wel of niet een gesprek aan te gaan met de heer Van der Ploeg.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Ik meen hiermede de belangrijkste punten aan de orde te hebben gesteld in antwoord op de vragen die door de Kamer zijn gesteld.

De heer Eerdmans sprak nog over soevereiniteit in eigen kring. De heer Van Aartsen had gelijk toen hij zei dat wij in dit geval niet moeten beginnen bij Groen van Prinsterer, maar bij Abraham Kuyper. Hij weet ook dat de soevereiniteit in eigen kring nader is uitgewerkt in de leer van de Wijsbegeerte der Wetsidee van de rechtsfilosoof Dooyeweert.

De heer Van Bommel (SP):

Is de minister-president van mening dat er sprake moet zijn van een zeker evenwicht in de politieke achtergrond van internationale functionarissen?

Minister Balkenende:

Ik voel de bui al aankomen. Ik hoef niet meer te zeggen dan ik al heb gedaan. Het gaat om een zo zwaar en goed mogelijke portefeuille voor Nederland met een zo goed mogelijke kandidaat. Ik zal mij niet uitlaten over de verdeling van een post, bijvoorbeeld tussen politieke partijen.

De heer Van Bommel (SP):

De minister-president heeft het over "een zo goed mogelijke kandidaat". Dat betekent dat de kwaliteit van de kandidaat op de eerste plaats staat en dat de politieke groepering waartoe deze kandidaat behoort, zo deze al een rol speelt, een minder belangrijk aspect is in de afweging.

Minister Balkenende:

Ik heb al het nodige gezegd over onze inzet, de zwaarte van de portefeuille, de elementen van het profiel van de kandidaat en de eisen waaraan voldaan moet worden. Het gaat om een combinatie daarvan. Je kunt de portefeuille die je kunt binnenhalen, nooit los zien van de persoon. Die persoon zal een zwaargewicht moeten zijn. Voor het overige ga ik niet in op allerlei speculaties over politieke kleur, hoedanigheden en dergelijke. Dat is de verantwoordelijkheid van het kabinet bij de keuze van de persoon. Die discussie hoeven wij hier niet te voeren.

De heer Van Bommel (SP):

Vond u dat er in de huidige internationale verdeling van functionarissen met de heer Bolkestein nog op zijn post in Brussel sprake was van evenwicht?

Minister Balkenende:

Op dergelijke vragen ga ik niet in. Elke partij beoordeelt dat verschillend. Ik heb in het verleden lijstjes gezien met topambtenaren. Daar is altijd discussie over. Ik heb ook lijstjes gezien voor internationale functies. De ene partij zegt vervolgens zwaar teleurgesteld te zijn. Een andere partij zal echter juist tevreden zijn. Ik moet mij op dit moment niet in die discussie begeven. Wij weten allemaal dat hij de gedane suggesties dit soort elementen een rol spelen. Ik wil mij niet begeven in dit soort discussies. Dat brengt de discussie niet verder. Ik vind het ook niet goed voor een zorgvuldige voorbereiding van de besluitvorming van het kabinet.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik heb de minister-president gevraagd een reactie te geven op de uitlatingen van vice-premier Zalm. Heeft hij namens het kabinet gesproken toen hij zei het onwenselijk te vinden dat een minister eurocommissaris zou worden?

Minister Balkenende:

Het bedoelde citaat van collega Zalm is dat hij het buitengewoon bezwaarlijk zou vinden voor het kabinet als er een tweede minister vertrekt vanwege een buitenlandse benoeming. De algemene lijn is dat het niet wenselijk is wanneer bewindspersonen vertrekken, juist met het oog op de continuïteit van beleid. In die zin zit er geen licht tussen hetgeen de heer Zalm heeft gezegd en mijn opstelling.

De voorzitter:

Er is door een fractie verzocht om twee minuten te pauzeren. Wij schorsen twee minuten en starten om zeven minuten over zes met de tweede termijn met een spreektijd van twee minuten voor elke fractie. De minister-president kan dan na zeven uur zijn afspraken nakomen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De heer Bos (PvdA):

Voorzitter. Het was een teleurstellend debat, dat echter wel duidelijkheid heeft gebracht. Zo maakt het voor de CDA-fractie kennelijk niet uit of het gaat om een nieuwe Europese grondwet of een nieuwe Nederlandse eurocommissaris: alle belangrijke besluiten daaromtrent moeten niet aan de kiezer, laat staan aan de Kamer, worden voorgelegd. Verder bestaat de heer Van Dijk het ook nog om te zeggen dat het CDA-lidmaatschap er niet toe doet bij het bepalen wie de Nederlandse eurocommissaris wordt. Hij wijdt vrome woorden aan de rol van het Europees Parlement, waarmee hij suggereert dat het CDA op geen enkele wijze pogingen onderneemt om een CDA'er als opvolger van Bolkestein in Brussel te krijgen. Ik vind het, mild uitgedrukt, geen overtuigend verhaal.

Het verhaal van de heer Van Aartsen is veel eerlijker: wij worden erbuiten gehouden, wij blijven erbuiten en wij moeten allemaal voor Neelie Kroes zijn. Ik ben het er enorm mee oneens, maar het is in ieder geval wel eerlijk. Het is verder jammer dat de heer Van Aartsen bij gebrek aan inhoudelijke argumenten om zijn verhaal te onderbouwen, er vandaag voor heeft gekozen om op de man en op de vrouw te spelen. Daar komen wij echter wel weer overheen. De VVD claimt beter dan wie ook begrepen te hebben wat er de laatste jaren politiek in Nederland aan de hand is geweest. Bij de eerste de gelegenheid om een concrete benoeming uit de achterkamers weg te halen weigert de partij echter om de daad bij het woord te voegen. Openheid en openbaarheid volgens de VVD is vooral de mogelijkheid om het in alle openbaarheid en alle openheid eens te zijn met de keuzes van de VVD.

Ik dank de minister-president voor de duidelijkheid en de eerlijkheid waarmee hij heeft gesproken over de complicaties – deze begrijp ik – van het proces waarin hij zal moeten treden. In zijn beantwoording heeft hij verder duidelijk gemaakt dat er criteria worden aangelegd om te bepalen wie potentiële kandidaten zijn voor de positie van de Nederlandse eurocommissaris, maar hij weigert om over deze criteria met de Kamer te spreken. Er vindt een voorselectie plaats; ook over de criteria die daaraan ten grondslag liggen, worden wij niet geïnformeerd. Wat uiteindelijk overblijft, is een fundamenteel verschil van mening over wat de kracht van democratie en democratische procedures bepaalt. Clichés zijn niet voor niets clichés geworden: democratie is niet voor bange mensen. Ik ben ervan overtuigd dat mensen die zich in de openbaarheid ergens voor durven te kandideren en in de openbaarheid een debat op de kwaliteit van argumenten weten te winnen, altijd vele malen sterker uit een procedure komen dan mensen die hun mandaat moeten laten afhangen van onduidelijke criteria en onduidelijke besluitvorming op plekken waar niemand die kan volgen of controleren. Dát is het fundamentele verschil van mening over wat hier aan de orde is, en dat staat helaas nog steeds overeind.

De heer Dittrich zal een mede door mij ondertekende motie indienen waarin wordt gepleit voor een meer openbare procedure om te komen tot een voordracht voor de Nederlandse kandidaat. Zelf dien ik een motie in over de profielschets.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland op korte termijn een voordracht zal doen voor een nieuwe eurocommissaris;

van mening dat de Kamer zich moet kunnen uitspreken over de profielschets waaraan de kandidaten moeten voldoen;

vraagt de regering, op korte termijn de profielschets van de nieuwe eurocommissaris vast te stellen en deze vervolgens aan de Kamer toe te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bos, Dittrich, Halsema, Eerdmans en Van Bommel.

Zij krijgt nr. 2(29539).

De heer Bos (PvdA):

Ten slotte wil ik nog een laatste opmerking maken in de richting van collega Eerdmans en de inmiddels ook aanschoven collega Herben. Ik zou Roelf de Boer adviseren om gewoon te solliciteren. Indien meer mensen de moed hebben om in alle openbaarheid zich te kandideren voor dit type functies, zal de druk op CDA, VVD en het kabinet toenemen en zal het vroeg of laat onhoudbaar blijken om toch door te gaan met niet controleerbare besluitvorming in achterkamers op basis van onduidelijke criteria. Wendt u, net als wij, uw mogelijkheden, kanalen en invloed aan om zoveel mogelijk mensen met ontegenzeggelijke kwaliteit uit eigener beweging te laten solliciteren naar deze functie.

De heer Eerdmans (LPF):

Voorzitter. Wat heeft dit debat ons gebracht? Wij hebben allemaal uitgesproken dat wij een belangrijke man of vrouw willen hebben op de post die in Brussel vrijkomt. Mijn conclusie is dat een deel van de Tweede Kamer daarover graag in de openbaarheid zou willen discussiëren, terwijl een ander deel dat nadrukkelijk niet wil. Ik ben blij met de oproep van de minister-president dat iedereen zich kandidaat kan stellen. Dat betekent dus: alle ballen verzamelen. Dit is ook hetgeen wij bepleiten. Het is trouwens geen uithaal naar de VVD-fractie. In het verlengde van wat de heer Bos heeft gezegd, doe ik een oproep aan iedere kandidaat binnen elke partij: solliciteer en richt uw sollicitatiebrief aan de minister-president, Torentje 1, hier vlak om de hoek. Het lijkt mij een verstandige oproep en wij zien vanzelf wel hoe daarmee dan wordt omgegaan. Hopelijk kunnen wij dat zien aan de hand van de reactie van de minister-president.

De heer Van Aartsen sprak over subsidiariteit. Het valt mij op dat, als ik begin te spreken, de heer Van Aartsen steeds verder weg huppelt van de katheder.

De heer Van Aartsen (VVD):

Volgens mij richt u zich tot mij als ik die kant uitloop.

De voorzitter:

Mijnheer Eerdmans, u hebt het woord en eenieder gaat over zijn eigen gang hier in dit huis. Gaat u voort met uw betoog.

De heer Eerdmans (LPF):

Ik ben toch blij dat de heer Van Aartsen op zijn zetel zit, want hij sprak over subsidiariteit en hij zal het toch met mij eens zijn dat dit in Nederland start. Wij moeten zo laag mogelijk beginnen en dat geldt ook voor deze procedure. Laten wij in Nederland beginnen, voordat wij met onze kandidaat de sprong wagen naar de Europese Commissie. Zo heb ik het althans altijd geleerd in mijn studententijd. Over de opmerking van de heer Van Aartsen dat wij niet gaan over het werk dat de eurocommissaris gaat doen, zeg ik: dat klopt. Wij gaan ook niet over het werk dat de burgemeester van Rotterdam doet, maar wij vinden het toch prettig dat wij hem direct laten kiezen.

De heer Van Aartsen (VVD):

In onze visie gaat de Rotterdamse bevolking daar straks rechtstreeks over.

De heer Eerdmans (LPF):

U zou de Nederlandse bevolking de eurocommissaris laten kiezen, maar een groot deel van de Kamer bepleit het om dat getrapt te doen, hier in deze Kamer. Dit wil niet zeggen dat wij het huiswerk van de eurocommissaris gaan doen. Het gaat om het op weg helpen van de eurocommissaris op een democratische wijze.

Dan kom ik nu toe aan de toekomst. Er zijn moties ingediend waarvan ik hoop dat zij het halen, maar dan moeten wij de fracties van de ChristenUnie en de SGP heel aardig aankijken en hopen dat zij van gedachten veranderen. Misschien is een schietgebedje op zijn plaats. Het zal echter weinig helpen en daarom richt ik mij verder tot de rest van de wereld. Mijn fractie komt dan tot de conclusie, verwoord in de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat momenteel de invulling van belangrijke internationale politieke functies door middel van ondoorzichtige en ondemocratische procedures geschiedt, waarbij het partijlidmaatschap van de kandidaat vaak een grote rol speelt;

van mening dat zowel het functioneren van de betrokken kandidaat als het democratische proces gebaat is bij een transparante benoemingsprocedure door de Tweede Kamer;Eerdmans

verzoekt de regering, de bereidheid uit te spreken een transparante procedure te ontwikkelen, waarbij de benoeming van topfunctionarissen in internationale politieke functies plaatsvindt door middel van een voordracht door de Tweede Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Eerd mans, Halsema en Van Bommel. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 3(29539).

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Afsluitend loop ik nog even de belangrijkste argumenten langs die in dit debat zijn gewisseld. Door verschillende sprekers zijn er opmerkingen gemaakt over de onvrede onder de bevolking, die niet op waarde zou worden geschat als wij niet bereid zouden zijn om over te gaan tot een openbaar debat hier in de Kamer over de kandidaten. Met name door de heer Van der Staaij zijn daar kanttekeningen bij geplaatst. Hij vraagt zich af of burgers wakker liggen van het wel of niet kunnen kiezen van de eurocommissaris. Ik denk dat hij gelijk heeft. Ik denk dat burgers inderdaad niet wakker liggen van het wel of niet kunnen kiezen door het parlement van de nieuwe eurocommissaris. Daarvoor heeft dit debat ook te veel de schijn van een Haags ritueel. Dit debat voegt niet echt iets toe aan het verminderen van de burgerlijke onvrede over Europa. Dat neemt niet weg dat, als er wel degelijk in de Kamer een debat zou plaatsvinden met verschillende kandidaten, daarin een kans zou kunnen schuilen dat burgers meer begrip en inzicht krijgen in de Europese besluitvorming. Het argument van mijn fractie is niet dat je de procedure openbaar moet maken om tegemoet te komen aan bestaande onvrede. Nee, wij vinden dat de procedure openbaar zou moeten zijn, omdat daar een kans in zit om het Europese debat te verlevendigen. Op dat argument is de heer Van der Staaij niet ingegaan. Aangezien de kleine christelijke fracties toch een belangrijke positie innemen in dit debat, wil ik hem dit argument nog eens voorhouden. Een ander argument waarop de kleine christelijke partijen evenmin zijn ingegaan, is het democratische argument. Dat is voor de fractie van GroenLinks nog belangrijker.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik vind het argument om de procedure te wijzigen als een soort voorlichtingsinstrument nog zwakker dan het argument van de onvrede. Ik vind het een oneigenlijke invulling van een dergelijke procedure.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

U kiest dan ook woorden die zeer nadrukkelijk de mijne niet zijn. Het is geen voorlichtingsinstrument. Je betrekt de burgers bij de Europese besluitvorming door hen te laten zien hoe die besluitvorming tot stand komt. Als hier kandidaat-commissarissen hun eigen programma, hun profiel en hun visie op Europa voorleggen en de Kamer debatteert daarover, dan kunnen burgers zelf uitmaken of zij dat in het belang van Europa vinden of niet. Dat is geen voorlichting, dat is burgers betrekken bij de Europese besluitvorming. Daar moet je volgens mij niet denigrerend over zijn, maar het is een ander argument dan het argument van onvrede waar de heer Van der Staaij op inging.

Dit brengt mij er overigens wel toe om nog een opmerking te maken. Er is veel gezegd over het gevaar van persoonsbeschadiging op het moment dat je de procedure openbaar zou maken. Dat vind ik op mijn beurt een zwak argument. Personen die zichzelf kandidaat stellen voor dit soort gewichtige publieke functies moeten bewust het risico durven lopen op beschadiging. Anders ben je naar mijn mening niet geschikt voor de functie, want deze kan altijd het risico van beschadiging in zich dragen. Bovendien demonstreert het debat van vandaag dat ook niet-openbaarmaking van het debat het gevaar van persoonsbeschadiging in zich draagt.

Een ander argument is voor mijn fractie belangrijker, namelijk dat van de democratie. Wij vinden het van groot belang dat de Nederlandse kandidaat-eurocommissaris steunt op een meerderheid van dit parlement. Wij vinden het dus uitermate onverstandig dat deze regering welbewust het risico neemt van een aangeschoten kandidaat met een tegenvallende portefeuille, zonder dat daar nog iets aan kan worden veranderd, omdat de tegen die tijd publiek geworden regeringsvoordracht voor twee van de drie regeringspartijen een tweede keuze is, terwijl de oppositie de kandidaat überhaupt niet ziet zitten. Dat lijkt mij een onverantwoord risico.

Voorzitter. Ik heb in eerste termijn gezegd dat openbaarheid voor ons een belangrijke waarde in zichzelf vertegenwoordigt. Daarom heb ik die waarde ook zeer nadrukkelijk verdedigd. Dat neemt niet weg dat ik nog een keer zeer nadrukkelijk het argument naar voeren wil schuiven dat er steun gezocht moet worden in het parlement.

Tot slot heb ik in eerste termijn gewezen op het Ierse wijzigingsvoorstel om nog maar een kandidaat per lidstaat naar voren te schuiven en dat op te nemen in de uiteindelijke grondwet. Mijn fractie is daar geen voorstander van en dient daarover een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in de concepttekst van het verdrag tot vaststelling van een grondwettelijk verdrag voor de Europese Unie de mogelijkheid wordt geschapen dat er per lidstaat drie kandidaat-eurocommissarissen worden voorgedragen;

constaterende dat het Iers voorzitterschap in zijn tekst van 13 mei 2004 (CIG 75/04, PRESID 17) voorstelt om deze bepaling terug te schroeven;

roept de regering op, zich in te spannen om genoemd procedurevoorstel opgenomen te krijgen in de uiteindelijke tekst van het verdrag tot vaststelling van een grondwettelijk verdrag voor de Europese Unie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Halsema, Bos, Van Bommel en Eerdmans. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4(29539).

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter. Waar gaat het in dit debat om? De kern hiervan is openbaarheid of geen openbaarheid. De fractie van D66 vindt dat een belangrijke benoeming als die van een eurocommissaris zo openbaar en zo transparant mogelijk moet zijn. Ik heb het debat op mij in laten werken en vind het teleurstellend dat de fracties van het CDA en de VVD niet de keuze met ons maken om in het openbaar met kandidaten te praten over hun visie op Europa. De functie van eurocommissaris is zo belangrijk!

De redenering van collega Van Aartsen dat mevrouw Kroes de allerbeste is en dus gekozen moet worden zonder dat het parlement vragen aan haar kan stellen, is eigenlijk onnavolgbaar. Ik ben het met mevrouw Halsema eens dat persoonsbeschadiging een zeer verkeerde term is. In mijn visie moet de regering drie kandidaten voordragen aan de Kamer, per definitie drie gekwalificeerde kandidaten aan wie het parlement vragen kan stellen. Als het er eentje wordt, vallen er twee af. Dat wil niet zeggen dat dit een zeperd is of dat dit een schande is; een van de drie verdient gewoon de voorkeur van het parlement boven de andere twee. Om dit vast te leggen in een voorstel wil ik de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het voor de legitimatie van de Nederlandse eurocommissaris van belang is dat er een zo openbaar mogelijke procedure wordt gevolgd;

verzoekt de regering, aan de Tweede Kamer een meervoudige voordracht te doen in overeenstemming met de door de Tweede Kamer goed te keuren profielschets waarbij tevens de mogelijkheid wordt geschapen voor de Tweede Kamer om met deze kandidaten over hun sollicitatie te debatteren en hun voorkeursvolgorde aan te brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dittrich, Bos, Herben, Halsema en Van Bommel.

Zij krijgt nr. 5(29539).

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Is dit ongeveer de zelfde motie als die de heren Eerdmans en Timmermans – als ik mij niet vergis – in november tijdens een debat hebben ingediend en waar de Tweede Kamer toen tegen heeft gestemd?

De heer Dittrich (D66):

Eerlijk gezegd, heb ik die motie niet paraat. Ik kan deze motie daar dus niet mee vergelijken. Ik zal dat straks even beoordelen. Deze motie dien ik autonoom in vanwege dit debat en vanwege de argumentatie van de minister-president.

De profielschets is dus van enorm belang. Ik moet zeggen dat ik de argumentatie van de minister-president op dat punt niet overtuigend vond. Vandaar dat ik er iets over heb opgenomen in de motie.

Ik heb ook het voorstel gedaan om bij een hoorzitting of debat met de kandidaat-eurocommissarissen ook de Nederlandse leden van het Europees Parlement te betrekken, zoals wij dat in sommige andere typen debat ook doen. Daarover dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het wenselijk is dat de leden van het EP, gezien hun controlerende functie jegens de Commissie, zo vroeg mogelijk worden betrokken bij de benoemingsprocedure van de eurocommissaris;

overwegende dat het bij het debat over de Staat van de Unie gebruikelijk is dat leden van het Europees Parlement het woord voeren;

spreekt uit dat ook leden van het Europees Parlement deelnemen aan het debat in de Tweede Kamer over de te benoemen eurocommissaris waarbij zij ook in de gelegenheid worden gesteld, vragen te stellen aan de kandidaat-commissarissen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dittrich. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6(29539).

De heer Dittrich (D66):

Op dit voorstel heb ik geen reactie gehad van de minister-president, dus ik hoop dat hij hier specifiek op ingaat in zijn tweede termijn.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Het is een teleurstellend debat, vooral de houding van de VVD-fractie stelt mij in hoge mate teleur. Ik zie dat de woordvoerder van deze fractie zich hierin herkent. De VVD, de partij die democratie in haar naam voert, maar die dit niet in de praktijk wil brengen op momenten waarop dat belangrijk is. Dit zal iedere democraat teleurstellen, dus ook de leden van de VVD. Zij zijn misschien wel tot de slotsom gekomen dat Neelie Kroes de beste kandidaat van de VVD is, maar waarom mogen anderen daar dan niet over meepraten? Als men zo overtuigd is van haar kwaliteiten, dan zou er toch een openbaar debat over gevoerd moeten kunnen worden? De deur van de achterkamer blijft op slot, als het aan de VVD ligt. De profielschets die in eigen kring is opgesteld, heeft als eerste punt dat het een lid van de VVD moet zijn. Dit kan natuurlijk nooit leiden tot de beste man of vrouw op de juiste plaats.

Ook de houding van de regering is teleurstellend. Anders dan een van de vorige sprekers denk ik dat de kiezer er wél mee zit, dat de kiezers denken dat zij over Europese zaken niet mogen meepraten, dat zelfs de Tweede Kamer er niet over mag meepraten, maar dat de regering, Brussel en anderen wel bepalen wat goed voor hen is. Dit zal niet leiden tot een groter draagvlak voor wat er zich in Brussel afspeelt en dat zal weer leiden tot een lagere opkomst bij de verkiezingen van 10 juni. De opkomst was de vorige keer zo'n 30%, misschien mogen wij deze keer wel blij zijn als wij dit percentage halen.

Ten slotte nog een woord over de oproep van de heren Bos en Eerdmans. De heer Bos zei dat ex-minister Roelf de Boer vooral wél zou moeten solliciteren. Ik ben dit wel met hem eens, ik denk dat het een zekere druk op het kabinet zal geven om voor een democratische procedure te zorgen, als er bekend is dat er meer personen met een statuur als die van de heer De Boer op deze post hebben gesolliciteerd. Ik ben het ook eens met de oproep van de heer Eerdmans "laten anderen die het overwegen, toch vooral ook solliciteren en laten zij daar ruchtbaarheid aan geven". Het probleem is alleen dat hij heeft gesteld dat zulke brieven naar het Torentje gestuurd zouden moeten worden, terwijl de brief van de heer Van der Ploeg aan de minister van Buitenlandse Zaken gericht was. Het is mij dan ook niet duidelijk waar een sollicitatiebrief naar toe gestuurd zou moeten worden, naar het Torentje of naar het ministerie van Buitenlandse Zaken. Of bestaat de sollicitatiecommissie uit de minister-president en de minister van Buitenlandse Zaken en kunnen sollicitatiebrieven aan beiden gericht worden? Ik hoop dat dit in tweede termijn duidelijk gemaakt wordt, want dan weten wij tenminste zeker dat die brieven op de juiste plaats terechtkomen.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Er zijn in tweede termijn duidelijke verschillen in de bijdragen van de fracties naar voren gekomen, zoals op het punt van de procedure voor het aanwijzen van de Nederlandse kandidaat. Mevrouw Halsema heeft er een punt van gemaakt hoe de procedure de vorige keer is verlopen. Een sterke focus op één persoon, waarbij zij een kwalificatie gevoegd heeft, heeft volgens haar effect gehad op de portefeuille die Nederland heeft gekregen. Ik denk dat wij daar lessen uit moeten trekken. Ik heb ook steeds gezegd dat wij moeten letten op een betere balans van de portefeuille en de kandidaat die wij geschikt achten.

Verder is er vandaag heel veel over democratie gezegd. Er zijn ook forse woorden bij gebruikt, zoals achterkamertjespolitiek. Nu mag je zeggen dat in een democratie de regering regeert en de Kamer controleert. Dit betekent uiteraard dat het kabinet verantwoording aflegt aan het parlement, als het tot een voordracht komt.

Vandaag heb ik aanzetten gegeven voor een profielschets, ik heb de elementen genoemd die de regering van groot belang acht bij de uiteindelijke keuze van de kandidaat. Daar hebben sommige woordvoerders ook op gereageerd; ik kom hier zo dadelijk nog op terug bij het bespreken van de motie van de heer Bos.

De heer Van Bommel heeft nog gesproken over de sollicitatiebrieven. Aan wie ze ook gericht worden, uiteindelijk schrijft men gewoon het kabinet aan, dus daarover hoeft men zich geen zorgen te maken.

Dan ben ik toe aan een reactie op de moties. De heer Bos heeft een motie over de profielschets ingediend. Ik heb vandaag al de nodige indicatie gegeven over de kwalificaties waaraan de persoon in kwestie moet voldoen. Verder zal de Kamer zich dan moeten uitspreken over de profielschets. Ik heb gezegd dat het kabinet een eigen verantwoordelijkheid heeft en dat ook op basis van de Europese regelgeving en de situatie in Nederland. In die zin moet ik aanvaarding van de motie ontraden. Dat zal de heer Bos echter niet verbazen.

De heer Eerdmans heeft een motie ingediend, waarin hij oproept om te komen tot een transparante procedure voor de benoeming van functionarissen in internationale politieke functies. Dit wordt gerelateerd aan het doen van voordrachten door de Tweede Kamer. Nu zijn er veel functies die niet zomaar verkregen kunnen worden. Denk bijvoorbeeld aan de post van secretaris-generaal van de NAVO. Deze zaken lenen zich niet om zomaar over te discussiëren hier. Zo werkt het internationale spel niet. Je hebt te maken met onderhandelingen. Daarom zal het spel goed gespeeld moeten worden om te komen tot een goede portefeuille. Dat is niet gemakkelijk. Ik verwijs naar de opmerking die mevrouw Halsema heeft gemaakt over de vorige keer. Derhalve ben ik geen voorstander van deze motie en moet ik aanvaarding ervan ontraden. Dat zal echter niet verbazen gezien de gedachtewisseling die wij eerder hebben gehad.

Ik kom vervolgens bij de motie van mevrouw Halsema over het noemen van drie kandidaten per lidstaat. Wij hebben onze handen vol met het gerealiseerd krijgen van de prioriteiten van Nederland bij de IGC. Wij werken daar dag in, dag uit voor. Het lijkt mij niet verstandig om daaraan nog een punt toe te voegen. Daar komt bij dat het noemen van drie kandidaten per lidstaat zich eigenlijk niet goed verhoudt met wat ik zelf heb gezegd over de manier waarop een regering moet omgaan met het voorstellen van een kandidaat en het subtiele spel dat moet worden gespeeld van goed overleg met de beoogd de Commissievoorzitter om te komen tot een maximaal resultaat. Om die reden moet ik aanvaarding van de motie ontraden.

De heer Dittrich heeft een motie ingediend met een verzoek aan de regering om te komen tot een meervoudige voordracht. Verder wordt in de motie gesproken over een door de Kamer goed te keuren profielschets. Het zal niet verbazen dat ik deze redenering niet volg. Ik heb vandaag in het debat een andere insteek gekozen. Ook op grond van hetgeen ik eerder heb gezegd, moet ik aanvaarding van de motie ontraden.

Dat geldt ook voor de andere motie die de heer Dittrich heeft ingediend. Dat zal echter ook geen verbazing wekken.

Voorzitter. Hiermee heb ik de ingediende moties van de Kamer besproken en ben ik gekomen aan het einde van mijn tweede termijn. Ik wil de leden van de Tweede Kamer nogmaals dankzeggen voor hun inbreng in eerste en tweede termijn. Het punt waarop wij niet hetzelfde denken, is helder. Ik dank u echter voor de openheid en eerlijkheid in het debat.

De heer Bos (PvdA):

Voorzitter. Ik had eigenlijk nog een vraag voor de heer Van Aartsen, maar hij heeft het kennelijk niet aangedurfd om van de tweede termijn gebruik te maken. Mag ik via de interruptiemicrofoon die vraag alsnog stellen als uitsmijter?

De voorzitter:

U mag die vraag stellen, maar het is aan de heer Van Aartsen of aan ieder lid zelf om daarop wel of geen antwoord te geven.

De heer Bos (PvdA):

In het interruptiedebat met de heer Eerdmans maakte de heer Van Aartsen een opmerking waaruit afgeleid zou kunnen worden, dat de VVD er voorstander van is dat in de toekomst de eurocommissaris rechtstreeks door de Nederlandse bevolking gekozen wordt. Meende de heer Van Aartsen dat of was het een luchtballonnetje?

De heer Van Aartsen (VVD):

Ik heb eerder al in de richting van de heer Bos gezegd dat wij eerst maar eens moeten beginnen om een aantal zaken nationaal te doen. Ik reageerde, omdat de heer Eerdmans een vergelijking trok die volgens mij niet klopte. De burgemeester van Rotterdam en wat ons betreft de burgemeesters in Nederland – daarover bent u ook nog nooit duidelijk geweest – zouden wij in 2006 moeten kiezen. Laten wij alles maar stap voor stap doen. Het volgende stadium, met mijn excuses aan de heer Timmermans van wie ik zei dat hij ons op dit punt niet had gesteund, is dan om nu te regelen, zo zeg ik tegen de PvdA, dat het Europees Parlement de voorzitter van de Commissie benoemt, kiest. Misschien is dat ook een reden om nog eens heel kritisch na te denken over het grondwetsverdrag. U hebt in een kabinet gezeten dat ooit heeft uitgesproken om als eerste stap te nemen dat de voorzitter van de Europese Commissie door de bevolking in Europa wordt gekozen. Laten wij het zo maar eens opbouwen. Het antwoord op uw vraag luidt dus: nee, niet nu.

De heer Bos (PvdA):

Een luchtballon dus. Dank u wel.

De beraadslaging wordt gesloten.

Sluiting 18.40 uur

Naar boven