Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik heb een brief ontvangen, gedateerd 5 april 2004, van mevrouw Gerda Verburg. Ik lees een aantal passages uit die brief voor:

"Geachte voorzitter, met gevoelens van spijt laat ik u weten dat ik mijn functie als eerste ondervoorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal op 7 april zal neerleggen. Dit besluit is het gevolg van het beroep dat de CDA-fractie op mij doet om de interne politiek-strategische coördinatie van de CDA-fractie op mij te nemen.

Gedurende bijna twee jaar heb ik met veel plezier de functie van eerste ondervoorzitter vervuld. Ik dank de collega's voor de ruimte die zij mij daartoe hebben toegestaan. Als lid van het Presidium heb ik mij zeer thuis gevoeld. Het is goed en nodig dat de Tweede Kamer als volksvertegenwoordiging wordt bestuurd door een college als het Presidium, dat zich bewust is van het belang van zorgvuldig sturen en besturen. In het Presidium kunnen en moeten, door het waar nodig uitstijgen boven het eigen fractiebelang, de lijnen worden uitgezet die kunnen bijdragen aan een sterk en gezaghebbend opererende volksvertegenwoordiging. Ook hier past dank voor de basis van vertrouwen waarop wij hebben kunnen samenwerken.

Ik heb het bijzonder op prijs gesteld als eerste ondervoorzitter te mogen werken met en te kunnen rekenen op medewerkers die met zoveel motivatie en toewijding hun werk ten behoeve van de volksvertegenwoordiging doen. Wilt u zo vriendelijk zijn mijn waardering en dank aan de medewerkers kenbaar te maken?"

Dit laatste doe ik bij dezen gaarne.

Mevrouw Verburg vervolgt haar brief met:

"Van harte wens ik de leden van het Presidium het vermogen toe om waar mogelijk te opereren in grote betrokkenheid en waar nodig met distantie. Met hoogachting en hartelijke groet,

Gerda Verburg."

Van mijn kant opluchting dat het alleen een afscheid van het Presidium is, niet een afscheidsbrief zoals ik die wel vaker op een dinsdag of een woensdag oplees. Mevrouw Verburg, namens alle andere leden van het Presidium en uiteraard mijzelf heel veel dank voor de goede samenwerking in het Presidium. Ook veel dank voor de persoonlijke samenwerking en de zeer nuttige en constructieve klankbordfunctie die u voor mij als voorzitter hebt willen vervullen. Ik zei het al: ik prijs mij gelukkig dat dit alleen een afscheid is van het Presidium en dat u verder gewoon bij ons blijft.

De CDA-fractie heeft, bij brief van de fractiesecretaris, aan mij bericht dat zij voor de vacature Verburg in het Presidium en als eerste ondervoorzitter kandidaat stelt de heer Ten Hoopen. Ik stel daarom aan de Kamer voor, de heer Ten Hoopen te benoemen tot lid van het Presidium en tot eerste ondervoorzitter, in plaats van mevrouw Verburg.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik feliciteer de heer Ten Hoopen met zijn benoeming tot eerste ondervoorzitter van de Tweede Kamer.

Aangezien de toegezegde informatie nog niet is ontvangen, stel ik voor, het VAO Nimby-procedure/Onderbanken te verplaatsen naar volgende week.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik stel op verzoek van de vaste commissies voor Justitie en voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor, de wens te kennen te geven nadere inlichtingen te ontvangen over de voorgenomen oprichting stichting Centrum voor criminaliteitspreventie en veiligheid (CVV) (29492).

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Op verzoek van de PvdA-fractie benoem ik in de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het lid Dubbelboer tot lid in plaats van het lid Wolfsen, en het lid Wolfsen tot plv. lid in plaats van het lid Dubbelboer.

Het woord is aan mevrouw Joldersma.

Mevrouw Joldersma (CDA):

Voorzitter. Wij hebben behoefte aan een derde termijn in het debat over het HOOP, zo mogelijk nog deze week. Daarom verzoeken wij u de stemmingen over de moties uit het notaoverleg over het HOOP uit te stellen en de regering te vragen vóór morgen 12.00 uur een uitgebreide schriftelijke reactie te geven op de interpretatie van de motie-Tichelaar c.s. (29410, nr. 4) en daarbij ook aan te geven hoe deze motie zich verhoudt tot het HOOP en het regeerakkoord.

De heer Tichelaar (PvdA):

Voorzitter. Waarover zou die derde termijn moeten gaan? Ik wil mij er graag goed op voorbereiden. Het is overigens onbegrijpelijk dat mevrouw Joldersma de staatssecretaris vraagt om een interpretatie van een motie. Het is immers gebruikelijk dat de Kamer stemt over een motie waarna het kabinet eventueel gevraagd wordt om een schriftelijke reactie.

Mevrouw Vergeer (SP):

Ik wil het verzoek van mevrouw Joldersma steunen. In de motie van de heer Tichelaar c.s. staat een groot aantal overwegingen die verband houden met het geformuleerde verzoek aan het kabinet. De staatssecretaris heeft daarover geen duidelijkheid gegeven en daarom is het echt nodig om de discussie te heropenen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ook ik steun het verzoek van mevrouw Joldersma. De vraag die zij schriftelijk beantwoord wil zien, kwam in het debat over het HOOP niet goed uit de verf. Er was ook te weinig tijd voor. Ik ben razend benieuwd hoe de motie van de heer Tichelaar zich verhoudt tot het HOOP en vooral ook tot het regeerakkoord. Dit lijkt mij een belangrijke vraag die onze aandacht verdient.

De heer Van der Ham (D66):

Mijn fractie heeft geen behoefte aan een derde termijn, maar verzet zich er ook niet tegen. De Kamer vindt iets en daarmee heeft de regering rekening te houden.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mijn fractie steunt het verzoek van mevrouw Joldersma. Het einde van het notaoverleg stond enigszins onder tijdsdruk en kwam enigszins onoverzichtelijk op mij over. Daarom hecht ik er ook aan dat de brief er komt zodat wij de implicaties van de motie van de heer Tichelaar nog even tegen het licht kunnen houden tegen de achtergrond van hetgeen in het HOOP is voorgesteld en in het regeerakkoord is bepaald. Van het regeerakkoord ken ik overigens alleen het bestaan; ik heb daar verder niets mee. Wij moeten echter streven naar een zekere stabiliteit in het verkeer tussen regering en parlement. Daarom is het geen onbelangrijke vraag of de motie zich verdraagt met de meest authentieke exegese van het regeerakkoord op dit punt.

Mevrouw Kraneveldt (LPF):

Mijn fractie heeft geen behoefte aan een derde termijn. Zij twijfelt aan de meerwaarde ervan, maar wil overigens ook niet dwarsliggen.

De heer Cornielje (VVD):

Als voorzitter van bedoeld notaoverleg wil ik erop wijzen dat het overleg niet onder tijdsdruk is afgerond. Het is om 18.50 uur beëindigd, terwijl het tot 23.00 was uitgeschreven.

Mevrouw Joldersma (CDA):

Aan het adres van de heer Tichelaar wil ik opmerken dat mijn fractie graag wil weten waar zij precies over stemt. Het overleg heeft inderdaad niet onder tijdsdruk gestaan, maar wel hebben wij pas gisteren het stenogram ontvangen. Uit dat stenogram blijkt dat de motie verschillend wordt uitgelegd; bovendien roept de reactie van de staatssecretaris vraagtekens op. Vandaar mijn verzoek om een derde termijn en een toelichting van de staatssecretaris.

De heer Visser (VVD):

Ik ben benieuwd of mevrouw Joldersma het mogelijk acht dat zij na een derde termijn alsnog voor de motie stemt.

De voorzitter:

Dit is op het randje van de regeling van werkzaamheden!

Mevrouw Joldersma (CDA):

Dat ligt geheel aan de interpretatie die de staatssecretaris van de motie geeft.

De voorzitter:

Ik stel voor, de voor vandaag geagendeerde stemmingen uit te stellen tot na de heropening, de heropening toe te staan en volgende week donderdag te laten houden, spreektijden te hanteren van één minuut per fractie nu het gaat om slechts één motie en om het stenogram van dit deel van de vergadering door te zenden naar de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw Nijs.

Mevrouw Joldersma (CDA):

Een spreektijd van één minuut lijkt mij wel heel erg kort om zo'n belangrijke motie te bespreken.

De voorzitter:

Een heropening, slechts één motie! In het notaoverleg had u ook maar weinig tijd nodig en daarom denk ik dat wij moeten uitgaan van één minuut.

Mevrouw Joldersma (CDA):

Drie minuten!

De voorzitter:

Ik merk aan het geroezemoes uit de zaal dat er een meerderheid is voor een spreektijd van één minuut. Ik blijf bij mijn voorstel.

Mevrouw Joldersma (CDA):

Voorzitter. Ik vind toch echt dat...

De voorzitter:

Twee minuten!

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Timmermans.

De heer Timmermans (PvdA):

Voorzitter. Ongeveer een maand geleden heeft de fractievoorzitter van de PvdA de minister-president gevraagd om de Kamer een brief te doen toekomen over de procedure die zal worden gevolgd bij de benoeming van de nieuwe eurocommissaris. Sindsdien is het oorverdovend stil en daarom zou mijn fractie graag zien dat er een kattebelletje gaat naar de minister-president waarin hij wordt herinnerd aan dit verzoek en waarin hij wordt gevraagd om spoedig te antwoorden.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister-president.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Fierens.

Mevrouw Fierens (PvdA):

Voorzitter. Morgen vindt in Parijs de high level meeting plaats over OESO-DAC-normen en de ODA. Vanmiddag wordt hierover tussen 15.30 uur en 17.30 uur een algemeen overleg gehouden. Ik denk echter dat het goed is dat de Kamer de minister aangeeft hoeveel onderhandelingsruimte zij heeft bij deze conferentie. Dat is de reden dat ik nu al een VAO aanvraag. Als wij dat VAO vanmiddag houden, kunnen wij vanavond nog stemmen over de ingediende moties. Op die manier kunnen wij de minister duidelijkheid verschaffen over haar onderhandelingsruimte in Parijs.

De voorzitter:

Het algemeen overleg moet nog plaatsvinden en het is mij dan ook niet duidelijk hoe u nu al kunt uitsluiten dat de besluitvorming in dit algemeen overleg geen aanleiding zal zijn voor moties en stemmingen vanavond.

Mevrouw Fierens (PvdA):

Ik doe dit voorstel, omdat er alleen maar aanwijzingen zijn, zeker ook gezien de brief die wij pas gisteravond laat mochten ontvangen, dat de minister in het geheel niet bereid is om tegemoet te komen aan de wensen van een aantal fracties. De minister is deze fracties in haar brief op geen enkele manier tegemoetgekomen en dat is de reden dat ik weinig hoop heb dat zij die bereidheid in het algemeen overleg wel zal hebben. Omdat de onderhandelingen morgen plaatsvinden, heb ik mijns inziens een goede reden om nu al een VAO aan te vragen.

De voorzitter:

U kunt dit VAO natuurlijk alleen maar onder voorbehoud aanvragen, maar afgezien daarvan lijkt het mij toch beter dat ik u een ander voorstel doe. Ik voel er namelijk heel weinig voor om vanavond over eventuele moties te moeten stemmen. Ik stel de Kamer voor om, indien er na afloop van het algemeen overleg behoefte bestaat om moties in te dienen, die moties morgenochtend bij het begin van de vergadering om 10.15 uur in te dienen. Wij kunnen dan eventueel onmiddellijk na de lunchpauze over deze moties stemmen.

De heer De Haan (CDA):

Als voorzitter van dit nog te houden algemeen overleg kan ik u verzekeren dat aan het einde van dit overleg duidelijke conclusies zullen worden getrokken. Daarvoor zijn algemene overleggen overigens ook bedoeld. Waarom moeten algemene overleggen altijd tot VAO's leiden? Dat is toch zeker niet nodig.

De voorzitter:

Ik dank u voor deze opmerking.

Ik houd vast aan mijn oorspronkelijke voorstel, hetgeen betekent dat een lid dat behoefte heeft aan het indienen van een motie, dat morgenochtend kan doen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Kalsbeek.

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

Voorzitter. Morgen staat een verslag van een algemeen overleg moties Justitie geagendeerd. Ik verzoek u dat onderwerp uit te stellen tot volgende week dinsdag omdat de Kamer een noodzakelijke brief over de reclassering nog niet ontvangen heeft en omdat voor morgen het kerstregime geldt hetgeen in dit geval onnodig is.

De voorzitter:

Ik kan niet garanderen dat dat regime volgende week niet hoeft te gelden.

Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen en het verslag algemeen overleg moties Justitie te verplaatsen naar volgende week, zo mogelijk naar dinsdag maar dat hangt ook af van de agenda van de minister van Justitie.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer De Wit.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. Ik verzoek u, de stemming over de motie-De Wit/Huizinga-Heringa (29200-XV, nr. 51) aan te houden en de minister van SZW te vragen om alsnog een reactie te geven op deze motie. Inmiddels zijn de stukken binnengekomen waar de minister om had gevraagd. Wij kennen zijn oordeel echter nog niet.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen en het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Aldus wordt besloten.

Naar boven