Vragen van het lid Vos aan de minister van Buitenlandse Zaken over het nieuws dat de Canadese regering heeft besloten de jacht op zeehonden te intensiveren.

De voorzitter:

Ik teken hierbij aan dat mevrouw Vos de vragen ook had willen stellen aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Die minister is echter in het buitenland.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter. Sinds vorig jaar heeft Canada de jacht op zeehonden enorm opgevoerd. In drie jaar tijd zullen bijna een miljoen zeehonden worden gedood. Het gaat daarbij om bijna allemaal babyzeehonden, vanaf twaalf dagen tot drie maanden oud. Eind maart is de campagne gestart die deze week haar hoogtepunt bereikt: binnen enkele dagen zijn zo'n 150.000 zeehonden doodgeknuppeld en gevild. Wij hebben allemaal de bloedige taferelen gezien. Gruwelijke jachtpraktijken zoals levend villen en op een afschuwelijke wijze doodknuppelen komen nog steeds veel voor en worden nauwelijks aangepakt door de Canadese regering. Het International Fund for Animal Welfare meldt ons dat 80% van de jagers niet goed onderzoekt of het dier wel dood is voordat tot villen wordt overgegaan. Nederland kan niet aan de zijlijn blijven en moet stelling nemen tegen deze brute jacht. Ik stel daartoe de volgende vragen.

Is de minister bereid zijn Canadese collega te laten weten dat Nederland deze jacht volstrekt afkeurt? Vindt hij niet dat de landen die maar al te graag bont importeren, hiermee moeten ophouden? Ik noem bijvoorbeeld Rusland en China, grote importeurs van het bloederige bont. Gaat de minister hen aanspreken op hun verantwoordelijkheid?

Ik vind dat Nederland een vuist moet maken tegen zeehondenbont; zelf, maar ook samen met Europa. België heeft al aangekondigd dat het een verbod wil op het importeren van zeehondenbont. Nu geldt er al wel een Europees verbod wat betreft de allerjongste zeehondjes, maar dat beslaat maar 5% van het totaal. De minister toert de komende weken door Europa ter voorbereiding van het Nederlandse EU-voorzitterschap en ik vraag hem of hij wil werken aan een Europees verbod op alle zeehondenbont. Vindt hij het Nederlandse voorzitterschap niet een uitgelezen moment om een Europees importverbod in te stellen? Zoekt hij op zijn toer steun voor deze actie?

Minister Bot:

Voorzitter. Ik deel de bezorgdheid over de omvang van de zeehondenjacht in Canada. Het is genoegzaam bekend dat de Nederlandse regering in dat opzicht dezelfde zorgen en problemen heeft. In het verleden heeft Nederland die bezorgdheid ook duidelijk kenbaar gemaakt bij de Canadese autoriteiten. Er zijn in de jaren tachtig maatregelen genomen om de invoer van bont en huiden van jonge zeehonden te verbieden en de betreffende maatregel is nog steeds van kracht.

De Nederlandse regering is van mening dat de zeehondenjacht alleen kan plaatsvinden op basis van een zorgvuldig beheersplan. Het uitgangspunt is hierbij dat de zeehondenpopulatie op niveau blijft. Tot 2001 heeft een onafhankelijk panel de Canadese overheid geadviseerd over deze populatieomvang en mogelijke beheersmaatregelen. Helaas is dit panel niet meer in functie. De recente quota die tot 2006 voor de jacht op zeehonden zijn vastgesteld, doen vermoeden dat de slacht zoals deze thans plaatsvindt, verder gaat dan de natuurlijke aanwas van de zeehonden. Het is ook om deze reden dat ik gaarne bereid ben de Nederlandse ambassade in Canada te vragen om bij de Canadese overheid navraag te doen naar de wijze waarop het quotum is vastgesteld. Ik denk dat daarbij een aantal elementen specifiek aan de orde moet komen. Op de eerste plaats betreft dit het aandringen op terughoudendheid en op toepassing van het voorzorgprincipe, teneinde de zeehondenpopulatie op peil te houden. Op de tweede plaats zal ik ernstige zorg uitspreken naar aanleiding van de ontvangen berichten over het soms gebrekkige toezicht op de naleving van de voorgeschreven humane dodingsmethodes. Dat betreft zowel de wijze van doden, alsook het villen enz. Mevrouw Vos heeft daarop gewezen en ik denk dat dit met zeer veel nadrukkelijkheid naar voren moet worden gebracht. Ik vraag mij in dit verband af of het niet zinvol zou zijn er bij de Canadese autoriteiten op aan te dringen dat het ontbonden panel weer bij elkaar wordt geroepen om een objectieve evaluatie te maken van wat nu eigenlijk de situatie is, wat er nodig is en wat er verbeterd kan worden.

Mevrouw Vos heeft voorts gevraagd of ik mijn Russische en Chinese collega's wil verzoeken een vuist te maken. Als de tijd het toelaat, ben ik inderdaad van plan mijn collega Lavrov te spreken. Ik had eigenlijk vandaag in Dublin moeten zijn, maar door verplichtingen hier is dat niet mogelijk. Ik heb echter wel telefonisch contact met hem en ik zal daarbij dit punt onder zijn aandacht brengen.

Ik breng nog eens in herinnering dat de Europese Unie mede op aandringen van Nederland een importverbod heeft ingesteld voor bont en huiden van jonge zeehonden. Dat verbod heeft goed gewerkt want de jacht op jonge zeehonden is sterk teruggedrongen. Ik stel echter vraagtekens bij verdergaande maatregelen. Wij moeten zorgvuldig overwegen wat de beste weg is.

Voordat wij op een dergelijke maatregel aandringen, is het misschien verstandig eerst het antwoord van de Canadese autoriteiten op de vragen die ik zojuist gesteld heb, af te wachten. Hoe gaat het met het voorzorgprincipe? Wat zijn de aantallen? Hoe ziet men dat? Welke dodingsmethodes worden gehanteerd? Is men serieus bereid om maatregelen te nemen en daarop toezicht te laten uitoefenen? Het lijkt mij beter om in het licht van dat antwoord te bekijken wat er gedaan moet worden.

Mevrouw Vos is misschien op de hoogte van het feit dat wij het risico lopen om door Canada in WTO-verband aangesproken te worden op een dergelijk verbod. Dat zou kunnen inhouden dat zelfs het huidige verbod op de import van bont van jonge zeehonden ongedaan gemaakt wordt. In het licht van de wijze waarop de WTO over dit soort zaken denkt, is de kans dat wij die strijd verliezen namelijk nogal groot.

Ten slotte wil ik niet onvermeld laten dat een dergelijk verbod zal vallen onder artikel 133. Dat is het Europese jargon voor handelspolitieke maatregelen. Als ik het hele veld overzie, vrees ik dat wij voor een dergelijk verbod geen gekwalificeerde meerderheid zullen krijgen.

Alles afwegende, lijkt het mij goed eerst even de antwoorden van Canadese en andere zijden af te wachten. Als dat aanleiding geeft tot voortdurende zorg, lijkt het mij goed om informeel overleg te voeren met de Europese collega's om de gevoelens te peilen. In het licht daarvan kan dan worden afgewogen of het verstandig is om met een dergelijke motie te komen.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik dank de minister voor zijn antwoord. Ik ben blij dat hij in ieder geval de Canadese autoriteiten om opheldering wil vragen en zijn bezorgdheid wil uitspreken. Ik vind dat echter niet voldoende. Ik wil de minister vragen om zijn Canadese collega rechtstreeks aan te spreken op dit probleem. Ik zou graag horen dat hij zowel zijn Russische als Chinese collega zal aanspreken op dit punt. Ik wil ook van hem horen of hij de bijeenkomst van de Arctic Council die in mei plaatsvindt en waarbij Nederland een waarnemersstatus heeft, zal gebruiken om zijn zorgen uit te spreken over deze zeehondenjacht en zowel Canada als China daarop aan te spreken.

Het allerbelangrijkste punt is het importverbod. De toename van de jacht is gigantisch, het aantal afschuwelijke praktijken is gigantisch en het optreden van de Canadese regering hiertegen is zwaar onvoldoende. Dit kan zo niet langer doorgaan. Wij vinden het tijd voor een importverbod zoals dat ook in de jaren tachtig het geval was. Ik vraag de minister hierover te spreken met de Europese collega's. Is het geen zaak dat in ieder geval Nederland zich uitspreekt voor een importverbod?

De minister is bezorgd voor eventuele problemen met de WTO. Ik meen dat men juist in WTO-verband erop zou kunnen wijzen dat zowel op ecologisch gebied als op het terrein van dierenwelzijn zeer ernstige zaken in het geding zijn. Mij lijkt dat de minister goede argumenten heeft om binnen de WTO duidelijk te maken dat dit zo niet langer kan en dat er een handelsbeperking moet worden ingesteld.

Minister Bot:

Ik zal gaarne mijn collega's daarover aanspreken. Als de tijd het toelaat, zal ik daar hedenmiddag met mijn Russische collega over spreken. Ik hoop mijn Chinese collega, die ik verleden week heb gesproken, daar ook nog over te kunnen benaderen. Ik zal ook in andere fora de zorg van deze Kamer mededelen. Nogmaals, ik denk dat een importverbod geen kans van slagen zal hebben, maar ik ben gaarne bereid om dat bij mijn Europese collega's ter sprake te brengen en te sonderen hoe men daar tegenover staat. Ik denk echter dat het beter is om eerst af te wachten wat de uitkomsten zijn van het gesprek met mijn Canadese collega. Ik meen dat het ook goed is dat de Nederlandse ambassade in Canada met autoriteiten op hun niveau contact opnemen, zodat zowel politiek als ambtelijk druk wordt uitgeoefend en de afspraken die destijds zijn gemaakt over het voorzorgprincipe en de andere elementen, zoals de humane manier van doden en de verdere verwerking, in acht worden genomen. Als wij over die gegevens beschikken, kunnen wij nader bekijken of een importverbod kans van slagen heeft. Ik ben echter gaarne bereid om het nu al, voordat ik die gegevens heb, ter sprake te brengen bij de eerstkomende bijeenkomsten in het kader van de Europese Unie.

De voorzitter:

Gezien de tijd, zou het vragenuur voorbij moeten zijn. De manier waarop u naar de voorzitter kijkt, brengt mij er echter toe om het met vijf minuten te verlengen, maar dan vraag ik u wel om korte, flitsende, duidelijke vragen te stellen.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik heb het idee dat wij nu in een kringetje aan het ronddraaien zijn. Wij hebben verleden jaar met minister Veerman exact dezelfde discussie gehad. Hij stelde toen ook dat hij het op internationale gremia aan de orde zou stellen. Ik begrijp nu uit een persbericht dat op de website van het minister van LNV staat dat er een voorstel is gedaan door de Belgen en dat tien Europese lidstaten hebben gesteld dat zij een importverbod op honden-, katten- en zeehondenbont willen invoeren. De Kamer heeft Kamerbreed een motie aangenomen om over te gaan tot een importverbod op honden- en kattenbont. Waarom gaat u niet met die tien lidstaten over tot een nationaal verbod?

Minister Bot:

Ik vrees dat deze zaak valt onder het invoerregime van de Europese Unie. Wij kunnen niet individueel een importverbod afvaardigen, want dan komt het via de andere veertien landen toch binnen. Wij hebben een interne markt. Dit soort maatregelen dient dan ook nergens toe. Je moet het gezamenlijk als Europese Unie doen. Wij moeten dus zien dat wij de 25 lidstaten met een gekwalificeerde meerderheid achter ons standpunt krijgen. Ik heb toegezegd dat ik mijn collega's daarover zal sonderen. Ik zal de ernst van de situatie onder ogen brengen. Wij zullen zien wat de uitkomst daarvan is.

De heer Samsom (PvdA):

Ik wil op dit punt doorgaan. Bent u op de hoogte van het feit dat wij ook bij het ivoor eerst unilateraal een verbod hebben ingesteld en daarmee een voorbeeldfunctie hebben vervuld in Europa? Op die manier kunt u ook uw Europese collega's overtuigen. Dat lijkt mij in dit geval zowel ethisch als tactisch een zeer goede strategie.

Minister Bot:

Ik zal alle nuttige argumenten naar voren brengen om dit standpunt duidelijk voor het voetlicht te brengen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik vraag de minister van Buitenlandse Zaken om wat hij hier zegt en wat hij wellicht de komende dagen nog zal zeggen in een brief aan de Kamer uiteen te zetten. De minister heeft gesproken over de WTO en heeft gezegd dat de WTO het landen moeilijk zou maken of zou verbieden om op grond van dierenwelzijn handelsbeperkende maatregelen te nemen. Het zou echter al jaren de praktijk moeten zijn om non-trade issues, zoals dierenwelzijn, hoog op de agenda van de EU te zetten. Waarom grijpt deze minister van Buitenlandse Zaken deze kans niet om die belofte gestand te doen in dit zo pijnlijke dossier?

Minister Bot:

Ik denk dat als wij dat zouden doen, de kans groot is dat er binnen de WTO niet zoveel begrip zal zijn voor deze aangelegenheid en dat u niet het succes zult bereiken dat u wilt bereiken. Het risico bestaat dan zelfs dat het invoerverbod van bont van jonge zeehonden zal worden afgeschaft. Dat is op het ogenblik de evaluatie binnen de WTO. Dat is het enige dat ik u meegeef. Het is dus niet een gebrek aan goede wil, belangstelling en inzet, maar een kwestie van een feitelijke situatie in de landen die lid zijn van de WTO.

De heer Van der Ham (D66):

Ik wil even doorgaan op die vraag die heel wezenlijk is. Heel veel landen in de Europese Unie zijn van mening dat de dierenwelzijnseisen bij de WTO-onderhandelingen moeten worden betrokken. Andere landen binnen de Europese Unie durven daarin al verder te gaan dan Nederland. Ik hoop dat de minister de schroom die hij uit, namelijk dat het toch niet zal lukken, laat varen en dat hij zich met de regering in Europees verband harder inzet om dierenwelzijn een plaats te geven in de WTO-onderhandelingen. Ik vraag hem, zijn schroom te laten varen en meer zijn best te doen.

Minister Bot:

Ik meen van geen enkele schroom blijk te hebben gegeven. U praat mij dingen aan die ik gezegd, noch geïndiceerd heb. U weet dat heel goed. Ik heb getracht een objectief beeld te schetsen van de mogelijkheden. Het gaat erom succes te hebben en niet om vlagvertoon. Ik voel daar tenminste niets voor. Ik wil resultaten zien. Ik heb gezegd deze zaak op alle niveaus aan de orde te stellen. Ik heb een evaluatie gegeven van het internationale krachtenveld, zowel in de WTO als in de Europese Unie. U zegt wel dat heel veel landen in de Europese Unie daarin verder gaan, maar slechts één land heeft via de krant aangekondigd voornemens in die richting te hebben, waarna ik er niets meer van gehoord heb. Ik kan u veel meer Europese landen noemen die er absoluut tegen zijn, zodat er geen gekwalificeerde meerderheid tot stand zou komen. Dat is de feitelijke situatie. Laten wij trachten binnen die feitelijke situatie een optimaal resultaat te bereiken.

De heer Oplaat (VVD):

Voorzitter. Ik heb begrip voor het feit dat wij niet aan symboolpolitiek moeten doen. De VVD-fractie zou wel graag wat meer daadkracht zien. De minister gaat met zijn collega's praten, ook in Europa. Hij belt met de Canadese minister die zegt: mister Bot, you are a nice guy, maar wij doen niks. Wat is dan de stok achter de deur om daadwerkelijk stappen te zetten om de mensen te overtuigen dat die afgrijselijke taferelen moeten stoppen?

Minister Bot:

Ik vermoed dat de Canadese regering niet zal zeggen: you are a nice guy. Als wij hen aanspreken op het feit dat er beloften zijn gedaan over het voorzorgprincipe en dus over het op peil houden van de populatie, er duidelijke afspraken gemaakt zijn over de wijze waarop deze zeehonden gedood zullen worden, deze toezeggingen zwart op wit zijn vastgelegd, als ik pleit voor het herinstellen van het panel en als wij zullen trachten binnen de Europese Unie zoveel mogelijk lidstaten aan onze kant te krijgen, dan zal dit wel degelijk indruk maken. Een oproep aan een aantal collega's zal wel resultaat hebben.

Men kan zijn best doen, men kan zich inzetten, maar dat garandeert niet dat wij absoluut resultaat zullen hebben.

De heer Herben (LPF):

Voorzitter. Wildbeheer vindt plaats door selectieve afschot van volwassen dieren en niet door die dieren eerst jongen te laten werpen die je vervolgens kunt doodknuppelen. De minister zegt heel praktisch dat er een importverbod is voor jonge dieren. Met hem wil ik dat verbod niet in gevaar brengen. Het geldt slechts voor dieren van twee weken oud. Is de minister bereid, na te gaan of die termijn kan worden opgerekt naar bijvoorbeeld vier weken oud?

Minister Bot:

Ik ben gaarne bereid ook dat element erbij te betrekken. Ik deel uw zorg. Ik heb dezelfde behoefte als velen in deze Kamer om een einde te maken aan deze praktijken. Ik ben ook iemand die weet hoe het internationaal ligt. Met dat realisme in gedachten moet je trachten een maximaal effect te bereiken. Dit is een heel nuttige suggestie, waaraan men veel sneller gehoor kan geven dan aan een totaal verbod.

De voorzitter:

Voordat ik overga tot de regeling van werkzaamheden, wil ik kort iets tot u zeggen.

Geachte medeleden.

Af en toe kunnen wij gelukkig stilstaan bij een vreugdevolle gebeurtenis. Velen onder ons die de afgelopen twintig maanden contact hadden met Russische politici hebben daarbij gewezen op het lot van Arjan Erkel. Dat geldt natuurlijk ook voor de minister van Buitenlandse Zaken.

Namens de Tweede Kamer spreek ik hierbij mijn grote vreugde uit over de vrijlating van Arjan Erkel tijdens het afgelopen paasweekeinde. Ik feliciteer hem, zijn familie en zijn vrienden daarmee van ganser harte. Ik zal deze felicitaties per brief aan de heer Arjan Erkel namens u allen overbrengen.

(Applaus)

Naar boven