Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van orde.

Vragen van het lid Arib aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de berichtgeving dat artsen in ziekenhuizen onvoldoende doen om meer organen beschikbaar te krijgen (NRC, 7 februari jl.).

Mevrouw Arib (PvdA):

Voorzitter. Ik stel mijn vragen naar aanleiding van een artikel op de voorpagina van de NRC van afgelopen zaterdag. Ik ben door dat artikel verrast. Uit het artikel blijkt dat een op de drie artsen vindt dat het te veel tijd kost om organen uit te nemen, terwijl 25% van de artsen vindt dat hun afdeling te overbelast is om organen uit te nemen. Onderzoekers van het Academisch Ziekenhuis Groningen concluderen dat het niet aan de nabestaanden ligt of er toestemming wordt gegeven voor orgaandonatie maar aan de motivatie van de arts die het verzoek tot orgaandonatie doet.

Voorzitter. Er wordt dit voorjaar bekeken of er een ander systeem gehanteerd moet worden voor orgaandonatie. We hebben op dit moment een wet die ervoor moet zorgen dat er meer organen beschikbaar komen. Werkt deze wet ondanks alle aanvullende maatregelen niet? Wij weten dat er voor orgaandonatie wachtlijsten van ongeveer vier jaar zijn en dat mensen als gevolg van een tekort aan organen komen te overlijden terwijl zij op de wachtlijst staan.

Voorzitter. De PvdA is in 1996 akkoord gegaan met de Wet op de orgaandonatie op voorwaarde dat alles op alles wordt gezet om ervoor te zorgen dat het systeem tot werking komt en er meer organen beschikbaar worden gesteld. Wij wisten van tevoren dat artsen overbelast zijn. Bij de behandeling van de Wet op de orgaandonatie is uitvoerig gesproken over de vraag hoe we ervoor kunnen zorgen dat de artsen meer tijd ter beschikking hebben om meer organen ter beschikking te krijgen. Er zijn speciaal voor deze taak donatiefunctionarissen aangesteld. De minister heeft toen toegezegd dat hij actief voorlichting zal gaan geven om meer donoren op het idee te brengen dat zij organen beschikbaar kunnen stellen. Hoe staat het hiermee? Hoeveel ziekenhuizen hebben inmiddels een donatiefunctionaris? Wanneer zullen alle ziekenhuizen iemand hebben die belast is met orgaandonatie?

Voorzitter. Ik wil ook graag weten hoe het staat met de voorlichting op dit terrein.

Minister Hoogervorst:

Voorzitter. Het verbaast mij niet dat vastgesteld moet worden dat de Wet op de orgaandonatie die nu vijf jaar van kracht is, nog niet naar bevrediging werkt. Er staan in Nederland ongeveer 1400 mensen op de wachtlijst voor een donororgaan. Veel mensen overlijden terwijl ze op die wachtlijst staan. Het afgelopen jaar is het aantal beschikbare donororganen gelukkig met ongeveer 10% toegenomen van 202 naar 222. Dit is echter nog steeds niet genoeg. Het tekort aan organen neemt nauwelijks af.

De regering en ook mijn voorgangers hebben ondertussen niet stilgezeten. Zij hebben op vrij grote schaal donatiefunctionarissen aangesteld in ziekenhuizen. In de praktijk van alle dag krijgen artsen gemiddeld genomen weinig te maken met een donatieprocedure. Het is daarom van belang dat de arts zo vroeg mogelijk in het proces wordt ondersteund door speciaal daarvoor opgeleide donatiefunctionarissen. Op het ogenblik zijn 58 donatiefunctionarissen, over ongeveer 50 ziekenhuizen verspreid, aangesteld. Het heeft geen zin om in de kleinste ziekenhuizen dergelijke functionarissen aan te stellen.

Op dit moment subsidieer ik een pilot van een rekwestorfunctie in de Rotterdamse regio. Een rekwestor is een donatiefunctionaris die speciaal wordt opgeleid om de donatievraag aan de familie te stellen. Dat is juist het moment waarop het vaak misgaat. Amerikaans onderzoek laat zien dat de wijze van vraagstelling bepalend is voor de uitkomst van het gesprek. Ik vind dit daarom een zeer belangrijke pilot.

Wij zijn ook bezig met een continue voorlichting. Mevrouw Arib vroeg daar ook naar. Ik heb het NIGZ gevraagd een nieuwe voorlichtingscampagne te ontwikkelen. Die toezegging aan de Kamer kom ik dus na.

Het onderzoek van het AZG, waarop het krantenartikel is gebaseerd, heb ik nog niet gezien. De resultaten van het onderzoek zijn nog niet gepubliceerd, maar vaak verschijnt daarover al eerder iets in de krant. Uit het artikel in de NRC maak ik op dat één op de drie artsen vindt dat orgaandonatie hun te veel tijd kost. Dat is nu precies de reden waarom mijn voorgangers de desbetreffende maatregelen hebben genomen. Het is interessant om te vermelden dat precies dezelfde vraag ook in 2001 aan artsen is gesteld. Ook toen is aan artsen en verpleegkundigen een vragenlijst voorgelegd. Opmerkelijk is dat in 2001 bijna de helft van hen vond dat ze er te veel tijd mee kwijt waren. In 2003 was dat aanmerkelijk minder; toen had minder dan een derde van hen deze mening. Dat kan het effect zijn van de introductie van de donatiefunctionarissen.

Opmerkelijk is dat uit het onderzoek blijkt dat 24% van de artsen zegt dat zij van de nabestaanden vrijwel altijd toestemming krijgen tot orgaandonatie, maar dat bijna evenveel artsen zeggen dat zij daartoe bijna nooit toestemming krijgen van de nabestaanden. Dat kan erop duiden dat de ene arts meer gemotiveerd is of meer aanleg heeft voor het klaren van dit moeilijke karwei en het aangaan van het moeilijke gesprek met de nabestaanden dan de andere. Dat pleit ervoor om de vraagfunctie bij een gespecialiseerd iemand neer te leggen. Dat hoeft naar mijn mening geen zwaar opgeleide arts te zijn. Een goed gemotiveerde verpleegkundige kan die functie ook gaan vervullen.

Al deze vraagstukken komen bijeen in de evaluatie die op dit moment door Zon MW wordt uitgevoerd. In april is deze evaluatie klaar. De regering wordt daardoor in staat gesteld om zowel over het systeem – toestemming versus het geen-bezwaarsysteem – als de uitvoering beslissingen te nemen. Mijn instinct zegt mij dat die uitvoering nog weleens veel belangrijker kan zijn dan het systeem op zichzelf. In juli kan ik de plannen bij de Kamer indienen. Men zal begrijpen dat ik daar even tijd voor nodig heb, want dat moet via het kabinet gebeuren. Dat plan kan ik niet zomaar rechtstreeks naar de Kamer sturen. Mij lijkt dat wij hierover op een heel korte termijn besluiten kunnen nemen die de werking van de wet zal verbeteren.

Mevrouw Arib (PvdA):

Voorzitter. Ik ben er hartstikke blij mee dat het aantal donoren intussen met 10% is gestegen. Desalniettemin vind ik het onbegrijpelijk dat 25% van de artsen niet actief optreedt voor orgaandonatie. Hoe langer zij daarmee wachten, hoe meer mensen op de wachtlijst komen te staan. Ik wil daarom weten wat de minister op korte termijn concreet zal ondernemen om die 25% alsnog op te sporen en actief te maken.

Ik ben benieuwd naar de reactie van de minister. Bijna elke week verschijnt er iets in de krant over het geen-bezwaarsysteem. Door dit soort berichten ontstaat veel onrust. Er is heel veel behoefte aan duidelijkheid. Wanneer neemt de minister een standpunt in over dit onderwerp? Dat zie ik toch het liefst op korte termijn.

Minister Hoogervorst:

De activiteiten die worden ondernomen om het probleem te mitigeren, heb ik net genoemd. Wat betreft het besluit over het stelsel vond ik het opmerkelijk dat in het artikel bijna evenveel argumenten voor als tegen een stelselherziening werden ingebracht en dat er geen duidelijke conclusie uitrolde. Ik ben in ieder geval nog niet toe aan een conclusie. Wij hebben die wet nu vijf jaar. Wij hebben doelbewust aangestuurd op een evaluatie. Het lijkt mij ook heel verstandig om dat te doen. Er komt een uitgebreide internationale analyse waarom het in het ene land beter werkt dan in Nederland. Als wij al die gegevens hebben, denk ik dat wij die discussie veel beter kunnen voeren. Er verschijnen elke week drie of vier artikelen over deze problematiek. Ik denk dat het veel beter is om een moment af te wachten waarop alle gegevens duidelijk op tafel liggen.

Mevrouw Arib (PvdA):

U kunt wel zeggen dat er dingen niet kloppen in het artikel, maar er wordt terecht een link gelegd met het geen-bezwaarsysteem. Er is een wet aangenomen en er is afgesproken dat er een aantal maatregelen worden genomen, zodat die wet effect heeft. Als dat vervolgens niet gebeurt, is het heel logisch dat men gaat nadenken over een ander systeem, in de hoop dat dit tot betere effecten zal leiden. Dat ligt niet aan het artikel, maar aan de onduidelijkheid.

Minister Hoogervorst:

Het staat iedereen vrij om over een ander systeem te denken. Ik heb daar ook mijn gedachten over, maar ik kan op dit moment nog geen conclusie trekken, omdat ik nog niet alle gegevens op een rijtje heb. Als ik kijk naar wat er gaande is in Nederland, ligt volgens mij de sleutel vooral in een goede uitvoering van de wet. Wellicht kan een stelselherziening nog bijdragen aan het vermeerderen van het aantal orgaandonaties. Nogmaals, wij zitten niet stil, maar er gebeurt veel op het gebied van voorlichting en ondersteuning van de ziekenhuizen. In april krijg ik de evaluatie en in juli kijken wij verder.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Het debat over de evaluatie gaan wij binnenkort voeren, maar D66 was hogelijk verbaasd over één punt in dit artikel, waarvan ik vind dat het daar niet op hoeft te wachten. Dat is het punt dat het in Nederland kennelijk uren langer duurt dan in de landen om ons heen, voordat een orgaan wordt uitgenomen. Dan heb je het niet over toestemming van ouders, maar puur over het uitnemen van organen, met alle consequenties van dien, zoals slechtere kwaliteit van de organen en slechtere kansen voor de ontvangende patiënt. Ik vraag de minister om dat punt mee te nemen bij de evaluatie, maar ook nu, en daar een verklaring voor te zoeken. Ik vind dat dit echt niet kan en ook niet hoeft.

Minister Hoogervorst:

Ik weet niet of dat bericht correct is, maar ik zal het graag laten onderzoeken.

Mevrouw Van Heteren (PvdA):

Wij zitten al heel lang te wachten op de evaluatie en het wetsvoorstel. Keer op keer krijgt de Kamer brieven dat het weer is uitgesteld. De maatschappelijke onrust neemt toe. Deze artikelen dragen ook niet bij aan het scheppen van helderheid. Ik vind het antwoord over het flankerend beleid bij de huidige wet, zoals een voorlichtingscampagne, toch onvoldoende.

Keer op keer is geconstateerd dat er het nodige schort aan de uitvoeringspraktijk in de ziekenhuizen. Dit type onderzoek komt niet voor de eerste keer naar buiten. Als de minister binnen de huidige wet naar boven wil halen wat optimaal is, vraag ik hem om aan wat hardere maatregelen te denken. Hij zegt dat er een paar orgaanfunctionarissen bij kunnen komen, maar ik denk niet dat dit de oplossing zal bieden voor de veel fundamentelere kwestie waarom artsen in de huidige praktijk niet toekomen aan de donatievraag.

Ik heb twee vragen aan de minister. Worden er bij de evaluatie hardere maatregelen voorgesteld en zo ja, welke? Wat is het tijdpad waar de Kamer op mag rekenen, net als de mensen in het land die ons voortdurend bestoken met de vraag wanneer er nu eens helderheid komt bij dit dossier?

De voorzitter:

Voordat ik de minister het woord geef, merk ik op dat een van de leden erop heeft gewezen dat niet de minister, maar de Kamercommissie zelf heeft besloten tot uitstel van het overleg.

Mevrouw Van Heteren (PvdA):

Omdat de minister niet de brieven en stukken had doen toekomen, waarvan was toegezegd dat zij er in december al zouden zijn.

De voorzitter:

Gaat u nu alstublieft niet met mij in discussie wanneer ik een feitelijke mededeling doe. De minister geeft nu antwoord op de rest van uw vragen.

Minister Hoogervorst:

Er is helemaal niets uitgesteld, behalve het algemeen overleg. Het was buitengewoon verstandig van de Kamer om dat algemeen overleg uit te stellen, aangezien pas in april het evaluatierapport uitkomt en in juli mijn standpunt daarover.

Het beeld dat er in de tussentijd niets gebeurt, is niet waar. Ik heb geschetst wat er gedaan wordt. Er zijn ondersteuningsfunctionarissen en donatiefunctionarissen aangesteld. Er is subsidie verleend voor de pilot voor de rekwestorfunctie. U vindt dat misschien onbelangrijk, maar volgens mij is dat de crux van de oplossing. Daarnaast ga ik door met voorlichtingscampagnes. Het is dus absoluut niet waar dat er niets gedaan wordt met dit dossier. Iedere keer worden echter voorafgaand aan de evaluatie zelf momenten gevonden om vragen te stellen.

De publicaties in kranten heb ik niet in de hand. Het is trouwens prima dat kranten dit onderwerp levend houden. Heel veel mensen lezen er dan over en vragen zich dan af of zij wel donor zijn of dat zij dat misschien moeten worden. Prima.

Wij hebben een duidelijke agenda met elkaar afgesproken en laten wij die geduldig afwerken.

Mevrouw Kant (SP):

Geschiedkundig is het wel degelijk zo dat de evaluatie door toedoen van de minister is uitgesteld. Er ligt een kamerbrede uitspraak, een motie van mijn hand, waarin die evaluatie in juni 2003 werd gevraagd. Het duurt dus allemaal wel erg lang. In juni 2004, een jaar later, zullen wij erover spreken.

In de tussentijd kan er best meer gebeuren. Verpleegkundigen en artsen hebben gebrek aan tijd. De minister zegt dat daarvoor donatiefunctionarissen zijn aangesteld. Een ander probleem is het ruimtegebrek op de intensive care en het niet beschikbaar zijn van operatiekamers. Voor deze heel praktische zaken moet op korte termijn een oplossing gevonden worden. Organisatorische redenen mogen er niet de oorzaak van zijn dat een potentiële donor verloren gaat. Wil de minister daarop reageren?

Ik heb ook nog een vraag aan mevrouw Arib van de fractie van de Partij van de Arbeid. De PvdA-fractie heeft met deze wet ingestemd, terwijl toen al duidelijk was dat een systeem van geen bezwaar zou leiden tot meer donoren. Ziet de fractie van de Partij van de Arbeid inmiddels in dat het geen goede beslissing was, in te stemmen met de wet? Is zij inmiddels voor een systeem van geen bezwaar?

Minister Hoogervorst:

Mevrouw Kant vraagt of het gebrek aan bedden op de intensive care bijdraagt aan deze problematiek. Ik sluit niet uit dat als er een overvloed aan IC-bedden was er minder problemen zouden zijn dan nu het geval is. Later deze week is er een algemeen overleg over de IC-problematiek. Ik houd vol dat de capaciteitsuitbreiding die nu plaatsvindt het maximale is dat wij kunnen doen.

Mevrouw Arib (PvdA):

Wij zijn altijd voor een systeem dat bijdraagt aan meer orgaandonaties. Natuurlijk weten wij dat er mensen op de wachtlijst staan en dat wachten tot het risico kan leiden dat mensen komen te overlijden. Wij zijn natuurlijk voor een systeem dat eraan bijdraagt om dit te voorkomen. Wij willen daar wel een zorgvuldig debat over kunnen voeren. Ik meen dat mevrouw Kant destijds mijn motie heeft ondersteund waarin ik om evaluatie van deze wet vraag en de voor- en nadelen van een systeem van geen bezwaar, zodat wij voordat wij tot een dergelijk systeem overgaan een goede afweging kunnen maken.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

Artsen zeggen dat vragen om orgaan donatie te veel tijd kost. Een belangrijke factor lijkt mij in hoeverre een patiënt van tevoren al toestemming heeft gegeven. Is de minister dat met mij eens? Is het dan niet belangrijk om ervoor te zorgen dat meer mensen actief van tevoren ja of nee hebben gezegd?

Minister Hoogervorst:

Daar kan ik volmondig ja op zeggen.

Naar boven