Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 met het oog op de vereenvoudiging, modernisering en harmonisering van de ter zake van de facturering geldende voorwaarden op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (richtlijn facturering) (29036).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

Voorzitter. Dit is lang geen onbelangrijk wetsvoorstel. Op dit moment stelt iedere lidstaat nog zijn eigen eisen aan de btw-bon die ondernemingen moeten opstellen, na 1 januari gaan wij over tot een systeem waarin alle EU-lidstaten nagenoeg dezelfde eisen stellen. Deze harmonisering van de btw-factureringsvereisten zal de Europese handel dan ook zeker vergemakkelijken.

Deze harmonisering heeft naar het oordeel van mijn fractie wel een hoge prijs. Nederlandse ondernemers zullen straks meer en uitgebreider moeten rapporteren. Uit de nota naar aanleiding van het verslag begrijpen wij dat dit voor de meeste andere lidstaten ook zal gelden. Immers, veel lidstaten zullen enkele van hun eigen oude factuurvereisten willen handhaven. Mijn fractie betreurt dat zeer; per slot van rekening is het een doelstelling van dit kabinet om de administratievelastendruk met 25% te verminderen.

De EU-richtlijn moet zeker geïmplementeerd worden, dat staat zo vast als een huis. Voor zover de regering zich houdt aan de regels die in EU-verband zijn opgesteld, is het voor de Kamer een kwestie van slikken of stikken. Wat dat betreft no hard feelings, want we gaan de goede kant op. Maar dit voorstel brengt een administratieve lastenverzwaring mee en het steekt ons dat de wetgever op een cruciaal punt verder gaat dan de EU-richtlijn voorschrijft. Zo wordt de factuurplicht uitgebreid voor een aantal ondernemers die doorgaans leveren aan anderen, met name de groothandelaren. Dat betekent dat zij altijd een btw-bon zullen moeten uitschrijven. Ook de Raad van State vindt dat dit voorstel onvoldoende basis heeft in de EU-richtlijn. Mijn fractie heeft zich bij monde van onze woordvoerder al eerder op het standpunt gesteld dat de EU-richtlijnen zo eng mogelijk moeten worden geïnterpreteerd en zo eng mogelijk in de Nederlandse wetgeving verankerd moeten worden. Waarom neemt de staatssecretaris deze extra stap en op welke andere punten gaat deze implementatie verder dan absoluut noodzakelijk?

Mijn fractie memoreert graag dat de richtlijn al in 2001 is aangenomen. In de richtlijn is gesteld dat de regels per 1 januari 2004 uiterlijk moeten zijn geïmplementeerd. Toch komt de regering nu pas, dus echt op het allerlaatste nippertje, met dit implementatievoorstel. Deze gang van zaken accepteert mijn fractie niet langer. Veel te vaak wordt de Tweede Kamer op het laatste moment voor het blok gezet. Waarom heeft dit wetsvoorstel zo lang moeten duren? Juist vanwege de extra lastenverzwaring die wij aan de ondernemers vragen, vinden wij deze haastige weg zeer ongelukkig gekozen. De nieuwe btw-regels treden al per 1 januari aanstaande in werking en in de praktijk is men nog nauwelijks op de hoogte van de nieuwe factureringseisen. Ook MKB-Nederland heeft hierover geluiden laten horen. De Belastingdienst is van mening dat hij al voldoende doet om ondernemers bekend te maken met de nieuwe regels: zo komen er een brochure en een bijlage bij de OB-aangifte voor 2003. Maar dat is niet voldoende, staatssecretaris! Mijn fractie verzoekt de regering om de ingangsdatum van het wetsvoorstel met drie maanden uit te stellen en om daarnaast een actieve voorlichtingscampagne op te zetten om ondernemers tenminste bekend te maken met alle regels die op hen af komen. Per slot van rekening is de richtlijn, zoals gezegd, al in 2001 aangenomen,.

Een groot deel van de verontrusting van mijn fractie zit ook in het feit dat aan de lidstaten een aantal discretionaire bevoegdheden zijn gegeven; zo heeft de regering carte blanche, dus kan ze buiten het parlementaire proces om met aanvullende regelingen komen. De staatssecretaris weet ongetwijfeld om welke regelingen het gaat. Ik vind dit beangstigend en vraag de staatssecretaris om deze regelingen in ieder geval bij de Tweede Kamer voor te hangen.

Dan rest mij, af te sluiten met de woorden dat aan iets dat op het eerste gezicht een klein, eenvoudig en onooglijk wetsvoorstel lijkt, in de praktijk fikse haken en ogen kunnen blijken te zitten. Ik hoop van harte dat de staatssecretaris ons wat dat betreft gerust kan stellen.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Smeets. Voor haar is dit een bijzondere dag, want zij houdt vandaag haar maidenspeech. Ik verzoek de leden, haar niet te interrumperen.

Mevrouw Smeets (PvdA):

Voorzitter. Voor u is het ook een bijzondere dag, want u hanteert voor het eerst de voorzittershamer, althans in deze zaal.

Het is op de dag af negen maanden geleden dat ik in deze zaal werd beëdigd. Je zou zeggen: hoe kan het mooier. In een echte zwangerschap had ik het niet beter kunnen uittellen, hoewel ik moet bekennen, nog nooit echt zwanger geweest te zijn. Maar, voorzitter, ik zie veel analogie: de onbekendheid met wat er op je afkomt en de spanning van een nieuwe situatie waarin je je bevindt. Mensen omringen je met goedbedoelde adviezen en Kamerleden die dit al hebben meegemaakt en het allemaal heel gewoon vinden, zie je denken: waar maak je je druk om, velen zijn je toch al voorgegaan? Kortom, het zijn gewaarwordingen die ik vaker heb bespeurd bij aanstaande vaders en moeders.

En dan is het grote moment daar. Dat geeft een mooi gevoel. Ik hoop op deze plaats nog vaak te mogen staan en mij, evenals vandaag, hard te maken voor de belangen van het midden- en kleinbedrijf en in het verlengde daarvan voor de administratieve lastenverlichting, want daarover praten wij vandaag. Het gaat over de implementatie van een Europese richtlijn in de Nederlandse wetgeving, waar de ondernemer op korte termijn mee te maken krijgt.

De vereiste invoering per 1 januari 2004 betekent met name voor het MKB een ongelooflijke inspanning. Het lijkt haast een onmogelijke taak voor de ondernemer om de wijze van facturering tijdig aan te passen. Een probleem waar veel MKB'ers zich groen en geel aan ergeren, is de regelgeving die vijf voor twaalf wordt afgekondigd en om twaalf uur moet zijn geïmplementeerd. Telkens weer wordt er allerlei regelgeving uitgevaardigd met een veel te korte invoeringstermijn. Bedrijven wordt het hierdoor onmogelijk gemaakt om tijdig alle informatie in huis te hebben en na te leven. De staatssecretaris heeft op vragen van de PvdA-fractie toegezegd dat de Belastingdienst in de aanvangsfase waar nodig coulance in acht zal nemen. Dit is wat ons betreft te vaag. Wij vragen de staatssecretaris hoe lang hij denkt dat de aanvangsfase zal duren en of hij de coulance waar nodig exacter kan specificeren.

Aan de invoeringsdatum gaat een traject van voorlichting vooraf. Over de voorlichting maakt de PvdA-fractie zich zorgen. De staatssecretaris meldt, dat er bij de Belastingdienst een brochure in de maak is inzake het elektronisch factureren. Kan de staatssecretaris aangeven wanneer deze brochure daadwerkelijk verspreid kan worden en beschikbaar is op de internetsite van de Belastingdienst? Wat nog belangrijker is, is de voorlichting over de wijzigingen van de uitbreiding van de verplichte factuurgegevens voor de betrokken ondernemers. Wij vragen de staatssecretaris om een gedegen voorlichtingscampagne, die eigenlijk gisteren al begonnen had moeten zijn.

De mogelijkheid om facturen elektronisch te verzenden, onder voorbehoud dat de afnemer dat toestaat, juichen wij toe. Zo kunnen Nederlandse ondernemers in alle lidstaten gebruik maken van elektronische facturen. Een dergelijk grootschalig gebruik van een elektronische factuur kan kostenbesparend werken. Bovendien kan het een stimulans betekenen voor de elektronische handel. Als het gaat om het bepalen van de authenticiteit en de integriteit van de elektronisch verzonden facturen door de Belastingdienst, voorziet de PvdA-fractie problemen in de praktijk. Mijn fractie pleit er dan ook voor om op dit punt transparantie te betrachten en de richtlijnen te publiceren. Voor de ondernemers die van de mogelijkheid van elektronisch factureren gebruik willen maken, is het van groot belang dat de richtlijnen zo spoedig mogelijk kenbaar zijn. Mijn fractie is verheugd dat de staatssecretaris heeft gemeld dat de Belastingdienst waarborgt dat in dit kader tussen eenheden van de Belastingdienst geen interpretatieverschillen zullen ontstaan. De PvdA-fractie betreurt dat ondernemers in een tijd waarin het verlichten van administratieve lasten terecht hoog op de politieke agenda staat met nieuwe lasten worden geconfronteerd. Ik ben mij er wel van bewust dat de regels voor deze wetgeving voor een groot deel door Europa worden gedicteerd en daardoor voor een deel onvermijdelijk zijn. Toch vindt mijn fractie dat in Europees verband gestreefd moet blijven worden naar een verdere harmonisering van de factuureisen met zo min mogelijk administratieve lasten voor de ondernemers. In dit verband dringt de PvdA-fractie ook aan op een krachtig Nederlands initiatief om in EU-verband de betaalde btw terug te vragen op basis van elektronische facturen. Voorts moet met spoed bij de Europese Commissie worden aangedrongen op het beschikbaarstellen van een overzicht waarop de factuurvereisten van alle lidstaten worden aangegeven. De omvang van de administratieve lasten die verband houden met de facturering zijn nog niet in kaart gebracht. Het is heel jammer dat deze nulmeting nog niet is uitgevoerd. Hierdoor is het kwantificeren van de administratieve lasten door de invoering van de onderhavige wetgeving nog niet mogelijk. De staatssecretaris spreekt dus een verwachting uit, de verwachting dat dit wetsvoorstel geen uitbreiding van administratieve lasten voor ondernemers met zich meebrengt. Maar helaas, deze verwachting is niet hard te maken. Graag verneem ik hierop een reactie van de staatssecretaris. Het wetsvoorstel voorziet in de mogelijkheid dat bij ministeriële regeling sectoren worden aangewezen waarvoor de factuurverplichtingen kunnen worden versoepeld. De PvdA-fractie dringt erop aan, het bedrijfsleven met spoed te betrekken bij de totstandkoming van deze ministeriële regeling. Ook hier is het vijf voor twaalf.

De voorzitter:

Hartelijk dank, mevrouw Smeets. Ik feliciteer u van harte met deze maidenspeech. U begon met de mededeling dat het inderdaad negen maanden had geduurd. Je zou kunnen zeggen dat het een voldragen maidenspeech was. Dat belooft veel voor de toekomst. Ik zou u graag willen feliciteren en schors de vergadering voor enige momenten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De heer Aptroot (VVD):

Voorzitter. Zwangerschappen zijn niet echt uniek in deze zaal. Dat wij een bevalling meemaken, van een maidenspeech in dit geval, gebeurt echter niet bij elke zwangerschap van een van de leden. Mevrouw Smeets zei terecht dat het wel bijzonder was om haar maidenspeech na negen maanden te houden. Voorzitter. Ik ben het met u eens dat het een voldragen baby was. Soms wordt ook gezegd dat het een mooie baby was. Ik vond dit een heel goede maidenspeech. Het verbaast mij niets. Ik heb mevrouw Smeets weliswaar hier nog niet meegemaakt, maar wij hebben deels dezelfde portefeuille. Laatst traden wij allebei op voor een zaal met 1800 ondernemers. Ik weet wat zij kan. Daarom ben ik niet verbaasd over deze goede prestatie. Mevrouw Smeets, ik feliciteer u van harte met uw maidenspeech en vooral met deze goede maidenspeech.

Het is ons net als mevrouw Van Vroonhoven opgevallen dat wij nu nog snel een en ander moeten regelen in verband met een richtlijn die op 20 december 2001 is aangenomen. Wij vinden dat laat, eigenlijk te laat. Dit moet in de toekomst worden voorkomen. Wij sluiten aan bij de vraag van mevrouw Van Vroonhoven of de invoering niet moet worden uitgesteld met drie tot zes maanden. Een alternatief hiervoor kan zijn, al zouden wij dat eigenlijk niet moeten willen, dat de wetswijziging wel wordt ingevoerd maar dat wij de eerste maanden soepel zijn voor ondernemers die bijvoorbeeld nog bezig zijn met aanpassingen en met het verzamelen van gegevens over computerprogramma's. Wat vindt de staatssecretaris daarvan?

In de nota naar aanleiding van het verslag is duidelijkheid geschapen over een aantal zaken. Er moet veel worden geregeld in een ministeriële regeling. Volgens deze nota zou die voor 1 januari 2004 gereed moet zijn. Ik neem aan dat dit niet op 31 december zal gebeuren. Ik wil graag weten wanneer die regeling komt. Ik vind namelijk dat de Kamer daar kritisch naar moet kijken. Deze regeling bepaalt nog meer de werking dan het wetsvoorstel zelf.

Wij vinden het positief dat elektronische facturering mogelijk wordt. Op de factuur moeten gegevens worden vermeld, zoals het btw-identificatienummer. Bij het verzamelen van gegevens door ondernemers kan natuurlijk altijd een fout ontstaan. Ik het verslag staat: "Als de presterende ondernemer kan aantonen dat hij zorgvuldigheid heeft betracht ten aanzien van de status van zijn afnemer zal dit worden gehonoreerd." Wat wordt hier verstaan onder zorgvuldigheid? Verificatie is in de praktijk niet altijd eenvoudig. Er wordt gezegd dat het btw-identificatienummer kan worden opgevraagd bij de Belastingdienst. Als een klant zich echter zo aandient of als men deze al langer kent, is dat soms omslachtig. Wij vinden dat een ondernemer moet kunnen uitgaan van de informatie die hij van de klant krijgt. Een omgekeerde bewijslast is voor ons geen aanvaardbare optie.

Voor vooruitbetaling van een levering moet een factuur worden uitgereikt en voor de levering zelf ook. Dat betekent dat er twee facturen moeten worden uitgereikt. Dubbele btw-betaling en dubbele btw-verschuldiging kunnen niet de bedoeling zijn. Wij zouden het logisch vinden dat de vooruitbetalingsfactuur in mindering wordt gebracht op de uiteindelijke factuur die daardoor deels een creditfactuur wordt. Is dat toegestaan? Ik doel hierbij op artikel 35, lid 1, onderdelen a en c. Wij willen ook weten of een verwijzing op een creditfactuur indirect kan zijn door vermelding van kooporder of contractnummer.

In artikel 35a, lid 1, staat onder onderdeel l dat bij de levering van een voertuig moet worden aangetoond dat het een nieuw vervoermiddel is. Wij nemen aan dat dit een bijzondere regeling is voor vervoermiddelen die worden vervoerd naar een andere lidstaat. Moet dat alleen in die situatie? Het hoeft toch niet voor elk nieuw voertuig waarvoor een factuur wordt gemaakt?

De VVD-fractie wil minder regels en het kabinet ook. Dit voorstel leidt tot meer regels. Het is uiteraard een EU-verplichting. Er hangt veel af van de ministeriële richtlijn. Ons uitgangspunt is altijd dat wij niet meer moeten regelen en doen dan strikt is vereist vanuit Europa. Het is geruststellend dat alle stijgingen van administratieve lasten leiden tot een extra taakstelling om lasten te verminderen om het uiteindelijke doel van een vermindering van 25% aan het eind van de kabinetsperiode te kunnen realiseren. Het aannemen van het wetsvoorstel door de Kamer, dat zeker wel zal gebeuren, betekent dat de staatssecretaris elders nog wat harder moet schrappen. Wij wensen de staatssecretaris daar succes mee.

Staatssecretaris Wijn:

Voorzitter. Graag feliciteer ik – ik mag zelfs zeggen: namens de regering – mevrouw Smeets met haar maidenspeech. Zij zei: ik sta hier en al die mensen om mij heen vinden het maar gewoon. Ik behoor daar niet toe. Ik denk eigenlijk dat de meesten van ons, leden van het kabinet en van de Tweede Kamer, niet zo denken. Het wordt nooit echt gewoon. Bij elk debat blijf je je zenuwen houden en spanning voelen. Het is ook nooit gewoon om te mogen bijdragen aan het verwezenlijken van ideeën om de maatschappij een beetje mooier te helpen maken. Als ik de uitgangspunten van mevrouw Smeets hoor om de maatschappij een beetje mooier te maken, over het midden- en kleinbedrijf en vermindering van de administratieve lasten, dan komen wij in uitgangspunten erg overeen. Ik hoop dat zij mij daar buitengewoon scherp in zal houden, want het MKB en het verminderen van de administratievelastendruk gaan ook mij ter harte. Ik wens haar buitengewoon veel succes, maar ook veel plezier, als lid van de Kamer. Ik hoop dat wij nog vaak mogen debatteren en overleggen. Heel veel succes!

Ik begin meteen met een belangrijke opmerking van mevrouw Smeets. Zij zei, overigens met anderen, dat wij niet meer administratieve lasten moeten creëren dan nodig zijn. Daar ben ik het van harte mee eens. Ruiterlijk moet hier worden gemeld dat het aantal factuurgegevens toeneemt. Ik denk aan de data van eventuele vooruitbetalingen, als die verschillen van de factuurdatum. Er is een vereiste van opeenvolgende nummering, dat er op dit moment nog niet is. Zo zijn er meer punten.

Dit zijn echter alle zaken die dwingend worden voorgeschreven in de richtlijn. Wij moeten daar in een vroeg stadium in Europa buitengewoon scherp over zijn. Wij hebben vanmiddag nog een algemeen overleg over de Ecofin gehad, onder andere over de douane. Er moet voor worden gezorgd dat de administratieve lasten al in de kiem van het Europese wetgevingsproces zo beperkt mogelijk worden gehouden. Er wordt nu echter een aantal zaken verplicht. Daar kunnen wij niet meer onderuit.

De facultatieve regels nemen wij op één uitzondering na niet over. Dat geldt bijvoorbeeld voor de regel dat er in alle gevallen een btw-identificatienummer van de afnemer op de factuur moet staan, voor de regel dat de plaats waar de facturen worden bewaard wordt gemeld, voor de regel dat de facturen in Nederland moeten worden opgeslagen en voor de strenge eisen die bij elektronisch factureren worden gesteld aan de elektronische handtekening en de kennisgeving vooraf. Ook trekken wij faciliteiten die het bedrijfsleven nu krijgt, maar die wij niet per se hoeven te geven, niet in. Vrijgestelde ondernemers behoeven bijvoorbeeld niet te factureren. In bepaalde omstandigheden vinden vereenvoudigingen plaats, bijvoorbeeld voor openbaar vervoer en taxivervoer, voor spijzen- en drankenverstrekking, benzinebonnen en inruiltransacties. Groothandelsbedrijven mogen met coderingen werken en behoeven niet per se goederenomschrijvingen te gebruiken. De hoofdlijn van het idee dat door de Kamer breed wordt gedeeld, zo min mogelijk administratieve lasten, houden wij absoluut als leidraad bij onze implementatie van de richtlijn. Ik vind het een groot voordeel dat men nu ook elektronisch kan factureren, ook aan afnemers in andere lidstaten, want daardoor worden de administratieve lasten verminderd, net als door de harmonisering in Europa, waardoor een bedrijf altijd weet waar het aan toe is.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

Voorzitter. Mij is nu alleen nog niet duidelijk waarom dit in dit implementatievoorstel is gepropt. Was het niet beter geweest om dit naar het Belastingplan over te hevelen, opdat duidelijk zou zijn geweest dat wij niet verder gaan dan de EU-richtlijn?

Staatssecretaris Wijn:

Voorzitter. Wij voeren hier eigenlijk permanent een discussie over wat wij waar regelen. Omdat deze maatregel geen direct budgettair belang heeft, vind ik het niet helemaal gelukkig om 'm in het Belastingplan op te nemen. Je zou dit geheel kunnen onderbrengen in de technische herstelwet of in een aparte wet met overige fiscale maatregelen. Maar goed, wij hebben nu het onderwerp facturering bij de kop, dus wij hebben alles maar even bij elkaar genomen. Er zit op zichzelf wel iets in om nu te markeren wat er wordt geïmplementeerd. Met de lijn die de fractievoorzitter van het CDA bij de algemene beschouwingen naar voren heeft gebracht, namelijk het zo licht mogelijk implementeren van Europese richtlijnen, ben ik het helemaal eens. Ik moet er overigens bij zeggen dat ik het niet zo gelukkig vind om de implementatie van richtlijnen aan de Kamer voor te leggen die al wat langer bestaan. Ik zou mij ervan af kunnen maken met het argument dat ik pas een paar maanden in functie ben, maar de oproep die bij de algemene beschouwingen gedaan is, is bij mij in ieder geval niet aan dovemansoren gericht.

Er is op gewezen dat er toch ook sprake is van een uitbreiding, namelijk bij de factureringsplicht voor de groothandel. Dat is waar, dat is de enige uitbreiding. Op dit moment hoeft een groothandelaar een afnemer die zich niet als ondernemer presenteert, geen factuur uit te reiken. Nu is de regering bezig met het terugdringen van de administratieve lasten, maar zij voert ook een beleid om situaties die niet helemaal kloppen, niet te gedogen. Dit is een spanningsveld; wij willen deze situaties aanpakken, maar alleen als de administratieve lasten die ermee samenhangen, redelijk zijn. Ik zal een voorbeeld uit de praktijk noemen op grond waarvan wij hebben besloten, in dit geval een uitzondering te maken op de regel dat richtlijnen licht geïmplementeerd worden. Groothan delaren in dranken worden nogal eens geconfronteerd met afnemers die een niet op naam gestelde factuur willen. Natuurlijk zal weleens een groep studenten een bestelling bij een groothandel komen doen of een particulier die in zijn tuin een bruiloft houdt en daarvoor drank nodig heeft. Het zal ook wel voorkomen dat iemand voor een partijtje groot moet inkopen. Uit het verkeer tussen Belastingdienst en groothandels blijkt evenwel dat het niet onaannemelijk is dat het hierbij ook leveranties betreft die niet nodig zijn voor het studentenpartijtje of het huwelijk in de eigen achtertuin. Dat blijkt eveneens uit de frequentie van het aantal naamloze leveringen, de omvang ervan en het percentage van de naamloze afzet van de totale afzet. Er zijn dus stromen van goederen en gelden waarop wij niet helemaal zicht hebben. Hetzelfde geldt als het gaat om groothandels in Chinese of Indische ingrediënten, eveneens een voorbeeld dat allen ongetwijfeld kennen. Ook daar ondervindt men de druk van afnemers om anoniem te leveren. Het is daarbij niet duidelijk of het gaat om toko-afzet of om levering aan een toko. Bij de vleeshandel ondervindt men dit verschijnsel eveneens. Het komt voor dat van één dag alle naamloze leveringen worden samengevoegd in één kasboeking.

Wat de mogelijke verzwaring van de administratievelastendruk betreft, wijs ik erop dat bij groothandels heel vaak wordt gescand en de factuur wordt uitgedraaid. Daarmee is die factuur dus gegeven. Daarom maak ik een relativering met betrekking tot de opmerkingen over de mogelijke verzwaring van de administratievelastendruk. De groothandel zou aan de klant moeten vragen welke tenaamstelling moet gelden. Is sprake van een zakelijke klant of van een ander soort klant? Ik meen dat wij met een relatief beperkte lastenverzwaring – ik ontken niet dat er een lastenverzwaring is – veel zwarte omzetten kunnen aanpakken.

De heer Aptroot (VVD):

Ik begrijp wel wat de achtergrond is van het voorstel. U noemt in uw betoog een aantal sectoren: drankgroothandel, de groothandel in Chinese ingrediënten enz. Misschien maken mensen zelf ook wel pasta's en gaan ze daarvoor ingrediënten kopen. Ik weet niet waar u nog meer mee komt. Het gaat mij echter om de vraag: krijgen wij te maken met een soort identificatieplicht? Er zijn toch grenzen aan wat een leverende ondernemer kan doen. Als een ondernemer komt kopen kan men vragen om het inschrijfnummer bij de Kamer van Koophandel. Een groothandel mag echter ook aan particulieren leveren, maar hoe denkt de staatssecretaris dat gecontroleerd moet worden of de klant al dan niet een ondernemer is?

Staatssecretaris Wijn:

Dan zal ik maar ophouden met het noemen van voorbeelden en niet spreken over de groothandel in vis, mossels, tandtechnische handel, de zelfbedieningsgroothandel enz. Laat ik praktisch zijn: een heleboel zelfbedieningsgroothandels werken met pasjes, want vaak hebben zij geen leveringsvergunning aan particulieren, maar alleen een vergunning voor levering aan zakelijke afnemers. Het kan ook zijn dat zij hun klantenkring beperkt willen houden. Het komt vaak voor dat een dagpasje wordt afgeven, omdat iemand zijn pas is vergeten. Nu vroeg u: gaan wij naar een identificatieplicht bij de groothandel? Natuurlijk niet. Ik zeg ook niet dat wij een waterdicht systeem hebben gevonden. Wat je op de voorgestelde manier wel creëert is dat de groothandel nagaat wie de koper is. Ik wijs er in dit verband nog op dat wij het over groothandels hebben en niet over een Albert Heijn waar op één dag heel veel klanten komen. Een groothandel is een ander soort zaak. Moet de groothandel dan vragen om een identificatienummer? Nee, wel vraagt hij naar de naam en het aders van de koper. Ik vind dat je zoiets aan een groothandel die in een bepaald segment opereert mag vragen. Bij de groothandel hoeft men niet te vragen of de inkopen zijn bedoeld voor privégebruik. Op de factuur staat normaal altijd naam en adres en als dat voortaan bij de groothandel gebeurt, zijn wij af van die constante, ontraceerbare afzet. De heer Aptroot heeft wel in die zin gelijk, voorzitter, dat wij niet de pretentie hebben alles volledig in de klauwen te hebben.

Ik zal het voorstel nader uitwerken in een regeling. Als de Eerste Kamer dit wetsvoorstel heeft aangenomen, zullen wij de Kamer die regeling toesturen. Zij kan daarop vervolgens reageren.

Er is voorts gevraagd of de termijn waarop deze wet in werking moet treden niet erg kort is. Ik vind dat de Kamer hier wel een punt heeft. In de nota naar aanleiding van het verslag ben ik hierover ruimhartig geweest. Voor zover die ruimhartigheid niet als voldoende is ervaren, maak ik daar nu nog een aantal opmerkingen over. Ik hoop echt dat de Kamer ermee akkoord gaat om het onderhavige wetsvoorstel formeel per 1 januari 2004 te implementeren. Het is ook een dwingend voorschrift van Europa om dat per die datum te doen. Als je dat niet doet, verschijn je meteen voor een aantal maanden op een lijst van landen die achterlopen met de implementatie. Dat is buitengewoon vervelend, ook al omdat Nederland zich vaak niet te beroerd voelt om andere landen hierop aan te spreken.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

De staatssecretaris zegt terecht dat wij ons met het oog op onze goede naam in Brussel op 1 januari moeten blijven richten. Het is echter bekend dat er nog verschillende andere EU-richtlijnen bij het departement van Financiën liggen die al lang geïmplementeerd hadden moeten zijn, maar die de minister of de staatssecretaris nog even rustig laten liggen. Waarom is er nu opeens wel haast en waarom moet het wetsvoorstel nu opeens wel per 1 januari aanstaande worden ingevoerd?

Staatssecretaris Wijn:

Dit is een heel lastige vraag, omdat het bijna een verwijt is dat wij het nu goed doen. Wij zouden juist verwijten moeten krijgen, als wij richtlijnen te laat implementeren. Wij maken hier haast mee, omdat wij een poging willen doen om de datum in dit geval wel te halen. Ik kom straks nog terug op uw bezwaren. Ik deel die wel. Daarom zal ik eens goed bekijken welke richtlijnen, die mijn portefeuille betreffen, nog geïmplementeerd moeten worden en wat het schema daarvoor is. Ik begrijp ook dat dit een onbevredigende gang van zaken is, niet alleen voor u omdat u dit nu allemaal in een paar weken voor uw kiezen krijgt, maar ook en juist voor de ondernemers.

Afgelopen week heb ik een gesprek gehad met de verzamelde belastingadviseurs. Daarin kwam de vraag aan de orde hoe hier actief voorlichting over gegeven kan worden. Zodra het wetsvoorstel door beide Kamers is aangenomen, willen wij advertenties in (dag)bladen gaan zetten om ondernemers duidelijk te maken dat er iets nieuws gaat gebeuren. In december zullen wij bij de aangiftebiljetten voor de omzetbelasting een bijsluiter stoppen waarin wij precies aangeven wat de bedoeling is van de nieuwe facturering. Er komen een toelichtend beleidsbesluit en een externe brochure over elektronisch factureren. Ik wil de Kamer dit beleidsbesluit overigens ook wel toezenden. Wij zullen het in ieder geval op de website van de Belastingdienst zetten. Verder zullen wij contact opnemen met de Kamers van koophandel om zoveel mogelijk publiciteit te creëren in de Kamerkranten, omdat die redelijk goed worden gelezen door ondernemers. Voorts zullen wij problemen om in de bladen van VNO-NCW en MKB-Nederland aandacht te krijgen voor de nieuwe factureerregels. Wij hopen ook dat wij in zoveel mogelijk branchebladen free publicity zullen krijgen.

Wij willen het wetsvoorstel per 1 januari 2004 in werking laten treden. Er is gevraagd of wij het bedrijfsleven niet een aantal maanden de tijd moeten geven om zich op een en ander voor te bereiden. Bedrijven kunnen hier in feite morgen al mee beginnen. Wij zullen de eerste drie tot zes maanden echter coulance betrachten in de uitvoering. Mevrouw Smeets vroeg wat ik daarmee bedoel. Welnu, wij gaan ervan uit dat de ondernemer in Nederland over het algemeen van goede wil is. Dat betekent dat wij van onze kant ook van goede wil zijn. Ik begrijp uw zorg en vind ook dat wij ondernemers de tijd moeten geven om zich te prepareren op deze nieuwe wetgeving. Het woord coulance moet dan ook zo worden geïnterpreteerd dat ondernemers die geconfronteerd worden met wat andere eisen voor hun facturen, daardoor niet in de problemen komen. Ondernemers moeten namelijk gewoon bezig zijn met omzet maken en niet met allerlei administratieve rompslomp. Als wij daar dan een nette termijn voor nemen, hoop ik daarmee de zorg die bij u en bij ondernemers leeft, te hebben weggenomen.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

De staatssecretaris ging scherp juridisch formuleren, zei hij, maar ik hoor hem nu zeggen: in redelijkheid en billijkheid coulance betrachten. Wat bedoelt hij daarmee?

Staatssecretaris Wijn:

Ik heb inderdaad per ongeluk juridische taal en de woorden redelijkheid en billijkheid gecombineerd. Wij kijken daarnaar met begrip, met inlevingsvermogen, met empathie, met de wetenschap die wij bij de belastingdienst hebben dat wij mee moeten denken met ondernemers die met problemen worden geconfronteerd, met het idee dat in deze moeilijke economische tijd het geld verdiend wordt in het bedrijfsleven en niet bij de belastingdienst. Helpt dit?

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

Ja.

Staatssecretaris Wijn:

Ik denk dat wij elkaar goed hebben begrepen. Dat doet mij deugd.

De heer Aptroot had nog een vraag over creditfacturering. Ik weet bijna zeker dat deze richtlijn de gang van zaken rondom creditfacturen niet verandert. Dat blijft dus zo gaan als het al ging, behalve dan dat de gegevens worden gebruikt die er nu in zitten. Een creditfactuur moet dan ook gezien worden als een nieuwe factuur. De gegevens zitten dan inmiddels echter al in de computer en kunnen dan ook gemakkelijk worden uitgedraaid.

De heer Aptroot vroeg ook nog naar vervoermiddelen. Daarvoor geldt mutatis mutandis hetzelfde. De achterliggende gedachte wat betreft vervoermiddelen verandert niet. Wij zullen echter nog weleens een discussie voeren over de vraag wanneer een vervoermiddel al dan niet is geïmporteerd en hoeveel dagen het in Nederland mag zijn. De strekking van het wetsvoorstel dat nu voorligt, betreft alleen de elementen die op een factuur moeten staan en niet zozeer de onderliggende materie van afspraken die op dit moment al zijn gemaakt.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de heldere en duidelijke beantwoording. Ik ben blij dat wij hiermee dit wetsvoorstel tot een goed einde kunnen brengen. Een punt blijft mijn fractie knagen – dat zit vrij diep – en dat is het feit dat de richtlijn breder geïmplementeerd is dan Brussel voorschrijft. Omdat mijn fractievoorzitter dit bij de politieke beschouwingen ook naar voren heeft gebracht, wil ik de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de implementatiewet Factureringsrichtlijn verder gaat dan de richtlijn voorschrijft, waardoor een groep ondernemers geconfronteerd wordt met grotere administratieve lasten dan noodzakelijk;

overwegende dat het onwenselijk is als de regering Europese richtlijnen breder implementeert dan Europa voorschrijft;

verzoekt de regering, fiscale implementatiewetten niet meer regelgeving te laten omvatten dan waartoe de EU-richtlijnen noodzaken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Vroonhoven-Kok, Aptroot en Smeets. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7(29036).

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

Voorzitter. Wij onderschrijven ten zeerste dat voor bepaalde groothandelaren aanvullende regelgeving noodzakelijk is. Met het oog op de toekomst merk ik op dat dit eigenlijk een plaats had moeten krijgen in een ander wetsvoorstel.

De heer Aptroot (VVD):

Voorzitter. Ik ga ervan uit dat de ondernemer zich mag baseren op de gegevens die hij van zijn klant krijgt. Als dat het geval is, stemt het antwoord over de zorgvuldigheid mij tevreden.

Ten aanzien van het leveren van een nieuw vervoermiddel praten wij een beetje langs elkaar heen. Ik begrijp dat alleen alle gegevens vermeld moeten worden als aan iemand in een ander EU-land wordt geleverd.

Er staat dat zowel bij vooruitbetaling als bij levering een factuur moet uitgaan. Ik ga ervan uit dat de tweede als een soort creditfactuur gezien moet worden.

Ik vind de termijn waarop een en ander moet ingaan niet zo fraai. Het siert de staatssecretaris dat hij dat met mij eens is. Er zal voor drie tot zes maanden coulance gelden. Dan is er een beetje sprake van gedogen, maar dat kan niet anders. Voor een keer is dit een acceptabele oplossing. Uit ervaring weet ik dat een ondernemer die in december informatie van de belastingsdienst krijgt over zaken die per 1 januari ingaan, het gevoel krijgt schandalig behandeld te worden door de overheid. Dat is natuurlijk niet de bedoeling van de staatssecretaris, dus dit moet in de toekomst vermeden worden.

Staatssecretaris Wijn:

Voorzitter. Ik begin wederom met een compliment aan mevrouw Smeets. Als je tevreden bent, moet je niet langer praten. Dat is een goede inzet. Het is niet aan mij om te verzoeken om dit breed na te volgen, maar het doet mij wel deugd.

Een motie zorgt voor iets meer hete adem in de nek dan een toezegging tijdens een debat. Ik zie haar als een aansporing om dit ook echt vol te houden. Ik onderschrijf dat de EU-wetgeving niet ruimhartiger geïnterpreteerd moet worden dan nodig is. Als de motie wordt aangenomen, voelen wij die hete adem permanent in de nek.

De heer Aptroot nam aan dat de regels alleen gelden als er wordt geëxporteerd naar een ander EU-land. Het gaat echter om regels voor de facturen die door Nederlandse bedrijven zijn uitgegeven. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen facturen voor ondernemers binnen en buiten de EU.

De heer Aptroot (VVD):

Het gaat mij specifiek om nieuwe vervoermiddelen. De BPM en dergelijke spelen geen rol als de voertuigen in Nederland blijven. Ik wil voorkomen dat kleinere bedrijven die een nieuwe auto leveren veel uitgebreider moeten factureren.

Staatssecretaris Wijn:

Ik kan de vraag niet helemaal duiden. Vraagt u om de factuurplicht voor kleine autohandelaren iets aan te passen?

De heer Aptroot (VVD):

Er wordt een aantal extra eisen aan de facturering gesteld. Op het moment dat een nieuwe auto wordt geleverd, moet ook worden aangetoond dat hij nieuw is. Er komen allerlei gegevens bij op de factuur, waarschijnlijk voor het geval de auto naar een ander EU-land gaat, vanwege de BPM-verrekening. Wij willen voorkomen dat elke kleine autodealer allerlei voor de consument volstrekt onbelangrijke gegevens op zijn factuur moet zetten. Wij willen dat dit alleen gebeurt als de auto bijvoorbeeld naar een andere handelaar gaat of naar het buitenland.

Staatssecretaris Wijn:

Dit is een wat technische vraag. Ik denk dat dit probleem zeer beperkt is, omdat zich dit met name voordoet bij de importeur. Een kleine autodealer is geen importeur. Ik dacht dat dit punt in de schriftelijke behandeling is uitgewerkt, want ik weet dat dit is gewisseld. Ik kom er wel in een briefje op terug.

De voorzitter:

U zegt dus toe dat u dit voor aanstaande maandag aan de Tweede Kamer doet toekomen.

Staatssecretaris Wijn:

De heer Aptroot heeft ten slotte gezegd dat je het als een enigszins onfatsoenlijke behandeling ervaart als je in december een bijsluiter krijgt bij je aangiftebiljet voor een regeling die op 1 januari ingaat. Ik kan mij voorstellen dat je je enigszins voelt overvallen. Er wordt op dit moment hard aan die bijsluiter gewerkt. Niet valt uit te sluiten dat deze nog bij de novemberenvelop verzonden kan worden. Zo mogelijk, gebeurt dit dus eerder, maar in ieder geval in december. Wij proberen via de campagne een en ander duidelijk te maken. Ik weet ook dat een blauwe brief vaak ongeopend naar de belastingadviseur wordt doorgestuurd. Je kunt je afvragen in hoeverre je met de envelop ondernemers direct bereikt, maar daar gaan wij wel van uit.

Ik krijg inmiddels de informatie door dat de vereisten ten aanzien van de auto's alleen gelden als zij naar een andere lidstaat gaan. Hiermee zijn wij er uit en vervalt mijn toezegging om de Kamer nog nader hierover te berichten.

Ik dank de Kamer voor de beraadslaging.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Aanstaande dinsdag zal er over het wetsvoorstel en de motie worden gestemd.

Sluiting 19.15 uur

Naar boven