Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2003 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) (28944).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Ik had graag vandaag meegedaan aan de behandeling van de Voorjaarsnota, omdat er natuurlijk al veel is gezegd over waar ik nu over begin. In deze drukke tijden is het echter voor een fractie met negen mensen niet mogelijk om alles te doen en ik houd er ook niet van om dingen half te doen. Vandaar dat ik het hier nog eens zeg. Dit is ook de goede plek, omdat ik het thema graag wil uitdiscussiëren met de minister en staatssecretaris van VWS.

Het gaat mij specifiek om de korting die de zorg dit jaar nog te wachten staat, 1,6% over een halfjaar bekeken. Dat is fors. Wij hebben er in een algemeen overleg al over gesproken. De minister bevestigde desgevraagd dat het een korting volgens de kaasschaafmethode betreft en dat het vervelend is, maar hij zei ook dat het nodig is en verantwoord. Ik herinner het mij kennelijk goed, want de minister knikt. Ik ben het met hem eens wat de kaasschaafmethode betreft en dat het vervelend is. Maar dat hij het verantwoord vindt, daarover verschillen wij van mening, want ik vind het niet verantwoord. Het betreft namelijk de hele zorg, dus ook de gehandicaptenzorg en de ouderenzorg, bijvoorbeeld in verpleeghuizen waar de werkdruk zo gigantisch is dat ik toepassing van deze korting onverantwoord vind. Ik wil graag dat de staatssecretaris inhoudelijk reageert op dit voorbeeld: ik heb een verpleeghuis gebeld met 210 bedden, waar men 4,5 formatieplaatsen zal moeten inleveren vanwege de geplande korting. Straks zijn er dus nog minder mensen om de ouderen de zorg te bieden die nodig is, maar die deze nu al niet kunnen krijgen. Ik vind dat echt niet kunnen. Het mag niet zo zijn dat de ouderen en de gehandicapten in ons land de prijs moeten betalen voor de recessie. Dat kan niet.

Om die reden heb ik een amendement ingediend, om dit jaar af te zien van deze korting in de zorg en de 250 mln op te brengen. In plaats van de korting bedraagt de AWBZ-premieverhoging niet 0,5%, maar 0,6%, dus één tiende meer. Dat wil niet zeggen dat er niet ook andere financiële oplossingen mogelijk waren, maar dit acht ik een oplossing die voor dat halfjaar het gat nog kan opvullen.

Ik heb natuurlijk een aantal mensen in de zorg gebeld en wil ook nog even wijzen op wat de voorgenomen korting in bestuurlijk opzicht betekent. Je gaat nu, midden in het jaar, zeggen dat dit jaar nog 1,6% moet worden bezuinigd. Het is ook onverantwoord om dat uit te voeren in instellingen op zo'n korte termijn. De betrokkenen moeten heel snel verzinnen hoe zij dat gaan doen. Dat zal gevolgen hebben die wij met zijn allen niet willen. Er moet beter nagedacht worden. Hoe moet de minister dit oplossen als hij dat geld echt niet heeft voor de zorg? Ik zou een andere keuze maken. De SP-fractie zou meer geld uittrekken voor de zorg. Nog los van deze vraagstelling vind ik het volstrekt onverantwoord als de minister de bezuinigingen dit jaar wil doordrukken. De instellingen weten namelijk echt niet hoe zij dit moeten opvangen.

De heer Buijs (CDA):

Voorzitter. Ik wil graag een toelichting. Het woord "verpleeghuizen" viel, maar mevrouw Kant spreekt over de AWBZ-sector. Moet ik daar ook alle GGZ-instellingen onder verstaan?

Mevrouw Kant (SP):

Ik wil de hele korting van 250 mln voor de gehele sector terugdraaien. Dit kan financieel worden opgevangen door de AWBZ-premie met 0,1% te verhogen. Daarvoor heb ik een amendement ingediend.

De heer Buijs (CDA):

Geldt dat ook voor alle GGZ-sectoren, dus voor de hele AWBZ? Of geldt het voor de totale zorg?

Mevrouw Kant (SP):

Ik snap uw vraag niet.

De heer Buijs (CDA):

Er is een efficiencykorting voor zowel de curatieve zorg als voor de care. Ik vraag nu om verduidelijking. U had het over verpleeghuizen.

Mevrouw Kant (SP):

Dat was alleen maar een voorbeeld.

De heer Buijs (CDA):

Hoever reikt de compensatie die u wilt bieden aan alle andere zorginstellingen?

Mevrouw Kant (SP):

Die geldt voor alle zorgverleners en zorginstellingen. Ik wil de gehele korting terugdraaien.

De heer Buijs (CDA):

Ook die voor de curatieve zorg?

Mevrouw Kant (SP):

Ja. Een verhoging van de AWBZ-premie met 0,1% is daar voldoende voor. Ik heb het laten uitrekenen.

De heer Buijs (CDA):

Hoe gaat u die kasschuif doen van AWBZ- naar premiegelden?

Mevrouw Kant (SP):

Ik weet niet of u het amendement hebt gezien. Daar staat het namelijk in uitgelegd. Ik voeg dus die 250 mln weer aan de rijksbegroting toe en stel in de toelichting op het amendement voor om de AWBZ-premie met 0,1% te verhogen. Ik heb ook nog even uitgerekend – dat is namelijk altijd een discussiepunt – of wij de grondslag voor de AWBZ-premie niet kunnen vergroten door deze ook over hogere schijven te gaan heffen. Dat zou ook een oplossing kunnen zijn. Daarmee zou echter nu het systeem worden veranderd. Ik ben er overigens erg voor om het systeem te veranderen. Als de verhoging van 0,5% over het systeem die nu wordt toegepast, zou worden toegepast over de derde en de vierde schijf zou het financiële gat ook al zijn gedicht. Ik heb dit niet voorgesteld omdat het technisch te ingewikkeld is. De minister kan echter in de toekomst op dit terrein ook nog het een en ander van mij verwachten.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

Voorzitter. Er is dit jaar veel extra geld naar de zorg gegaan en daar is veel goeds mee gedaan, zoals het verminderen van de wachtlijsten. De efficiencykorting is nu het cadeautje, of eigenlijk de straf, voor instellingen die de wachtlijsten in elk geval voor een deel hebben weggewerkt. De straf die zij nu krijgen, is ons echt een doorn in het oog.

De afgelopen weken zijn met name verpleeghuizen in het nieuws gekomen. Er werd heel duidelijk dat er bij hen niets meer af kan. Mensen krijgen geen water te drinken als zij dorst hebben en al helemaal geen thee, zoals de minister nu. Mensen moeten heel erg lang wachten op heel gewone dingen als naar de wc gaan. Daar kan dus geen geld af.

De efficiencykorting bedroeg eerst 0,8% en werd later verhoogd naar 1,6% omdat bleek dat het niet mogelijk was om deze met terugwerkende kracht op te leggen. Het is geen efficiencykorting maar een ordinaire bezuiniging. Voor een efficiencykorting moet er een plan zijn. Men moet een visie hebben over wat er af kan en waar dat kan. Dat gaat bijvoorbeeld wel een beetje goed met betrekking tot geneesmiddelen en apotheken. Er was eerst een visie en vervolgens werd er wat gedaan. Wij vinden dat deze algemene efficiencykorting zonder visie absoluut niet kan. Het is geen efficiencykorting, het is gewoon schrappen.

Het is interessant dat de D66-fractie vanmorgen al heeft gezegd dat dit een sluipmoord is en dat het één keer mag en daarna niet meer. Is de minister van plan om dit jaar nog een keer zo'n maatregel te nemen? Dan is het voor ons namelijk in ieder geval duidelijk dat de D66-fractie dan enorm gaat dwarsliggen. Wij en anderen gaan dat trouwens ook doen. Of houdt de minister het hierbij?

Wij hebben ook een voorstel gedaan dat eigenlijk vergelijkbaar is met dat van de SP-fractie. Wij zien dat er een financieel probleem is. Wij ontkennen dat niet. Wij willen ook niet de indruk wekken dat wij alleen maar geld willen uitgeven. Wij vinden dat als de AWBZ-premie toch al wordt verhoogd, deze verhoging wel iets groter kan zijn. Dan is er geld en dan blijft de kwaliteit van de zorg in elk geval gehandhaafd. Wij hebben daar ook een amendement over ingediend samen met de PvdA-fractie.

Ik heb nog een voorstel voor een besparing voor de minister. Daar zal hij wel in geïnteresseerd zijn. Herhaaldelijk is uit onderzoek gebleken dat er veel geld weglekt door gebrekkige samenwerking en afstemming binnen en tussen instellingen. Dat is al uit allerlei onderzoek gebleken, maar er gebeurt eigenlijk helemaal niets mee. Is de minister bereid om daarnaar te kijken en een visie op afstemming en samenwerking binnen instellingen te ontwikkelen? Er zou dan wel eens een enorme efficiencyopbrengst kunnen zijn. Ik denk onder andere aan het onderzoek naar wachttijden in de zorg van het ministerie en de inspectie. Daaruit is heel duidelijk gebleken dat heel veel geld kan worden gevonden door betere samenwerking en afstemming en minder eilandencultuur. Is de minister bereid nog voor de begrotingsbehandeling een nota te maken, met zijn visie op afstemming en samenwerking?

De voorzitter:

Wij behandelen nu de suppletoire begroting. Het is niet de bedoeling om nu dit soort beleidsstukken te vragen. Ik verzoek u zich te beperken tot hetgeen u wilt veranderen in de suppletoire begroting.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

Goed, maar ik hoor toch graag van de minister of hij mijn idee tot besparing niet beter vindt. Wij hebben het hier wel over besparingen.

Mevrouw Smits (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. Wij hebben deze week al een discussie met de minister en de staatssecretaris gehad. Bij de Voorjaarsnota hebben wij het ook over de zorg gehad. Mijn inbreng kan dus beperkt worden gehouden.

Er is een grote kostenstijging in de zorg, nodig om het recht op zorg te effectueren. De wachttijden zijn teruggedrongen. Veel mensen hebben de zorg gekregen die nodig was. De uitgavenstijging moet wel worden gedekt.

Wij vinden het prima dat de AWBZ-premie omhoog gaat. Er komt een doelmatigheidskorting van 0,8%. Die vinden wij onverhoeds en onacceptabel. Ik hoef daar niet verder op in te gaan want er is al over gesproken. Bij de behandeling van de Voorjaarsnota heeft onze fractie al een voorstel gedaan. De minister heeft aangegeven dat de bedoeling van die maatregel niet is om de productie af te knijpen. Productie in de zorg klinkt eigenlijk altijd naar, maar de intentie is om de wachttijden verder terug te dringen. Het boter-bij-de-visprincipe blijft. In oktober zal iemand die aanklopt bij een ziekenhuis of een AWBZ-instelling niet te horen krijgen dat het geld op is en dat men na 1 januari maar moet terugkomen. Mijn fractie waardeert dat buitengewoon. Om het recht op zorg te effectueren, achten wij het een dure plicht om de kostenstijging verder te beperken. De minister en de staatssecretaris hebben gesproken over die efficiencykorting. Wij zijn het daarmee niet eens. Wij willen echter graag de doelmatigheid in de zorg opvoeren en menen dit te kunnen bereiken door in ieder geval de enorme verschillen terug te dringen die soms tussen de verschillende instellingen bestaan. Dat er grote verschillen bestaan, bleek bijvoorbeeld uit de rapportages van de wachtlijstbrigades. Er zijn ziekenhuizen met lange wachttijden, er zijn ziekenhuizen die zelfs op de eerste hulp patiënten wegsturen en er zijn ook ziekenhuizen die helemaal geen lange wachtlijsten hebben. Laatst hebben wij een onderzoek gezien over de enorme verschillen in ligduur. Dat kost geld. Hoewel er niet altijd aangesloten zal kunnen worden bij de kortste ligduur, zit er dus nog heel veel ruimte in. Ik heb het gevoel dat daar nog niet heel goed naar gekeken is. Bovendien zijn de oorzaken heel divers: soms is het slecht management, soms zijn het onze eigen bureaucratische regels, soms is het een gebrek aan goede registratie, aan toezicht of aan correctiemechanisme. De minister heeft daarover gezegd vóór een benchmark te zijn. Dat vind ik prachtig. Dat levert ons gegevens op, maar niet de mogelijkheid om daadwerkelijk iets te doen. Ik vraag de minister daarom, maatregelen voor te bereiden die instellingen die goede prestaties leveren, belonen en minder doelmatige instellingen en aanbieders van zorg stimuleren om die betere prestaties te volgen. Ik stel dan ook de volgende motie voor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er verschillen zijn in doelmatigheid en prestaties tussen vergelijkbare instellingen in de zorgsector;

van mening dat het verminderen van die verschillen leidt tot doelmatigheidswinst die ingezet kan worden voor een betere kwaliteit van zorg en voor het verminderen van de wachttijden;

vraagt de regering, maatregelen voor te bereiden die doelmatig werkende instellingen belonen en minder doelmatige instellingen stimuleren tot het verbeteren van prestaties, en de Kamer daarover dit najaar in een aparte nota te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Smits. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6(28944).

De heer Buijs (CDA):

De redenering van mevrouw Smits ondersteun ik in algemene zin. Ik heb echter wel een vraag over het dictum van de motie. Zij vraagt namelijk om doelmatig werkende instellingen te belonen en instellingen die minder doelmatig werken te stimuleren tot beter gedrag. Mag ik hieruit concluderen dat mevrouw Smits extra geld wil geven aan instellingen die het goed doen en de budgetten voor de instellingen die het minder goed doen gelijk laat?

Mevrouw Smits (PvdA):

Ik zal de minister heel graag de ruimte laten om daarvoor zinnige oplossingen te bedenken. Ik heb mijn opvatting zo geformuleerd, omdat met de korting waarmee wij nu geconfronteerd zijn – die korting bedraagt eigenlijk niet 0,8%, maar 1,6% – alle instellingen over één kam worden geschoren. De instellingen die efficiënt werken, die goede prestaties leveren, moeten ook inleveren. Er is in dat verband gesproken over een doelmatigheidskorting. De instellingen die slechter presteren moeten dus evenveel inleveren. Dat vind ik niet redelijk. Daarvoor wil ik een oplossing, welke die ook moge zijn.

De heer Buijs (CDA):

Laten we aannemen dat volgens de benchmark een bepaalde instelling 30% slechter presteert dan de beste. Dan zou die de 30% ook in de tarifiëring moeten terugvinden?

Mevrouw Smits (PvdA):

Nogmaals, dat zou een oplossing kunnen zijn. Met de vraag aan de regering denk ik aan de hele zorgsector. Je kunt voorbeelden bedenken voor de ziekenhuissfeer. Dan kijk je inderdaad heel snel naar de budgetten en de tarieven. In de AWBZ-sfeer heb je grote verschillen tussen GGZ-instellingen, instellingen voor gehandicapten en verpleegoorden. Ik kan niet aangeven wat de beste maatregel zou kunnen zijn. Je kunt iets doen aan het budget, maar ook voor iets anders kiezen. Wat ik altijd prettig vind, is dat je de instellingen en aanbieders die goed werk leveren, niet het gevoel geeft dat zij zich voor niets hebben ingespannen, omdat Den Haag tegen hen zegt: je kunt nog wel wat doelmatiger werken. De mensen die hun best doen, moet je belonen. Dat hoeft niet altijd een beloning in financiële zin te zijn. Je moet ze echter het idee geven dat je ze ondersteunt met het leveren van goed werk.

De heer Buijs (CDA):

Bent u het met mij eens dat op het moment waarop productprijzen worden ingevoerd de doelmatigheid zichzelf beloont?

Mevrouw Smits (PvdA):

Dat zou inderdaad een oplossing kunnen zijn.

Mevrouw Kant (SP):

Volgens mij kan iedereen zich scharen achter de algemene lijn die aan de motie ten grondslag ligt. Ik wil echter wel graag duidelijkheid en weten wat ik steun voordat ik mijn fractie aanbeveel om de motie te steunen. Wat is volgens u doelmatigheid? Is dat voor hetzelfde geld meer zorg leveren of is dat voor hetzelfde geld kwalitatief meer zorg leveren? Tussen het een en het ander zit een essentieel verschil.

Mevrouw Smits (PvdA):

U stelt een heel terechte vraag. Je kunt niet vooraf zeggen wat de doelmatigheid bepaalt. Ik ben begonnen met te zeggen: we hebben het over de zorg en het lijkt er dan op dat dat een heel groot uniform geheel is. Dat is natuurlijk niet waar. Je hebt heel verschillende deelsectoren met heel verschillende regels. Voorop moet staan dat wij beleid hebben ingezet om mensen die zorg te geven die zij nodig hebben. Dat betekent dat je moet werken aan het terugdringen van de wachtlijsten. Dat kan ook betekenen dat je moet zorgen voor een betere kwaliteit van de zorg. Geen van beide wil ik uitsluiten.

Mevrouw Kant (SP):

Met andere woorden: doelmatigheid kent zeker ook het aspect van kwaliteit.

Mevrouw Smits (PvdA):

Ja, want niemand is geholpen met heel snelle zorg als dat niet de zorg is die men wil.

Mevrouw Kant (SP):

En u houdt er ook rekening mee of een instelling alle zorg levert of slechts één soort zorg? Als de instelling één soort zorg levert, zal zij efficiënter kunnenSmits werken. Dergelijke omstandigheden wilt u in aanmerking nemen?

Mevrouw Smits (PvdA):

Ja, ik vraag de regering ook bewust om maatregelen voor te bereiden en ons opties te presenteren en om die vervolgens in de Kamer apart bespreekbaar te maken.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik weet niet of de motie die u hebt ingediend een alternatief voor de efficiencykorting is. Of zegt de PvdA-fractie: nee, we gaan akkoord met de efficiencymaatregel, maar willen in de toekomst een meer gedifferentieerd beleid?

Mevrouw Smits (PvdA):

Wij zijn het niet eens met het opleggen van de efficiencykorting van nu. In het kader van de Voorjaarsnota hebben wij een voorstel met een alternatief ingediend. Het feit dat de regering de huidige maatregel een efficiencykorting heeft genoemd, is voor ons aanleiding om te zeggen: laten wij dan maar eens apart praten over de doelmatigheid. Daarvoor zouden gericht instrumenten moeten worden ingezet.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dus er is sprake van een combinatie van het voorstel dat bij de behandeling van de Voorjaarsnota is ingediend en deze motie. Met beide wilt u tot een nieuw beleid komen

Mevrouw Smits (PvdA):

Ja.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dat is helder.

Voorzitter. Ik kan heel kort zijn, omdat ik vanmorgen bij de behandeling van de Voorjaarsnota over dit onderwerp al iets heb gezegd. Ik vind het echter wel chic hierover bij de behandeling van de suppletoire begroting nog eens opmerkingen te maken. Gisteren hebben wij namelijk een wat ongelukkig algemeen overleg gehad over de ombuigingsmaatregelen. Sprekend namens de ChristenUnie ben ik niet geneigd om op voorhand te roepen dat een taakstelling als voorgesteld onverantwoord is. Ik zeg erbij dat ik niet helemaal gerust ben op de effecten van een dergelijke maatregel voor bepaalde instellingen. Stel dat je behoorlijk actief bent geweest en dat je hiermee wordt geconfronteerd. Ik zie daar mogelijke problemen. Anderzijds vond ik het betoog van de minister gisteren redelijk overtuigend. In deze tijd wordt van iedereen, werknemers, bedrijfsleven, ministeries, kortom van iedereen, gevraagd om bij te dragen aan het opvangen van de tegenvallers in economische zin. Kun je het dan maken om geen beroep te doen op de instellingen?

Ik heb wat dat betreft een cruciale vraag. Ik wil daar helderheid over. Is het juist dat, ongeacht hoever een instelling is met het realiseren van de taakstelling in het kader van de efficiencykorting, het principe boter bij de vis onaangetast blijft, dus tot het eind van het jaar, en dat daar nooit inbreuk op worden gemaakt onder het beslag van de efficiencytaakstelling? Dat zou namelijk in strijd zijn met wat Kamer en kabinet buitengewoon belangrijk vinden.

Minister Hoogervorst:

Voorzitter. Ik begin met een reactie op de vraag van de heer Rouvoet, want hij heeft veel begrip getoond voor mijn betoog van gisteren. De efficiencykorting die nu wordt toegepast, de ombuigingsbijdrage, laat de aanpak van boter bij de vis ongemoeid. Extra prestaties dit jaar worden dus gewoon gehonoreerd met extra geld.

Ik kan vrij kort zijn in mijn beantwoording, want gisteren hebben wij het debat al gevoerd. Alle argumenten zijn toen ter tafel gekomen. Ik blijf van mening verschillen met mevrouw Kant. In deze periode heeft er een enorme groei plaatsgevonden in de zorg. Nu brengen alle geledingen in de maatschappij een offer. Een korting van 0,8% op jaarbasis voor de zorg, hoewel vervelend en hoewel een kaasschaafmethode, blijf ik verantwoord vinden, al is het geen plezierige maatregel. Ik ben gisteren niet officieel ingegaan op het amendement van mevrouw Kant, maar het zal haar niet verbazen dat ik de aanneming ervan ontraad. Mijn politieke bezwaar is duidelijk, maar het is technisch ook niet meer mogelijk de AWBZ-premie per 1 juli nog verder te verhogen.

Mevrouw Tonkens heeft gevraagd of ik nog meer kan besparen door een verbetering van de samenwerking in de eerste lijn. Voorts heeft zij mij verzocht daarover met een aparte nota te komen, nog voor de begrotingsbehandeling. De begroting komt in september. Dan komt er ook een schriftelijke vragenronde. Misschien dat mevrouw Tonkens haar vragen dan kan specificeren. Als dan blijkt dat ik die niet genoegzaam kan beantwoorden, kunnen wij bezien of een aparte nota noodzakelijk is. Het liefst ga ik in de begroting zelf al in op de problematiek die zij aansnijdt. Laten wij kijken hoever wij komen, maar laten wij proberen het aantal nota's niet te zeer te laten oplopen. De begroting wordt een samenbundeling van begroting en zorgnota, een lijvig document dus. Wij gaan proberen daarin zoveel mogelijk mee te nemen. Mocht het niet voldoende zijn, dan kunnen wij altijd nog beslissen een aparte nota op te stellen.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

Ik begrijp het niet helemaal. Wanneer mag ik u dan nog vragen stellen?

Minister Hoogervorst:

Er komt een begroting en dan volgt er altijd een schriftelijke vragenronde. Als u het gevoel heeft dat u te weinig heeft gelezen over de samenwerking in de eerste lijn, zoudt u dan specifieke vragen kunnen stellen. Dan kunnen wij weer antwoorden. Als het dan nog steeds niet voldoende is, kunnen wij verder kijken. Er zit altijd een vrij lange periode tussen de presentatie van de begroting en de uiteindelijke begrotingsbehandeling. Als de Kamer vindt dat er nota moet komen, kunnen wij dat dan alsnog beslissen.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

Voor de helderheid wil ik toch even opmerken dat het mij niet speciaal om de eerste lijn gaat. Het gaat mij om de samenwerking en afstemming tussen zorgverleners onderling en tussen instellingen.

Minister Hoogervorst:

Aangezien de vraagstelling mij nog niet helemaal helder is, denk ik dat wij beter rond de begroting nog een ronde kunnen doen. Dan kunnen wij kijken hoever wij kunnen komen.

Mevrouw Smits heeft terecht gewezen op de grote verschillen in doelmatigheid tussen diverse instellingen in de zorg. Zij roept mij op om niet alleen te benchmarken, maar ook te kijken hoe je op grond van een benchmark tot een soort straf- en beloningsstructuur zou kunnen komen.

Mevrouw Smits (PvdA):

Er staat niet voor niets: andere instellingen te stimuleren tot... Het gaat dus niet zozeer om straffen en belonen.

Minister Hoogervorst:

Een straf kan zeer stimulerend werken.

Mevrouw Smits (PvdA):

Ik geef onmiddellijk toe dat het een theoretische optie is. Er zijn echter nog vele andere opties denkbaar.

Minister Hoogervorst:

Ik begrijp wat u bedoelt. Wat betreft de cure willen wij dat op termijn bereiken met een stelsel – dat heeft uw partij in principe omarmt – van gereguleerde marktwerking, waarin je binnen bepaalde publieke randvoorwaarden instellingen de ruimte geeft om met elkaar te gaan concurreren. Dan zal degene die het beter doet dan de ander, marktaandeel kunnen winnen en eventueel hogere winsten kunnen maken. Dat is de beste manier om dat te bereiken, omdat het vanuit Den Haag, ook als je een goede benchmark hebt, ongelofelijk moeilijk is om daar een systeem op te zetten, waarbij de een wat meer krijgt dan de ander. Daar waar marktwerking niet mogelijk is, bijvoorbeeld in het deel van de AWBZ dat AWBZ zal blijven of waar de marktwerking heel erg beperkt zal zijn, kan de benchmark die wij nu al hebben en die uiteindelijk verplicht zal moeten worden, en het publiceren van gegevens al een behoorlijk sanerende invloed hebben, omdat niemand in de onderste regionen van die lijst wil verkeren. Ik ben er zelf nog helemaal niet over uitgedacht. Ik weet ook nog onvoldoende welke instrumenten wij al hebben en hoe die verder zouden kunnen worden uitgebouwd. Ik schaar mij achter de gedachte van de motie, maar geeft u mij de ruimte om daaraan te bouwen, te beginnen met de begroting. Als dat niet naar bevrediging is, kunnen wij verder kijken. Ik heb op dit moment niet zo'n behoefte om daar een aparte notitie over te schrijven. Ik deel echter de gedachterichting van die motie en wil daar graag verder aan werken. Als de motie mocht worden aanvaard, zal ik proberen daar mijn voordeel mee te doen.

Mevrouw Smits (PvdA):

Ik dank u voor die toezegging. De vorm is inderdaad niet zo heel erg relevant. Wat ik, gehoord de reactie van de minister, graag mee wil geven, is dat je natuurlijk kunt nadenken over de gereguleerde marktwerking en in hoeverre dat effect heeft, maar dat er ook dingen moeten worden gedaan die op het terrein van de overheid liggen en die je, wat voor stelsel je ook hebt, goed zou kunnen bespreken en voor een deel kunt invoeren. Je verliest je namelijk heel snel in een debat over hoe een nieuw stelsel eruit zou kunnen zien en dat kost tijd. Ondertussen kun je heel wat andere dingen doen.

Minister Hoogervorst:

Een markt kan niet goed werken als zij niet transparant is. De zorgmarkt is niet transparant. In dat verband kan een instrument zoals een benchmark goed functioneren. Ook na de stelselwijziging hebben wij dergelijke instrumenten nog nodig. Het een sluit het ander niet uit.

Mevrouw Smits (PvdA):

Vóór de stelselwijziging kunnen al maatregelen genomen worden. Ik wil graag dat die maatregelen geïnventariseerd worden.

Minister Hoogervorst:

Dat ben ik met u eens. Met het oog daarop wordt nu al hard gewerkt aan het vergroten van de transparantie.

De heer Buijs (CDA):

Geeft dit antwoord van de minister mevrouw Smits aanleiding om haar motie in te trekken?

Mevrouw Smits (PvdA):

Ik handhaaf mijn motie voorlopig, want ik ben er nog niet helemaal van overtuigd dat de minister mijn bedoeling begrijpt. Ik wil voorkomen dat alles wordt opgehangen aan het debat over de stelselherziening. Er kunnen nu al zeer voor de hand liggende maatregelen genomen worden, maar daar hebben wij in de Kamer nog niet over kunnen spreken. Ik wil graag dat hier enige samenhang in wordt aangebracht, zonder dat dit vastgeknoopt wordt aan de stelselherziening.

Minister Hoogervorst:

Ik zeg toe dat ik hier in de begroting apart aandacht aan zal besteden.

De voorzitter:

Mevrouw Smits is niet verplicht om nu te zeggen of zij haar motie in stemming zal brengen of niet. Morgen wordt aan het eind van de vergadering gestemd over alle amendementen en moties die in het kader van de behandeling van de suppletoire begroting zijn ingediend. Tot aan die tijd kunnen de indieners zorgvuldige afweging maken.

Ik zie dat mevrouw Tonkens nog een vraag wil stellen, maar ik had het idee dat de minister zijn beantwoording had afgerond.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

De minister heeft een vraag van mij niet beantwoord, namelijk of hij dit jaar of volgend jaar de efficiencykorting nog een keer wil toepassen.

Minister Hoogervorst:

U had gevraagd of ik de efficiencykorting dit jaar nog een keer wilde toepassen. Ik ben dat niet van plan. In het algemeen overleg heb ik gezegd dat een ander type maatregelen mijn sterke voorkeur heeft.

De voorzitter:

Hiermee zijn wij gekomen aan het eind van de behandeling van de suppletoire begroting van...

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Ik krijg nog graag antwoord van de staatssecretaris op mijn vraag over de effecten op de verpleeghuizen.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Voorzitter. Deze vraag is gisteren ook aan de orde geweest. Op dit punt verschillen de minister en ik van mening met mevrouw Kant. De kaasschaafmethode werkt per definitie niet gedifferentieerd. Ondanks dat er incidenteel problemen kunnen ontstaan, zijn wij toch van mening dat deze maatregel verantwoord is. In het licht van de financiële problematiek waar wij voor staan, is zij onontkoombaar.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven