Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, dinsdag a.s. te stemmen over:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Telecommunicatiewet en de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit in verband met de invoering van een regeling voor toegang tot openbare telecommunicatienetwerken bestemd voor het bieden van toegang tot internet en een verduidelijking en een verruiming van de regeling voor toegang tot omroepnetwerken (28203);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de start van de bacheloropleiding klinische technologie (28832).

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda van volgende week:

  • - het wetsvoorstel Regeling van het conflictenrecht inzake adoptie en de erkenning van buitenlandse adopties (Wet conflictenrecht adoptie) (28457);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in verband met de totstandkoming van de Wet conflictenrecht adoptie (28458, R1725);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Provinciewet en de Gemeentewet in verband met nieuwe voorschriften voor begroting en verantwoording (28769);

Ik stel voor toestemming te verlenen tot het houden van wetgevings- c.q. notaoverleg met stenografisch verslag op maandag 26 mei van 13.00 uur-15.00 uur van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de start van de bacheloropleiding klinische technologie (28832).

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Aangezien voor de stukken gedrukt onder de nummers 28814, 28842, 28849 en 28850 de termijnen zijn verstreken, stel Voorzitterik voor dat wat deze Kamer betreft, de daarbij ter stilzwijgende goedkeuring overgelegde stukken zijn goedgekeurd.

Aangezien voor de stukken: 23490, nr. 269 en 28809 de termijnen zijn verstreken, stel ik voor deze stukken voor kennisgeving aan te nemen.

Voorts stel ik voor, de stukken 25657, nr. 26; 28600-V, nr. 58; 28600-XIV, nrs. 105, 134, 135, 136, en 28600-XVI, nr. 120 en 121 voor kennisgeving aan te nemen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Duyvendak.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Voorzitter. Vanavond is er een uitzending van het tv-programma Zembla over de Betuwelijn. Daar is al wat publiciteit over geweest. De makers komen met twee nieuwe feiten; zij zeggen althans dat het feiten zijn. Ten eerste zou blijken dat ook de Betuwelijn voorkomt in de schaduwboekhouding van Bos en dat er daarmee de verdenking is dat er fraude is gepleegd tot een bedrag van rond de 2 mln euro bij de aanleg ervan.

Gisteren hebben wij hier het debat met het kabinet afgerond over de parlementaire enquête bouwfraude. Daarbij heeft minister Donner gezegd dat er een paar zaken bij Bos zijn uitgepikt waarop het OM verder justitieel vervolg zal instellen, maar dat dit wegens gebrek aan capaciteit voor het merendeel van de zaken niet zal geschieden. Het lijkt er zeer sterk op dat de fraude rond de Betuwelijn onder deze laatste categorie valt en derhalve niet vervolgd zal worden.

Het tweede punt waar Zembla mee komt, is dat Duitse autoriteiten zeggen dat de aansluiting op het Duitse net maar 150 treinen per dag zou garanderen. De regering heeft steeds gezegd te streven naar een maximum van 480 treinen op de Betuwelijn per dag. Het maximumaantal van 150 op het Duitse net zou volstrekt onvoldoende capaciteit bieden, een gegeven dat in strijd is met wat de regering ons keer op keer heeft voorgehouden.

Ik heb nagedacht over wat mij nu te doen staat. Ik zou graag de huidige ministers van Justitie en van Verkeer en Waterstaat daarover interpelleren, maar wij zitten een beetje in een gekke situatie doordat het demissionaire kabinet op zijn allerlaatste benen loopt en eigenlijk geen duidelijke uitspraken of toezeggingen meer kan doen. Ik zou er dan het nieuwe kabinet op moeten aanspreken, maar dat is er nog niet en het is feitelijk nog onduidelijk wanneer dit aantreedt. Het lijkt mij nu het meest zorgvuldig om de twee nieuwe ministers van Verkeer en Waterstaat en van Justitie een brief over deze kwestie te vragen, een brief die er dan uiterlijk 2 juni dient te zijn, waarna wij er hier verder over spreken of wij er bijvoorbeeld een spoeddebat over voeren.

Mevrouw Gerkens (SP):

Met alle respect wijs ik op het volgende. Iedereen heeft hier het recht om brieven of andere zaken te vragen, maar ik vind het erg vreemd dat dit gebeurt over een uitzending die niemand nog heeft kunnen zien, ook de andere partijen niet, en dat daarover bij de regeling van werkzaamheden vooraf al iets wordt aangevraagd.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Dat zou inderdaad vreemd zijn, als er nog niets over bekend was, maar er zijn vanochtend persberichten over verschenen en het staat op teletekst. Er is bijvoorbeeld een persbericht van Zembla met allerlei feitelijke gegevens, zodat een en ander inmiddels bekend is.

De voorzitter:

Ik ben het eens met mevrouw Gerkens dat het vooruitlopend op een televisie-uitzending wel erg vroeg is om te vragen om een brief, maar aangezien er inmiddels al perspublicaties zijn verschenen, zouden wij daaraan moeten refereren bij het vragen om deze brief.

Ik stel de Kamer dan ook voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer De Grave.

De heer De Grave (VVD):

Voorzitter. De vaste commissie voor Economische Zaken heeft afgelopen dinsdag een brief gestuurd aan de staatssecretarissen van Economische Zaken en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen met het verzoek, het rapport van de commissie-Franken met betrekking tot de herverdeling van radiofrequenties voor FM en middengolf vanaf vrijdag 23 mei openbaar te maken. Wij hebben heden als commissie van beide staatssecretarissen een negatief antwoord op dat verzoek ontvangen.

Gelet op het spoedeisende karakter van dit onderwerp, zou ik u namens de commissie willen verzoeken, deze brief nog heden aan de agenda van de Kamer toe te voegen.

Namens de vaste commissie deel ik u mede dat dat debat mogelijk aanleiding geeft tot het indienen van moties, waarover nog heden moet worden gestemd, gelet op het spoedeisende karakter van deze zaak.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen en dit punt toe te voegen aan de agenda van heden.

Ik wijs de leden erop dat zij rekening moeten houden met een mogelijke stemming aan het eind van het debat.

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter. Ik wil graag weten wat de uiteindelijke consequentie moet zijn. In de brief van de staatssecretarissen wordt gewezen op de grote financiële, juridische en andere consequenties. Als wij hedenmiddag een debat hebben, gevolgd door een stemming, wil ik graag weten welke intentie daarachter zit en waar wij aan het eind van de middag uitkomen.

De voorzitter:

Dit inhoudelijke element kan aan de orde komen bij dat debat. Procedureel is namens de vaste commissie voor Economische Zaken gevraagd vanmiddag dit debat te mogen voeren. Als daartegen bezwaren bestaan, moet u dat nu naar voren brengen.

De heer Atsma (CDA):

Ik maak mijn opmerking omdat er een brief is gekomen naar aanleiding van het verzoek.

De voorzitter:

Ik heb de brief hier voor mij liggen. De commissie heeft geoordeeld dat deze onvoldoende is en wil om die reden een debat. Begrijp ik het goed dat u geen bezwaar heeft tegen het debat?

De heer De Grave (VVD):

De vaste commissie heeft gisteren in de procedurevergadering besloten een plenair debat te vragen als het verzoek om het rapport openbaar te maken niet zou worden gehonoreerd. Mijn verzoek is dus conform het besluit van de commissie.

De heer Bakker (D66):

Ik begrijp het punt van de heer Atsma. Dat kan inderdaad in het debatje worden gewisseld.

Ik heb een andere procedurele vraag. Kunt u enige indicatie geven wanneer wij dat debatje zullen kunnen houden, gelet op alle andere agendapunten van vanmiddag?

De voorzitter:

Ik verwacht dat wij uiterlijk halfvier kunnen beginnen met dit debat.

Ik stel dus voor, dit punt aan de agenda van hedenmiddag toe te voegen en de spreektijden te beperken tot twee à drie minuten. Ik zal daaraan strikt de hand houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Albayrak.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Voorzitter. Volgende week worden de herziene conclusies van de Europese Conventie bekend en zal Nederland verder onderhandelen over de standpunten die eerder door Nederland zijn ingenomen. Het gaat daarbij o.a. om de samenwerking op de terreinen van Justitie en Binnenlandse Zaken.

De Partij van de Arbeid heeft eerder haar grote zorgen geuit over de standpunten die de minister van Justitie inneemt ten aanzien van het ontwikkelen van een verdergaande samenwerking op de terreinen van het Europese strafrecht. Onlangs heeft er in de NRC een interview met de minister van Justitie gestaan. Naar aanleiding daarvan zijn er weer andere artikelen verschenen. Buitenlandse Zaken heeft eigenlijk een tegenovergesteld geluid laten horen aan dat van de minister van Justitie.

Volgende week komen de herziene conclusies, maar de Kamer heeft totaal geen zicht op het Nederlandse standpunt over een verdergaande of een niet verdergaande, geblokkeerde Europese strafrechtelijke samenwerking.

Daarom wil ik via u, voorzitter, de minister-president, als hoofdverantwoordelijke voor justitiële en Europese zaken, verzoeken de Kamer een brief te sturen met daarin het standpunt dat Nederland inzake de Europeesrechtelijke samenwerking op het terrein van het strafrecht op de Europese Conventie zal innemen. Verder wil ik de minister-president vragen in zijn brief de afspraken weer te geven die in 1999 in Tampere zijn gemaakt. Dat waren principeafspraken over de stappen die met betrekking tot het Europese strafrecht worden gezet. Graag hoor ik wat de stand van zaken is. Gelden de afspraken voor dit traject nog steeds? Is ons standpunt gewijzigd? Kortom, de verwarring moet voor eens en voor altijd worden weggenomen. Daarom lijkt het mij goed dat de minister-president hier zelf namens de regering de Kamer inlicht.

De voorzitter:

Ik stel voor om dit verzoek te honoreren en het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, zodat het zelf kan besluiten wie ons een brief stuurt. Het verzoek is heel nadrukkelijk gericht aan de minister-president.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Mag ik hieraan het verzoek toevoegen om de brief uiterlijk eind volgende week bij de Kamer te laten zijn? De week daarop is er namelijk een debat met in ieder geval de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken in het kader van de JBZ-samenwerking, de samenwerking op het terrein van Justitie en Binnenlandse Zaken. Mocht de brief alarmerende informatie bevatten dan is dat het eerste moment waarop wij in ieder geval met de minister van Justitie van gedachten kunnen wisselen en, indien dat nodig is, met de minister-president zelf voordat wij over de Conventie komen te spreken.

De voorzitter:

Maar volgende week is het een heel bijzondere week, ook een korte week. Daarmee moeten wij wel rekening houden.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Als we dan Hemelvaartsdag overslaan, maar uiterlijk de maandag daarop de brief bij de Kamer hebben, ben ik tevreden.

De voorzitter:

Dit is genoteerd en men weet dus wat wij willen.

Naar boven