Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Gemeentelijke herindeling van het Westland (28839).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Als eerste zou het woord voeren de heer Bruls van de CDA-fractie. Hij is echter nog niet in de zaal. Daarom geef ik het woord aan de heer Boelhouwer voor het houden van zijn maidenspeech.

De heer Boelhouwer (PvdA):

Voorzitter. Het zal medio 2000 zijn geweest toen de kleinere gemeenten in de regio Eindhoven/Helmond strijd leverden vanwege de gemeentelijke herindeling. De kleinere gemeenten die bij de herindeling in die regio waren betrokken, trokken de een na de ander op in de richting van het provinciehuis in Den Bosch om hun gram te halen en om kenbaar te maken dat ze tegen de plannen waren die toen voorlagen. Niets was te gek. De ene gemeente liet zijn inwoners op de fiets komen, de andere had een enorme taart bij zich. Ballonnen werden opgelaten en er werden professionele bureaus ingehuurd om de acties van de bevolking nog meer kleur en smaak te geven. Bij het bezoek van de gemeente Son en Breugel aan Den Bosch hadden de inwoners foto's van de verantwoordelijke gedeputeerden op de grond geplakt en door daar over te lopen konden de mensen hun afschuw van de plannen kenbaar maken.

In die tijd kwam ik op enig moment terecht bij een inwoner van de gemeente Son en Breugel. Geïnteresseerd vroeg ik hem of hij ook met die protestacties had meegedaan. Zijn antwoord was: ach, dat Son en Breugel bij Eindhoven komt, dat maakt mij niet zoveel uit, maar weet u wat erg is? Dat is dat Son bij Breugel is gevoegd, want van die van Son hebben wij tot op de dag van vandaag in Breugel last. En dan hebben wij het over een herindeling die in de jaren vijftig van de vorige eeuw plaatsvond!

Tijdens het herindelingsproces in de regio Eindhoven hamerden de bedreigde gemeenten op de mogelijkheden van samenwerking. Daarmee had men reeds lang ervaring en zij was een succes. Ik zal niet ingaan op de vraag of die constatering van de gemeenten altijd juist was, maar het is opvallend dat in het geval van herindeling – ik maak nu het loopje naar het onderhavige punt – samenwerking altijd als een mooi alternatief wordt opgevoerd. Ik ben dus niet per ongeluk bij het vorige agendapunt verdwaald, de herindeling van Mierlo en Geldrop, maar wel degelijk terechtgekomen bij de herindeling in het Westland.

Vanwege de massale protesten die vaak bij herindeling aan de orde zijn en de tot de politiek doorgedrongen noodzaak om beter naar de burgers van dit land te luisteren, is herindeling minder ingeraakt als instrument om gemeenten te versterken dan in eerdere jaren het geval was. Toch is herindeling nog steeds het instrument bij uitstek om de bestuurskracht van gemeenten te doen toenemen. Alle andere middelen zijn tot nu toe nauwelijks een alternatief gebleken. De stadsprovincies kwamen er niet. De Wet gemeenschappelijke regelingen als indirecte opvolger van de oude stadsgewesten biedt geen oplossing voor de problemen van de stad. De randgemeenten voelen in de regel bijvoorbeeld niets voor zaken als een gemeenschappelijk grondbedrijf waarvan de opbrengsten mede kunnen worden aangewend om de problemen van de grote stad op te lossen. Sociale woningbouw wordt ook niet altijd als eerste prioriteit van een randgemeente gezien. En de kaderwetgebieden dan? Ook daarvoor geldt dat zij eigenlijk niet het alternatief bij uitstek zijn gebleken om de echte stedelijke problematiek die in onze grote steden wel degelijk gevoeld wordt, op te lossen. En hoe is het met de WGR-plus, zou je kunnen vragen. Daar zou het wel mee kunnen, maar dat is nog de vraag. Het is interessant van de minister te vernemen wanneer hij denkt dat dit wetsvoorstel in deze Kamer kan worden behandeld. Of overweegt het nieuwe kabinet mogelijkerwijs om dit weer terug te trekken? Dat zou het zoveelste staaltje zijn van veranderlijk gedrag dat de bestuurlijke organisatie in dit land, zeker op gemeentelijk niveau, vaak kenmerkt. Wij wachten dat dus af. Ik wil graag van de minister horen hoe hij daar tegenaan kijkt.

Vandaag hebben wij het over de herindeling in het Westland. Een zevental gemeenten wordt opgeheven: De Lier, 's-Gravenzande, Maasland, Monster, Naaldwijk, Schipluiden en Wateringen. Er komen twee nieuwe gemeenten voor in de plaats: Westland en Midden-Delfland. De nieuw te vormen gemeente Westland omvat dan de vijf gemeenten Monster, 's-Gravenzande, Naaldwijk, Wateringen en De Lier en komt op 96.000 inwoners uit. Midden-Delfland wordt gevormd door Maasland en Schipluiden met 18.000 inwoners. Daar zit wat onevenwichtigheid in, maar dat zij zo. De omliggende grote gemeenten, Rotterdam, Den Haag en Delft, stemmen in met het voorliggende voorstel. Delft heeft in eerdere instantie een deel van haar noodzakelijke uitbreidingen zekergesteld via een convenant met Schipluiden en ziet die afspraken door deze herindeling naar eigen idee niet in gevaar komen.

Ik merkte reeds op dat gemeentelijke herindeling tot op heden het enige instrument in het openbaar bestuur is om de slagkracht van gemeenten te verbeteren en de bestuurskracht te versterken. Dat er wettelijke mogelijkheden zijn om tot samenwerking tussen gemeenten te komen, doet aan die constatering niets af. Burgers reageren terughoudend, zo niet afwijzend, als herindeling voor hun gemeente aan de orde is. Vooral samenvoeging bij een grote stad wordt dikwijls met kracht afgewezen. Dat "met kracht" is overigens niet hetzelfde als "met kracht van argumenten". De kortste afstand tot de gemeentelijke overheid wordt door burgers als een groot goed gevoeld. Diezelfde burgers verwachten tegelijkertijd ook meer kwaliteit en bestuurskracht van hun gemeentelijke overheid. Daar wringt nou precies de schoen. Het gaat om meer kwaliteit, meer handhaving op niveau, een lokale overheid die ICT inzet om haar burgers te bereiken. Die overheid heeft een zekere schaal nodig om die prestaties te kunnen leveren.

Even leek het erop dat gemeentelijke herindeling als instrument om de slagkracht van gemeenten te versterken totaal achter de horizon zou verdwijnen zonder dat er een goed alternatief voor op tafel zou liggen. Het is goed om bij de behandeling van dit wetsvoorstel te kunnen constateren dat herindeling zeker nog niet uit is. Dat blijkt ook bij de voorgenomen plannen ten aanzien van Gelderland, die naar alle waarschijnlijkheid dit najaar in de Kamer aan de orde zullen komen. Het valt trouwens op dat over die herindeling niets wordt opgemerkt in het conceptregeerakkoord dat deze week bekend werd. De PvdA vraagt zich af hoe deze verandering ten opzichte van het Strategisch akkoord van Balkenende I moet worden geïnterpreteerd, maar wij realiseren ons dat het niet aan deze demissionaire minister is om die vraag te beantwoorden, tenzij hij zo zeker is van terugkeren dat hij dat wel aandurft. Dat hoor ik dan wel. Ik verwijs daarbij naar de opmerkingen die vanochtend gemaakt zijn door de geachte afgevaardigde Fierens ten aanzien van de rol en verantwoordelijkheid van het Rijk bij de duurzaamheid van herindelingen. Het nemen van verantwoordelijkheid en het tonen van bestuurlijke moed is voor parlementariërs soms een betere weg dan het hebben van slappe knieën die verstopt worden onder het motto van luisteren naar de bevolking. Ik wil van de minister weten hoe hij tegen het al dan niet vrijwillig zijn van herindelingen aankijkt. Deelt hij onze mening dat voor het versterken van gemeentelijke bestuurskracht herindeling tot nu toe het enige volwassen instrument is? Is hij van mening dat met deze herindeling oplossingen voor de grootstedelijke problematiek van de omliggende gemeenten Rotterdam, Delft en Den Haag de komende 25 jaar niet in het gedrang komen? Dat was toch een van de criteria die bij herindeling in zijn algemeenheid speelde?

Voor het overige geeft de herindeling in het Westland de PvdA-fractie weinig aanleiding voor het maken van opmerkingen. Het proces heeft zijn loop gehad. Ook heeft de provincie Zuid-Holland gedurende de hele procedure haar recht van bestaan bewezen door het nemen van verantwoordelijkheid bij het zoeken van een oplossing die door het hele gebied wordt gedragen. Dat provinciale staten ten laatste door middel van amendering de Oude Campspolder alsnog aan de gemeente Midden-Delfland toewees, wordt door de PvdA-fractie begrepen en gesteund.

De voorzitter:

Ik feliciteer u van harte met uw welluidende maidenspeech.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter. Als eerste spreker na de heer Boelhouwer wil ik hem ook vanaf deze plaats van harte feliciteren met zijn maidenspeech. Ik ben blij dat ik hem weer als collega tref en hoop in debatten met hem in discussie te mogen gaan.

Ik wil een paar opmerkingen maken over het wetsvoorstel inzake de herindeling van het Westland. Zowel onder het oude beleid als onder het nieuwe beleid zijn wij altijd terughoudend geweest met het beoordelen van herindelingsvoorstellen. Bij twijfel kreeg degene die een wetsvoorstel ter zake indiende, altijd het voordeel van de twijfel. Het kan namelijk altijd anders, maar de vraag is, wanneer het beter is. Dat is vaak een heel complexe afweging. Toch is er altijd heel kritisch gekeken naar de voorstellen, ook in dit geval.

Er wordt nu een grotere prioriteit gelegd bij het verkrijgen van draagvlak op gemeentelijk en provinciaal niveau. Daarbij is het erg belangrijk dat wij als medewetgever een oordeel geven. We moeten kijken naar het geheel, en naar de aansluitingen met de omgeving. We kunnen ons immers niet verschuilen achter het feit dat het voorstel door anderen is voorbereid, of dat nu eenmaal de wens van de provincie en/of de gemeente is.

Bij die afweging is een probleem dat in de bestuursorganen die hiervoor een oordeel hebben gegeven, bijvoorbeeld de gemeente of de provincie, politieke partijen verschillende opvattingen naar voren hebben gebracht. Ook in dit geval was dat zo. De VVD-fracties in de diverse raden, dan wel in de staten, hebben een forse discussie gevoerd over de 5-2- of de 7-0-variant, waarbij wij ernaar neigden, uit te komen bij de 7-0-variant.

Naar het voorliggende voorstel kijkend, merk ik op dat er niets is aan te merken op de gemeente Westland: vijf gemeenten hebben elkaar gevonden, en gaan in groter verband samen. De gemeente zal 96.000 inwoners gaan omvatten. Uit de beantwoording van de vragen blijkt dat de gemeente Westland de grens van 100.000 inwoners niet snel zal overschrijden. Het wordt een mooie, grote gemeente, die zich vooral kenmerkt door heel veel glas, en dat geldt ook voor de vijf samenstellende delen.

In de schriftelijke behandeling heb ik iets meer vragen gesteld over de gemeente Midden-Delfland, om een gevoel te krijgen wat de minister heeft bewogen om met dit voorstel te komen. De fractie vond de splitsing tussen glas en gras op zichzelf heel aardig, om zo tot een ordening te komen, maar ik begreep en begrijp niet dat de Staten van Zuid-Holland de Oude Campspolder, die ontegenzeglijk behoort tot het onderdeel glas, bij Midden-Delfland heeft gevoegd. Ik kan dat verklaren uit partijpolitieke overwegingen, en omdat ik geen nieuweling in dit vak ben, begrijp ik best wat van de achtergrond. Maar toch vraag ik de minister, waarom hij dat voorstel heeft overgenomen, en niet consequent is geweest in de splitsing tussen glas en gras.

Ik heb gefronst bij de keuzes die rondom Delft zijn gemaakt. Eerlijk gezegd had ik dat anders gedaan, maar dan moet ik terugvallen op mijn eerste principe: het kan wel anders, maar de vraag is waar de voorkeuren liggen. Uiteindelijk heeft ook de gemeente Delft "ja" gezegd. Misschien had ik dat ook anders gedaan, maar dat is aan die gemeente. Die uitspraak respecterend, vind ik wel dat er iets ontstaat waarvan ik mij afvraag of dat op lange termijn houdbaar is, of dat er op enige termijn opnieuw zal worden gekeken naar de grenzen van Delft, en de positie van de kern Den Hoorn daarin. Het is duidelijk dat een deel van de discussie daarover gaat. Persoonlijk had ik de grens van de A4 consequent doorgetrokken, en gebruikt om een scheiding te krijgen tussen Delft en Midden-Delfland. Maar nogmaals, het kan op een heleboel manieren. Wij hebben afgesproken dat we dat wat gemeenten en de provincie ervan vinden, heel zwaar zullen laten wegen.

Voorzitter. Ik vraag u, evenals bij het voorstel dat wij vanmorgen behandelden, om spoed te betrachten bij het doorgeleiden van dit wetsvoorstel naar de Eerste Kamer. Het is van belang dat de Senaat voor het zomerreces een wijs oordeel over dit wetsvoorstel velt.

De behandeling van het wetsvoorstel kende een intensieve voorbereiding, ook door mijn fractie. In onze kring komt men gemeentelijk, provinciaal en landelijk op sommige punten tot een andere afweging. Alles overwegend, hebben wij echter liever dit voorstel dan geen voorstel. Wij zullen het dan ook steunen.

De heer Bruls (CDA):

Voorzitter. Mijn excuses dat ik te laat was. Ik had een aantal mensen die het debat op de publieke tribune wilde bijwonen, aangespoord om tijdige aanwezig te zijn omdat het wellicht eerder zou beginnen en dan kom je zelf te laat. Dat is geen goed voorbeeld.

Ik feliciteer de heer Boelhouwer van harte met zijn maidenspeech. Hij hield een uitgebreide beschouwing die tot reactie uitnodigde. Gezien de tijd zou ik er best op in kunnen gaan, maar ik zal dit niet doen.

Er is al vaak opgemerkt dat een gemeentelijke herindeling geen sinecure is. Als het voorstel de eindstreep haalt, is dit de afsluiting van een jarenlang proces. Er wordt veel energie en tijd ingestoken. Er is vaak sprake van frustratie, maar soms ook van vreugde. Dat is ook niet zo vreemd, want het gaat om niets meer of minder dan de existentie – zo men wil de non-existentie – van een gemeente. Daar mag je een goede voorbereiding op loslaten en een stevig debat over voeren.

Een gemeente is meer dan een juridisch afgebakend gebied, meer dan een bestuurslichaam met verantwoordelijkheden en taken. Idealiter vertegenwoordigt een gemeente een gemeenschap van mensen die zich op een of andere wijze verbonden voelen. Om die reden acht mijn fractie het draagvlak onder de bevolking en de gemeentebesturen zeer belangrijk. Een herindeling moet van onderop komen. Dat is de beste waarborg voor een vertrouwenwekkende start van een nieuwe gemeente.

Bij het onderhavige wetsvoorstel is er zeker sprake van draagvlak onder de bevolking. Bij een eerder gehouden volksraadpleging in alle zeven gemeenten waren er duidelijke meerderheden voor de herindeling van het Westland. De gemeentebesturen staan in een jarenlange traditie van bestuurlijke samenwerking. Daaruit hebben zij in 2000 zelf de uiterste conclusie getrokken, namelijk dat voor de toekomstige ontwikkeling van het gebied een gemeentelijke herindeling de beste weg was.

Die stap vergt meer moed dan wij ons hier kunnen voorstellen. Na een aanvankelijke discussie over de schaal van de herindeling – een of twee nieuwe gemeenten – hebben alle zeven gemeenten de huidige voorstellen gesteund. Zowel de provincie Zuid-Holland als het kabinet heeft die wens gevolgd en de CDA-fractie waardeert dat. Tevens is van belang dat de buurgemeenten het onderhavige voorstel steunen, inclusief Rotterdam en Den Haag.

Het is nu zaak dat het voorstel per 1 januari 2004 ingaat, conform de wens van de betrokken gemeenten. Zij moeten zo spoedig mogelijk zekerheid krijgen over de datum van inwerkingtreding, gelet op alle voorbereidingen die reeds getroffen zijn en nog getroffen moeten worden. De CDA-fractie spreekt, evenals bij het wetsvoorstel dat wij eerder vandaag hebben behandeld, de verwachting uit dat de Eerste Kamer het met eenzelfde voortvarendheid wil behandelen als de Tweede Kamer. Ik heb begrepen dat de minister hierover al de nodige duidelijkheid heeft geboden. De voorzitter zal ongetwijfeld bereid zijn om deze boodschap aan de Eerste Kamer over te brengen.

De twee nieuwe gemeenten hebben elk een duidelijk profiel. In de gemeente Westland is de glastuinbouw de kenmerkende economische activiteit. Deze gemeente kan krachtig uitvoering geven aan alle opgaven die zijn vervat in het Integraal ontwikkelingsplan Westland uit 1999. Wij gaan ervan uit dat de glastuinbouw haar grote bijdrage aan de Zuid-Hollandse en Nederlandse economie in deze nieuwe gemeente kan leveren. Hieruit blijkt maar weer eens dat bestuurlijke samenwerking die in herindeling uitmondt, uiteindelijk de maatschappelijke ontwikkeling moet volgen en niet andersom. Ik vraag aan de minister wat de ontwikkelingsmogelijkheden zijn van dit gebied, van de nieuwe gemeente Westland, gezien de schaarste aan vrije ruimte. Voor de nieuwe gemeente Midden-Delfland, is de karakteristiek "grasgemeente" gehanteerd, een gemeente met een uitgesproken groen profiel. Belangrijke taken voor deze gemeente zijn het instandhouden van het groene karakter en van de reconstructie. Naar de opvatting van de CDA-fractie rechtvaardigt dat ook een overgang van de grasgebieden van Delft naar deze gemeente. Het leek er even op dat de minister in zijn antwoord op de schriftelijke bijdrage suggereerde dat er ook andere grasgebieden bij betrokken kunnen worden. Zo werd Rotterdam genoemd. Wij zullen geen amendement indienen om dat ook mogelijk te maken, hoewel het misschien de wens van de logica zou zijn. Midden-Delfland heeft namelijk voldoende mogelijkheden voor woningbouw en economische ontwikkeling. Deze zaken zijn belangrijk voor het geven van voldoende financieel-economische slagkracht aan de gemeente. De CDA-fractie vindt het onder andere om die reden terecht dat de Oudekampspolder bij Midden-Delfland wordt ingedeeld, los van het feit dat de Oudekampspolder niet geheel uit glas bestaat.

Ik wijs nog op een aantal specifieke punten: in 2000 is er een convenant gesloten tussen Delft en Schipluiden dat onder andere voorzag in grondruil tussen beide gemeenten. Dit wetsvoorstel effectueert die afspraken. De CDA-fractie spreekt er waardering voor uit dat men zich ook aan die afspraken houdt. Hoe staat het nu met de voortgang in de uitvoering van de afspraken uit het convenant en met name met de andere afspraken die niet alleen op grondruil betrekking hadden? In dat kader merk ik over de overgang van het Schipluidense gebied in de Voordijkshoornsepolder naar Delft op dat de bewoners daar in mijn ogen niet tevreden zijn met die overgang. Daar ontbreekt het draagvlak op dit moment eigenlijk nog wel. Met name de bewoners die rondom de Dijkshoornseweg en omgeving wonen, zijn ontevreden, doordat zij niet volgens de aanvankelijke plannen zouden overgaan. Bovendien vrezen ze afgesneden te worden van de kern Den Hoorn, waarmee men zich sinds vele jaren verbonden voelt. Kan de minister aangeven hoe de zaken met betrekking tot deze groep bewoners afgehandeld worden? Ik hoop dat een en ander zorgvuldig wordt afgehandeld door het gemeentebestuur van de ontvangende gemeente: Delft.

Ten slotte spreekt de CDA-fractie de hoop uit dat verdere organisatorische inpassing van de diverse ambtelijke apparaten op een zorgvuldige, voortvarende wijze plaats kan vinden. Kan de minister aangeven wat de stand van zaken dienaangaande is? Ik wens in ieder geval de burgers en besturen van de nieuw te vormen gemeente alle goeds toe. Moge het gemeenschapsgevoel spoedig van onderop ontstaan.

Minister Remkes:

Voorzitter. Enkele geachte afgevaardigden hebben aangedrongen op een spoedige invoering van dit wetsvoorstel, liefst per 1 januari 2004. Ik deel die opvatting en daarom ben ik de Kamer erkentelijk voor het feit dat de behandeling zo spoedig plaatsvindt. Ik hoop voor het vervolgtraject ook op een spoedige behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer. Dat moet in ieder geval voor het zomerreces gebeuren, wil die datum haalbaar zijn. Wat ik bij het vorige agendapunt heb aangegeven, geldt dus ook voor dit voorstel.

Voorzitter. Ik heb met waardering kennisgenomen van het feit dat dit voorstel breed door de Kamer wordt gesteund. In de loop van het proces ontstond eensgezindheid doordat zeer zorgvuldig is gehandeld. Ik wijs op de werkzaamheden van de zijde van het provinciaal bestuur van Zuid-Holland, op de wijze waarop de gemeentebesturen daarmee zijn omgesprongen en op de enquête die onder de bevolking is gehouden. Het voorliggende wetsvoorstel is, gezien de bestuurlijke ontwikkelingen in het gebied in het verleden – het Samenwerkingsorgaan Westland in de jaren zeventig, de kaderwet voor Haaglanden en de Bestuurscommissie Westland als onderdeel daarvan in de jaren negentig – een logisch sluitstuk. Het is goed te constateren dat er ook voor Haaglanden winst is, omdat het aantal partners daalt van veertien naar negen.

De heer Boelhouwer heeft het herindelingsbeleid in meer algemene zin ter discussie gesteld. Ik wil daar vandaag niet uitvoerig op ingaan, omdat de Kamer het nieuwe herindelingskader van het demissionaire kabinet controversieel heeft verklaard. Ik zie er wel naar uit om – als mij dat gegeven is – zo snel mogelijk met de nieuwe Kamer en vanuit mogelijkerwijze bestuurlijke verantwoordelijkheden op dat moment, die discussie tot een afronding te brengen, zodat er ten aanzien van de meer algemene lijnen duidelijkheid is over het kabinetsbeleid ter zake en de opvattingen in de Kamer over dat boeiende onderwerp.

Voorzitter. Ik wil toch een enkele opmerking maken. Dat raakt aan de vraag die ook de heer Van Beek op tafel heeft gelegd wat nu nog precies de positie van het Rijk is. Herindeling van onderop en vrijwilligheid als een soort absoluut criterium kan nooit helemaal aan de orde zijn, omdat de wetgever een eigenstandige verantwoordelijkheid heeft. Er moet altijd getoetst worden op de vraag of zich ergens bepaalde bestuurlijke problemen voordoen en of het voorstel dat op tafel komt, in het grotere geheel past. Het Rijk heeft die verantwoordelijkheid en houdt die verantwoordelijkheid wat mij betreft ook zeer uitdrukkelijk. Daarin past op grond van de wet Arhi ook de adviesrol van het provinciaal bestuur.

De heer Van Beek vraagt of het niet een slag mooier had gekund. Ongetwijfeld had het op een enkel onderdeel nog een slag anders gekund. Dat was misschien in het bredere totaal iets mooier geweest. Ik hecht echter ook aan wat er door de bestuursorganen op decentraal niveau van gezegd is en hoe het oordeel erover is. Die oordelen zijn duidelijk. Het is de positie van de rijksoverheid om de vraag te stellen of er zodanig zware en overtuigende argumenten zijn dat het zaak is om van de provinciale advisering af te wijken. Als je je 's ochtends voor de spiegel staat te scheren en je stelt je voor dat je voor een zaal met 1000 mensen staat – er is gewezen op de emotionele beladenheid van het onderwerp "herindeling" – dan moet je dat met overtuiging kunnen verdedigen. Die situatie is naar mijn opvatting op de punten zoals deze door de geachte afgevaardigden zijn genoemd, niet aan de orde, noch bij het grensverloop met Delft noch bij de positie van de Oude Campspolder.

Een aantal geachte afgevaardigden heeft enige voorgeschiedenis vanuit het provinciale niveau op het gebied van herindeling. Ik heb dat zelf ook. Ik herinner mij nog heel goed het voorbereidingstraject van de kant van de Kamer voor de herindeling Groningen, waar ik zelf medeverantwoordelijkheid droeg. Mijn boodschap in de richting van de Kamerleden is toen geweest: "Wij hebben het zeer zorgvuldig gedaan. Als de Kamer het nu nog waagt om daarin te schuiven, dan is het niet best." Dat was in Brabant ongetwijfeld ook het geval.

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter. De heer Remkes nodigt mij in feite uit om alle moties met zijn naam eronder nog eens naar voren te halen. Hij is volgens mij recordhouder op het gebied van wijzigingen in de herindelingsvoorstellen.

Minister Remkes:

Het is goed dat de heer Van Beek over die moties begint, want dat brengt mij bij een opmerking van de heer Boelhouwer. Zijn stelling is dat herindeling het instrument bij uitstek is om de bestuurskracht van gemeenten te vergroten. Wie zich een van de moties-Remkes herinnert die door de Kamer zijn aangenomen – ik probeer altijd een beetje consistent te zijn – weet dat dit ook enigszins gerelativeerd moet worden. Natuurlijk kunnen sommige bestuurlijke knelpunten uitsluitend door herindeling worden opgelost. Voor de regionale problematiek geldt dat er vele wegen naar Rome leiden en dat hoeft niet altijd de weg van de herindeling te zijn. Vrijwilligheid is geen wiskundig begrip. Die discussie kunnen wij voeren in het kader van de nieuwe herindelingsplannen. Ik heb geprobeerd, een beetje duidelijk te maken waar ik in dat debat sta.

Ik noem als voorbeeld het convenant tussen de gemeenten Delft en Schipluiden. De gemeente Delft is op basis daarvan tot de conclusie gekomen dat men goed kan werken met het voorgestelde grensverloop. Wie ben ik dan om te zeggen dat dit niet zo is en dat men het anders had moeten doen?

De heer Bruls vraagt naar de uitvoering van dat convenant. Mijn departement heeft bij de provincie geïnformeerd naar de stand van zaken rond het convenant. Het gaat daarbij met name om de integrale ontwikkeling van de Harnaschpolder voor woningbouw en bedrijvigheid en de groene inrichting van Midden-Delfland. Het provinciaal bestuur heeft mij verzekerd dat Delft en Schipluiden als de twee convenantspartijen hieraan zeer serieus inhoud zullen geven. Ik vertrouw erop dat dit inderdaad zal gebeuren. Wij zullen die ontwikkeling volgen.

Over de splitsing tussen gras en glas heb ik al het een en ander gezegd. Je kunt de afbakening niet altijd precies langs de meetlat leggen. Ik heb de bestuurlijke motivering aangegeven waarom wij het voorstel van het provinciaal bestuur hebben overgenomen. Enige relativering over een absolute splitsing voor de bestuurlijke indeling is wel op haar plaats. Elders in het land komen ook wel splitsingen tussen veen en zand voor.

De heer Bruls heeft gevraagd naar de uitvoering van het IOPW en de toekomstige mogelijkheden voor de glastuinbouw in de nieuwe gemeente Westland. Je kunt de stelling huldigen dat door deze bestuurlijke reorganisatie de ontwikkelingsmogelijkheden van de glastuinbouw beter gefaciliteerd kunnen worden dan in de oude bestuurlijke situatie. Men is nu in staat om met die gemeente van 96.000 inwoners de glastuinbouw in dat gebied nog meer mogelijkheden en potentie te geven dan nu het geval is.

De heer Bruls sprak over de bewoners van de Dijkshoornseweg. Ik ben ik niet op de hoogte van de laatste stand van zaken. Voor vele onderwerpen in deze wereld en zeker voor herindeling geldt dat men niet de illusie moet wekken dat men het altijd alle inwoners voor de volle 100% naar de zin kan maken. Dat geldt ook in dezen met het bestuurlijke proces dat achter ons ligt en de enquête-uitslagen die daaraan ten grondslag liggen. Ik ga ervan uit dat Delft de nieuwe inwoners op basis van goed gastheerschap tegemoet zal treden. Wat mij betreft, is er nu geen aanleiding om op grond van kennelijk lichte gevoelens van onrust die recentelijk zijn ontstaan een wijziging op het voorstel in te dienen.

De heer Bruls (CDA):

Dat was ook niet de portee van mijn opmerking. Wij verkeren nu nog in een fase waarin op de gemeenten die betrokken zijn bij de voorbereiding van dit voorstel zonodig passende druk kan worden uitgeoefend om het op een goede manier op te pakken. Ook van die bewoners hoor ik: wij snappen een aantal zaken wel en een aantal zaken niet, maar wij willen in ieder geval de overgang naar de gemeente op een goede manier kunnen maken. Wellicht zou de minister daarin via de hem ter beschikking staande kanalen een rol kunnen spelen.

Minister Remkes:

Ik weet niet of het op de weg van het Rijk ligt om in zo'n geval een echte rol te spelen. Ik heb niet voor niets gezegd dat ik ervan uitga dat Delft goed gastheerschap zal tonen. Aan dat proces moet ook voor die bewoners op een fatsoenlijke manier handen en voeten worden gegeven.

De heer Bruls (CDA):

Ik verzoek de minister ons in voorkomende gevallen te informeren als er, niet alleen bij dit deel van de herindeling, maar ook op andere gebieden, zaken niet zo goed blijken te gaan in de loop van het proces. Dit proces zal zeker dit najaar verdergaan.

Minister Remkes:

Wij volgen het wel, maar de heer Bruls krijgt van mij geen rapportage, want wij hebben, zoals hij ook weet, in het Strategisch akkoord net afgesproken dat wij serieuze pogingen zullen doen om de papierstroom in te dammen. Ik ga dan niet bij de eerstvolgende gelegenheid aan de Kamer toezeggen dat ik over geheel Nederland zal monitoren of er ergens ontevreden bevolkingsgroepen zijn in relatie tot herindelingsprocessen. Wij moeten ook in dit geval consequent zijn in wat wij doen. Ik zeg dit met een knipoog.

De heer Bruls (CDA):

Zult u de rapportage zelf in de gaten houden?

Minister Remkes:

Als ik in de buurt van Delft kom, zal ik bij gelegenheid wel eens met een paar bewoners aldaar gaan praten, want daar ben ik nooit te beroerd voor.

Wat de overgang van het personeel betreft, kan ik melden dat voor beide gemeenten stuurgroepen zijn ingesteld die op een voortvarende en naar onze waarneming consciëntieuze wijze de reorganisatie aan het voorbereiden zijn. Mij hebben geen signalen bereikt dat hierover tot dusver problemen zijn ontstaan. Mochten die ontstaan, dan verkeer ik in de wetenschap dat het provinciaal bestuur van Zuid-Holland daarin een bemiddelende rol zal spelen. Dat vind ik een zeer geruststellende gedachte.

De heer Boelhouwer heeft gezegd: over herindeling staat niets in het Strategisch akkoord. Hij moet dat zo lezen: het beleid van Remkes wordt voortgezet.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Gelet op het verzoek van de heren Van Beek en Bruls stel ik voor, over dit wetsvoorstel nu te stemmen en het meteen door te sturen naar de Eerste Kamer.

Naar mij blijkt, stemt de Kamer hiermee in.

Het wetsvoorstel wordt, na goedkeuring van de onderdelen, zonder stemming aangenomen.

De vergadering wordt van 14.55 uur tot 15.00 uur geschorst.

Voorzitter: Weisglas

Naar boven